4 \ Ben Wilbrink: Rekenproject. Rekenpublicaties in Euclides






Rekenproject: Rekenpublicaties in Euclides

Euclides, Maandblad voor de Didactiek van de Wiskunde. Orgaan van de Verenigingen Wimecos en Liwenagel en van de wiskunde-werkgroep van de W.V.O. archief

Ben Wilbrink

rekenproject thuis
rekendidactiek
    bibliografiebiografie
    relevant empirisch onderzoek
        Hickendorff 2011
        promotieonderzoek
        in Pedagogische Studiënin Euclidesin (Nieuwe) Wiskrantin Wiskobas Bulletinin Educational Studies in Mathematics
        PPON-onderzoekPISA-onderzoekTIMSS-onderzoek
        MORE-onderzoek
    positionering Freudenthal-gr vs overige onderzoekers




abstract





90-6 2014/15




Marjanne de Nijs: Kort vooraf. p. 3.


Marjanne heeft een nascholingscursus ‘wiskundige denkactiviteiten’ gevolgd. De wda’s gaan er kennelijk in als god’s woord in een ouderling. Ik mis een aankondiging om aan die wda’ in een komend nummer eens meer kritische aandacht te besteden.



Annelien Jonkman (mei 2015). Interview met Paul Drijvers. Euclides, 90 #6, 4-5.


Hier ligt dan wel een probleempje: zijn situationisme (zo noemen we de onderwijsvisie zoals in het citaat verwoord) kent geen wetenschappelijk fundament.



Alex van den Brandhof (2015). NL versus CH. Euclides, 90 #6, 7-8.


Alex geeft wiskunde op een Zwitsers gymnasium. Interessante hoe ze het in Zwitserland aanpakken!



Danny Beckers (2015). Euclides. Euclides, 90 #6, 10-12.


Een korte historie van het vakblad Euclides: het bestaat tenslotte 90 jaar.



Euclides, 90 #6,

89-1 2013/4



Erik Korthof: ‘Ik zou het punt geven’. Verslag van het Examenforum. 4-9.


Ik moet er ooit eens stevig tijd voor uittrekken om de kwaliteit van de vraagstellingen in wiskunde-examens te analyseren. Neem Havo wiskunde A, de context ‘de huisarts’. Wat moet zo’n verhaal in een wiskunde-examen? Bovendien wordt de leerling hier herhaaldelijk door de tekst en de figuur op een verkeerd been gezet, door de presentatie van de ongelijke categorieën van ‘vrouwelijke huisartsen’ en ‘huisartsen’. Het is gewoon een strikvraag, dames en heren. De meeste kandidaten komen er wel uit, maar moeten wel degelijk tijd investeren in het signaleren en oplossen van dit probleem. Dit is een variant op het gebruiken van een ontkenning — niet, geen — in een examenvraag: die ontkenning moet worden benadrukt door hem vet of in hoofdletters te daf te drukken. Zo ook met de oneigenlijke tegenstelling tussen vrouwelijke huisartsen en huisartsen. Kijk eens naar het Nederlands van deze zin, waar toch echt staat dat de twee stijgingen onafhankelijk van elkaar zijn, terwijl toch de ene onderdeel is van de andere. De redacteur van een wetenschappelijk tijdschrift zou zoiets niet accepteren, zal ik maar zeggen. De p-waarde van deze vraag (zie pdf blz. 26) is .45, ik ben dus wel benieuwd naar een foutenanalyse bij deze vraag.



Floor van Lamoen: Het examen wiskunde C (pilot), 10-11


Ik moet hier aandacht aan schenken, omdat in het nieuwe programma logica en ‘vorm en ruimte’ zijn opgenomen. Om denkvermogen te testen?



Gerard Koolstra: Formules in wiskunde-examens, 13-15.




abstract




abstract




Ger Limpens, Melanie Steentjes, Jos Remijn, Ivo Claus, Sjoerd Crans & Ruud Stolwijk (2013). Examens wiskunde 2013, 1e tijdvak. pdf


Dit artikel kon niet meer in Euclides 89 #1 worden opgenomen, maar is op de website beschikbaar.



88-4 2013/4

Psychologie en/in Euclides 88-4


Bij het doorbladeren van dit nummer viel me weer eens op dat er veel wordt gepsychologiseerd, en dat de auteurs dat nogal vanzelfsprekend lijken te vinden. Voor mij ligt dat toch heel anders: ik struikel iedere keer weer over wat ik maar even aanduid als de ‘Euclides-psychologie’. Ik wil daar toch wel eens graag een samenhangend artikel over schrijven, en zou dat willen doen aan de hand van heel dit nummer 88-4. Ik begin op mijn website met een vingeroefening: een snelle inventarisatie, en dan een eerste impressie van de mij het meest in het oog springen problemen.


Vanuit mijn perspectief zijn de contexten juist zo belangrijk omdat ik daarmee mijn leerlingen kan motiveren om voor deze toets te gaan.

157 Marjanne de Nijs: Kort vooraf

De toets is de rekentoets-3F (of -2F), maar ook 3S (cie-Van de Craats) bevat twee delen met contextopgaven.

Het gaat mij hier even niet om het motiveren, hoewel dat bij uitstek psychologie is. Ik heb geen moeite met leraren die contexten gebruiken om de wiskunde te motiveren. Vanzelfsprekend is het niet, trouwens. In het eerste college analyse dat ik volgde weigerde de docent in te gaan op de vraag naar nut en noodzaak van deze wiskunde. Voor hem waren zijn wiskunde en de motivering ervan kennelijk werelden apart. Psychologisch gezien correct, trouwens: motivering van de wiskunde is meta-cognitief, zou je kunnen zeggen, terwijl wiskunde zelf cognitief is. Is dit een wonderlijke manier van spreken? Met ‘wiskunde is cognitief’ bedoel ik de wiskunde zoals mijn docent die kent en beheerst, of de kandidaat die zijn rekentoets gaat afleggen.

Het probleem in het citaat van Marjanne de Nijs zit hem in het voorbijgaan aan wat ik maar de psychologie van testen en toetsen zal noemen. Dat leraren contexten gebruiken om leerlingen te motiveren voor wiskunde, of de wiskunde te motiveren voor leerlingen, betekent niet dat een examen dan ook met contexten moet werken. Integendeel: als contexten in het wiskundeonderwijs hun motiverende werk hebben gedaan, moet de afsluitende toets juist zonder dergelijke contexten zijn. Motivernde contexten zijn als krukken bij het revalideren: revalidatie geslaagd, dan zonder krukken lopen. De contexten/krukken-kwestie is de vraag naar de validiteit van de rekentoets (Wilbrink, Hulshof, Pfaltzgraff, 2012 html).



Euclides, 84 # 7, . abstract





84-7 2009



Anne van Streun (2009). Doorlopende leerlijnen rekenen en wiskunde deel 4: Wat werkt wel/niet en waarom dan? Euclides, 84 # 7, 242-9. abstract


Hier komen die idiote figuurtjes weer bovendrijven. Ik heb er geen geduld mee. Ha, de bron wordt genoemdL Richard Skemp, in Euclides 53(9), maar dat lijkt me geen rechtvaardiging voor het te onpas gebruiken van deze kringeltjes en dingeltjes. Anne belooft hier de didactiek en de psychologie achter die didactiek te behandelen. Zijn probleem: hij is een wiskunde-romanticus (oppervlakkige praat over wiskunde en werkelijkheid, in par. 4) en hij heeft wel veel psychologie tot zich genomen maar denkt niet psychologisch. Psychologie is een empirische wetenschap. Zonder de discipline van het empirisch onderzoek maar wat roepen over contexten (par. 5) is niet verantwoord. ‘Contexten als modellen voor functies’. Daar beantwoordt geen psychologie aan. Tot zijn romantische beeld hoort dat wiskunde en toepassen van wiskunde bij elkaar horen, ook in de didactiek van de wiskunde (par. 6). Daar volgt allerlei context-onzin uit. Onzin, omdat hier geen deugdelijke empirische ondersteuning is voor de claims van grotere doeltreffendheid. In par. 7 roept Anne de geest van Polya op, en gaat verder met zijn romantische betoog over wiskundig inzicht en authentieke contexten. Probeer eens om die begrippen scherp te krijgen aan de hand van de teksten van Van Streun! Als dat al dreigt te lukken, dan gaat het waarschijnlijk over cutting edge toegepast wiskundig onderzoek, niet over iets waar leerlingen in het VO contact mee kunnen maken. Zie verder ook mijn annotaties (werk in uitvoering) bij hoofdstuk 1 uit het Handboek didactiek van de wiskunde hier.



Euclides, 84 # 7, . abstract




Euclides, 84 # 7, . abstract




Euclides, 84 # 7, . abstract





84-8 2009



Kees Buijs (2009). Werken aan rekenvaardigheid in het vmbo. Euclides, 84 # 8, 281-285.


Basiskennis is van belang, maar ja, we kunnen he die lerlingen niet aandoen om daar nog maar weer eens een keer de nadruk op te leggen. Dus wordt het het eindeloze gemier aan de hand van contextopgaven. Het mooie van dit artikel is dat Kees het uitvoerig documenteert (dat gemier, bedoel ik).



Bart Zevenhek & Nora Blom (2009). Een nieuwe wiskundemethode voor het gymnasium? Euclides, 84 # 8, 286-8.abstract


Een eigen methode voor de onderbouw.



abstract




abstract



82-3 2006/7



Truus Dekker (2006). Centraal examen wiskunde vmbo-BB helemaal met de computer . . . het duurt nog even . . . Euclides, 82 #3, 86-88. pdf


Anne van Streun (2006). In memoriam de onderwijsman A. D. de Groot. Euclides, 82 #3, 92-94. pdf

Fred Goffree (2006). ’Bijles’ wiskunde havo 4B. over InstrumenteeL uItLeggen en begrIjpen. Euclides, 82 #3, 95-99 pdf


Anne van Streun (2006). Parate kennis en algebra. Wiskundedidactiek anno 2010. Euclides, 82 #3, 111-112. pdf


81-1 2005/6


Examennummer


81-2 2005/6

Hessel Pot (2005). Breuken, wat zijn dat eigenlijk voor dingen? Over rationale getallen, en hoe die te schrijven. Euclides, 81 nr 2, 51-5.


Hans Sterk & Jacob Perrenet (2005): Kunnen (wij op) onze kinderen rekenen? Euclides, 81 nr 2, 63-5.

O.a. rekenen in structuren; de rekenmachine.


Christian Bokhove, André Heck, Gerard Koolstra (2005): Intelligente feedback bij digitale toetsen en oefeningen Euclides, 81 nr 2, 70-74.

O.a. rekenen in structuren; de rekenmachine.


Bert Zwaneveld (2005): De spagaat van wiskunde op school Euclides, 81 nr 2, 76-7.

Het reken- en wiskundeonderwijs in Nederland typerende prietpraat. Lichtpuntje: wiskunde om te leren denken is een opvatting die volgens Zwaneveld nooit door onderzoek is gestaafd. Maar dat zou hem toch op het idee gebracht moeten hebben dat zoiets ook voor andere gangbare opvattingen zou kunnen gelden. Nou ja, vooruit met de geit.


81-3 2005/6

Bert Zwaneveld: Kerndoelen en schoolautonomie. Euclides, 81 nr 3, 142-3.

Met weer de nodige tenenkrommende uitspraken. Ik citeer er een:


81-4 2005/6


Bewijzen en redeneren. Themanummer. pdf


Een mooie titel. Wiskunde is wiskunde. In de wiskunde is het het geval dat denken de vorm heeft van bewijzen. Natuurlijk wordt er ook in de wiskunde heel wat aangerotzooid voordat een bewijs netjes op papier staat, maar ook in dat creatieve proces, als we het zo willen noemen, zit een strikte orde. Misschien hebben wiskundigen het idee dat er zoiets als vrije creativiteit bestaat (maar ik vermoed dat Polya niet tot die verzameling behoort), maar psychologen die hier vakmatig over nadenken moeten kunnen uitleggen dat er sprake is van strikte orde. In ieder geval Stellan Ohlsson (2011) kan dat uitleggen, ondersteund door cognitief-psychologisch onderzoek van minstens een halve eeuw (o.a. A. D. de Groot, Herbert Simon, Alan Newell). Wie het hoofdstuk Probleemoplossen in mijn (1983) Toetsvragen ontwerpen leest, ziet dat ik daar het probleemoplossen behandel als iets dat strikt geordend moet zijn, als alles goed is tenminste. Oké, een prachtig thema dus. Wat heeft deze aflevering in het bijzonder te bieden?


81-5 2006


Werkgroep 3TU (2006). Aansluiting vwo en technische universiteiten. Euclides, 81 nr 5, 242-247 tweet


Een mooie illustratie van effect van beschikbaar stellen van een extern geheugen (grafische rekenmachine, formulekaart) op de parate kennis van leerlingen/studenten: smelt als sneeuw voor de zon weg.


Lauran van Oers (2006). Proefwerk nabespreken. Euclides, 81 nr 5, 254-5


Harrie Broekman (2006). ‘Vertalen’ in de wiskundeles. Aandacht besteden aan de vertaling van alledaagse taal. Euclides, 81 nr 5, 263-5.

Broekman is behoorlijk in de war over taal, welke dan ook. Zijn filosofie lijkt te zijn dat leerlingen het beroerde taalgebruik in tekstboeken en toetsen maar moeten leren hanteren. Aardig voorbeeldje: in een opgave is aprake van ‘de hoeveelheid gebruikte insecticide x per oogst’. Vraag van leerling: ‘Ja, ze zeggen het allemaal zo ingewikkeld. Opbrengst in kg, maar wat is x?’

In plaats van te concluderen dat tekstboekschrijvers en toetsenbakkers strafunten verdienen, dat de taligheid uit de wiskundeles moet, is dit de afsluitende alinea:



81-6 2006

Henk Broer (2006). Wiskunde als kritische succesfactor? Euclides, 81 nr 6, 282-285.

Broer is hoogleraar wiskunde, en lid van de cTWO.


Metha Kamminga (2006). Digitaal toetsen met Maple T.A. Open vragen bij wiskunde zijn nu ok digitaal te toetsen. Euclides, 81 nr 6, 286-290.


Corine van den Boer en Dolly van Eerde (2006). De (verborgen) wiskundeproblematiek van taalzwakke leerlingen. Euclides, 81 nr 6, 292-296.

Het is al snel duidelijk uit welke hoek de wind waait. Pappen, nathouden, en cursusgeld verdienen. Nathouden: ‘Kenmerkend voor taalgericht vaknderwijs is dat het onderwijs contextrijk is.’ Dat is zoiets als brand bestrijden met olie spuiten. Afijn, de strijd is dus nog niet gestreden.


Henk Pfaltzgraff (2006). De Wet van Benford. Tegen de verwachting in beginnen getallen vaker met een 1 dan met een 9. Hoe zit dat? Euclides, 81 nr 6, 301-303.

Interessant stuk. Mogelijk legt Henk Pfaltzgraff hier ook mee uit hoe het komt dat bij rekensommen met hogere cijfers (6, 7, 8, 9) vaker fouten worden gemaakt: (tenminste deels) omdat met deze getallen relatief minder is geoefend. Zie bijvoorbeeld Lebiere 1998, p. 4


Bert Zwaneveld (2006). Over getallen, rekenen en structuren. Euclides, 81 nr 6, 309-311.

Rekenen in praktische situaties. Heeft Zwaneveld in dit artikel de belangrijkste misvattingen op een rijtje (structuur!) gezet?


81-7 2006


Henk van der Kooij (2006). De wiskunde-examenprogramma’s havo en vwo vanaf 2007. Euclides, 81 nr 7, 322-326.


80-4 2004/5


Rekenen rekenonderwijs. Themanummer. pdf