Literatuur over de aansluiting onderwijs - arbeidsmarkt


Ben Wilbrink



abstract

CPB (2013). Arbeidsmarkt leraren: aanpassingsmechanismen en aangrijpingspunten voor beleid. I.o.v. OCW. (pdf ophalen CPB-site)

Het CPB heeft nu ook al verstand van de arbeidsmarkt. Zover ik kan zien is dit stuk niet met medewerking van het ROA tot stand gekomen. Afijn, ik ga hier geen tijd in steken. Gelikte grafieken, dat wel.



C. L. Poortman, A. Nelen, A. de Grip, A. F. M. Nieuwenhuis en P. A. Kirschner (2012). Effecten van leren en werken in het mbo: een review studie. Pedagogische Studiën, 89, 288-306. samenvatting




Sally Tomlinson (2013). Ignorant yobs? Low attainers in a global knowledge economy. Routledge. [in KB als eBook] info en preview (pp 1-30)




Mona Mourshed, Diana Farrell & Dominic Barton (2013). Education to employment: Designing a system that works. McKinsey Center for Government. full report


Teveel plaatjes.



Wise, D. (1975). Academic achievement and job performance. American Economic Review, 65, 350-366. preview



Steffanie L. Wilk & Paul R. Sackett (1996). Longitudinal analysis of ability-job complexity fit and job change. Personnel Psychology, 49, 937-967. abstract



College Experiences and Managerial Performance Journal of Applied Psychology, 71, 530-552.



S. S. Dubin (Ed.) (1970). Professional Obsolescence. Teh English Universities Press.



Pieter Boerman (november 1991). Faculteit en arbeidsmarktproblematiek. Een literatuurstudie naar de samenhangen tussen de arbeidsmarrktproblematiek van het w.o. en kenmerken van facultaire onderwijsorganisaties. SCO / Toegepaste Onderwijskunde, Universiteit Twente



P. L. Stroink & F. Andries (1977). Verslag van een onderzoek naar de toetreding van LTS’ers tot de arbeidsmarkt. Nederlands Instituut voor Praeventieve Geneeskunde TNO.



High Educ (2010) 60:369–393 DOI 10.1007/s10734-009-9305-y Different but equal? Assessing European dual HE systems Osmo Kivinen • Jouni Nurmi



Paul de Beer (1994). Arbeidsmarkt in perspectief. Bohn Stafleu Van Lochum.



Paul de Beer (2001). Over werken in de postindustriële samenleving. SCP. proefschrift. In twee delen te downloaden



Uulkje de Jong & Fred Verbeek (2005). Afgestudeerden en de kennissamenleving. Rapport WO-monitor 2002-2003. Kengetallen en analyses. SCO Kohnstamm Instituut pdf



Adnet, Georges Adnet, Paul Minon. Léon Derwa (1956). Contribution à l'étude des professions universitaires. Les ingénieurs en 1955. La profession des docteurs en droit sortis de l'université de Liège de 1899 à 1949. Liège: H. Vaillant-Carmanne. Travaux de l'Institut de Sociologie de la Faculté de Droit de Liège, — VII.



Folke Glastra & Frans Meijers (Red.) (2000). Een leven lang leren? Competentieontwikkeling in de informatiesamenleving. 's-Gravenhage: Elsevier Bedrijfsinformatie. isbn 9061559855




Zoektheorie: De onzichtbare hand zichtbaar maken. Pieter Gautier. TPEdigitaal 2009 jaargang 3(3) pagina 158-176. Artikel (PDF). http://www.tpedigitaal.nl/archief/2_Gautier-3-2009.pdf



Johan Coenen, Frank Cörvers, Didier Fouarge, Christoph Meng, Annemarie Nelen (2009). Onderbenutting van mbo’ers nuttig op de arbeidsmarkt? TPEdigitaal 2009 jaargang 3(3) 103-123 pdf



Blees-Booij, A. (1994). Culturele en economische beroepsstatus van mannen en vrouwen: een tweedimensionele ordening. Amsterdam University Press.



R. Wentholt (Red.) (1967). Buitenlandse arbeiders in Nederland. Leiden: Spruyt, van Mantgem en De Does.



Wendy Smits (2005). The quality of apprenticeship training. Conflicting interests of firms and apprentices. proefschrift Maastricht



Peter Berkhout (2004). Van bul naar baan. proefschrift UvA.



Frank Cörvers (1999). The Impact of Human Capital on International Com petitive ness and Trade Performance of Manufacturing Sectors. Maastricht: Research Centre for Education and the Labour Market (ROA).



Jacob D. Oostwoud Wijdenes (1990). Arbeidsmarkt en curriculum letteren. SCO rapport 217.



Choosing the Right Pond: Social Approval and Occupational Choice By Anandi Mani Williams College and Charles H. Mullin * Vanderbilt University October 2001 Abstract We examine the impact of a desire for social approval on education and occupation choice and model the endogenous determination of perceptions that influence such approval. In a two-sector overlapping generations framework, agents born with ability endowments in both occupations must choose one as their career. An agent’s choice is influenced by social approval, which depends upon the community’s perception of her ability in her chosen career. The accuracy of a community's perception increases with the fraction of its members performing similar work, because it is easier to assess ability in one's own profession. With positive correlation in skills, the desire for social approval, combined with imperfect assessment of ability, leads to multiple steady states. In all steady states there is overcrowding in the favorably perceived occupation, with misallocation across both occupations. Which sector becomes the favorable occupation depends on the initial occupational composition in the community. When skill distributions differ across sectors, positive correlation in skills can result in a loweducation trap as described by Wilson(1987) -- i.e. the entire community opts for the low variance (low-skilled) occupation. The model explains when individual pecuniary incentives may not reduce under-investment in education, and suggests alternative solutions to improve outcomes. JEL Number: J24, I21 bewaard als manimullin.pdf



Maarten Hendrik Jan Wolbers (1998). Diploma-inflatie en verdringing op de arbeidsmarkt. Een studie naar ontwikkelingen in de opbrengsten van diploma's in Nederland. Nijmegen, proefschrift + stellingen. [nog niet gezien]



ROA (2000). Schoolverlaters tussen onderwijs en arbeidsmarkt 2000. + Statistische bijlage. Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt.



Credentials, Signals, and Screens : Explaining the Relationship Between Schooling and Job Assignment Bills, David B. / In: Review of educational research; vol. 73 (2003), afl. 4, pag. 441-470 (30) / 2003 The empirical relationship between educational attainment and credentials with socioeconomic attainment is well established, but why this relationship arises remains in doubt. The author of this article discusses seven types of middle-range theories meant to explain the relationship: human capital, screening (including filtering), signaling, control, cultural capital, institutional, and credentialist theories. In each, the central causal mechanism concerns how employers and job seekers acquire and use labor market information. The author argues that occupational status attainment and wage determination models are not adequate to explain the mechanisms underlying the process whereby the highly schooled become the highly placed in job hierarchies. He indicates the implications of transformations of the American labor market for further assessment of the relationship between educational credentials and job assignment.



Ronald Dore (1976). The diploma disease. Education, qualification and development. Berkeley: University of California Press.



Pierre Merle (Dir.) (1993). La compétence en question. École, insertion, travail. Presses universitaires de Rennes.



Wiemer Salverda (1992). Youth unemployment. Dynamics of the Dutch labour market 1855-1988. Proefschrift RUG / Wolters-Noordhoff.



McKinney, Arlise P., Kevin D. Carlson, Ross L. Mecham III, Nicholas C. d'Angelo, Mary L. Connerley (2003). Recruiters' use of GPA in initial screening decisions: higher GPAs don't always make the cut. Personnel Psychology, 56, 823-845.abstract




Boer, Peter den (1995). Scholing van laag opgeleide volwassenen. Een onderzoek naar de inrichting en effceten van scholing in het kader van de PBVE. Proefschrift RU Groningen. Rion Monografieën onderwijsonderzoek 23.



Taylor, Lee (1968). Occupational sociology. New York: Oxford University Press.



Academisch gevormden. Vraag en aanbod tot 1980. Publikatie van het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen. Deze publikatie is een overdruk van een aantal artikelen, opgenomen in het weekblad van het Departement van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen 'O.K.W. Mededelingen' (jaargang 1959). Deze artikelen beogen een samenvatting te geven van het zgn. 'Rapport Dalmulder.'



Harris, Seymour E. (1949). The market for college graduates. Harvard University Press.



Bruyn-Hundt, Marga (1988). Vrouwen op de arbeidsmarkt. Nederlandse situatie in de jaren tachtig en negentig. Utrecht: Scala/Het Spectrum.



Kazuo, K. (1991/1995 abridged translation). The economics of work in Japan. [Japanese title: Shigoto no Keizaigaku] LTCB Initernational Library Foundation.



Grip, A. de (1987). Onderwijs en arbeidsmarkt: scholingsdiscrepanties. Amsterdam: VU uitgeverij, 1987. Onderstaande kritische samenvatting heeft een meerledig doel. (1). De Grip besteedt veel aandacht aan de theorievorming op het gebied van de aansluitingsproblematiek tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt. Het begrippenapparaat, hoewel dat sterk eenzijdig economisch gekleurd is, is mogelijk van belang als theoretisch kader om het denken over de relatie tussen onderwijs en arbeidsmarkt voor academici richting te geven, in concreto ook als theoretisch kader voor de lopende onderzoeken aan de UvA naar de relatie tussen onderwijs en arbeidsmarkt voor een aantal vakgebieden. De samenvatting zal mogelijk bruikbare begrippen en indelingen aangeven. (2). Het empirisch materiaal van De Grip bevat mogelijk relevante data voor de werkgelegenheidsproblematiek voor academici. (3). Men mag vermoeden dat bij een poging om vanuit het intellectuele domein van het economisch denken de problematiek te verhelderen zelfs een geslaagde poging nog aanzienlijk kan worden verbeterd door vanuit andere disciplines (ik heb in het bijzonder het oog op de differentiële psychologie, zowel waar het verschillen tussen mensen betreft, als de selectiepsychologie) toevoegingen te suggereren. (4). In het bijzonder zal gelet worden op mogelijkheden om vanuit theoretische noties en gesignaleerde empirische regelmatigheden te komen tot modelvorming op grond waarvan nieuwe empirische gegevens geduid kunnen worden, vooral vanuit probleemstellingen zoals binnen het w.o. geformuleerd. (5). Een eerste toepassing zal voor de nieuw op te richten studierichting Culturele Studies bestaan uit een analyse van de relatie tussen onderwijs en arbeidsmarkt, waarbij de schaars beschikbare gegevens zullen worden aangevuld met een analyse van althans theoretische mogelijkheden en onmogelijkheden, redelijke verwachtingen en onredelijke hoop. Het onderwerp van de Grip is het kwalitatief uiteenlopen van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt. 'Deze studie heeft als doel de achterliggende oorzaken van de aansluitingsproblematiek te analyseren, in de hoop daarmee het inzicht te vergroten in de factoren die belangrijk kunnen zijn voor een meer flexibele kwalitatieve aansluiting van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt.' (p. 10, mijn onderstreping) In zijn inleiding signaleert de Grip dat 'de enorme expansie van de kwartaire sector in de jaren '60 en '70 volgens verwachting de komende jaren om zal slaan in een daling van de werkgelegenheid in deze sector (CPB 1986).' Het is een punt van belang, omdat immers het wetenschappelijk onderwijs in niet geringe mate precies aan de kwartaire sector toelevert. Een zwakte van de theorievorming op het onderhavige gebied is dat het althans op het eerste gezicht lijkt te bestaan uit pogingen tot indeling en ordening die niet direct dwingend uit empirische regelmatigheden voortkomen. Hoewel, het is niet zozeer een zwakte, als wel zwakke theorievorming zondermeer, in afwachting van sterkere modellen. geografische discrepanties (p. 11): aanbodoverschot in de ene regio, voor hetzelfde beroep een vraagoverschot in en andere regio. De Grip laat dit in zijn studie buiten beschouwing. Voor academici moet er altijd rekening mee worden gehouden dat aansluitingsproblemen niet bij onze landsgrenzen ophouden: studenten uit het buitenland komen hier studeren en zullen misschien proberen ook in ons land hun vak uit te oefenen; vacatures kunnen (soms expliciet) voor buitenlanders openstaan; voor bepaalde beroepsgroepen is er in eigen land een een aanbodoverschot, in aangrenzende landen mogelijk een vraagoverschot. Goed, het gaat de Grip om scholingsdiscrepanties, in twee dimensies: verschillen in scholingsrichting (tussen beroepsgroepen), en in scholingsniveau (binnen beroepsgroepen), ofwel horizontale en verticale scholingsdiscrepanties, de laatste nog weer onderverdeeld in verschillen in algemeen scholingsniveau, beroepsscholingsniveau, en beroepservaring. Dat lijkt allemaal niet zinloos, maar het is wel globaal en tamelijk willekeurig. Het valt nog te bezien of de Grip er in slaagt tot bevredigende operationalisatie van dergelijke begrippen te komen. Een begrippenpaar dat vaker terug zal keren is dat van onderscholing en overscholing: "Bij een overschot van arbeidskrachten met een te laag scholingsniveau ten opzichte van de kwalificatie-eisen van de openstaande vcatures, kan men spreken van onderscholing. In de omgekeerde situatie, bij een in vergelijking met de openstaande vacatures te hoog scholingsniveau van de werkloze arbeidskrachten, spreken we van overscholing. Eenzelfde onderscheid kan natuurlijk worden gemaakt voor de match tussen werknemer en arbeidsplaats, en dan heet het respectievelijk onderbenutting en overbenutting van werknemers (een begrippenpaar van Hartog, 1980). Het lijkt mij niet onwaarschijnlijk dat het spreken over scholingsdiscrepanties veel aan duidelijkheid wint wanneer dergelijke kunstmatige klassificaties achterwege worden gelaten. "De rationele kern van het onderscheid tussen natuurlijke en kunstmatige klassificaties zit in de overweging dat bij de zogenaamde natuurlijke klassificaties de bepalende kenmerken meestal geassocieerd zijn met andere kenmerken waarvan ze overigens logisch onafhankelijk zijn. (...) taxonomische categorieën als soort, species etc., zoals gebruikt in de biologie, bepalen klassen waarvoor geldt dat organismen diverse biologische kenmerken met elkaar gemeen hebben ànders dan die welke de klasse in kwestie definiëren; vaak geven de zo bepaalde groeperingen ook relaties weer die de phylogenetische oorsprong betreffen." (Hempel, 1952, blz. 53, zoals geciteerd in Wilbrink, 1983, 'Toetsvragen schrijven', p. 131). Het gaat om natuurlijke klassificaties, zoals het de Grip ook te doen is om 'achterliggende mechanismen.' allocatie. Vraag en aanbod van arbeid komen niet vanzelf bij elkaar: er is sprake van allocatieproblematiek, die bovendien niet beperkt is tot alleen een moment tussen afsluiten van scholing en intrede in de arbeidsmarkt. Voorafgaand aan die kritische overstap zijn er al tal van selectieve en allocatieve beslispunten geweest, waarover in de literatuur langzamerhand wel het een en ander is te vinden. Omdat mijn interesse ligt aan de onderwijskant, is het zeker relevant om allocatie- en selectieprocessen in het onderwijs in de analyse te betrekken. Dat is niet meer dan natuurlijk, omdat bijvoorbeeld de universitaire vraagstelling ook is gericht op werving van aankomende studenten, en op voorlichting van studenten bij verandering van studierichting of bij de keuze van bepaalde specialismen. Verrassenderwijs komt dit eerste analytische aanzetje dan al snel uit op het mij bekende terrein van numeriek rendement, uitval en vertraging in het w.o. De eerste aanzetten tot een uitvaltheorie (zoals geformuleerd in de literatuurstudie evaluatie twee-fasenstructuur 1987) hebben direct te maken met de allocatie waar het hier om gaat: die van vraag en aanbod van arbeid, en wel het aspect van de onderlinge concurrentie waarin de aanbieders van arbeid zich kunnen bevinden (in sommige beroepen sterker dan andere, in de natuurwetenschappelijke sterker dan de geneeskundige om de saillante extremen maar eens te noemen).



Astin, A.W. Achieving educational excellence. A critical assessment of priorities and practices in higher education. San Francisco: Jossey-Bass, 1985.



Bie, S.E. de - . Standaardvragen 1987. Voorstellen voor uniformering van vraagstellingen naar achtergrondkenmerken in interviews. Leiden: Vereniging van Onderzoek Instituten, 1987.



Bosch-Zuidgeest, G.M. van den -, en anderen, Academici in het bedrijfsleven. Publikatie in opdracht van de Stichting Stuurgroep Sociaal-Wetenschappelijk Onderzoek en de Commissie Opvoering Productiviteit / SER. Alphen aan den Rijn: Samson, 1976.



Bruinsma, C., M. Einerhand, & F. Kamphuis, Wetenschappelijk onderwijs: bereopsopleiding of meer? Een empirisch onderzoek onder PAW-studenten naar de invloed van de vooropleiding op de opvattingen over onderwijs. In J.F.M.C. Aarts & W.H.F.W. Wijnen (redactie) Studierichtingen in het hoger onderwijs. Bijdragen tot de Onderwijsresearchdagen 1984. Lisse: Swets & Zeitlinger, 1985.



Delden, A.Th. van -, en anderen, Naar een ondernemende universiteit. Utrecht: Veen, 1987. (Een publikatie van het Nederlands Gesprek Centrum)



Glas, G.A., Nieuwkomers in het bedrijf. Een onderzoek naar werving, introductie en opleiding van nieuwe werknemers. Op basis van een onderzoek uitgevoerd door het Instituut voor Toegepaste Sociologie te Nijmegen door J. van den Berg en H.J.M. van den Tillaart. Den Haag: Sociaal-Economische Raad, 1986. (Kluwer Bedrijfswetenschappelijke uitgaven).



Guglielmino, P.J., L.M. Guglielmino, & H.B. Long, Self-directed learning readiness and performance in the workplace; implications for business, industry, and higher education. Higher Education, 1987, 16, 303 - 317.



Haanstra, F., J.K. Koppen, & J.D. Oostwoud Wijdenes, De samenhang onderwijs-beroepspraktijk in de sector van de beeldende kunsten. 's-Gravenhage: Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen Beleidsgerichte studies Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek, 1987.



Hartog, J., & G.A. Pfann, Onderwijsuitval, achtergronden en gevolgen. Economisch Statistische Berichten, 1987, 72, 11-16.



Hol, Th.P.M. Recent afgestudeerde Tilburgse psychologen in 1983 en 1986. Tilburg: Subfaculteit Psychologie, 1987.



Holleman, J.W., & P.J. van Eijl, Algemene vaardigheden in het hoger onderwijs. Onderzoek van Onderwijs, mei 1987, 20 - 21.



Hoof, J. J. van, en J. Dronkers (1980). Onderwijs en arbeidsmarkt. Van Loghum Slaterus. Hövels, B.W.M., & G. Krijnen, Funkties van juristen. Nijmegen: ITS, 1974.



Instituut voor Toegepaste Sociologie, Werkkringen van sociale wetenschappers en sociaal geografen; een funktie-inventarisatie onderzoek onder niet-westerse sociologen, kultureel tntropologen, politikologen, opvoedkundigen, psychologen, sociaal geografen. Nijmegen: ITS, november 1971.



Joostens, Th. H., & E.P.W.A. Jansen, Kenmerken van hoger onderwijs in de ekonomie; de situatie in Groningen. In J.F.M.C. Aarts & W.H.F.W. Wijnen (redactie) Studierichtingen in het hoger onderwijs. Bijdragen tot de Onderwijsresearchdagen 1984. Lisse: Swets & Zeitlinger, 1985.



Krijnen, G. Ontwikkeling funktievervulling van psychologen. Een onderzoek naar de ontwikkeling van funkties die door psychologen in de periode van 1954 tot 1972 zijn uitgeoefend. Nijmegen: ITS, 1975. (deel I: tekst + bijlagen)



Meer, Q. v.d. -, & J. Coopmans, Taakgeoriënteerde studieprogrammering. Bureau Onderzek van Onderwijs, Landbouw Universiteit Wageningen, 1973.



Neervoort, Th.J., & J.M. Verbeek, Taakanalyse planologische beroepen voor studieprogramma planologie. Amsterdam: Stichting Centrum voor Onderwijsonderzoek, 1976 (oorspronkelijk COWO 1976).



Psacharopoulos, G. Links between education and the labour market: a broader perspective. European Journal of Education, 1986, 21, 409-415.



Rumberger, R.W., The job market for college graduates, 1960-90. Journal of Higher Education, 1984, 55, 433 - 454.



Schut, W. De natte vinger van de arbeidsmarktvoorspellers. Intermediair, 1987, 23 # 43, p. 23



SCO / CSHOB, Evaluatie-Onderzoek Wet Twee-fasenstructuur. Zoetermeer: Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen, Beleidsgerichte studies Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek, 1987.



Zomer, H., Graduate unemployment: making sense of a problem. Higher Education and Research in the Netherlands, 1982, # 2, 24 - 35.



Galan, C. de -, & A.J.M. van Miltenburg, Economie van de arbeid. Alphen aan den Rijn: Samson, 1985.



Hartog, J. To graduate or not? Does it matter? Economics Letters, 1983, 12, 193-199. Hartog, J., & J.J.M. Ritzen (red.), Economische aspecten van onderwijs. Lisse: Swets & Zeitlinger, 1986.



Odink, J.G., & van Breemen, R. Studeren of niet? Alternatieve stelsels van studiefinanciering en de gevolgen voor het private rendement van studeren. Economisch Statistische Berichten 1983, 68, 568572. Ook in J.G. Odink, Inkomensherverdeling. Groningen: Wolters-Noordhoff, 1985.



Armbruster, W. Arbeidskräftebedarfsprognosen als Grundlage der Bildungsplanung; eine kritische Analyse. Berling: Max Planck Institut für Bildungsforschung, 1971.



Dalmulder, J.J.J., e.a. Aantallen academici tot 1980, aanbod en behoefte. Rapport van de commissie voor statistisch onderzoek van de Academische Raad (rapport Dalmulder). 's-Gravenhage: 1968.



Dalmulder, J.J.J., e.a. De toekomstige ontwikkeling van het aantal studenten bij het wetenschappelijk onderwijs. Publicatie nr. 13 van de Academische Raad. Rapport van de commissie voor statistisch onderzoek 1970 (rapport Dalmulder). 's-Gravenhage, 1971.



Commissie voor statistisch onderzoek van de Academische Raad. De arbeidsmarkt voor dierenartsen, behoefte, aanbod, overschot in 1980 en 2000. Rapport van de subcommissie behoeftebepaling dierenartsen. 's-Gravenhage, 1971.



Academische Raad. De arbeidsmarkt voor biologen, behoefte, aanbod, overschot, in 1980 en 1990. Rapport van de subcommissie behoeftebepaling biologen. 's-Gravenhage, 1971.



Commissie voor statistisch onderzoek van de Academische Raad. Mogelijke toekomstige maatschappelijke ontwikkelingen die van belang kunnen zijn voor de behoefte aan academici. Academische Raad, 1967.



Godefroy, J. Sociale prognose. Sociale Wetenschappen, april 1960.



Godefroy, J. Artsenbehoefte en artsenvoorziening 1963 - 1982. Tilburg: I.V.A.



Godefroy, J. Tandartsenbehoefte en tandartsenvoorziening, 1967-1987. Vooruitberekeningen op grond van de ontwikkelingstendensen in de sociale tandheelkunde. 1968.



Hartung, D., e.a., Politicologen im Beruf. Stuttgart, 1970.



ITS, Werkkringen van sociale wetenschappers en sociaal geografen. Nijmegen: ITS, 1971.



Nicolas, F., Functies en carrièrepatronen van economen. Tilburg, 1971.



Niland, J.R. Allocation of Ph.D. manpower in the academic labor market. Industrial Relations, 11 # 2, 1972.



Pair, C. de -, Grote groei van studentenaantallen veroorzaakt tekort aan academici; puzzels rond de exponentiële groei. Universiteit en Hogeschool, 1972, 18, 529-534.



Ruiter, R. Vraag en aanbod van afgestudeerden in de literaire faculteit. Universiteit en Hogeschool, oktober 1964.



Westerdiep, A.R., Werkkringen van sociologen. Groningen/Amsterdam, 1970.



EGKS, Functie-analyse en werkclassificatie. Luxemburg, 1967.



ITS, Beroepenklapper, 1971.



NIMAWO, Loopbaanontwikkeling maatschappelijk werkers, cultureelwerkers en personeelwerkers. 's-Gravenhage, 1971.



Rijksarbeidsbureau, Classificatie van de beroepen naar hun onderlinge verwantschap. 's-Gravenhage, 1952.



Amelang, M., & J. Tiedemann, Psychologen im Beruf, I Studiënverlauf und Berufstätigkeit. Psychologische Rundschau, 1972.



American Psychologist, may 1972. (speciale uitgave over opleiding en beroepspraktijk van amerikaanse psychologen).



Bergsma, J., Klinisch psycholoog in het algemeen ziekenhuis. De Psycholoog, 1971, 104-110.



Betekenis en funktie van de psycholoog in de maatschappij. De Psycholoog, 1968, p. 360 e.v.



Buiten, B., F.B.J. Teerrink, & J. Zwart, Militaire psychologie. De Psycholoog, 1971, 268-278.



Directoraat voor de Arbeidsvoorziening, Psycholoog. 's-Gravenhage, 1969.



Duyker, H.C.J., Nomenclatuur en systematiek der psychologie. Nederlands Tijdschrift van de Psychologie, 1969, 176-217.



Geer, J.P. van der -, De mening van de psycholoog. Haarlem, 1961.



Helbing, J.C., Doelstellingen voor opleiding tot bedrijfspsycholoog; NIP enquete sektie bedrijfspsychologie.



Jansen, A., Sektie bedrijfspsychologie: enquete selektie praktijk. De Psycholoog, 1971, 374-379.



McCollum, I.V., Psychologists in industry in the United Kingdom and Western Germany. American Psychologist, 1960, 15, 58-64.



Psychology in the Netherlands. De Psycholoog, 1968, p. 115 e.v.



Solberg, J.W., Schoolpsycholoog gevraagd. De Psycholoog, 1969, p. 399 e.v.



Verslag enquete afgestudeerden vakgroep psychologie van arbeid en bedrijf. Nijmegen: Psychologisch Lab. K.U., 1972.



Verslag resultaten enquete psychotherapie. De Psycholoog, 1971, 437-459.



Webb, W.B., The profession of psychology. New York: 1962.



Wolff, Ch.J. de -, Prognose over aanbod en behoefte aan psychologen. De Psycholoog, 1970, p. 151 e.v.



Academische Raad, commissie voor statistisch onderzoek, Aantallen academici tot 1980, aanbod en behoefte. 's-Gravenhage, 1968.



Centraal Planbureau, De arbeidsmarkt naar opleidingscategorie 1975-2000. Werkdocument nr. 17. 's-Gravenhage, 1987.



Ministerie van O&W, Ontwikkelingslijnen in aanbod en behoefte van academici tot 1990 (RABAK nota), Tweede Kamer zitting 1974-1975, 13323.



Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, De arbeidsmarkt naar sector, beroep en opleiding, 1983-1988. 's-Gravenhage, 1984.



NEI, Een verkenning van de arbeidsmarkt naar beroep en opleiding tot 1990. OSA werkdocument nr. W17. 's-Gravenhage, 1986.



Seifert, Karl Heinz (Hrs. (1977). Handbuch der Berufspsychologie. Göttingen: Verlag für Psychologie Dr. C. J. Hogrefe. $40 Antiqbooks (Keip). 8-'02 ƒ24,50 DeS.



Schut, W.W., De arbeidsmarkt voor academici: structuur, prognoses en realisaties. Amsterdam: VU, 1984. (doct. scriptie).



Subcommissie voor Statistiek van het Interuniversitair Contactorgaan, De behoefte aan academici tot 1980. 's-Gravenhage, 1958.



Literatuur genoemd in Hol, Th.P.M. Recent afgestudeerde Tilburgse psychologen in 1983 en 1986. Tilburg: Subfaculteit Psychologie, 1987.



Concept-beleidsvoorneming. Groie en krimp universiteiten en Academische Ziekenhuizen 1987-1991. Voorlopige standpuntbepaling en bijstelling. Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen, 1986.



Dijkstra, C., & J. Bannenberg. Er zijn te veel klinisch psychologen. De Psycholoog, 1986, 21 #4, 178-182.



Heeswijk, G.B. van Mening van afgestudeerde psychologen van de K.U.N. over hun opleiding en functie. doctoraalscriptie, 1977. K.U.N.



Holtzer, F.H.J.M. Is er toekomst voor psychologen? De Psycholoog, 1984, 19 #6, 257-266.



Kerkhof, A., & G. Engels, Werkgelegenheid als gelegenheidsargument. De Psycholoog, 1986, 21 # 12, 632-644.



Lammens, L., Tewerkstelling bij psychologen en pedagogen. Een poging tot zelfopvoeding en zelforiëntering? Leuvens Bulletin, LAPP, 1983, 32 #1, 7-25.



Meerum Terwogt, K., & B. van Balen, Afgestuderde psychologen en hun visie op hun studie als voorbereiding voor de beroepspraktijk. ORD bundel, 1983.



N.P.O. Afgestudeerde psychologen. UvA: subfaculteit psychologie, 1982.



N.P.O. Afgestudeerde psychologen II. UvA: subfaculteit psychologie, 1982.





literatuur genoemd in Neervoort, Th.J., & J.M. Vrbeek, Taakanalyse planologische beroepen voor studieprogramma planologie. Amsterdam: Stichting Centrum voor Onderwijsonderzoek, 1976 (oorspronkelijk COWO 1976).



Instituut voor Actuariaat en Econometrie, Beroep en opleiding: een enquete onder econometristen. Amsterdam: U.v.A., 1970.



Koefoed, P.A., Een schets van een onderzoeksmodel van de arbeidsmarkt. Amsterdam: Stichting stuurgroep Sociaal Wetenschappelijk Onderzoek SOSWO, 1972.



Vlaskamp, F.J.M., J.H.T.W. van Diederen, & G. Krijnen, Ontwikkelingen in de funktievervulling van pedagogen en andragogen. deel I: academici. Nijmegen: ITS, 1977.



Wieringen, A.M.L. van -, De identiteit van het hoger beroepsonderwijs. (proefschrift). Amsterdam: Universiteit van Amsterdam, 1975.



Graduate employment. A sample survey. 1956. London: Political and Economic Planning; George Allen & Unwin.



Wolfle, D. (1954). America’s resources of specialized talent. A current appraisal and look ahead. The Report of the Commission on Human Resources and Advanced Training. New York; Harper & Brothers.



Commissie voor statistisch onderzoek van de Academische raad (1968). Aantallen academici tot 1980. Aanbod en behoefte. 's-Gravenhage: Staatsuitgeverij.



Dam, J. W. van, Heijke, J. A. M., & Ramaekers, G. W. M. (1990). Gecoördineerd arbeidsmarktonderzoek onder hoger opgeleiden: methodiek en resultaat. Universiteit en Hogeschool, 37 (2), 82-91. fc



Ramaekers, G. W. M. (1996). WO-scanner economie 1994. Basismeting cohort '93. ROA-R-1996/1. Maastricht: ROA.



Ramaekers, G. W. M. (1996). WO-scanner economie 1995. Basismeting cohort '94. Maastricht: ROA. ROA-R-1996/15.



Smits, W., & Borghans, L. (1996). De arbeidsmarkt voor HBO-technici. Maastricht: ROA. ROA-R-1996/14.



Bos, A., e.a. (1997). Overal of nergens. De arbeidsmarkt voor psychologen. De Psycholoog, 32, 360-364.



Perkins, D. N., & Salomon, G. (1989). Are cognitive skills context-bound? Educational Researcher, february 16-25.



Borghans, L., de Grip, A., & Smits, W. (1996). De arbeidsmarkt voor hoger opgeleiden tot 2000. Tijdschrift voor Hoger Onderwijs, 14, 3-21.



Stronach, J. (1996). De arbeidsmarkt voor Rotterdamse sociologen. Facta, 4(5), 20-23. fc Het gaat goed met de Rotterdamse sociologen, nog beter dus dan met de Nederlandse.



Beek, K. van, & Hazeu, C. (1995). Arbeidsmarkt en hoger onderwijs in de toekomst: zwemmen uit specialisatiefuik. Tijdschrift voor Hoger Onderwijs, 13, 183-191.



Beekman, Th. B. J., & Heijke, J. A. M. (1990). De arbeidsmarktperspectieven voor klinisch psychologen tot 1995. ROA-R-1990/3.



Borghans, J., & Hoevenberg, J. (1994). De arbeidsmarkt voor een studierichting Biomedische Technologie. Maastricht: ROA .Onderzoek naar de verwachte arbeidsmarktperspectieven voor afgestudeerden van een studierichting Biomedische Technologie zoals de Technische universiteit Eindhoven en de Rijksuniversiteit Limburg die beogen op te richten.



Borghans, L., & Wiendels, M. R. (1993). De arbeidsmarktperspectieven voor Maastrichtse psychologen. Een vooronderzoek. ROA. (R-1993/8).



Borghans, L., & Willems, E. J. T. A. (1994). Baanzoekduren van HBO’ers onder de loep. Maastricht: ROA. '95



Brennan, J., Lyon, E. S., Schomburg, H., & Teichler, U. (1994). The experiences and views of graduates messages from recent surveys. HEManag, 6, 275-304. fc



Ivonne M. T. Coppens, Jorine E. M. B. Janssen, Paul M. M. van Oijen (Ed.), Egbert de Weert (1991). Higher education and employment: The changing relationship. A report prepared for OECD. Achtergrondstudies hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, 9



Dronkers, J., Oostwoud Wijdens, J., Verbeek, F., & Wilbrink, B. (1994). Alumni: een spiegel voor de universiteit? In Enting, Lotte, van Galen, Heleen, en Veenemans, Chris (Red.) (1994). Alumni.Jaarboek 1994 van de Universiteit van Amsterdam. 8-25.





Enting, Lotte, van Galen, Heleen, en Veenemans, Chris (Red.) (1994). Alumni.Jaarboek 1994 van de Universiteit van Amsterdam. Dronkers, J., Oostwoud Wijdens, J., Verbeek, F., & Wilbrink, B. (1994). Alumni: een spiegel voor de universiteit? 8-25. Embden, M. van: Academici en arbeidsmarkt. 26-40.



Grip, A. de, & Heijke, J. A. M. (1994). De arbeidsmarkt naar opleiding tot 1998. ESB, 9-2-1994, 120- 124. fc



Higher education and employment. Themanummer EurJEd, 1995, 30(2), 115-234. goed themanummer, 1e bijdrage is een algemeen artikel van Teichler.



Kops, Y., & Westerhof, P. (1995). Sociale wetenschappers op de arbeidsmarkt. TvHO, 13, 89-103.



Kruisinga, A., Ramaekers, G. W. M., & van de Velden, R. K. W. (1993). Markverkenning European Law School. Maastricht: ROA (R-1993/11). POW. Verkenning voor een in Maastrict op te richten school voor Europese juristen. Maakt o.a. gebruik van het rapport van Floris van den Bergh van Saparoea. Het gaat hier om een interview-onderzoek onder potentiële afnemers van afgestudeerden van zo’n nieuwe opleiding.



Loo P. J. E. van de, & van der Velden, R. K. W. (1994). De arbeidsmarktpositie van hbo’ers. Maastricht: ROA. '95



Loo, P. J. E. van de, & van der Velden, R. K. W. (1995). De arbeidsmarktpositie van HBO-ers. TvHO, 13, 72-88.



Walker, M. (1986). The Oxbridge Careers Handbook 1987. Oxford Student Publications. alumni. '94



Weert, E. de (1994). Translating employment needs into curriculum strategies. HEManag, 6, 305-320. fc



Youn, T. I. K., & Gamson, Z. F. (1994). Organizational responses to the labor market: a study of faculty searches in comprehensive colleges and universities. HE, 28, 189-206. Gaat over recruteren van WP.



Groneschild, Nathalie, & Korevaart, Korrie (1993). Nut en nadeel van de neerlandicus. Een onderzoek naar de arbeidsmarktpositie van Leidse neerlandici (1945-1992). RUL, Vakgroep Nederlandse Taal- en Letterkude. -> A'dam.



Jurist en werk. Juridische beroepengids 1994. Lemma. '95



Boxtel, T. van, Vruggink, J., & Bruggemans, E. (1995). De arbeidsmarkt voor psychologen. Een analyse van het aabod via advertenties. De psycholoog, 30, 420-424.



Adviescommissie aansluiting onderwijs - arbeidsmarkt ingesteld. LOVWJ Nieuwsbrief, 1989, 17, 6 november



Agerbeek, N., interview met Kamminga (KNOV-voorzitter). HBO journaal april 1989.



Arbeidsmarkt, De, in het jaar 2000 en het hoger onderwijsbeleid anno 1984; verslag van het symposium op 15 maart 1984 tgv het 1e lustrum van het Instituut voor Hoger Beroepsonderwijs Haarlem; onder red. van M. Schulp. Haarlem, IHBO, (1985). 104 blz. (Symposium bundel). ISBN 90-9000899-3. (O en W bibl C. 71 D 46).



Arbeidsmarktonderzoek. HBO-Journaal 1990, 13, september, 36-37.



Atkinson, R.C. (1990). Supply and demand for scientists and engineers: a national crisis in the making. Science, 248, 4954,425- -432.



Austin, J.T., & K.A. Hanisch, Occupational attainment as a function of abilities and interests: a longitudinal analysis using project TALENT data. Journal of Applied Psychology, 1990, 75, 77-86.



Berendsen, H., de Grip, A., & Willems, E. J. T. A. (1991). Gevraagd: beta-onderzoekers (I). ESB 26-6-91, 76, 652-654. ROA-overdrukje.



Berendsen, H., Grip, A. de, & Willems, E.J.T.A. (1990). De arbeidsmarkt voor onderzoekers 1990- -2010. Maastricht: Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt. (Concept¬rapport).



Berg, J.W.M. van den, De beroepspraktijk van de beginnende personeelsfunctionaris: een onderzoek naar de aansluiting tussen de dagopleiding HBO-PW en de beroepspraktijk van de beginnende personeelsfunctionaris. Den Haag: SoZaWe, 1989. (Uitgelezen 1989, nr 12, blz. 33)



Boer, G. de; Feryn, A. Sociaal-culturele en demografische ontwikkelingen. Zoetermeer: Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen directie Toekomstverkenningen dg Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek; 1987; 25 blz. (HW/T-verkenning no.20/2 samenvatting); 88/30. 121 blz. (HW/T-verkenning no.20/1); 88/29.



Boeren, C.J.C.M., Universitair onderwijs en onderneming. U&H 1988-89, 35, 194-204



Borghans, L. (1991). The value of public labour market information: the case of dispersed predictions. ROA-RM-1991/2E. gekregen.



Borghans, L. (1993). De keuze tussen specifieke en generieke opleidingen. In De frictie gefixeerd; aansluiting tussen wetenschappelijk onderwijs en arbeidsmarkt. Congresverslag Eeuwfeest Augustinus, Leiden. 18-20.



Borghans, L., de Grip, A., & Heijke, H. (1989). De aansluiting tussen het hoger onderwijs en de arbeidsmarkt; een theoretisch kader. Maastricht: ROA.



Bosch- -Zuidgeest, G.M. van den, et al. (1976). Academici in hetbedrijfsleven. Publicatie in opdracht van de Stichting Stuurgroep Sociaal- -Wetenschappelijk Onderzoek en de Commissie Opvoering Productiviteit/SER. Alphen aan den Rijn: Samsom.



Bosworth, D., & Ford, J. (1985). Income expectations and the decision to enter higher education. Studies in HE, 10, 21-32.



Bovenkerk, F., den Brok, B., & Ruland, L. (1991). Meer, minder of gelijk? Over de arbeidskansen van hoog opgeleide leden van etnische groepen. Sociologische Gids, 38, 174-186. eq



Boxman, E. A. W. (1992). Contacten en carrière. Een empirisch-theoretisch onderzoek naar de relatie tussen sociale netwerken en arbeidsmarktposities. Amsterdam: Thesis.



Boxman, E.A.W. (1992). Contacten en carrière. Een empirisch-theoretisch onderzoek naar de relatie tussen sociale netwerken en arbeidsmarktposities. Amsterdam: Thesis.



Boys, Brennan et al (1988) Higher education and the preparation for work. Jessica Kingsley. POW K. 2559.



Boys, C.J., & J. Kirkland, Degrees of success. Career aspirations and destinations of college, university and polytechnic graduates. London: J. Kingsley Publishers, 1988.



Breneman, D.W., & T.I.K. Youn, Academic labor markets and careers. London: Falmer, 1988.



Brennan, J., Preparing students for employment. Studies in Higher Education, 1985, 10 nr 2, 151-162.



Büyükbozkovum, O., Stamation, M., & Stolk, M. (1991). Turkse HTS-ers zoeken werk. Verslag van een solliciatie-experiment. Sociologische Gids, 38, 187-192. eq



Dalmulder, J. J. J. (voorzitter) (1959). De ontwikkeling van het aantal academici tot 1980. Rapport van de Commissie voor Statistiek van het Interuniversitair Contactorgaan. Zeist: De Haan. '94 ƒ5,-- Een keer aan Andries geven, lijkt me.



Dam, J. W. van, & Mortier, M. (1990). Inventarisatie van arbeidsmarktonderzoeken onder afgestudeerde van het hbo. ROA ROA-W-1990/1. gekregen.



Dam, J.W. van, & Mortier, M. (1990). Inventarisatie van arbeidsmarktonderzoeken onder afgestudeerden van het HBO. Maastricht: ROA.dec 1990



Dam, J.W. van, A. de Grip, & J.A.M. Heijke, Huidig follow-up onderzoek levert dikwijls beperkte resultaten. U & H 1990, 36, 260-266.



Daniëls, J.J.M.C.; Duijzer, G. Persoonskenmerken van de arbeidskracht in 2000.Een Delphi-onderzoek. Amsterdam: PAOW UvA; 1989. 90/106..



De aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt: technologiegericht toekomstonderzoek 'vergelijking van een zestal benaderingen'. Verslag symposium technologiegericht toekomstonderzoek van 28 februari 1989. O&W. (Bibl. O&W 80 A 114; bibl ARHO OV m 19).



Dolton, P.J., & Makepeace, G.H. (1990). Graduate earnings after six years: who are the winners? Studies in HE, 10, 31-56.



Doorne, F.J.M. van, Vromen, J.J., & van Wezel, J. (Red.)(1988). Interdisciplinariteit wetenschap en beleid. Amersfoort: Acco.



dr. J.M. Bronsdijk, in artkel in Fin. Dagblad 11-3-88 'Bedrijven vrezen tekort aan tweede-fase-studenten)



Dronkers, J. (1993). The precarious balance between general and vocational education in the Metherlands. Eur J Ed, 28, 197-207. (generiek vs specifiek opleiden) gezien



Dronkers, J., De bijziendheid van Deetman: arbeidsmarkt als panacee. Intermediair 1986, 22 nr. 47, 27-29.



Droogleever Fortuijn, A.B., H.H.C.M. Christiaans, & J.W.M. Meyer, Aansluiting gemist: over de eisen van het wetenschappelijk onderwijs aan het vwo. TvHO 1986, 4, 57-71



Eimers, T., & Hßößvels, B. (1990). Het toekomstigonderzoekerspotentieel. Eerste voorlopige conceptrapportage. Nijmegen: Instituut voor Toegepaste Sociale Wetenschappen



Finnegan, D. E. (1993). Segmentation in the academic labor market: hiring cohorts in comprehensive universities. JHE, 64, 621-656. “Interviews with ‘comprehensive university’ faculty grouped by their time of hire indicate distinctive cohorts with characteristic career aspirations, social backgrounds, and professional values that are linked to the prevailing academic market conditions. This case study questions a prevalent conceptual assumption in academic labor market theories that one pool of undifferentiated competitors for faculty positions exists.” gaat over career patterns, niet over am?



Frijhoff, W. (1986). Université et marché de l'emploi dans la république des Provinces-Unies. In Julia, D., & Revel, J., & Chartier, R. (eds.). Les universités européennes du XVIe au XVIIIe siècle. Histoire sociale des populations étudiantes. Vol. I. (Uitgever vergeten te noteren, dat is EHES oid) Paris. p. 205-243. UBL 1993 D 41 (volume 1); 1993 D 42 (volume 1).. [niet in mijn bezit]



Glebbeek, A. (1993). Baanzoekmodel en -strategie voor studenten: gelooft u erin? In De frictie gefixeerd; aansluiting tussen wetenschappelijk onderwijs en arbeidsmarkt. Congresverslag Eeuwfeest Augustinus, Leiden. 25-26.



Godefroy, J. (1953). De toekomst van de academisch gegradueerden opnieuw beschouwd. 's-Gravenhage: Pax.



Gordon, M. S. (ed.) (1974). Higher education and the labor market. New York: McGraw-Hill. A volume of essays sponsored by the Carnegie Commission on Higher Education. POW K 982. Gordon, M. S. The changing labor market for college graduates. (vanaf 1900). 27-82. Adkins, D. L. The American educated labor force: an empirical look at theories of its formation and composition. (the technogenic model, the sociogenic model, variants) 111-146. Haber, S. The professions and higher education in America: a historical view, 237-280. Eckaus, R. S., El Safty, A., & Norman, V. D.An appraisal of the calculations of rates of return to higher education. 333-372. Thurow, L. C. Measuring the economic benefits of education, 373-418. Hartman, R. W. Financing the opportunity to enter the “educated labor market”, 427-452. Fogel, W., & Mitchell, D. J. B. Higher education decision making and the labor market, 453-502. Appendix C by Thurow: elasticities of substitution between college and noncollege labor; direct estimates of output elasticities for college and noncollege labor, 587-592.



Grip, A. de, & J.A.M. Heijke, Het flexibiliteitspotentieel van universitaire studierichtingen. Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken, 1989, 5, #4, 69-81.



Grip, A. de, Heijke, J.A.M., Dekker, R.J.P., & Groot, L.F.M. (1988) Arbeidsmarktperspectieven van universitaire studierichtingen. Economisch Statistische Berichten, 6 juli, 73nr. 3663, 628- -636 Heijke, J. A. M., & Ramaekers, G. W. M. (1992). Labour market position of University of Limburg graduates. ROA-RM-1992/2E.



Heijke, J.A.M. (1990). De arbeidsmarkt voor universitaire studierichtingen. TvHO, 8, 107-114. Gaat voor een belangrijk deel over varkenscycli. Opmerkelijk is dat Heijke deze specifieert met een lengte van 2 maal de opleidingsduur, waar Titze 4 maal de opleidingsduur hanteert. Ik heb Andries daarover geraadpleegd (1-94), maar hij kon me met die tegenstelling a l‘improviste niet uit de brand helpen.



Heijke, J.A.M., & Ramaekers, G.W.M. (1992). De arbeidsmarktpositie van afgestudeerden van de Rijksuniversiteit Limburg 1986-1989, op basis van de arbeidsmarktscanner. TvHO, 10, 168-188.



Hoger onderwijs, technologie en marktsector. Nota van de minister van onderwijs en wetenschappen en de minister van economische zaken aan de Tweede Kamer. Kamerstuk 19454. DenHaag, 1985



Joas, H. (1990). The Federal Republic of Germany: university and career opportunities for young scientists. Higher Education,



Jones, E., & Jackson, J. (1990). College graduates and labor market rewards. Journal of Human Resources, 25, 253-266. fc ex sel



Jones, J., & Taylor, J. (1990). Performance indicators in higher educaton. Buckingham: SRHE / Open University Press. ho, qual. Zie de hoofdstukken: The first destination of new graduates: differences between universities; The evluation of research output in the higher education sector. The performance of UK universities across five indicators.



Karmel (1975). Education and employment aspirations of students: a probabilistic approach. JEP 67, 56-63. am ho, ex pred



Kemenade, J.A., van, A.P.J.M.M. van der Stee en G. Klein, Aanbod en vraag van academici in een aantal studierichtingen. (gedeelte uit Kamerstuk 12 929 nr. 7 Memorie van Antwoord Verlenging en wijziging Machtigingswet inschrijving studenten). In Tertiair maart 1975, Utrecht: Onderwijspers, 52-56



Keyzer, G., & P. de Haan (red.), Arbeidsmarkt en hoger onderwijs, verslag van symposium augustus 1986. Amsterdam: Platform Regionaal Overleg Hoger Onderwijs Noord-Holland (PROHO), Nieuwe Doelenstraat 9, 1012 CP.



Kodde, D. A. (1986). De rol van de arbeidsmarkt bij keuzen voor hoger onderwijs. In Hartog, J., & J.M.M. Ritzen (redactie) (1986) Economische aspecten van onderwijs. Vereniging van Onderwijs Research. Lisse: Swets & Zeitlinger, 1986, 73-86.



Limburg, de Commissie Limburg (1936). De toekomst der academische gegradueerden. Rapport van de commissie ter bestudeering van de toenemende bevolking van universiteiten en hoogescholen en de werkgelegenheid voor academisch gevormden Wolters. Rapport van de commissie ter bestudering van de toenemende bevolking van universiteiten en hogescholen en de werkgelegenheid voor academisch gevormden. — 630 blz.



Maris, Tj. A. (1987). Nieuwe kansen op de arbeidsmarkt. Werkzoekende academici en HBO-ers door ‘Nieuw Elan’ succesvol. Deventer: Kluwer. '93



McMahon, W.W. (1987). Student labor market expectations. In Psacharopoulos, G. (Ed.)(1987). Economics of education. Research and studies. Oxford: Pergamon Press. POW-bibliotheek, I 2135. 182-187.



Munday, L. A., & Davis, J. C. (1974). Varieties of accomplishment after college: perspectives on the meaning of academic talent. ACT Research Report 62. Opgeborgen onder am ho. Van belang voor ritsmodel?



Neiner, A.G., & W.A. Owens, Using biodata to predict job choice among college graduates. JAP 1985, 70, 127-136. Extra-curriculaire activiteiten. Het probleem is om dit cluster van meer biografische gegevens als kwalificaties helder te krijgen, op een wetenschappelijke leest te schoeien. Er zijn wel aanknopingspunten, bijvoorbeeld in het gebruik van beiografische tests bij beroepskeuzeadvisering. (Neiner & Owens 1985, ik kan Wiegersma daar ook eens op ondervragen). Het artikel van Neiner en Owens is misschien op zichzelf helmaal niet zo interessant, maar het brengt in mijn denken over de problematiek een aantal lijnen bijeen: zowel het Eindhovense onderzoek in 1968, als het HO-A onderzoek. Werkgevers selecteren natuurlijk mede op stereotypen die in een bepaalde sector of in een bepaald vakgebied gelden, en tot die stereotypen zullen ongetwijfeld ook biografische gegevens behoren (vgl. ook een interssante studie over de relatie tot aantrekkelijkheidsbeoordelingen en academisch succes in een militaire opleiding ! Dickey-Bryant et al 1986 JAP). Voorzover de relaties inderdaad zo liggen, dan is ook onderzoek naar bedrijfsculturen ineens relevant, dan volgt daaruit dat het voor individuen maar heel beperkt mogelijk is om via een strategie mbt extra-curriculaire activiteiten eigen arbeidsmarktkansen te verbeteren; minimaal is in ieder geval uit te werken dat voor veel mensen wel eens zou kunnen gelden dat zij een natuurlijke aantrekking tot bepaalde extra-curriculaire activiteiten zo min mogelijk zouden moeten laten verstoren door verplichtingen die uit het academische studieprogramma voortvloeien, natuurlijk tot op zekere hoogte.



Nieuwenhuysen, W., R. Schakelaar, & A. Glebbeek, Sociologen vergeleken. Beschrijving en verklaring van arbeidsmarktposities. Mens en Maatschappij 1989, 64, 339-363.



Nijeboer, J.J.B. (1990). Verschillen academici en HBO-ers in beloning en arbeidsmarktposities. Tijdschrift voor Hoger Onderwijs, 8, 150-161.



O'Boyle, L. (1970, p. 473). The problem of an excess of educated men in Western Europe, 1800-1850. Journal of Modern History, vol. 42 fc; gs am ho



Pascarella, E. T., & Terenzini, P. T. (1991). How college affects students. San Francisco: Jossey-Bass.



Pearlman (1980). Job families: a review and discussion of their implications for personnel selection. PB, 87, 1-28. Van belang voor rits-model? sel



PROHO onderzoek ontwikkelingen arbeidsmarkt voor hoger opgeleiden in Noord Holland/Randstad. Nieuwe Doelenstraat 9, 1012 CP A'dam, 020-5252469/2468



PROHO, Arbeidsmarkt en hoger onderwijs, onderzoekverslag. Ontwikkelingen op de arbeidsmarkt voor hoger opgeleiden in Noord-Holland. Symposiumuitgave. 1986, Amsterdam: Platform Regionaal Overleg Hoger Onderwijs Noord-Holland (PROHO), Nieuwe Doelenstraat 9, 1012 CP.



Ramaekers, G.W.M. (1990). Entry of Dutch graduates to the European Community labour market. Maastricht: Research Centrum Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA).



Ramaekers, G. W. M., & Heijke, J. A. M. (1993). Arbeidsmarktscanner Rijksuniversiteit Limburg: basismeting cohort '90. Maastricht: ROA. (ROA-R-1993/1). Schenk ik aan POW. Met vragenlijst.



- Rinnooy Kan, A. H. G. (1993). Hoger onderwijs en bedrijfsleven. In De frictie gefixeerd; aansluiting tussen wetenschappelijk onderwijs en arbeidsmarkt. Congresverslag Eeuwfeest Augustinus, Leiden. 4-7.



- ROA (1990). Het informatiesysteem onderwijs-arbeidsmarkt. Onderzoeksprogramma 1990/1991. Maastricht: Research CentrumOnderwijs en Arbeidsmarkt (ROA).



- Rumberger, R. W., & Thomas, S. L. (1993). The economic returns to college major, quality and performance: a multilevel analysis of recent graduates. EcER, 12, 1-19. fc ook (dubbel) onder ec



- Sanyal, B.C. (1987). Graduate unemployment and education. In Psacharopoulos, G. (Ed.)(1987). Economics of education. Research and studies. Oxford: Pergamon Press. POW-bibliotheek, I 2135. 172-179.



- Sanyal, B.C., Higher education and employment. An international comparative analysis. (An International Institute for Educational Planning research project). London: The Falmer Press, 1987.



- Schaufeli, W., Werkloosheid en psychische gezondheid bij hoger opgeleiden. De Psycholoog, 1989, 24, 173-180.



- Schaufeli, Wilmar. (1988). Unemployment and psychological health. An investigation among Dutch professionals. Proefschrift R.U. Groningen. '88 ƒ12,50 DeS weggooien maar.



- Slootman, A.W., & Vught, F.A. van (19??). Arbeidsvoorwaardenbeleid in het wetenschappelijk onderwijs. Utrecht: Lemma. '91



- Smith, H. L. (1986). Overeducation and underemployment: an agnostic review. Sociology of Education, 59, 85-99. "The long predicted glut of college graduates without college-graduate jobs has been upon us for at least 15 years. However, this “crisis” appears to have had a minimal impact upon American society, and susequent cohorts of young adults have not reacted to it in a manner consonant with predictions derived from demographic and human capital theory. I argue that our misapprehension of the consequences of the occupational mismatch of college graduates stems from an overemphasis on the traditional role of higehr education in both economic prodcution and occupational attainment." fc



- Solmon, L. C., & Taubman, P. J. (Eds.) (1973). Does college matter? Some evidence on the impacts of higher education. Academic Press.

Wolfle, D. To what extent do monetary returns to education vary with family background, mental ability, and school quality? 65-76. Astin, A. W. Measurement and determinants of the outputs of higher education, 107-128. Hauser, R. M. Socioeconomic background and differential returns to higher education, 129-146. Chiswick, B. R. Schooling, screening, and income, 151-158. Hartman, R. W. The rationale for federal support for higher education, 271-292. Freeman, R. B. On mythical effects of public subsidization of higher education. Socia benefits and regressive income distribution. 321-328. Hansen, W. L. On external benefits and who should foot the bill. Platt, G. M. Financial support of higher educaton so that the poor may learn, 341-351. Machlup, F. Perspectives on the benefits of postsecundary education, 353-362. Anderson, C. A. Interdisciplinary research on outcomes of higher education, 393-402.



Seymour Spilerman & Tormod Lunde (1991). Features of educational attainment and job promotion prospects. American Journal of Sociology, 97, 689-720. preview



Hiroshi Ishida, Seymour Spilerman & Kuo-Hsien Su (1997). Educational credentials and promotion chances in Japanese and American organizations. American Sociological Review, 62, 866-882. > preview



- Spitzer, A.B. (1987). The French generation of 1820. Princeton, New Jersey: Princeton UP. Hfdst. 9 'An excess of educated men?' Over de periode rond 1848, commentaar op artikel van O'Boyle.



- Taylor, J., The employability of graduates; differences between universities. Studies in Higher education, 1986, 11 nr 1, 17-27.



- Teichler, U. (1992). Occupational structures and higher education. In Clark, B.R., & Neave, G.R. (Eds.)(1992). The encyclopedia of higher education. Oxford: Pergamon Press. II 975-991.



- Vijlder, F.J. de, & Mertens, F.J.H. (1990). Sturing in het hoger onderwijs en de aansluiting op de arbeidsmarkt. TvHO 8, 96-106.



- Vries, W.T. de (1990). Academici op de arbeidsmarkt. TvHO 8, 90-95.



- Walters, P. Barnhouse (1986). Sex and institutional differences in labor market effects on the expansion of higher education, 1952 to 1980. Sociology of Education, 59, 199-211. "I argue that enrollments respond to labor market conditions only when they are expanding rapidly, which was more the case for women's enrollments during this period than for men's." Een stelling die lijnrecht tegenover die van Windolf (HE, 1992) staat. soc fc



- Weert, E. de (1989). Higher education and the labour market. An analysis of the government's recent approach. In Maassen, P.A.M., & Vught, F.A. van (Editors). Dutch higher education in transition. Culemborg: Lemma, 151-169.



- Weert, E. de (1991). Differentiatie en de aansluiting tussen het hoger onderwijs en de arbeidsmarkt. Den Haag: ARHO.



- Weinstein, A.G., & Srinivasan, V. (1974). Predicting managerial success of master of business administration (MBA) graduates. Journal of Applied Psychology, 59, 207-212. extra-curriculaire activiteiten



- Wielemans, W., The labour market as the driving force of Belgian hogher education. European JEd, 1988, 23, 77-90



- Wielers, R., & van Nieuwenhuysen, W. (1990). Determinanten van de arbeidsmarktintrede van academici. TvHO, 8, 115-121.



- Wilbrink, B. (1993). Arbeidsmarkt en academici. In De frictie gefixeerd; aansluiting tussen wetenschappelijk onderwijs en arbeidsmarkt. Congresverslag Eeuwfeest Augustinus, Leiden. 8-14.



- Wilbrink, B. (1994). Arbeidsmarkt en hoger onderwijs: een blijvend problematische relatie. Tijdschrift voor Hoger Onderwijs, 12, 24-32.



- Williams, G., Blackstone, T., & Metcalf, D. (1974). The academic labour market. Amsterdam: Elsevier. (This book is about the profession of university teaching in Britain). Het blijkt dus dat het gaat om de universitaire arbeidsmarkt, niet de arbeidsmarkt voor academici. Een soort Engelse voorloper van het onderzoek van Slootman.



Frijhoff, W. (1992). Universities: 1500-1900. In Clark, B.R., & Neave, G.R. (Eds.)(1992). The encyclopedia of higher education. Oxford: Pergamon Press. II 1251-1259. (par. 7 Individual achievement and the academic labor market).

"Thus, the third stage of this evolution brings us into the nineteenth century. It involves two new notions: that of individual merit and that of the scarcity of public spending, which demands a limitation of the number of public functions. The two notions combined generate the idea of a concours - realized for the first time in 1766 through the concours d'aggrégation of the Paris faculty of arts for the recruitment of 60 grammar school teachers. The concours is a competitive examination which tries to use individual excellence as a selection criterion on a tight labor market. It links professional qualification, based on individula performance, to admission rules determined by a previously fixed number of functions. In countries where as early as the eighteenth century, state intervention was strong (e.g. the Italian states, the Iberian countries, and in particular, France), the concours formula could be extensively used as an instrument for the regulation of the academic labor market. During the French revolution, for example, competitive selection was introduced at the new grandes écoles (professional schools), both at the beginning of the course and at its end, as a selection criterion for restricted admission to specific forms of higher education. As a matter of fact, complaints about the excess of educated men and appeals for a better equation between university enrollments and the number of functions available, could be heard from public servants, cameralists, and government officials since the seventeenth century. The obviuous fear of an undermining of public authority by unemployed, alienated intellectuals with a sharp tongue and a trained pen (the 'academic proletariat', as they were called in the nineteenth century) was not quite unreal, as the English, the French, and 1848 Revolutions have shown (Curtis, 1962). However, the restricted admission policy of enlightened or conservative rulers was rather dictated by the desire to maintain social hierarchy and to protect its top level against social climbers than by labor market analyses. It has been argues that university enrollments normally develop along cycles, comparable to the famous business cycles. Cyclical changes in enrollments would correspond to a succession of expansion and contraction phases of the academic labor market (Titze, 1990). This may certainly be true for the nineteenth century when university education was more and more transformed from learning into training, and the university function of reproducing the intellectual classes was substituted by that of producing individual professionals. Yet one should be very coutious when applying labor market considerations to preindustrial societies: social status and immaterial profits were often as important as job opprtunities, and few university graduates were confined to specific careers or professional profiles. The balance between supply and demand of graduates depended much more on the society's self-image as a stable, hierarchical community with a naturally restricted, unproductive elite. An excessive inflow of intellectuals from the lower classes was considered a menace for the social equilibrium rather than a labor market problem."

Fantastisch.



Phillips, Jack J. (1987). Recruiting, training and retaining new employees. Managing the transition from college to work. San Francisco: Jossey-Bass. isbn 1555420427.



Rothblatt, S. (1968). The revolution of the dons: Cambridge and society in Victorian England. London: Faber. 6832 A 2. p. 256 (situatie rond 1900):

"The disputes over Greek and mathematics indicate the continuing distrust within Cambridge of the business community. So deeply rooted was the disdain for commerce and industry, for the values which they were supposed to represent, that numerous dons and non-resident M.A.'s decided the worth of an academic subject by its usefulness to commerce and industry. In their view almost no subject which could be turned to the benefit of business deserved university recognition. Even French and German could not be instruments of humane learning like Greek and Latin, because they were useful in international trade.Kar Breul, the first Professor of German in Cambridge, spent consideravle energy trying to convince classical dons that no subject possessed intrinsic value, that the criterion of a 'higher subject' was how it was taught. But classical dons remained sceptical, especially as they could so easily associate some of the demands for the teaching of modern languages with the acute economic and imperial rivalry between England and Germany. Whenever it was suspected that the impetus for curricular reform came from commercial or political sources, Cambridge dons arose to denounce the proposed changes as technical, illiberal, utilitarian and soft opinions." p. 258 e.v.: "Dons insisted on the values of duty and service; and at times, when the collegiate ideal seemed especially appealing, they professed not to care what occupation a man entered, provided he was, in Mill's wprds, capable and cultivated. Dons had, however, so closely tied being capable and cultivated to the ideal wualities of the professional man, that it was obvious a man of character could not remain a man of character unless he avoided business and the pursuit of wealth. Busines could be avoided, however, only if there were sufficient jobs for professional men. Fortunately, an unrecented expansion in the numbers and prosperity of professional men occurred in the wake of administrative problems arising from the reforms of the early Victorian period. Civil service positions were appearing overseas with the extension of imperial influence. Solicitors and graduate engineers were taken into the ranks of professional men. Positions in the school multiplied as a consequence of the work of the Arnoldians and the royal commissions of the 1860's. Medical education was reformed, the Cambridge medical school revived. Dons could promote professionalism and professional occupations confident in the knowledge that sufficient positions existed. They could allow increases in the numbers of students matriculating at Cambridge without undue fear that they were about to produce a superfluous intelligentsia, such as they could point to in Russia and France. The optimism of the Victorian dons did not last. Towards the end of the 1870's a sense of disquiet and uneasiness over the future of graduates settled in Cambridge. Complaints were heard that the professions were drying up and customary employment opportunities closing. The prize fellowship system, regarded in earlier decades as a connecting link between Cambridge and the professions, was now regarded as a liability. Prize fellowships had long been under attack for diverting teaching talent away from the university, but the argument against prize fellowships took another turn. When Sidgwick in 1876 complained that prize fellowships discouraged learning and research, he also meant they encouraged overcrowding in professions like the bar. (Sidgwick, 'Idle Fellowships', in Miscellaneous Essays and addresses. London, 1904. p. 330). To what extent the fears of Sidgwick and other dons that that professional ooportunities were decreasing can be justified is difficult to determine. Professional men have always feared overcrowding, and one of the principal objectives of professional organizations has been to limit entry into the professional market. Many of the controls designed to efine professional status and raise standards - professional societies, examinations, registration fees, periods of apprenticeship or similar types of well-defined junior status - have alsobeen useful in limiitng numbers. Historians have yet to present conclusive evidence that the professions in the nineteenth century were actually overcrowded [The current debate on unemployment in the nineteenth century professions is misleading, for it fails to take account of imperial and colonial demands for lawyers, physicians, teachers, engineers and civil servants. See R. Musgrove, 'Midle-Class Education and Employment in the Nineteenth Century', Economic History Review, XII (August, 1959), pp. 99-111, en kritiek van Perkin met een rejoinder XIV, 122-130 en 320-329.], but there is reason to believe that Cambridge undergraduaes sometmes thought thst the supply of professional positions lagged behind demand. There is even the possibility that dons at both ancient universities may have occasionally made employment opportunities a factor in admissions, although this is difficult to prove. There were occasional statements in the a1890's that genuinely poor boys without family or social connections should be admitted to the ancient universities only if they were intellectually really outstading; for otherwise little could be done for them after graduation, and the universities would be accused of contributing to the formation of a discontented 'academical proletariat' [Bryce Commission, xliii, 218-219, xlvii, 156-157]. Certainly the poll man was sometimes defended on the grounds that he had a secure posiito awaiting him upon graduation. One of the reasons for rumours within Cambrige that professional positions were diminishing was the lack of any source of accurate information on employment opportunities. Advice on careers was considered a minor tutorial function, but tutors were busy enough with teaching and the new educational reforms and had little time, if even the desire, to systematically collect information of available jobs. Tutors were perhaps most useful in placing graduates in teaching, for contacts between Cambridge and the public and grammar schools were frequent and close. Students were normally expected to find their own positions, to rely on the contacts made in school or college, to use family connections, to sit civil service examinations, to use commercial employment agencies or rely on their own ingenuity. Among Cambridge graduates civil service positions wree popular because, unlike medicine, law, insurance or engineering, no capital outlay was required, no premiums were demanded, and because Cambridge provided special instruction in the subjects of the civil service examinations. The competition was very keen, however, especially as the FOREIGN Office end Diplomatic Corps were closed preserves. Pressure was greatest on the treasury, where promotion opportunities were said to be best, and on the Home Office and India Civil Service. Cambridge graduates could also consider the possibilities of overseas colonization - a relief 'to the present dead-lock among candidates for a livelihood' [Cambridge Review feb 4 1880, may 17 1882) - and with all its advantages perhaps a less dreary prospect than the position found by a classics graduate in 1900 inspecting hotels for the lower middel-class salary of 120 pounds a year."



Rudd, E. (1986). The value of a Ph.D in science or technology in Britain. European Journal of Educationò, 21, 223- -250. Steekproef uit de groep van 30- -45 jarigen, 1164 bruikbare vragenlijsten ontvangen.Uit de samenvatting. (...) it is only the teaching post in a university that nearly always demands a Ph.D. In R & D, only one in six of the first jobs that the graduates held needed a Ph.D, and, in general, scientists and technologists without a Ph.D have not been at any significant disadvantage in terms of either salary or of promotion prospects."As the Ph.D does not lead to any higher earnings, but leads the graduate into relatively poorly paid work, there is apparently no return, either to government's expenditure on the production of Ph.Ds or to the individual's own expenditure, which mainly takes the form of earnings foregone. It is not that studying for a Ph.D is of no value, but that the alternative of spending the same time gaining work experience is at least as valuable. There is one reservation that must be made here, however. The theory behind this kind of analysis assumes that earnings are set by a competitive market. That is not true here." De overheid is de grootste werkgever, is daarmee ook de prijszetter, en heeft de laatste decennia de salarissen scherp gereduceerd. Op het thema specialisten - - generalisten: "Respondents' studies, at their first degree or higher degree level, were relevant to their jobs mainly because of the general intellectual training they provided rather than through any specific knowledge or skills that they were taught. Moreover, the extent to which graduates moved from science to engineering or vice versa, and the extent to which they moved out of both, suggest that they used their relatively specialised degrees, gained in a specific branch of science or technology, as a general scientific training. It was not within the scope of this research to follow where these findings seem to lead; but it is worth pointing out that they do not necessarily support the case for providing broader first degrees, covering more subjects at less depth. It is arguable that the study of at least one subject in considerable depth provides the skill of gaining knowledge efficiently and the general training of the mind that respondents said they needed." generiek of specifiek opleiden



Ritzen wil de numerus ficus voor 1990 op 120 zetten, gezien het overschot aan tandartsen. Volgens G.J. Truin, universitair hoofddocent aan de faculteit tandheelkunde in Nijmegen, baseert de minister van onderwijs zich op werkloosheidscijfers die niet representatief zijn. Ritzen gaat uit van de nota 'Taakstelling beroepskrachtenplanning' die ieder jaar door het ministerie van WVC wordt opgesteld. Volgens die nota zouden er dit jaar 1300 tandartsen zijn zonder eigen praktijk of dienstverband. Maar uit een onderzoek van Truim blijkt dat deze cijfers niet kloppen. Truin: In december 1989 hadden zo'n 250 tandartsen geen werk. Gezien de verwachtingen in de vervangingsvraag voorzie ik voor de komende jaren een tekort.' De VSNU vindt dat Ritzen meer eerstejaars tandheelkunde moet toelaten. Een woordvoerster zegt dat tandartsen zonder werk met succes een baan in het buitenland zoeken. Dat lukt met name in West-Duitsland. Trouw 17/2/90



Whitley, R. (1984). The intellectual and social organization of the sciences. Oxford: Clarendon Press. Ik zie mogelijkheden om de aanvankelijk naar aanleiding van Mintzberg ontwikkelde stelling dat 'gedisciplineerd gedrag' een belangrijke kwalificatie op de arbeidsmarkt is, te voorzien van een verdere uitwerking, en te relateren aan relevante literatuur (uit wetenschapstheoretische gebied, ipv uit arbeidsmarktonderzoek!). Er is voortdurend sprake van kwalificaties die nodig zijn, al was het slechts voor het voeren van onderlinge concurrentiestrijd. Het uitwerken van de Whitleyaanse kwalificatie-problematiek kan tot interessante hypothesen leiden voor een WO-stelsel dat in aanzienlijke mate niet meer opleidt voor posities waarin wetenschappelijk onderzoek wordt gedaan. Wat zijn de relatieve sterkten en zwakten van in diverse disciplines opgeleiden die al dan niet beschikken over typisch wetenschappelijke research-kwalificaties? Wat betekent specialisatie van researchkwalificaties voor de onderlinge uitwisselbaarheid van verschillend opgeleide wetenschappelijk onderzoekers, en zou het mogelijk zijn vanuit arbeidsmarktoverwegingen te komen tot enige herschikking van tyupische wetenschappelijke methoden zoals deze in de eerste fase opleidingen worden aangeboden? Voor mijn concurrentie-theorie m.b.t. uitval is er ook interssante stuff e vinden bij deze auteur, omdat hij wel heel erg uitgebreid ingaat op competitie en concurrentie, en dat ook onderscheidt naar verschillende wetenschappelijke disciplines waar verhoudingen anders liggen. Ik zou in de nabije toekomst toch nog eens werk kunnen gaan maken van mijn oude Eindhovense onderzoek, bijvoorbeeld door de daar gevonden kenmerkende verschillen eens te koppelen aan later onderzoek (bijv. project Talent, onderzoek in de Holland richting), dat te koppelen aan de problematiek van de rol van persoonlijke kenmerken op de arbeidsmarkt (voor ingenieurs bijvoorbeeld), en onderzoekresultaten die erop wijzen dat, althans in de USA, voor management functies sociale wetenschappers het beter doen dan ingenieurs. Een heel leuk onderwerp, dat, wanneer het behoorlijk wordt uitgewerkt, zeker leidt tot enkele pittige stellingnamen, waar vervolgens data bij kunnen worden gezocht. Wat het laatste betreft: denk bijvoorbeeld aan de data van Slootman (1991). Alleen al deze Whitley verleidt mij op deze manier tot het tegelijk openen van een behoorlijk aantal verschillende files voor artikelen. Volgens Bartjens moet ik die weg NU ook opgaan, omdat ik acht maanden relatieve rust van opdrachtperikelen voor me heb liggen. Naast de dissertatie-activiteiten, die ik overigens een heel stuk breder kan uitwerken dan uiteindelijk in het proefschrift samengenomen zal worden, kan ik heel goed andere onderwerpen uitwerken. De aanpak daarbij: een aantal artikelen tegelijk uitwerken betekent dat die files permanent voor aanvulling en verbetering 'open' blijven staan, dat ze op bepaalde momenten kunnen worden geprint, misschien aan anderen ter commentaar worden voorgelegd, en op een gegeven moment gewoon klaar zijn om te worden verzonden. Het idee is om behoorlijk wat werk achter mijn Mac te verzetten, namelijk op al die uren dat Dies toch aan het werk is. De overige tijd kan ik besteden aan literatuur, waarvan ik heel wat heb door te werken, en het piekeren over oplossingen voor problemen waar ik op ben gestoten. Het aardige is natuurlijk met deze uitbarsting van activiteit dat ik weer eens in een oude stroom van creativiteit zou kunnen geraken, waar ik altijd wel een aantal openstaande problemen in mijn hoofd heb waarvoor ik kan zoeken naar oplossingen, of de oplossingen gewoon tegen kan komen. Bijvoorbeeld waar het Toetsvragen schrijven betreft: waarom zou ik niet onderweg een aantal artiekelen componeren waarin de hoofdzaken uit Toetsvragebn schrijven op een degelijke manier worden gespresenteerd, en aan het eind van de rit gebundeld en herschreven voor meer een lekenpubliek? Een leuk project. OK, maar houd het liever bij de benadering die je in het najaar al had gekozen: uitwerken van een aantal samenhangende onderwerpen rond het beoordelen in het onderwijs, op een dusdanige wijze dat met weinig moeite onderdelen daarvan tot concrete subsidie-aanvragen kunnen worden verwerkt. Dat zet pas echt zoden aan de dijk, en misschien kan ik op die manier zelfs wel enkele andere mensen ook aan het werk zettenm in deze onderzoeklijn. Open gewoon een thema 'beoordelen', waarmee bijvoorbeeld SCO-intern de taalgroep onder pittige druk kan worden gezet hun activiteiten op dit gebied op een hoger onderwijskundig peil te brengen. Een ander onderwerp waarvoor ik bij Whitley voedsel zou kunnen vinden is voor de stelling in het Ritsmodel dat de aantrekkelijkheid van functies bepaald wordt door de afstand tot het 'academic' science gebeuren zoals dat voor functies in vakgroepen geldt, in dezelfde richting waarin men afstudeert natuurlijk. Zie bijvooorbeeld de opmerking van Whitley op blz. 50 e.v. over industriële, institutionele, en academische research settings, waarin een dergelijke hiërarchie zit: zou aan de hand van empirisch onderzoek zijn aan te tonen dat afgestudeerden zo mogelijk alleereerst bij een vakgroep, dan mogelijk bij een TNO-instituut, en in derde instantie pas op een industrtiële plaats willen werken? Honoreringen kunnen daar een storende invloed op hebben, bijvoorbeeld in schaarste velden zoals in de procestechnologie. Over het niet spontaan tot stand komen van gewenst multidisciplinair onderzoek: p. 96. "This This separation and differentiation of knowledge production and evaluation systems has been most marked, of course, in the academically dominated disciplines. Here, a single organization controls the selection and training of recruits, the definition, inculcatioin, and certification of research skills, the allocation of jobs and access to research facilities, and the evaluation of intellectual products in terms of their correctness and contribution to disciplinary goals. Dependence upon disciplinary colleagues is obviously very high in such circumstances and contributuions which transgress established norms and standards are not likely to be published, let alone lead to positive reputations. Problems and approaches which cross disciplinary boundaries will be ignored because they are most unlikely to enhance researchers' reputations among those who control access to critical resources. Thus the frequent calls for more inter- or multi-disciplinary research have achieved little unless accompanied by substantial resources and changes in the overall intellectual prestige of existing disciplinary reputations, as in the case of the invasion of biology by techniquques and approaches from chemistry and physics." p. 51. "First there is the situation where employers' goals are quite separate from those of public science groups and scientists are hired for private purposes. Little or no feedback to reputational systems occurs in these cases except through the expansion of job opportunities for scientists with particular skills affecting the size and impostance of particular training programmes. In so far as trainee scientists provide the bulk of scientific labour power in the public sciences, this factor affects knowledge production in these fields (Weart, 1979). Reputational systems have little or no impact on what work is done, how skills are combined and managed, or how results are evaluated in this situation. Individual dependence on reputational groups is low and employment status usually more important than reputational and labour market standing. Given that employer priorities diverge considerably from those of reputational organizations, research is unlikely to fit in with the particular boundaries and programmes of the latter. Rather, scientists will tend to study topics which are irrelevant to reptational considerations and/or which require skills, knowledge, and procedures from a number of intellectual fields and so transcend reputational boundaries. This situation is typical of much industrial science." Multidisciplinariteit: p. 52. "The expansion of such 'goal-directed research' since the 1950s has had radical effects in many parts of the sciences with traditional boundaries and goals being broken down and transformed into highly fluid and changeable social and intellectual structures. (...) These multiple, sometimes conflicting goals, results in skills being vombined in novel ways for new intellectual goals so that results cannot easily be fitted into existing boundaries and reputational priorities. (...) This situation is typical of much state-supportd research conducted in full-time research laboratories funded by central agencies. It can be summarized as producing 'state science'. p. 52. "The third situation is the traditional ideal of the scientific community where employers' goals are identical, and subservient, to those of reputational groups. Here, recruitment and promotion decisions are made on grounds of reputations gained from national and international groups of scientists which validate and assess the worth of results and a major goal of employment organizations is to produce the best nowledge in the field(s). Objectives are not necessarily single in the sense of being oriented solely to one reputational field but are wholly within the public scientific set of knowledge goals. Control over what work is done, how it is conducted, and how its significance is evaluated within employment organizations, follows the imperatives and criteria of reputational organizations in this situation. Employment organization status is derivative from reputational and labour market standing. This situation can be characterized as typical of 'academic' science." In deze typologie valt dus een gat waar het gaat om de technische wetenschappen, die immers een bijzondere status hebben vanwege hun banden met de eerder genoemde industriële en TNO-achtige velden. WeartS. (1979). The physics business in America, 1919-1940. In Reingold, N. (Editor), The sciences in the American context. Washington, D.C.: Smithsonian Institute. competitie: p. 100. ""Originality is therefore shown by differentiating topics and approaches to them while claiming legitimacy by following approved procedures. Rather than competing directly by working on identical problems, which is obviously a high-risk strategy, scientists in these fields prefer to tackle distinct but related issues which contribute to overall general goals without leading to sharp confrontations over priorities. As long as strategic dependence is limited, increasing functional dependence thus leads to greater specialization and differentiation of research topics and results, with a growing division of labour and tasks." (Edge & Mulkay, on the Jodrell Bank and Cambridge radio astronomy groups.). Whitley geeft een voorname plaats aan wat hij 'reputations' noemt. Dat heeft natuurlijk betrekking op onderzoekers. Voor afgestudeerden zou er sprake kunnen zijn van een afspiegeling van het type van de reputatie van hun opleiders naar de AMP die zij hebben. Dus een zekere analogie tussen de reputatie van de opleider, en de am. kwalificaties die de afgestudeerden hebben in de ogen van werkgevers. Dat is een boeiende stelling, omdat ze tot en andere plaatsbepaling voor bijv. sociologie-afgestudeerden leidt dan in de analyse van Arie Glebbeek. Er kunnen uit een analyse langs deze lijnen een groot aantal bijzonder interessante stellingen over AMP's worden ontwikkeld. Bijvoorbeeld voor die studierichtingen waarvoor SCO- en ander NL-onderzoek beschikbaar is, ontstaat direct ook de mogelijkheid om een en ander aan empirische data te toetsen, en tot een her-analyse van de bevindingen destijds te komen. Een en ander gaat wel tijd kosten, zodat in eerste instantie alleen een voorstel kan worden ontwikkeld, waarvoor misschien in Zoeteremeer geld kan worden verkregen (of bij de VSNU, de ARO, het VNO, het CBA, om eens een paar plaatsen te noemen.) De samenvattingen die Whitley zelf bij ieder hoofdstuk geeft zijn zeker de moiete waard een paar keer zorgvuldig te worden bestudeerd. (Zoals ik ook een keer nauwkeurig door het hele notenapparaat heen moet). Ik zal proberen per hoofdstuk de hoofdpunten nog iets korter weer te geven dan Whitley zelf heeft gedaan. Hoofdstuk 1. 1. Wetenschap wordt steeds meer als een sociaal gebeuren gezien, inclusief de 'sociale transformatie' van zijn intelectueel gestructureerde objecten. 2 "So differences and changes in scientific knowledges can be understood in terms of differences and changes in the system of their production and evaluation considered as types of work organization termed intellectual fields." 3. Voortdurende gerichtheid op nieuwe kennis brengt hoge taakonzekerheid met zich mee "with stroing collective co-ordination of task outcomes through access to rewards being controlled by reputations based on the utility of results for colleagues' research."



Wijmans, L. L. (1987). Beeld en betekenis van het maatschappelijke midden. Oude en nieuwe middengroepen 1850 tot heden. Rotterdam: EUR proefschrift. (beschrijft ( p. 80, 110) hoe rond 1850 er onder de beter opgeleiden een hoge mate van werkloosheid bestaat: "Er bestaat in deze periode een overschot aan intellektuelen. Meer dan de helft van de akademici heeft rechten of theologie gestudeerd. Zij komen moeilijk aan de slag. Juristen zijn lange tijd volontair tegen een mager salaris. De animo voor studeren is er niet minder om. Grote konkurrentie om banen onder afgestudeerden is een internationaal verschijnsel. In het Duitse Rijk stijgt het studentental veel sneller dan de bevolkingstoename zou doen verwachten. Ook in Engeland en Frankrijk wordt de absorptie van intellektuelen in de veertiger jaren moeilijk. In deze periode zijn in Frankrijk, Duitsland en Engeland zo'n 2,6 kandidaten voor een ambt in de kerk, op een advokatenkantoor en 1,9 kandidaten voor een medische funktie (b.w.: ontleend aan O'Boyle, L. (1970, p. 473). The problem of an excess of educated men in Western Europe, 1800-1850. Journal of Modern History, vol. 42). De idealistische, romantische kultuur onder de intellektuelen maakt, dat velen een baan willen waarin ze zich maatschappelijk nuttig konden maken (b.w.: ontleend aan Guldner (1983), die dat weer ontleent aan Jarausch, K. (1974), The sources of student unrest 1815-1848, in L. Stone (Ed.). The university in society. Princeton: Princeton University Press.). Velen ambiëren een werkkring in een staatsorgaan. Maar deze sektor groeit nauwelijks." "Ondanks hun geringe omvang in de beroepsbevolking is er sprake van overscholing. De woelingen in de jaren dertig en veertig zijn deels aan deze categorie toe te schrijven." De sterke groei van de omvang van het hoger onderwijs is een fenomeen dat zich sinds het einde van de negentiende eeuw voordoet, en waarvan het eind nog niet geheel in zicht is.



Bowen, W.G., & Rudenstine, N.L. (1992). In pursuit of the PhD. Princeton: Princeton UP.



Bowen, W.G., & Sosa, J.A. (1989). Prospects for the faculty in the arts and sciences: a study of factors affecting demand and supply. Princeton: Princeton UP. (on academic job markets). (genoemd in Bowen & Rudenstine, 1992).



Sanders, K., & J. van Doorne-Huiskes, Methoden van zoeken en toekomstbeeld. Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken, 1989, 5, #4, 59-68.



Vijlder, F.J. de, & Mertens, F.J.H. (1990). Hoger onderwijs - arbeidsmarkt: zorgenkind of betekenisvol perspectief? TvHO, 8, 42-54.



Ziman, John. Knowing everything about nothing. Specialization and change in scientific careers. Cambridge enz.: Cambridge University Press; 1987; [POW XIX 1-43] ISBN 0-521-32385-1. "In this book, John Ziman seeks the answers to crucial questions facing scientists who need to change the direction of their careers. .. The author draws upon transcripts of open-ended discussions with groups of active scientists in academic, governmental and industrial research laboratories to reveal many unsupected features of reserach as a profession. It turns out that scientists are often much more technically versatile than they appear, and are usually able to become fully productive in new fields within quite a short time."



Weerd, E. van der, Werving en selectie van medisch biologen; en oriënterend onderzoek naar verschillen tussen vereiste en gevraagde kwalificaties. Amsterdam: Vakgroep Arbeids- en Organisatiepsychologie, Universiteit van Amsterdam, december 1988. (doctoraal werkstuk, met bijlagen)



Weerd, E. van der, Werving en selectie van medisch biologen; en oriënterend onderzoek naar verschillen tussen vereiste en gevraagde kwalificaties. Amsterdam: Vakgroep Arbeids- en Organisatiepsychologie, Universiteit van Amsterdam, december 1988. (doctoraal werkstuk, met bijlagen)



Dort, H.M. van, Universitaire opleidinbg en arbeidsmarkt voor jonge academici op het gebied van de chemie. U&H 1986, 32, 300-306



Lohmar, U., & Ortner, G. E. (Hrsg) (1975). Die deutsche Hochschle zwischen Numerus clausus und Akademikerarbeitslosigkeit. Der doppelte Flaschenhals. Hannover: Herman Schroedel Verlag. POW K 1251. Alex, L. Absolventenangebot und berufliche Flexibilität, 92-105. Kell, A. Studienberechtigung und Berufsqualifikation. Steuerungsprobleme beim Zugang zum Hochschulbereich, 128-153. Riese, H. Bildungsexpansion und Hochschulstruktur, 284-305. Bayer, M., Ortner, G. E. Gestaltungs- und Steuerungsprobleme der Hochschulen im Bildungs- und Beschäftigungssystem. Systematisierte Auswahlbibliographie mit Autoren- und Stichwortregister, (2436 titels) 374-504



Titze, H. (1990). Der Akademiker-Zyklus. Historische Untersuchungen über die Wiederkehr von überfüllung und Mangel in akademischen Karrieren. Göttingen: Vandenhoeck & Ruprecht.



Boxman, E.A., Flap, H.D., & de Graaf, P.M> (1990). De invloed van sociaal en menselijk kapitaal op het inkomen van Nederlandse managers. Mens en Maatschappij, 65, 379-395.



Groot, J.A. de, & J.C. Siebrand, De arbeidsmarkt voor algemeen economen', deel I Studenten oordelen over arbeidsmarkt en opleiding. deel II De mening van werkgevers over algemeen economen en economie-opleiding. deel III Macro-aspecten en confrontatie deelonderzoeken. Erasmus Universiteit Rotterdam, postbus 1738, Institute for Economic Research discussion paper series 1987.



Kolkhuis Tanke, P., & Vissers, A., Hoger opgeleiden in de sectoren economie en techniek. Tilburg: Instituut voor Sociaal-Wetenschappelijk Onderzoek (IVA), 1989.



Nederlands Economisch Instituut, De algemeen gevormde econoom in Nederland, een onderzoek naar opleiding en maatschappelijke positie. Rotterdam: Nederlandsch Economisch Instituut, afd. Algemeen Economisch Onderzoek, juli 1956.



Oosterbeek, H., Groot, W., & Hartog, J. (1991). An empirical analysis of college choice and earnings. UvA Sectie Micro-economie. Forthcoming in De Economist. Bewerkt door Hessel Oosterbeek als hoofdstuk 6 in zijn (1992). Essays on human capital theory. Proefschrift Universiteit van Amsterdam. Voorloper: Oosterbeek,Hessel, Wim Groot & Joop Hartog (1991) Maakt het uit waar je studeert? Een analyse van verschillen tussen economische faculteiten in Nederland. In J. K. Koppen, H. Stroomberg en M. van der Kamp, Hoger onderwijs en volwasseneneducatie (p. 79-89). Onderwijsresearchdagen 1991.



Pierson, F.C. et al. (1959). The education of american businessmen. New York: McGraw-Hill.



Pols, Liesbeth. Eindrapportage van het onderzoek naar de aansluiting tussen de heao-studierrichting commercile economie en de arbeidsmarkt. Eindrapport(a) + Bijlagen (b). Groningen: COWOG; 1989.90/69.



Weinstein, A.G., & Srinivasan, V. (1974). Predicting managerial success of master of business administration (MBA) graduates. Journal of Applied Psychology, 59, 207-212.



Wilbrink, B. (1989). Arbeidsmarkt en curriculum economie. Amsterdam: SCO. rapport 198.



Bee, M., & Dolton, P.J. (1990). Where do graduates go? The first destinations of university graduates, 1961/62 - 1986/87. Studies in HE, 15, 313-330.



Rudd, E. (1986). The value of a Ph.D in science or technology in Britain. European Journal of Education, 21, 223- -250



Ripmeester, A.M. (1992). Academic studies and the labour market in EC perspective. Amsterdam: SCO. rapport 280.



Teichler, U., Research on higher education and work in Europe. European Journal of Education, 1989, 24, 223-247. fc



VSNU brief van 25 augustus 1988 en debat in de HO- -kamer van 13september 1988 over internationale concurrentiepositie van Nederlandse afgestudeerden



Dietvorst, C. (1992). Doctoraal farmaceuten op de arbeidsmarkt; afgestudeerden van de oplaiding Farmacie in Groningen. COWOG. POW 81.24 D1



Eindadvies Adviescommissie behoeftebepaling artsen. Leidschendam, Ministerie van WVC, 1985. 75 blz. ISBN 90-346-0585-X.



Tan, Lisa H.C., Tekorten in de opleiding van huisartsen. Proefschrift UvA 1989.



Kramer, C., & M.L. Schreurs, Beroepsperspectief van gezondheidswetenschappers: verslag van een enquête onder afgestudeerde gezondheidswetenschappers. Maastricht: Faculteit der gezondheidswetenschappen van de Rijksuniversiteit Limburg, 1988.



Heijke, J.A.M., Follow-up onderzoek onder afgestudeerden: pilot-study gezondheidswetenschappen. (onderzoek in uitvoering) In deze pilot-study naar de arbeidsmarkt van afgestudeerde gezondheidswetenschappers wordt gezocht naar de meest doelmatige organisatievorm, onderzoeksmethode en meetinstrumenten om data met betrekking tot de arbeidsmarktpositie van afgestudeerden te verzamelen.



Breneman, D. W. (1988). Research on labor markets: Past and future. In Breneman, D.W., & T.I.K. Youn, Academic labor markets and careers. London: Falmer, 1988. 200-207.



Prahl, H. W. (1974). Abschlussprüfungen und Graden. Sozialhistorische und ideologiekritische untersuchungen zur akademischen Initiationskultur. Dissertation Kiel.Vervolg aantekeningen: par. 1.4 Graduierung und beruf, ofwel aansluiting wo-am. Uitgebreid citaat in file ex gs opgenomen.



Rooden, P. van (1991). Van geestelijke stand naar beroepsgroep. De professionalisering van de Nederlandse predikant, 1625-1874. Tijdschrift voor Sociale Geschiedenis, 17, 361-393.



Schuster, J. (1992). Academic labor markets. In Clark, B.R., & Neave, G.R. (Eds.)(1992). The encyclopedia of higher education. Oxford: Pergamon Press. III, 1537-1547. kopie filed under am ho. p. 1537: "Notwithstanding occasional rare references prior to the mid-twentieth century - most interestingly, Adam Smith's lament about the depressed market value of “that unprosperous race of men commonly called men of letters” (The wealth of nations 1776) - analyses of academic labor markets are a comparatively recent phenomenon (Caplow and McGee 1958 p. 7). Helpful historical accounts are provided by Youn (1988) and Breneman (1988). Before the groundbreaking work of Cartter in the mid-1960s, scattered studies had explored narrow aspects of the marketplace, including, for example, the work of Wilson (1942) and Caplow and McGee (1958). Other early work that helped to define the field was contributed by Brown (1967), Dresch (1974), and Freeman (1976)." Youn en Breneman zijn hoofdtukken in Breneman & Youn Academic labor markets and careers, die heb ik dus.



Titze, H. (1990). Der Akademiker-Zyklus. Historische Untersuchungen über die Wiederkehr von überfüllung und Mangel in akademischen Karrieren. Göttingen: Vandenhoeck & Ruprecht. ISBN 3-525-36244-2. gs. '93



Youn, T. I. K. (1988). Studies of academic labor markets and careers: An historical review. In Breneman, D.W., & T.I.K. Youn, Academic labor markets and careers. London: Falmer, 1988. 8-27.



Berghe, W. van den (1986). Engineering manpower; a comparative study on the employment of graduate engineers in the western world. Paris: UNESCO. (O&W C. S 1951/10)



Breed, D.J. (1986). De kwaliteit van de opleiding tote lectrotechnisch ingenieur. Verwachtingen van een grootbedrijf. Universiteit en Hogeschool, 32, 310- -313



European Journal of Engineering Education (1985). Training international engineers for European industry; a need and achallenge. A seminar held at Udine, May 1984. Themanummer,Volume 10, 1- -92



Ramaekers, G. W. M., & Dekker, R. J. P. (1993). Aansluiting opleiding-werk en arbeidsmarktpositie van civiel-ingenieurs. Maastricht: ROA. (ROA-R-1993/3) POW. Met vragenlijst.



European Journal of Engineering Education (1990). The pipeline of engineering studies in the 1990s. Themanummer over werving van studenten (Duitsland, Engeland, Finland) en werkgelegenheid (Frankrijk).



Freeman, R. B. (1976). A cobweb model of the supply and starting salary of new engineers. Ind. Labor Relat. Rev. 236-48. UBL fc onder ec.



Kolkhuis Tanke, P., & Vissers, A. (1989. Hoger opgeleiden in de sectoren economie en techniek; de behoeften van hetbedrijfsleven. Tilburg: Instituut voor Sociaal¬wetenschappelijk Onderzoek (IVA).



Kuipers, H., Kuipers Bos, A.J., Montfort, P.J.H.M. van, &Wortelboer, H.W.F. (1989). Confrontatie vraag en aanbod onderwijs maritieme techniek. Eindrapport



O'Neill, B. (1990). Who wants to be an engineer? New Scientist, 126, 1715, 42- -47



Training international engineers for european industry: a need and a challenge. A seminar held at Udine, may 1984. European Journal of Engineering Education, 1985, 10 nr 1, 1 -92.



Rudd, E. (1990). The value of a Ph.D in science or technology in Britain. European J. of Education, 21, 223- -250



Bowman, MaryJean, with Hideo Ikeda & Yasumasa Tomoda (1981). — Educational choice and labor markets in Japan. — The University of Chicago Press. isbn 0226069230



Haanstra, F., Koppen, J. K., Ooostwoud Wijdens, J. D. (1987). De samenhang onderwijs-beroepspraktijk in de sector van de beeldende kunsten. Zoetermeer: Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen, reeks beleidsgerichte studies 12.



Jonker, W. D., Oostwoud Wijdens, J. D., & Haanstra, F. H. (1988). De samenhang opleiding-beroepspraktijk in de theatersector. Zoetermeer: Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen, reeks beleidsgerichte studies 17.



Bouwens, F.G.M., & Oud-de Glas, M.M.B. (1992). Nieuwe opleiding in de letteren: werkgevers aan het woord. TvHO, 10, 189-203.



Oostwoud Wijdenes,Jacob D. Arbeidsmarkt en curriculum letteren. Amsterdam: SCO (Stichting Centrum voor Onderwijsonderzoek van de UvA); 1990.



Velden, R. van der (1990). Letterenstudenten op de arbeidsmarkt.. TvHO, 8, 122-128.



R. van der Velden, P. Edelenbos en Th. Mensen (1990). Letteren en arbeidsmarkt. O&W 1990, beleidsgerichte studies #20.



Es, Mik van; Weerd, Erna van der; Wilbrink, Ben. Arbeidsmarkt medische biologie. Amsterdam: SCO (Stichting Centrum voor Onderwijsonderzoek van de Uva); 1988; 81 blz. (SCO rapport 169); SCO-rapp.169; ISBN 90-6813-195-8.



Wielers, R., & Glebbeek, A. (1990). Worden we echt te slim voor ons werk? Drie interpretaties van de onderzoeksresultaten van Huijgen. Mens en Maatschappij, 65, 271-288.



Breetvelt, I., Psychologen zijn multifunctioneel inzetbaar. De Psycholoog, 1990, 25-27



psychologie - Rooij, G.M. de, & Th.A.J.M. Jonkergouw, Werkgelegenheid van en voor psychologen. Verslag van twee NIP expert-conferenties van arbeidsmarktonderzoekers. Amsterdam: NIP, 1989 (NIP-Cahier nummer 1).



Berg van Saparoea, F.W.van den. Jurist en arbeidsmarkt. Onderzoek naar arbeidsmarktontwikkelingen voor juristen en de gevolgen daarvan voor de juridische opleiding. Amsterdam: SCO (Stichting Centrum voor Onderwijsonderzoek van de UvA); 1988; 170 blz. (SCO RAPPORT 184); SCO-rapp.184; ISBN 90-6813-212-1.



Costa, P.T., R.R. McRae, & J.L. Holland, Personality and vocational interests in an adult sample. Journal of Applied Psychology, 1984, 69, 390-400. ritsmodel



Eberhardt, B.J., & P.M. Muchinsky, Structural validation of Holland's hexagonal model: vocational classification through the use of biodata. Journal of Applied Psychology, 1984, 174-181. fc am



Howard, A., College experiences and managerial performance. Journal of Applied Psychology 1986, 71, 530-552. fc & abstract in bak, resp. file ex .



Hurlbert, J.S., & Rosenfeld, R.A. (1992). Getting a good job: rank and institutional prestige in academic psychologists' careers. Soc. of Educ. 65, 188-208. diss



Neiner, A.G., & W.A. Owens, Using biodata to predict job choice among college graduates. Journal of Applied Psychology, 1985, 70, 127-136.



Whitley, R., The intellectual and social organization of the sciences. Oxford: Clarendon, 1984.



Kops, Y., & Swanborn, P. G. (1993). Traditionele en recente typen van sociale wetenschappers op de arbeidsmarkt. TvHO, 11, 175-187. (alumni monitor van soc wet Utrecht). Telefonische enquête, zeer succesvol volgens de auteurs.



Cremers, W.J.G., & Th. J. IJzerman. De beroepsperspectieven van sociologen in Nederland. Mens en Maatschappij, 1985, 60, nr 1, 79-90.



Nieuwenhuysen, W., R. Schakelaar, & A. Glebbeek, Sociologen vergeleken. Beschrijving en verklaring van arbeidsmarktposities. Mens en Maatschappij 1989, 64, 339-363.



Neiner, A.G., & W.A. Owens, Using biodata to predict job choice among college graduates. JAP 1985, 70, 127-136.



Kolkhuis Tanke, P., & Vissers, A., Hoger opgeleiden in de sectoren economie en techniek. Tilburg: Instituut voor Sociaal-Wetenschappelijk Onderzoek (IVA), 1989.



KIVI (1990). Loopbaanonderzoek bouwkundigen en civiel technici. Den Haag: KIVI.



Maurer, S. D., Howe, V., & Lee, T. W. (1992). Organizational recruiting as marketing management: an interdisciplinary study of engineering graduates. Personnel Psychology, 45, 807-834.



Jonker, W.D.; Oostwoud Wijdenes, J.D.; Haanstra, F.H. De samenhang opleiding-beroepspraktijk in de theatersector. Zoetermeer: Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen; 1988; 248 blz. (Beleidsgerichte studies Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek 17); SCO-publ.83; ISBN 90-346-1633-9. hogere beroepsopleiding/theateronderwijs/beroepspraktijk.



Glebbeek, A.C., De arbeidsmarktpositie van opleidingen; ontwikkeling en illustratie van een theoretisch model. TvArbeidsvraagstukken, 1988, 4, 75-89.



Brint, S., & Karabel, J. (1990). The diverted dream: community colleges and the promise of educational opportunity in America, 1900-1985. Oxford University Press. '94 gs



Rosenblum, G., & Rosenblum, B. R. (1990). Segmented labor markets in institutions of higher learning. Sociology of Education, 63, 151-164.



Bos-Boers, M. (1992). Functiekwaliteit en arbeidsmarktwaarde van vrouwelijke en mannelijke afgestudeerden. TvHO, 10, 97-106.



Doorne-Huiskes, J. van (1978). Vrouwen en beroepsparticipatie. Een onderzoek onder gehuwde vrouwelijke academici. Utrecht: RUU (proefschrift).



Rudi Wielers (1991). Selectie en allocatie op de arbeidsmarkt. Een uitwerking voor de informele en geïnstitutionaliseerde kinderopvang. Proefschrift, R.U. Groningen.



Wolbers, M. H. J., de Graaf, P., & Ultee, W. C. (1997). Ontwikkelingen in de opbrengsten van diploma's op de arbeidsmarkt: structurele veranderingen én veranderde samenhang? Mens & Maatschappij, 72, 263-283. fc



Boer, P. den (1995). Scholing van laag opgeleide volwassenen. Een onderzoek naar de inrichting en effecten van scholing in het kader van de PBVE. Groningen: GION. '95



OSA (1995). Ruimte aan werk. Arbeidsparticipatie en opneemvermogen van de arbeidsmarkt. Den Haag. (SVO-bibliotheek 1508). Trendrapport over resultaten van onderzoek in de periode 1992-1995.



Borghans, L. et al. (1997). Het beroependomein van opleidingen. Maastricht: ROA. ROAR-1997/2. POW



Borghans, L. Van Eijs, P., & Smits, W. (1996). Evaluatie arbeidsmarktprognoses naar opleiding en beroep tot 1994. Maastrict: ROA. ROA-R-1996/9. POW



Borghans, L., & Smits, W. (1996). Ontwikkelingen in het leerlingwezen tot 2000. Maastrict: ROA. ROA-R-1996/6. POW



Clements, R. V. (1958). Managers. A study of their careers in industry. London: Allen & Unwin. '97



Dekker, R., De Grip, A., & Heijke, H. (1996). Arbeidsmarktsegmentatie in Nederland. Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken, 12, 338-351. reprint.



Koeslag, M., & Van der Velden, R. K. W. (1996). De afbakening van beroependomeinen van opleidingen in het middelbaar beroepsonderwijs. Maastricht: ROA. ROA-R-1996/10. POW.



Ramaekers, G. W. M., & Van de Loo, P. J. E. (1996). Pilot-project meting bestemming schoolverlaters IVBO en VSO. Maastrict: ROA. ROA-R-1996/12.



ROA (1996). De arbeidsmarkt naar opleiding en beroep tot 2000. Statistische bijlage. Maastricht: ROA. POW



Teunis, U., & Van der Velden, R. K. W. (1996). Studie- en beroepskeuzevoorlichting en arbeidsmarktinformatie: voorstellen voor een onderzoekdsprogramma. Maastrict: ROA. ROA-W-1996/6. eigen exemplaar.



Arbeid en leren. Themagedeelte. Comenius, 1994 (2), 131-220. o.a. Geurts, Hövels, Onstenk niet gezien.



Barber, A. E., Daly, C. L., Giannantonio, C. M., & Phillips, J. M. (1994). Job search activities: an examination of changes over time. PP, 47, 739-766. fc Dit onderzoek gaat ongeveer over wat de titel belooft. De onderzochte groep zijn college en vocational-technical school graduates early in their search, at graduation, and again 3 months following graduation for individuals who remained unemployed.



Beek, K. W. H. van, & Van Praag, B. M. S. (1992). Concurrentie tussen werkzoekenden zonder baan. WRR V74. Gaat over hoe werkgevers personeel selecteert dat laagopgeleid is. (ritsmodel?) Beek is later gepromoveerd op dit onderwerp. Leeftijd, geslacht, etniciteit en gezondheid zijn de doorslaggevende variabelen voor de kansen van werkzoekenden zonder baan op het vinden van een laaggeschoolde functie. Het huidige arbeidsmarktbeleid verandert hieraan weinig of niets, omdat het zich vooral richt op het produktiever en goedkoper maken van het arbeidsaanbod. Het arbeidsmarktbeleid zou meer aandacht moeten schenken aan de vraagzijde van de arbeidsmarkt met als doel werkgevers ertoe te bewegen door hun vooroordelen heen te kijken naar de werkelijke produktiviteit van sollicitanten. Bijlage 2: de vragenlijst, door enquêteurs ter plekke afgenomen.



Meesters, M. J. Loopbanen in het onderwijs en op de arbeidsmarkt. door Rolf van der Velden. Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken, 1993 (4), 397. gezien



Borghans, L., & Willems, E. J. T. A. (1994). Structuur en toekomstige ontwikkelingen op de arbeidsmarkt voor technici in de chemie en de metaal. Maastricht: ROA. (niet in POW).



Borghans, L., van Eijs, P., & de Grip, A. (1994). Evaluatie arbeidsmarktprognoses naar opleiding en beroep in 1992. Maastricht: ROA. POW. Ik vind dit geen interessant rApport, voornamelijk voor het ROA zelf van belang, lijkt me. Er staat ook geen heldere samenvatting in.



Cascio, W. F. (1995). Whither industrial and organizational psychology in a changing world of work? American Psychologist, 50, 928-939. Jobs are not being lost temporarily because of economic downturns; they are wiped out permanently by technology and new ways of organizing work. Psychologists can help redifine work by changing the way we think about organizations and their people.



De beroepenclassificatie van het CBS is vervangen door de Standaard Beroepenclassificatie 1992, SBC '92. Deze moet een antwoord kunnen geven op vragen over het functioneren van de arbeidsmarkt. PW, 1994, 18, 9 juli, 20-22. een babbel.



Dronkers, J., Heijke, J. . M., & van der Velden, R. K. W. (1994). Onderzoek naar de aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt: een speurtocht naar de kwadratuur van de cirkel. Ped Stud, 71, 323-325. (themanummer) inleidend.



Dyck-Lovink, M. E. van (1988). Mammoetwet en arbeidsmarkt. Het geval LHNO. De Lier: Academisch Boeken Centrum. '95



Eimers, Ton, & Hövels, Ben (1994). Jongeren moeten leren voor het leven, niet alleen voor het werk. Kanttekeningen bij de nota Blijven leren en het advies Leren houdt je jong. Jeugd en Samenleving, 435-443. startkwalificaties e.d. Goed artikel.



Glebbeek, A. (1993). Perspectieven op loopbanen. Assen: Van Gorcum. '95



Hartog, J. (1992). Capabilities, allocation and earnings. Dordrecht: Kluwer. '95



Hooff, J. van (1987). De arbeidsmarkt als arena. Arbeidsmarktproblemen in sociologisch perspectief. Amsterdam: Sua.



Lindeboom, M. (191992). Empirical duratiuon models for the labour market. Amsterdam: Thesis. '95



Matheeuwsen, A. G. M., Smits, W., & Willems, E. J. T. A. (1994). Trendrapport arbeidsmarkt technisch opgeleiden. Maastricht: ROA. -> POW.



Petersen, Anne C. Petersen & Jeylan T. Mortimer, J. T. (eds) (1994). Youth unemployment and society. Cambridge University Press.



Taris, Toon W. (1994). Analysis of career data from a life-course persepctive. Proefschrift Vrije Universiteit. UB UvA.



Veenman, J. (ed) (1995). Best practices. Transition from school to work for youth at risk in the Netherlands. Rotterdam: ISEO (on behalf of the OECD).



Rosenbaum, J. E., & Kariya, T. (1991). Do school achievements affect the early jobs of high school graduates in the United States and Japan? Sociology of Education, 64, 78-95. preview



Rosenbaum, J. E., & Kariya, T. (1989). From high school to work: market and institutional mechanisms in Japan. American Journal of Sociology, 94, 1334-65.preview fc



Bengtsson, J. (1993). Labour markets of the future: the challenge to education policy makers. European Journal of Education, 28, 135-158. preview




Jencks, C., Perman, L. & Rainwater, L. (1988). What is a good job? A new measure of labor-market success. AJS, 93, 1322-1357. fc Relevant voor het ritsmodel? No currently available index allows investigators to estimate the overall desirability of specific jobs. pp. 1323; While it is not ideal for all purposes, we argue that the proposed index provides a better measure of a worker’s competitive success in the labor market than any existing measure does.



Maassen van den Brink, H., & Groot, W. (1996). Overscholing en verdringing op de arbeidsmarkt. ESB 24-1, 74-77. fc ... Overscholing is geconcentreerd bij werknemers die hun loopbaan hebben onderbroken, in deeltijd werken en aan het begin van hun loopbaan staan. Overscholing lijkt daarom eerder een compensatie voor gebrek aan ervaring te zijn, dan het resultaat van verdringing van lager opgeleiden.



Mevissen, J. W. M. (1992). Interactie met beleid? Een verkenning van het arbeidsmarktgedrag van overheid en ondernemingen. Amsterdam: Swets & Zeitlinger.



- Alexander, P.A., & Judy, J.E. (1988). The interaction of domain-specific and strategic knowledge in academic performance. RER, 58, 375-404. Zou wel eens van belang kunnen zijn voor de specifiek-vs-generiek opleiden problematiek. Voor Toetsvragen schrijven misschien ook. fc: tvr



Bakker, B.F.M. Bakker; J. Dronkers & G.W. Meijnen (Eds) (1989). Educational opportunities in the welfare state. Longitudinal studies in educational and occupational attainment in the Netherlands. Nijmegen: ITS (Instituut voor Toegepaste Sociale Wetenschappen). isbn 9063706561 (o.a. P.J. Willemse: Survival in pe-univesity education. A comparison of two Dutch generations as regards gender, achievement and social background 75-98)



Becker, B.E., The influence of labor markets on human resources utility estimates. Personnel Psychology, 1989, 42: 531-546.



Bedrijvige, De, school. Een visie op het onderwijs van de toekomst. Amsterdam: ABOP; 1989. 96 blz.; XX 1-1; ISBN: 90-6627-5464.



Beek, K. W. H. van, Koopmans, C. C., & van Praag, B. M. S. (1993). Discriminatie op de arbeidsmarkt? ESB, 476-481. eq, sel fc “De manier waarop werkgevers sollicitanten selecteren leidt ertoe dat vrouwen, allochtonen, ouderen en mensen die niet volledig gezond zijn weinig kans hebben om een baan te vinden. (...). De gehanteerde selectiemethoden vormen een ernstige hindernis voor een succesvol participatiebeleid. Door meer loonkostenconcurrentie kunnen werkgevers worden gestimuleerd om anders te gaan selecteren.” De auteurs stellen een simulatiemodel op. fc. eq



- Beekman, Th. B. J., & Grip, A. de (191). Wrkloosheidsindicatoren voor schoolverlaers. ROA-RM-1991/1. .



Beer, Paul de (1989). Arbeidsmarkt in perspectief. Deventer: Van Loghum Slaterus.



Behrman, J., Taubman, P., & Wales, T. (1977). Controlling for and measuring the effects of genetics and family environment in equations for schooling and labor market success. In Taubman, P. (ed.) Kinometrics: determinants of socio-economic success within and between families. North Holland, 1977. 35-96. diff eq am



Belderbos, R., & Teulings, C. (1990). Verdringing op de arbeidsmarkt: theorie en empirie. In Schippers, J. (Red.) (1990). Arbeidsmarkt en maatschappelijke ongelijkheid. Groningen: Wolters-Noordhoff, 213-240.



Belderbos, R.A., & C.N. Teulings, De arbeidsmarkt tot 1994; kansen op werk voor werkzoekenden met hoogstens een middelbare opleiding. Amsterdam: SEO, 1989. 155 blz.; ISBN: 90-5220-001-7.



Bergeijk, C, van, & Grip, A. de (1986). Bestaan en ontwikkeling van interne arbeidsmarkten in Nederland. Sociaal Maandblad Arbeid, p. 437-451.



Bierings, H.B.A., & A. van Witteloostuijn, Werkloosheid en vacatures. Inzichten vanuit de economische theorie. Maandschrift Economie, 1989, 53, 382-400. (bibliotheek SEO).



Bills, D.B., Costs, commitment and rewards: factors influencing the design and implementation of internal labor markets. Administrative Science Quarterly, 1987, 32: 202-221.



Blaug, M., The correlation between education and earnings: what does it signify? Higher Education, 1972, 53-76. Reprinted in M. Blaug (ed.) The economics of education and the education of an economist. Aldershot Hants England: Elward Elgar Publishing Limited, 1987, 76-99.



Bordewijk, W. (1949). Een onderzoek naar de factoren, die beroepswens en beroepsvoorstelling van de proletarische jeugd beïnvloeden. Proefschrift RU Utrecht. Groningen: Wolters.



Borghans, L. (1993). Educational choice and labour market information. Maastricht: ROA. (proefschrift). '94



Bowman, M. J. (1988). Links between general and vocational education: does the one enhance the other? Int. Rev. Educ., 34, 149-171. “The answer is YES. The hallmark of successful schooling is the creation of portable skills and efficiency in future learning. This paper examines the linkages between and within levels of schooling, and between education in schools and apprenticeships and other forms of work-associated training. It shows that elementary schooling is of too great a vocational importance to risk feeding children vocationalism. School-work programmes are rarely effective pedagogy, but theory is an important element in apprenticeships.” (dualisering; specifiek vs generiek) fc [ziet er bepaald uit als een pleidooi tegen het situationisme/constructivisme]



Boxman, E.A.W. (1992). Contacten en carrière. Een empirisch-theoretisch onderzoek naar de relatie tussen sociale netwerken en arbeidsmarktposities. Amsterdam: Thesis.



Brandsma, T. F., Nijhof, W. J., & Kamphorst, J. C. (1990). Kwalificatie en curriculum. Een internationaal vergelijkende studie naar methoden voor de bepaling van kwalificaties. AmsterdAm: Swets & Zeitlinger. (Forum 7). '93



Buitendam, A., Dumas, D.A.G., & Glebbeek, A.C. (Redactie) (1990). Het Zweedse model. Geschikt voor import? Assen: Van Gorcum. ISBN 90-232-2517-1.



Cain, G. G. (1986). The economic analysis of labor market discrimination: a survey. In Ashenfelter, O., & Layard, R. Handbook of labor economics. Amsterdam: Elsevier. 692-785. fc onder ec



Caplan, N., Whitmore, J. K., & Choy, M. H. (191989). The boat people and achievement in America. A study of family life, hard work, and cultural values. Ann Arbor: The University of Michigan Press.



Casson, Mark (1983). Economics of unemployment. An historical perspective. Oxford: Martin Robertson. ISBN 0-85520-673-X.



Conen, G. J. M., Huijgen, F., & Riesewijk, B. J. P. (1983). De kwalitatieve structuur van de werkgelegenheid in 1960, 1971 en 1977. I. De ontwikkeling van de functieniveaustructuur in de vier sectoren van de werkgelegenheid. ESB, 361-369. Eerste van serie van drie artikelen, in zekere zin vervolg op Conen, G. J. M., & Huijgen, F. (1980). De kwalitatieve structuur van de werkgelegenheid in 1960en 1971 (I t/m IV), ESB, 23 april, 7 mei, 21 mei, 4 juni. fc



Damme, J. van -, & J. Dronkers, (Red), Jongeren in school en beroep. Amsterdam: Swets & Zeitlinger, 1989.



Drenth, P. J. D. (1960). Een onderzoek naar de motieven bij het kiezen van een beroep. Proefschrift Vrije Universiteit.



Drenth, P.J.D., van der Kooij, R.N., & van Luijk, F. (1983). The meaning of working. Results of a survey on a national sample and ten specific target groups in the Netherlands: a source book. Amsterdam: VU Uitgeverij. 92



Dronkers, J. (Red.(1978). Onderwijs en economie. ORD '78. Den Haag: SVO/Staatsuitgeverij.



Eck, E.van; Volman, M. De winkel gaat gewoon een tijdje dicht. Arbeidsmarkt- perspectieven en opleidingskeuzen aan het einde van de basisschool; een verkennende studie. Amsterdam: SCO (Stichting Centrum voor Onderwijson- derzoek van de UvA); 1988; 117 blz. (advies aan het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid); SCO-publ.93. arbeidsmarktperspectieven/opleidingskeuzen.



Engbersen, G., Publieke geheimen. Het ontstaan van een onderklasse in Nederland. Leiden: Stenfert Kroese, 1990.



Esch, R. van, Kan werkloosheid natuurlijk zijn? Tijdschrift voor Politieke Ekonomie, 1989, 12: 86-95.



Fasano, C. (1983). Education and work. The views of the young. Paris: CERI/OECD.



Geurts, J., Th. de Keulenaar, & J. Penders (redactie), Onderwijs en arbeid. Bijdragen tot de onderwijsresearchdagen 1983. Amsterdam: Swets & Zeitlinger, 1984.





Gils, G. van, Een onderzoek naar maatregelen ter werving en behoud van toponderzoekers. 's-Gravenhage, Staatsdrukkerij, 1985. ISBN 90 346 0489 6



Glebbeek, A. (1993). Perspectieven op loopbanen. Assen: Van Gorcum. 1993. 16: “Onder compenserende modellen verstaan economen het principe dat beloningen de weerspiegeling vormen van opofferingen die men zich in verleden, heden of (soms) toekomst heeft getroost.” “Individuen kiezen het voor hen optimale pakket van voor- en andelen, zodat gegeven de druk van de concurrentie arbeidsmarktposities tenderen naar netto-gelijkwaardigheid over de levensloop.” Daartegenover staat dan de alternatieve theorie p. 17: “iunnen alle processen worden gevat, die de facto leiden tot een beperking van de mededinging om arbeidsplaatsen.” Zie ook punten a t/m e p. 17.



Glebbeek, A., Jeugdwerkloosheid en het onderwijs. Jeugd en Samenleving, 1983, 373-389.



Glebbeek, A.C., De arbeidsmarktpositie van opleidingen. Ontwikkeling en illustratie van een theoretisch model. Groningen: Sociologisch Instituut RUG, 1988. Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken, 1988, 4 #3, 75-89.



Grip, A. de, & Dekker, R. (1993). Winnaars en verliezers op de arbeidsmarkt 1985-1990. TvArbeidsvraagstukken, 9, 220-229.



Grip, A. de, & Heijke, J. A. M. (1991). Past and future shifts in labour supply and demand by education and occupation. In Siegers, J. J., & Tazelaar, F. (Eds). The Dutch labour market in 2000, demographic changes & policy implications. 73-97. ROA-overdrukje



Grip, A. de, & J.A.M. Heijke, Arbeidsmarktindicatoren: een inventarisatie. Maastricht: ROA, 1988. (SCO 90/4)



Grip, A. de, (pilot project in utivoering:) Registratie Uitstroom en Bestemming Schoolverlaters (RUBS). Ontwikkelen van een landelijk bruikbaar meetinstrument tbv de registratie van de uitstroom van schoolverlaters en hun positie op de arbeidsmarkt.



Grip, A. de, Heijke, J.A.M., Dekker, R.J.P. & Groot, L.F.M.(1988). De arbeidsmarkt naar beroep in 1992. Economisch Statistische Berichten 29 juni, 617- -622



Groot, W., & T. ter Huurne, Herintredingskansen van werkloze jongeren. Mens en Maatschappij 1989, 64, 365-383.



Groot, W., Het aanbod van zwarte arbeid door werkloze uitkeringsgerechtigden. Mens en Maatschappij, 1990, 65, 145-164.



Hammond, K.R., Th.R. Stewart, B. Brehmer, & D.O. Steinmann, Social judgment theory. In Arkes & Hammond, 1986, 56-76.



Hartog, J. (1992). Capabilities, allocation and earnings. Dordrecht: Kluwer Academic Publishers. POW project 6863 ec



Hartog, J., & J.M.M. Ritzen, Onderwijs en arbeidsmarkt. In Van Kemenade e.a. 1987a, 150-240



Hartog, J., E. Mekkelholt, & H. van Ophem, Arbeidsmobiliteit in Nederland 1957-1985. Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken 1988, 4, 65-74.



Bertil Holmlund, Karl-Gust Löfgren and Lars Engström (1989). Trade unions, employment, and unemployment duration. Oxford: Clarendon Press. isbn 0198286708.



Hoof, J.J. van, 'Interfaces' en tussenschakels. Twee benaderingen bij de verbetering van de aansluiting tussen onderwijs en arbeid. Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken, 1986, 2, #2, 15-28. Herdruk in de Rooij & Jonkergouw, 1989.



Huijgen, F., & Smits, J. (1990). Verdringing op de Nederlandse arbeidsmarkt: fictie of werkelijkheid? Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken, 6 #2, 19-21.



Huurne, A. ter, Werkloze jongeren twee jaar later. OSA W 55, 1988. (SCO 90/22).



Jahoda, M. (1982). Employment and unemployment. A social-psychological analysis. Cambridge: Cambridge UP.



Janoski, Thomas (1990). The political economy of unemployment. Active labor market policy in West Germany and the United States. Berkeley: University of California Press. ISBN 0-520-06858-8. ('This book describes and explains the formation of active labor market policy in Germany and the United States. It sets programs of education, job training, job creation, and job placement in a historical context and covers developments since World War I in detail with some attention to earlier centuries. .... my purpose is to uncover the causal forces that brought governments to intervene into employment problems in the labor market.')



Jencks, C., Perman, L., & Rainwater, L. (1988). What is a good job? A new measure of labor-market success. American Journal of Sociology, 93, 1322-57. fc Is ook voor de thematiek van ijn proefschrift van belang: waar streven studenten naar? Het inkomen is wel belangrijk, maar allerlei andere punten zijn twee keer zo belangrijk als dat inkomen.



Jong. M. de, Moerkamp, T., Onstenk, J., & Babeliowski, M. (1990). Breed toepasbare beroepskwalificaties. Amsterdam: SCO.



Kiefer, Nicholas M., & Neamann, George R. (Eds) (1989). Search models and applied labor economics. Cambridge: Cambridge University Press.



Henk Kleijer e.a. (red.) (1981). Onderwijs, kwalificatie en arbeidsmarkt. Amsterdam: Siswo, 1981 / Nijmegen: Uitgeverij LINK. - Kliebard, H.M. (1990). Vocational education as symbolic action: connecting schooling with the workplace. AERJ 27, 9-28.



Kroft, H., G. Engbersen, K. Schuyt, & F. van Waarden, Een tijd zonder werk. Leiden: Stenfert Kroese, 1989.



Kwaliteiten erkennen. Rapport van de Commissie Erkenning Verworven Kwalificaties. Ministerie van O & W, directie BVE, , merv. L. Jongejan. Verslag van een studie naar de mogelijkheden om in Nederland te komen tot een stelsel waarin niet formeeel behaalde c.q. niet vastgestelde kwalificaties van individuen kunnen worden erkend. maart 1994. Cie: Wijnen, van Berkel, Verloop, Liebrand, Franken, Klarus.



- Meijers, F., & E. Peters, Leer/ervaringsplaatsen: een alternatief voor werkloosheid? In Damme, J. van -, & J. Dronkers, (Red), Jongeren in school en beroep. Amsterdam: Swets & Zeitlinger, 1989, 141-149.



- Onstenk, J. (1992). Skills needed in the work place. In Tuijnman, A., & Van der Kamp, M. Learning for the life span. London: Pergamon. 137-156.



Onstenk, J.H.A.M., & Wilbrink, B. (1992). Arbeidsmarktrelevantie van beroepsgerichte volwasseneneducatie. De beoordeling van arbeidsmarktrelevantie in de PBVE-praktijk. Amsterdam: SCO. (SCO-rapport 310)





Ours, J. van, Op zoek naar nieuwe werknemers. Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken, 1989, 5 #3, 50-65.



Peters, E., & du Bois-Reymond, M. (1990). Levensontwerpen van jonge vrouwen en mannen. Mens en Maatschappij, 65, 396-417.



Ploeg, S.W. van der (1992). Expansie van het voortgezet en hoger onderwijs: effecten van veranderingen op de arbeidsmarkt, in gezinnen en in het onderwijssysteem. MenM, 67, 156-176. Vanfa WO II



- Rosenbaum, J. E., Kariya, T., Settersten, R., & Maier, T. (1990). Market and network theories of the transition from high school to work: their application to industrialized societies. Annual Review of Sociology, 16, 263-299. soc



Rosenbaum, J.E., & Kariya, T. (1991). Do school achievements affect the early jobs of high school graduates in the United States and Japan? Soc. of Ed., 64, 78-95.



Salverda, W. (1990). Verdringing op de Nederlandse arbeidsmarkt. Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken, 6 #2, 4-21.



Sattinger, M., Unemployment, choice and inequality. New York: Springer, 1985.



Schippers, J. J. (Red.) (1990). Arbeidsmarkt en maatschappelijke ongelijkheid. Groningen: Wolters-Noordhoff.



Shirk, S. L. (1982). Competitive comrades. Career incentives & student strategies in China. Berkeley: U. of California Press.



Spenner, K. I. (1985). The upgrading and downgrading of occupations: issues, evidence and implications for education. RER, 55, 125-154. fc



Spithoven, A.H.G.M., Werkloosheid tussen markt en regulering. Een sociaal economische studie van de ontwikkeling van de werkloosheid in Nederland sedert 1965. Amsterdam: Thesis, 1988. Handelsuitgave van dissertatie.



Spruit, I.P. (1983). Unemployment, employment and health. Leiden: RU (proefschrift).



Spruit, I.P., & F. Tazelaar (Red.), Leven met werkloosheid. Groningen: Wolters-Noordhoff, 1987.



Strober, M.H. (1990). Human capital theory: implications for HR managers. Industrial relations, 29, 214-239.



Tesser, P., Schriftelijk onderwijs en de arbeidsmarkt. In Houtkoop & van der Kamp, 1988, 1121-136.



Teulings, C., & M. Koopmanschap, An econometric model of crowding out of lower education levels. European Economic Review 1989, 33, 1653-1664. verdringing



Teulings, C., De grenzen van beroepsdeelmarkten. Tschr v Arbeidsvrgst 1988 #4 46-61



Teulings, C., Verdringing en de gevolgen voor manpowerplanning. In Meijnen, G.W., Nieuwenhuis, A.F.M., & J.L. Peschar (1987, 111-120)



Teulings, C.N., & R.A. Belderbos, Kansen op werk. Een analyse van verdringing op de Nederlandse arbeidsmarkt.De relatie tussen opleiding en beroep, fase 2. Amsterdam: Stichting voor Economisch Onderzoek der Universiteit van Amsterdam, 1988.



Thurow, L.C. (1975). Generating inequality. New York: Basic Books. UBL: 3291 E 37. geleend. Kopie (ec bak) gemaakt van hoofdstuk 4 ‘Job competition: the labor queue. en hoofdstuk 5: Job competition: the job distribution. ec eq



Tijdelijke Adviescommissie voor de Uitbouw van het Technologiebeleid (voorzitter: prof. dr. W. Dekker) (1987). Wissel tussen kennis en markt. Den Haag: Ministerie van Economische Zaken.



Tuma, N. B. (1985). Effects of labor market structure on job-shift patterns. In J.J. Heckman & B. Singer (eds.) Longitudinal analysis of labor market data. Cambridge: Cambridge UP. (event history analysis)



Turvey, Ralph (Ed.) (1990). Developments in international labour statistics. London: Pinter Publishers.



Vk 7-7-94 Stap ’ns in de wereld die bonsai heet. “U zou nog een heel geschikte ‘medewerker bonsaikwekerij’ zijn. Dat hebben duizenden WAO-ers de afgelopen tijd te horen gekregen. Na de verplichte herkeuring zouden ze weer aan de slag kunnen tussen de mini-boompjes. Er zijn maar een paar kleine bezwaren. In Nederland worden geen bonsai’s gekweekt. Het is een bijna onbekende kunsvorm. En, weet de handelaar: ‘Het is loodzwaar werk.’”



Vries, B. de, & P. den Boer, Omwille van de kwaliteit: onderzoek naar de voorwaarden en mogelijkheden van herstructurering van studie- en beroepskeuzevoorlichting en afstemming onderwijs - arbeid op regionaal niveau. Nijmegen: ITS, 1989.



- Wieringen, A.M.L. van, Innovatie van onderwijs en arbeid. Amsterdam: Swets & Zeitlinger, 1986.



Wolfle, D. (1971). The uses of talent. Princeton, New Jersey: Princeton University Press. In hoofdstuk 1 een beschouwing over ecosystemen en de daarin voorkomende species als model voor de naar specialismen gedifferentieerde aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt.



Wong, R.A., H.P.A. Kroft, & T.J. Veerman, Toeleiding naar de arbeidsmarkt: een studie naar participatie aan en rendement van voorzieningen voor werkloze jongeren. RULeiden Werkgroep Arbeidsvraagstukken en Welzijn, 1988. ISBN 90-5181-001-6. PBVE



WRR (1990). Een werkend perspectief. Arbeidsparticipatie in de jaren '90. Den Haag: Wetenschappeijke Raad voor het Regeringsbeleid. (SDU Uitgeverij).



Reynaert, W.M., Arbeidsmarktperspektief voor allochtonen. Assen: Van Gorcum, 1988.



Veen, A., & F. Riemersma, Onderbenutting bij allochtone werknemers op de arbeidsmarkt. Voorstudie tbv de WRR, in druk 1989.



Krogt, F.J. van der, & J. Oosting, Relaties tussen scholen en hun omgeving. Een onderzoek naar de externe contacten en het arbeidsmarktbeleid van MBO scolen. Twente, Toegepaste Onderwijskunde, 1988?



McKenna, C.J., Uncertainty and the labour market: recent developments in the job-search theory. Brighton: Wheatsheaf Books, 1985.



Sattinger, M., Unemployment, choice and inequality. New York: Springer, 1985.



Jansen van Galen, J., Nekkers, J., Pels, D., & Pronk, J.P. (1985). Het moet, het kan, op voor het plan. Vijftig jaar Plan van de Arbeid. Amsterdam: Bert Bakker.



Brown, D., L. Brooks, & Ass. (Eds.), Career choice and development. San Francisco: Jossey-Bass, 1984.



Costa, P.T., R.R. McRae, & J.L. Holland, Personality and vocational interests in an adult sample. Journal of Applied Psychology, 1984, 69, 390-400.



Eberhardt, B.J., & P.M. Muchinsky, Structural validation of Holland's hexagonal model: vocational classification through the use of biodata. Journal of Applied Psychology, 1984, 174-181.



Gati, I. (1991). The structure of vocational interests. PB 109, 309-324.



Ginzberg, Eli, Sol W. Ginsburg, Sidney Axelrad, & John L. Herma (1951). Occupational choice. An approach to a general theory. New York: Columbia University Press.



Tracey, T. J., & Rounds, J. (1993). Evaluating Holland's and Gati's vocational-inteest models: a structural meta-analysis. PB, 113, 229-246.



Adnet, Georges, Paul Minon. Léon Derwa (1956). Contribution à l’étude des professions universitaires. Les ingénieurs en 1955. La profession des docteurs en droit sortis de l’université de Liège de 1899 à 1949. Liège: H. Vaillant-Carmanne. Travaux de l’Institut de Sociologie de la Faculté de Droit de Liège, VII.



Boot, P., Her- en bijscholing van werkenden. Tijdschrift voor Politieke Ekonomie 1990, 12 #3, 93-113.



Leijnse, F., Overheid en beroepsgerichte scholing. Tijdschrift voor Politieke Ekonomie 1990, 12 #3, 114-132.



Damme, J. van -, & J. Dronkers, (Red), Jongeren in school en beroep. Amsterdam: Swets & Zeitlinger, 1989. 129-140.



Heroverweging subsidies arbeidsmarktgerichte projecten voor jongeren. Begrotingsvoorbereiding 1990. Den Haag: Ministerie van SoZaWe; 1989. 140 blz. (Deelrapport nr.4); 140 blz.



Jong, M.W. de [and others]. Breed toepasbare beroepskwalificaties in leerplan en beroepspraktijk. Een probleemverkenning en begripsanalyse. Amsterdam: SCO; 1990. 192 blz. (Eindrapport); SCO-rapp.230



Kwantes, N.J.M., E.G.H.M. Prevoo, & J.G.L. Thijssen, Beroeps- en functieprofielconstructie als basis voor opleidingen. Tijdschrift voor Hoger Onderwijs, 1988, 6, 78-91.



Bakker, B. F. M., Dronkers, J., & Meijnen, G. W. (eds.) (1989). Educational opportunities in the welfare state. Longitudinal studies in educational and occupational atainment in the Netherlands. Nijmegen: ITS POW XIX 5-55. Dronkers, J. The yield of Dutch educational attainment research; a retrospective view of the last decennium, 1-20; Graaf, P. de, Cultural reproduction and educational stratification, 39-58; Dronkers, J., & Bakker, B. F. M. Income attainment in the Netherlands. A longitudinal study of the relationships for men between origins, education, marriage, occupation and fa,ily income, 183-20.



Brown, D., L. Brooks, & Ass. (Eds.), Career choice and development. San Francisco: Jossey-Bass, 1984.



Ridder, G., Life patterns in labor market experience. Academisch proefschrift, Universiteit van Amsterdam, 1987.



Krogt, F.J. van der, & J. Oosting, Relaties tussen scholen en hun omgeving. Een onderzoek naar de externe contacten en het arbeidsmarktbeleid van MBO scolen. Twente, Toegepaste Onderwijskunde, 1988?



Ledoux, G., Deckers, P., de Bruijn, E., & Voncken, E. (1992). Met het oog op de toekomst. Ideeën over onderwijs en arbeid van ouders en kinderen uit de doelgroepen van het onderwijsvoorrangsbeleid. Amsterdam: SCO.



Ganzeboom, H.B.G., & P.M. de Graaf, Intergenerationele opleidingsmobiliteit in Nederland van geboortecohorten 1891-1960. Sociale Wetenschappen, 1989, 32, 263-278`.



Graaf, P. de, Inter- en intrragenerationele beroepsmobiliteit. Mens en Maatschappij 1989, 64, 385-404.



Hartog, J., E. Mekkelholt, & H. van Ophem, Arbeidsmobiliteit in Nederland 1957-1985. Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken, 1988, 4, 65-74.



Baeten, J.J.M., A. van Cuijck-Remijsen, J. Dronkers, & L. van 't Hof, Horizontale differentiatie in het onderwijs en ongelijkheid op de arbeidsmarkt. Sociale Wetenschappen, 1989, 32, 253-262.



Bakker, E., & J. Kösters, Alternatieve leerplaatsen in het kader van de PBVE. Utrecht: Onderzoekers Kombinatie Utrecht, 1988. In opdracht van COLO. Gedeeltelijk afgedrukt in PBVE Nieuwsbrief 4 (achterin).



Bal, J.M., & J.F.M. de Jonge, Allochtonen in het leerlingwezen. Een onderzoek naar de positie van allochtonen in de praktijkcomponent van het leerlingwezen in Rotterdam. Den Haag; Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 1989.



Born, P. van den, Scholingstrajectmanagement. Een uitdaging voor de PBVE-coördinatiepunten. Volwasseneneducatie 1990, 1, 1-4



Engbersen, G., Publieke geheimen. Het ontstaan van een onderklasse in Nederland. Leiden: Stenfert Kroese, 1990.



Hitt, M.A., & S.H. Barr, Managerial selection decision models: examination of configural cue processing. JAP 1989, 74, 53-61



Jong, M.W. de, J. de Wild, & P. van den Dool, Over de gebruikswaarde van onderwijsonderzoek. Ped.Studiën 1989, 66, 429-441.



M.A. McDaniel, F.L. Schmidt, & J.E. Hunter, Job experience correlates of job performance. JAP 1988, 73, 327-330.



Salverda, W. (1990). Verdringing op de Nederlandse arbeidsmarkt. Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken, 6 #2, 4-19.



Schmidt, F.L., J.E. Hunter, & A.N. Outerbridge, The impact of job experience and ability on job knowledge, work sample performance, and supervisory ratings of job performance. JAP 1986, 71, 432-439.



Veenman, J., Discriminatie op de arbeidsmarkt. Rotterdam: ISEO Erasmus Universiteit, 1988. Bv Van Beek, Koopmans, & Van Praag. (1993). Discriminatie op de arbeidsmarkt? ESB, 476-481.



Karstanje, P.N., Mogelijkheden van beleidsevaluatie bij grootschalige onderwijsvernieuwing. Ped.T. 1989, 14, 370-380



Borghans, L. (1991). De arbeidsmarkt en de invloed van voorspellingen. ESB 6-11-1991, 1113-1116.



Barrett, G.V., & Depinet, R.L. (1991). A reconsideration of testing for competence rather than for intelligence. AP, 46, 1012-1024.



Inui, A. (1993). The competitive structure of school and the labour market: Japan and Britain. British Journal of Sociology of Education, 14, 301-314. fc onder ex comp. Het boeiende van deze vergelijking tussen Engeland en Japan is dat Japan een weinig door beroepen gestructureerde arbeidsmarkt kent, een arbeidsmartk dus waar het ritsmodel niet opgaat, althans geen bescherming biedt tegen competitie van voor andere beroepen opgeleiden.



Rosenbaum, J. E., & Kariya, T. (1991). Do school achievements affect the early jobs of high school graduates in the United States and Japan? Sociology of Education, 64, 78-95. Analyses of High School and Beyond longitudinal surveys in both countries find that high school grades have large effects on early jobs in Japan, but little effect in the United States, especially for males. Moreover, contrary to contentions by Bowles and Gintis, noncognitive behaviors have few influences on jobs in either country. geen kopie.



Roth, A.E. (1984). Misrepresentation and stability in the marriage problem. J. of Economic Theory 34: 383-387.



Roth, A.E. (1985) The college admissions problem is not equivalent to the marriage problem. J. of Economic Theory, 36: 277-288.



Roth, A.E. (1985). Common and conflicting interests in two-sided matching markets. European Economic Review, 27: 75-96. (Alle vier Roth publicaties gerefereerd in Coleman's Foundations 1990).



Roth, E.A. (1984). The evolution of the labor market for medical interns and residents: a case sudy in game theory. J. of Political Economy, 92: 991-1016.



Schmidt, F. L., & Hunter, J. E. (1981). Employment testing. Old theories and new research findings. AP, 36, 1128-1137. p. 1130: Een soort ritsmodel voor tests en overige informatie, i.p.v. credentials en tests is hier en daar in Amerika wel gebruikt / gebruikelijk, zoals bij U.S. Steel: "The theory that selection procedures are not important is sometimes presented in a more subtle form. In this form, the theory holds that all that is important is that the people hired be “qualified.” This theory results in pressure on employers to set low minimum qualification levels and then to hire on the basis of other factors from among those who meet these minimum levels. This is the system U. S. Steel adopted. In our experience, minimum levels on cognitive ability tests are typically set near the 15th percentile for applicants. Such “minimum competency” selection systems result in productivity losses 80% to 90% as great as complete abandonment of valid selection procedures (...). For example, if an rganization the size of the federal gocvernment (4.000.000 employees) were to move from ranking on valid tests to such a minimum competency selection system with the cutoff at the 20th percentile, yearly productivity gains from selection would be reduced from $15.6 billion to $2.5 billion (...), an increase in labor costs of $13.1 billion per year required to maintain the same level of output. In a smaller organization such as the Philadelphia police department, the loss would be $12 million per year, a drop from $18 million to $6 million (...)."



Beek, K. W. H. van, Koopmans, C. C., & Van Praag, B. M. S. van (1992). Gezocht: jonge, gezonde autochtone man. ESB, 560-564.



Beek, Krijn van (1993). To be hired or not to be hired, the employer decides. Relative chances of unemployed job-seekers on the Dutch labour market. Proefschrift. B Leiden.



Akkermans, D.H.M., Verharding van het LHNO? Enige resultaten van een onderzoek naar het selectiebeleid van werkgevers. In Meijnen, Nieuwenhuis & Peschar, 1987, 75-82.



Dreher, G.F., & Bretz, R.D., Jr. (1991). Cognitive ability and career attainment: moderating effects of early career success. JAP, 76, 392-397.



Glebbeek, A.C., & Th. Mensen, Opleiding als selectiecriterium: een onderzoek onder werkgevers. In Hartog & Ritzen, 1986, 129-151.



M.A. McDaniel, F.L. Schmidt, & J.E. Hunter, Job experience correlates of job performance. JAP 1988, 73, 327-330.



Rynes, S., & Gerhart, B. (1990). Interviewer assessments of applicant 'fit': an explorative investigation. Personnel Psychology, 43, 13-35.`



Schmidt, F.L., J.E. Hunter, & A.N. Outerbridge, The impact of job experience and ability on job knowledge, work sample performance, and supervisory ratings of job performance. JAP 1986, 71, 432-439.



Berg, C.J. van den, & van Essenberg, A.C. (1977). Leren doe je niet alleen op school. De stage in het participatie onderwijs. Muiderberg: Coutinho.



Onstenk,J.H.S.M. [and others]. Leerprocessen in stages. Eindrapport. Amsterdam: SCO (Stichting Centrum voor Onderwijsonderzoek van de UvA); 1990.



Turvey, R. (Editor, 1990). Developments in international labour statistics. London: Pinter Publishers.



Grip, A. de, L.F.M. de Groot, & J.A.M. Heijke, Clustering occupational classes by educational structure (ROA-W-1987/2E). Maastricht: 1987. (poging een oplossing te geven voor het probleem dat beroepsklassen op 2-digit niveau voor studie- en beroepskeuze belangrijke tekortkomingen hebben).



Borghans, L. (onderzoek in uitvoering bij ROA, 1989): De rol van arbeidsmarktinformatie bij de onderwijskeuze en de consequenties die deze keuzes hebben voor de (dynamiek van) de allocatie op de arbeidsmarkt.



Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, The next twenty-fice years. A survey of future developments in the Netherlands. WRR 15, 1978.



WRR Overheid en toekomstonderzoek, een inventarisatie. WRR 34, 1988.



Houtkoop, W., & M. van der Kamp (redactie), Oriëntaties in de volwasseneneducatie. Amsterdam: Swets & Zeitlinger, 1988.



Houtkoop, W., & M. van der Kamp, Mogelijkheden voor (evaluatie)-onderzoek in de basiseducatie. 's-Gravenhage, SVO, 1988.



Houtkoop, W., & M. van der Kamp, Probleemverkenning volwasseneneducatie. 's-Gravenhage, SVO, 1988.



Houtkoop, W., & M. van der Kamp, Probleemverkenning Volwasseneneducatie; een voorstel tot onderzoek in het kader van de SVO-programmalijn volwasseneneducatie. Den Haag: SVO, 1986.



Houtkoop, W.; Felix, Ch. Volwasseneneducatie in Europa. Een vergelijkende studie naar de volwasseneneducatie in een aantal EG-landen en in Zweden. Utrecht: RVE (Adviescentrum Volwassenendeducatie); 1990. 92 blz.;



Invoeringswet Kaderwet Volwasseneneducatie (IKVE). Kamerstuk 20 645.



Rubenson, K., Swedish adult education policy in the 1970s and 1980s. In Ball, S.J., & S. Larsson, The struggle for democratic education. Equality and participation in Sweden. London: The Falmer Press, 1989: 117-137.



Willem Houtkoop: een plaatsbepaling. Amsterdam: SCO; 1990. 88 blz.; SCO-publ.106.



Ritzen, J.M.N., Economische aspecten van volwasseneneducatie. ESB 74 (1989) 3689 (11 jan) 43-47.



Baeten, J.J.M., A. van Cuijck-Remijsen, J. Dronkers, & L. van 't Hof, Horizontale differentiatie in het onderwijs en ongelijkheid op de arbeidsmarkt. Sociale Wetenschappen, 1989, 32, 253-262.



Akkermans, D.H.M., Het LHNO op de arbeidsmarkt: een onderzoek naar het selectiebeleid van bedrijven. Groningen: RION, 1987.



Arends, J. & J. Meerdink, Gewoon aanpakken. Een onderzoek naar de variatie in arbeidskarrières van laagopgeleide meisjes. Den Haag; Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 1989.



Dorien de Wit, de onmogelijke levensloopbaanplanning van vrouwelijke academici. In 'Vijf jaar letteren in Tilburg', Tilburg, KUB 1986.



Epstein, C.F. (1988). Deceptive distinctions. Sex, gender, and the social order. New Haven: Yale UP.



Poel, S. van der (1983). Bij gebrek aan beter. Vrouwen bij de Amsterdamse politie. Synopsis.



Aimée van Tricht (1951). De toekomst tegemoet. Beroepsmogelijkheden voor meisjes. Haarlem: Drukkerij De Spaarnestad.



Jennifer M. Bowes & Jacqueline J. Goodnow (1996). Work for Home, School, or Labor Force: The Nature and Sources of Changes in Understanding. Psychological Bulletin, 119, 300-321.



Steven P. Brown (1996). A Meta-Analysis and Review of Organizational Research on Job Involvement. Psychological Bulletin, 120, 235-255. abstract



Ruben Taris (2003). Person-environment fit. A longitudinal study of the interaction between employee characteristics and work environmental characteristics. Proefschrift Vrij Universiteit. (Drenth is promotor)



Herbert J. Walberg, Bernadette F. Strykowski, Evangelina Rovai & Samuel S. Hung (1984). Exceptional Performance. Review of Educational Research, 54, 87-112. abstract




Jacques van Hoof en Wim van Noort (Red.) (2004). Arbeid, onderwijs & sociale ongelijkheid in de 21ste eeuw. Boom. isbn 908506063x




Michael Gebel &d Johannes Giesecke (June 5, 2016). Does Deregulation Help? The Impact of Employment Protection Reforms on Youths’ Unemployment and Temporary Employment Risks in Europe. European Sociological Review, Advance Access pdf free access




Ronald Batenburg, Tanja van der Lippe, Erik de Gier (2002). Met het oog op de toekomst van de arbeid. Elsevier. isbn 905901099x




Luc Soete (Red.) (2002). ICT en de nieuwe economie. Preadviezen van de Koninklijke Vereniging voor de Staathuishoudkunde 2000. Lemma. isbn 9051898797 inhoud




Jan Godschalk (Red.) (1999). Die tijd komt nooit meer terug. De arbeidsmarkt aan het eind van de eeuw. Het Spinhuis. 186 blz. paperback isbn 9055891479



Thomas A. DiPrete, Thijs Bol, Christina Ciocca Eller, Herman G. van de Werfhorst (2016 accepted for publication). School-to-Work Linkages in the United States, Germany and France. concept pdf




Thomas A. DiPrete, Christina Ciocca Eller, Thijs Bol and Herman G. van de Werfhorst (2017). School-to-Work Linkages in the United States, Germany, and France. American Journal of Sociology [2015 congress paper is online available pdf] abstract




The resurgence of gig work: Historical and theoretical perspectives Jim Stanford 2017 The Economic and Labour Relations Review open access temporarily




Kohnstamm Instituut (2017). Specialistische vakmensen hebben de beste kansen op de arbeidsmarkt pagina




VAKMANSCHAP | CRAFTSMANSHIP ROA projectleider Rolf van der Velden, interessante publicaties! page




Field of study and family outcomes. Elisabeth Artmann, Nadine Ketel, Hessel Oosterbeek, Bas van der Klaauw (2018). pdf




Emma Smith (2017). Shortage or surplus? A long‐term perspective on the supply of scientists and engineers in the USA and the UK. Review of Education, 5, 171-199. open




Valentina Di Stasio & Herman G. van de Werfhorst (2016). Why Does Education Matter to Employers in Different Institutional Contexts? A Vignette Study in England and the Netherlands. Social Forces, Volume 95, 77-106. pdf




Does informal learning at work differ between temporary and permanent workers? Evidence from 20 OECD countries. Maria Ferreira Andries de Grip Rolf van der Velden abstract




Paul Kirschner & Slavi Stoyanov (2018). Educating Youth for Nonexistent/Not Yet Existing Professions Educationa Policy abstract




Ojanperä, Sanna, O'Clery, Neave, & Graham, Mark. (2018, October 24). Data science, artificial intelligence and the futures of work. Zenodo. download




Thijs Bol, Christina M. Ciocca Eller, Herman G. van de Werfhorst & Thomas A. DiPrete (2019). School-to-Work Linkages, Educational Mismatches, and Labor Market Outcomes. American Sociological Review preprint