CIP-GEGEVENS KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK, DEN HAAG
Berg van Saparoea, F. W. van
Juristen en arbeidsmarkt: onderzoek naar arbeidsmarktontwikkeling voor juristen en de gevolgen daarvan voor de juridische opleiding.
Amsterdam: Stichting Centrum voor Onderwijsonderzoek van de Universiteit van Amsterdam:
Stichting Kohnstamm Fonds voor Onderwijsresearch.
SCO-rapport nr. 184
Met lit. opg.
ISBN 90-6813-212-1
SISO 318.6 UDC [331.5:347.96](492)
Trefw.: arbeidsmarkt; juristen; Nederland; onderzoek.
Copyright: Stichting Kohnstamm Fonds voor Onderwijsresearch.
Op deze website geroproduceerd met toestemming van de auteur. Niet beschikbaar, evenwel: het Voorwoord, en de bijlagen waaronder de vragenlijst voor deskundigen.



ONDERZOEK JURIDISCHE OPLEIDING EN ARBEIDSMARKT

Over de gevolgen van arbeidsmarkt- en arbeidsveldontwikkelingen voor juristen.






F.W. VAN DEN BERG VAN SAPAROEA





S.C.O.


GROTE BICKERSSTRAAT 72 1013 KS AMSTERDAM 020-264547


hoofdtekst uit het SCO-Rapport 184 isbn 90-6813-212-1





INHOUD


SAMENVATTING

1 De opzet en uitvoering van het onderzoek

1.1 Inleiding en probleemstelling

1.2 Onderzoeksopzet en -uitvoering

1.2.1 Eerste stap. De benadering van de faculteit

1.2.2 De tweede stap. De workshop

1.2.3 De derde stap, de benadering van de deskundigen

1.2.4 De respons op de enquête

1.3 Inhoudsoverzicht


2 De faculteit en haar omgeving

2.1 Inleiding

2.2 De doelen van de faculteit fiSfi

2.3 De inrichting van het curriculum

2.4 Organisatie van de faculteit

2.5 De omgeving van de rechtenfaculteit

3 Recente ontwikkelingen op de arbeidsmarkt voor juristen


3.1 Inleiding

3.2 Kwantitatieve ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in de afgelopen jaren

3.3 De verwachte werkgelegenheidsontwikkeling tot het jaar 2000

3.4 De huidige werkloosheid onder juristen

3.5 Verwachtingen over de werkloosheid onder juristen


4 Beroepen en functies waarin juristen terechtkomen

4.1 Inleiding

4.2 Traditioneel juridische beroepen

4.3 Relatief nieuwe specifiek juridische beroepen en functies

4.4 Niet specifiek juridische functies

4.5 Samenvatting


5 Verwachtingen over de werkgelegenheid

5.1 Toenemende economische ingewikkeldheid van de samenleving.

5.2 Juridificering van de samenleving.

5.3 Internationalisering

5.4 automatisering en informatisering

5.5 Concurrentie/verdringing

5.6 Verwachtingen over de groei van de werkgelegenheid

5.7 Samenvatting


6 Maatschappelijke ontwikkelingen en arbeid van juristen

6.1 Het economisch ingewikkelder worden van de maatschappij

6.2 De juridificering

6.3 De invloed van internationalisering op de inhoud van het werk

6.4 De invloed van automatisering en informatisering

6.5 Verdringing en concurrentie

6.6 Verwachte veranderingen in het werk van juristen

6.7 Meningen over het curriculum

6.8 Samenvatting


7 Conclusies en toekomstscenario's

7.1Samenvatting van het onderzoek

7.2 Conclusies over de huidige arbeidsmarkt

7.3 De scenario's

7.4 Het panelscenario

7.4 Economisering

7.5 Het scenario van het vergrote aanbod

7.6 Conclusie



SAMENVATTING


In het toekomstgerichte onderzoek naar ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en in de beroepsuitoefening van juristen staan de volgende vragen centraal:

  1. In welke sectoren en beroepen komen afgestudeerden terecht?
  2. Welke ontwikkelingen zullen zich de komende tien jaar voordoen in de verschillende arbeidsvelden en beroepen en welke invloed zal daarvan uitgaan op de werkgelegenheid voor juristen?
  3. Welke invloed zullen ontwikkelingen hebben op de vereiste kennis en vaardigheden?

Voor de beroepenvelden ligt de nadruk op de deelarbeidsmarkten waarop juristen terecht komen. Uitspraken over de werkgelegenheid kunnen in verband met het materiaal alleen op macro-economisch niveau gedaan worden.


Informatie over de arbeidsvelden waar de faculteit zich op richt is verzameld in interviews met medewerkers van de rechtenfaculteit van de Universiteit van Amsterdam. Vervolgens is een workshop georganiseerd met deskundige juristen uit de verschillende arbeidsvelden waarin juristen werkzaam zijn. Op basis van de informatie uit de interviews en de workshop is een vragenlijstonderzoek gehouden onder een panel van honderd deskundigen.

De deelnemers aan het vragenlijstonderzoek zijn geselecteerd uit alle belanghebbende beroepsgroepen: universiteitsmedewerkers, advocaten, bedrijfsjuristen, notarissen, belastingadviseurs en belastinginspecteurs en niet specifiek juridische beroepen bij banken, verzekeringen en de overheid.


De werkgelegenheid naar economische sector of bedrijfstak


Omstreeks 47% van de academisch gevormde juristen werkt in 1985 in de private sector van de economie. Het leeuwedeel van hen (43% van het totaal) heeft een baan in de commerciële dienstverlening.

Van deze juristen werkt het merendeel (30% van het totaal) in de advocatuur, het notariaat en de belasting- , organisatie- of juridische advisering. Ongeveer 9% werkt bij banken of verzekeringsmaatschappijen. De overige 4% werkt in de handel, de horeca of in de sector vervoer. De nijverheid en de agrarische sector zijn maar kleine sectoren, hier werkt omstreeks 4% van alle juristen. In 1985 werkt 53% van de juristen in de kwartaire sector; de meesten van hen hebben een functie bij een overheid (34%), een toenemend deel werkt in het onderwijs (11%), en een beperkt maar toenemend aantal heeft een baan in de overige niet commerciële dienstverlening (7%).


De werkgelegenheid naar beroep


In 1985 werkt 53% van alle academisch opgeleide juristen in een specifiek juridisch beroep. Een groot deel van hen werkt in de juridische beroepen waar de faculteit zich op oriënteert, in de advocatuur, in het notariaat, de rechterlijke macht en het belastingadvies of bij de belastingdienst of in een wetenschappelijke functie (37%). Daarnaast zijn er nog omstreeks 2000 bedrijfsjuristen en enige duizenden ambtenaren met specifiek juridisch werk waarvoor een universitaire juridische opleiding een vereiste is.


niet-juridische functies


Omstreeks 47% van de juristen werkt in niet specifiek juridische beroepen en functies in alle sectoren van de economie.

De functies variëren inhoudelijk van vrijwel specifiek juridisch (docent recht aan een bestuursacademie of HEAO) tot geheel niet juridisch, van overwegend uitvoerend tot adviserend of leidinggevend, van het uitvoeren van procedures tot zeer creatief. Voor het werken in deze functies is een universitaire opleiding dikwijls een vereiste, of de juridische kant van de opleiding van belang is hangt af van de inhoud van het werk.

Daar waar het werk niet juridisch is wordt de opleiding echter beschouwd als een waarmerk voor het kunnen werken op een academisch niveau.


Verwachtingen over de werkgelegenheid


De verwachtingen over de werkgelegenheidsontwikkeling tonen een coherent en positief beeld. Er wordt een relatief sterke groei van het aantal banen in de tertiaire sector verwacht, met name in de overige commerciële dienstverlening (de advocatuur, de belastingadviessector en het juridisch- en organisatie-advieswerk). Bedrijfsjuridische werkzaamheden bij banken, verzekeringen en andere commerciële bedrijven zullen een uitbreiding te zien geven. Via de directiesecretariaatsfuncties zal het aantal banen voor juristen ook elders in de tertiaire sector toe kunnen nemen.


Juristen zullen terrein verliezen in de lijnfuncties bij banken en verzekeringen, doordat ze over te weinig bedrijfseconomische en financieel econo mische kennis beschikken. Hetzelfde geldt voor de commerciële functies in de industrie.


Binnen de kwartaire sector wordt, mede onder invloed van juridificering en internationalisering, een toename van het aantal banen van bestuursjuristen en wetgevingsjuristen bij de overheid verwacht. Daarnaast zullen nieuwe banen ontstaan bij de rechterlijke macht. In de niet specifiek juridische ambtelijke functies zullen juristen terrein verliezen door de concurrentie met andere studierichtingen. Groei kan hier ontstaan door verdringing van lager opgeleiden. De overige kwartaire dienstverlening, buiten docentenfuncties in het onderwijs en buiten de overheid, biedt relatief sterke groeimogelijkheden. Vanuit de antwoorden op de enquête valt hierbij te denken aan instellingsjuridische cq bedrijfsjuridische functies in het onderwijs, de gezondheidszorg en bij grote culturele, sportieve of anderszins dienstverlenende instellingen.


De juridificering van de arbeidsverhoudingen betekent dat juristen in alle sectoren van de economie meer mogelijkheden in het personeelswerk krijgen.


Verwachtingen over de kwalificaties


In de jaren zeventig luidde de verwachting dat de aansluiting tussen studie en werk het beste zou zijn te bereiken door een zekere flexibilisering van de opleiding. Basispakketten met ruimere keuzemogelijkheden aan het eind van de studie werden ontwikkeld in het kader van de herprogrammering. Thans kan uit de resultaten van het onderzoek worden afgeleid dat een basispakket per studierichting, met een verdieping op één terrein voorkeur geniet bij veel werkgevers en voor veel soorten werk. In het basispakket zou voor een aantal beroepen meer aandacht moeten worden besteed aan (bedrijfs-) economie. De verschillende functies waar juridisch opgeleiden in terecht komen eisen vervolgens ieder een eigen postinitiële nascholing of specialisering.


Het grote aanbod van juristen en de ruime arbeidsmarkt leiden tot een ruime keuzemogelijkheid voor werkgevers. Alle pas afgestudeerde juristen zullen in de toekomst sterker dan nu het geval is moeten beschikken over vaardigheden. Het gaat hierbij zowel om juridische vaardigheden als om vaardigheden die nodig zijn om te kunnen werken in multidisciplinaire teams en om communicatievaardigheden. Het feit dat juristen in niet specifiek juridische functies concurrentie ondervinden van anders opgeleiden, wijst erop dat de juridische opleiding in dit opzicht kennelijk geen grote voordelen (meer) biedt.



1. De opzet en uitvoering van het onderzoek


1.1 Inleiding en probleemstelling


In opdracht van de Faculteit der Rechtsgeleerdheid en het College van Bestuur van de Universiteit van Amsterdam is onderzoek verricht naar de situatie nu en in de nabije toekomst van juristen en de verschillende arbeidsvelden waarop juristen werkzaam zijn. De behoefte aan dit onderzoek werd vooral gevoeld door de volgende ontwikkelingen:

Via een enquête onder deskundigen uit de wetenschappelijke en de arbeidsmarktomgeving van de faculteit is informatie verzameld over de volgens deze deskundigen meest waarschijnlijke ontwikkelingen. Deze zijn in de vorm van scenario's aan de faculteit gepresenteerd.

De probleemstelling van het onderzoek luidt: In welke sectoren van de economie en in welke functies werken juristen, welke kwalificaties hebben zij daarbij nodig en welke ontwikkelingen doen zich de komende 10 jaar waarschijnlijk voor op deze terreinen in specifiek juridische functies en in niet-specifiek juridische functies?


De probleemstelling is verdeeld in de volgende onderzoeksvragen:

  1. In welke sectoren en beroepen komen afgestudeerden terecht?
  2. Welke ontwikkelingen zullen zich de komende tien jaar voordoen in de verschillende arbeidsvelden en beroepen en welke invloed zal daarvan uitgaan op de werkgelegenheid voor juristen?
  3. Welke invloed zullen ontwikkelingen hebben op de vereiste kennis en vaardigheden?

De antwoorden op de eerste vraag geeft de huidige stand van zaken weer. Vraag twee en vraag drie zijn de hoofdvragen van het onderzoek. De opzet van het onderzoek is gebaseerd op twee uitgangs punten, die we kunnen omschrijven als ‘onzekerheid over de toekomst’ en de ‘relatieve maakbaarheid van de toekomst’.

Toekomstige ontwikkelingen zijn altijd onzeker voor beleidsmakers. Op dit moment lijkt de onzekerheid echter groter te zijn dan in de groeiperiode die achter ons ligt, al was het maar omdat problemen zich op vele terreinen tegelijk voordoen. Overheidsmaatregelen dwingen faculteiten tot bezuinigen en tot een reeks van onderwijstechnische en organisatorische veranderingen. Het aantal aan de rechtenfaculteiten te verwachten eerstejaarsstudenten wordt moeilijker voorspelbaar onder invloed van drie factoren. a) Aan de inputzijde van de faculteit neemt het aantal potentiële eerstejaars af onder invloed van demografische ontwikkelingen. b) Het toegenomen percentage jongeren dat studeert doet het aantal potentiële eerstejaars weer toenemen. c) Het studiekeuzepatroon van eerstejaars wijzigt zich steeds. Economie lijkt aan populariteit te winnen boven rechten. Aan de uitstroomzijde van de faculteit schept de economische ontwikkeling onduidelijkheid over de toekomstige vraag naar afgestudeerden. Diverse maatschappelijke en economische ontwikkelingen doen de arbeid van afgestudeerde juristen inhoudelijk veranderen. Het ministerie van onderwijs verwacht dat de werkloosheid onder juristen sterk zal stijgen tot 1995 (HOOP, 1987). Of de werkloosheid vervolgens weer zal dalen hangt af van het aantal jongeren dat de komende jaren rechten gaat studeren en van de ontwikkeling van de vraag naar juristen op de arbeidsmarkt.

Met relatieve maakbaarheid van de toekomst wordt bedoeld dat de toekomst van de rechtenfaculteit en haar afgestudeerden niet volledig wordt bepaald door externe factoren. Ook beleidsmaatregelen van de faculteit zelf en maatregelen waar de faculteit enige invloed op kan uitoefenen spelen een rol.

Dit impliceert dat de faculteit keuzen kan maken ten aanzien van de toekomst die ze wil bereiken, en vervolgens van het beleid dat ze kan uitzetten. Dit rapport is vooral bedoeld om gegevens aan te dragen over mogelijke ontwikkelingen, opdat de beleidsmakers ruimere handelingsmogelijkheden krijgen voor een op de toekomst gericht beleid.

In dit onderzoek wordt een eerste analyse gemaakt van eventuele kwantitatieve en kwalitatieve discrepanties tussen onderwijs en arbeidsveld. Onderzocht wordt in hoeverre de faculteit aandacht schenkt aan en kennis heeft over het uitstroomprofiel, het arbeidsveld van de faculteit, ontwikkelingen in het arbeidsveld ("het vak") en de functies waarin afgestudeerden terecht komen. Deze gegevens en de uitkomsten van het toekomstonderzoek worden naast elkaar gelegd. Er wordt een beschrijving gemaakt van de contacten van de opleiding met de arbeidsmarkt, van het uitstroomprofiel en de uitstroom van de opleiding gelet op de vraag in het arbeidsveld. Academici, met name juristen, werken in zo een breed scala aan beroepen en functies dat het middels manpowerplanning afstemmen van het aanbod van een faculteit op de vraag voor de meeste studierichtingen onmogelijk zal zijn. De kwalitatieve discrepanties bieden betere perspectieven. Van den Berg van Saparoea, Onstenk en Van den Dool, 1987. Zie ook Van Hoof, 1987, hoofdstuk 3. Studieprogramma's kunnen ondermeer middels afstudeerprofielen worden afgestemd op de te verwachten inhoudelijke vraag naar afgestudeerden.

De rapportage behelst presentaties en interpretaties van verwachtingen van deskundigen, deze kunnen niet worden beschouwd als algemeen geldende uitspraken, zij schetsen beelden van een toekomst zoals die op dit moment wordt voorzien. De uitspraken van de deskundigen geven inzicht in de veranderingen die plaats kunnen vinden in de sectoren waarbinnen juristen werken, de werkzaamheden van juristen en de capaciteiten waarover juristen zullen moeten beschikken.


1.2 Onderzoeksopzet en -uitvoering

Bij de beantwoording van de hoofdvraag naar de ontwikkeling van de inhoud van het werk en van de werkgelegenheid voor juristen in de toekomst wordt geput uit organisatietheoretische en toekomstgerichte benaderingen. Tegen de achtergrond van deze benaderingen wordt met behulp van een enquête nagegaan in welke richting deskundige juristen de werkgelegenheid voor juristen zich kwantitatief en kwalitatief zien ontwikkelen.

Het onderzoek bestaat uit drie onderdelen: de constructie en afname van de vragenlijst voor medewerkers van de Faculteit; de organisatie van een workshop met representatieve deskundigen uit onderwijs- en arbeidsvelden; een vragenlijstonderzoek in het arbeidsveld van de faculteit.

In alle onderzoeksstappen staan verwachtingen over de ontwikkeling van de werkgelegenheid voor juristen, verwachtingen over veranderingen in de werkzaamheden van juristen en over de eisen die het werk zal stellen centraal.


1.2.1 Eerste stap. De benadering van de faculteit

De eerste stap in het onderzoek is het maken van een vragenlijst voor medewerkers van de faculteit en het houden van interviews. Hierin komen de volgende onderwerpen aan de orde:

  1. De recente geschiedenis van de rechtenfaculteit en van het vakgebied.
  2. Het curriculum en de kwalificaties, de doelen die de vakgroepen en de faculteit zich stellen.
  3. Afhankelijkheid van de faculteit van bedrijven en instellingen voor informatie, stageplaatsen, financiën, werkgelegenheid van afgestudeerden en dergelijke.
  4. Netwerken, huidige contacten met afgestudeerden en bedrijven en instellingen.

Tevens wordt gevraagd naar namen van deskundigen op bovengenoemde terreinen.

De geïnterviewde medewerkers van de faculteit zijn zo gekozen dat er inbreng is vanuit alle belangrijke vakken, de faculteitsraad, het bestuur, de onderwijskundige en de studie-adviseurs.

Daarnaast is literatuuronderzoek gedaan en is statistisch materiaal verzameld. De resultaten dienden als invoer voor de te houden workshop.


2.2 De tweede stap. De workshop

De workshop had negen deelnemers. Zij waren geselecteerd als sleutelpersonen uit het panel van de in de faculteitsinterviews genoemde namen. De deelnemers waren afkomstig uit de universitaire wereld, het particuliere bedrijfsleven, sociale verzekeringen, de advocatuur en de rijksoverheid. In de workshop werd gediscussieerd aan de hand van stellingen, die uit het materiaal van de eerste stap afgeleid waren. Het was de bedoeling dat in de workshop overeenstemming zou worden bereikt over een aantal, volgens leden van de workshop, belangrijke ontwikkelingslijnen in het werk voor juridisch opgeleiden. De twee stellingen waren:


"Door ontwikkelingen op de arbeidsmarkt komen juridisch opgeleiden vaker terecht in niet-juridische beroepssectoren. Bedrijven en instellingen neigen steeds vaker naar het aanstellen van sociale weten schappers en economen in functies waarvoor men traditioneel veelal juristen aannam."


"Door ontwikkelingen in de werkzaamheden van juridisch opgeleiden zullen de van hen vereiste kwalificaties veranderen. Voor de opleiding betekent dit een ontwikkeling op twee sporen. Enerzijds is er, door de verschuiving in de werkgelegenheid van juristen van traditioneel juridische naar juridische en niet-juridische bedrijfsspecifieke functies, behoefte aan een algemene basisopleiding. Anderzijds is er behoefte aan specialisering voor juridische functies."


Voor elke discussiestelling werd ongeveer een uur uitgetrokken. De voorzitter maakte aan het eind van ieder discussieonderwerp en aan het eind van beide sessies een samenvatting van het gezegde.

De stellingen en de resultaten uit de eerste onderzoeksstap waren voorafgaand aan de workshop aan de deelnemers toegezonden.


1.2.3 De derde stap, de benadering van de deskundigen

Na de workshop wordt een enquête gehouden onder de 100 geselecteerde deskundigen. Deze vragenlijst voor de externe deskundigen bestaat uit vragen naar aanleiding van de conclusies van de workshop. De vragenlijst is opgenomen in de bijlage. Er worden vragen gesteld over de kwantitatieve ontwikkeling van de arbeidsmarkt, de kwalitatieve ontwikkeling van de werkzaamheden en over de opleiding tot jurist. Hoewel de enquête niet istoegespitst op een bepaalde studierichting en/of beroep, staat de meest brede juridische opleiding, de studierichting Nederlands recht erin centraal.


1.2.4 De respons op de enquête

Van de honderd aangeschrevenen hebben er tweeënzeventig gereageerd met een ingevulde vragenlijst. Tabel 1 toont de arbeidsvelden waarin de respondenten werken of waarin ze hun laatste baan gehad hebben. Daar een zestal respondenten meer dan één baan heeft, is het totaal aantal banen groter dan het totaal aantal respondenten.


Tabel 1 Aantal respondenten naar arbeidsveld

_____________________________________________________
arbeidsveld            aantal  inclusief tweede baan
_____________________________________________________
advocatuur              8          10
rechterlijke macht     10          10
notariaat               2           3
belastingjurist         1           2
bedrijfsjurist         11          11
universiteit           18          21
personeelszaken         1           1
management             10          12
algemeen               11          11
_____________________________________________________


1.3 Inhoudsoverzicht

De resultaten van het onderzoek worden gepresenteerd in drie hoofdstukken.

In hoofdstuk 2 wordt de huidige situatie van de faculteit besproken. Hier zal een schets worden gegeven de doelen die de faculteit zich stelt, van haar curriculum, van de arbeidsvelden waar ze zich op richt.

In hoofdstuk 3 komt de huidige situatie op de arbeidsmarkt voor juristen aan de orde, en in hoofdstuk 4 worden de verschillende arbeidsvelden besproken.

Hoofdstuk 5 zal gaan over de maatschappelijke ontwikkelingen die de werkgelegenheid beïnvloeden. In hoofdstuk 6 worden de verwachtingen over de arbeidsvelden en de inhoud van het werk behandeld. In hoofdstuk 7 wordt het onderzoek samengevat en worden conclusies getrokken ten aanzien van de gestelde vragen. In hoofdstuk 8 worden op basis van de onderzoeksresultaten ontwikkelde toekomst scenario's voor het facultaire onderwijsbeleid gepresenteerd.


2. De faculteit en haar omgeving


2.1 Inleiding


Het juridische wetenschappelijk onderwijs heeft sinds de jaren vijftig een periode van sterke groei doorgemaakt. Deze ging vergezeld van een schijnbaar onbevredigbare maatschappelijke vraag naar afgestudeerden. De laatste jaren lijkt deze situatie zich enigszins te wijzigen. Uitgaande van een huidige werkloosheid van 2000 (juli 1988) en van het feit dat er op dit moment ruim dertigduizend mensen rechten studeren lijkt het, zelfs bij een toename van het aantal arbeidsplaatsen voor juristen, niet te gewaagd om aan te nemen dat het voor juristen niet bepaald makkelijker wordt een arbeidsplaats te verwerven. In deze situatie zullen werkgevers steeds strengere eisen kunnen stellen, ook voor wat betreft de aansluiting van het diploma op de in de betreffende functie uit te voeren taken.

Verder wordt verwacht dat afgestudeerde juristen in de niet specifiek juridische functies steeds meer beconcurreerd zullen worden door andere academici, zoals bedrijfskundigen, bestuurskundigen en bedrijfseconomen.

In dit hoofdstuk komt de huidige situatie van de faculteit aan de orde. Hoe ziet het curriculum eruit, voor welke beroepen leidt de faculteit de studenten op, hoe is de faculteit georganiseerd, en hoe ziet de faculteit haar omgevingen, met name de arbeidsmarktomgeving?


2.2 De doelen van de faculteit


In een notitie aan het faculteitsbestuur geven Heintjes en De Vries [noot: Heintjes en De Vries, 1986.] een overzicht van recente ontwikkelingen in het curriculum:

“De basis voor het huidige curriculum werd gelegd in de tweede helft van de jaren zestig en de eerste helft van de jaren zeventig. In die periode werd zowel op landelijk niveau als binnen de faculteit uitgebreid gediscussieerd over de inrichting van de juridische opleiding (...). Het curriculum dat in die tijd ontstond, was een reactie op het historisch gegroeide, traditionele curriculum en vormde deels een neerslag van de wensen die in de jaren zestig en zeventig leefden en de omstandigheden die toen heersten. De belangrijkste algemene kenmerken van het nieuwe - zogenaamde geherprogrameerde of nieuwe stijl - curriculum, dat in 1978 van start ging, waren dat voor het eerst expliciet doelstellingen werden geformuleerd, voor een meer verantwoorde didactische opzet werd gekozen en enkele nieuwe studieonderdelen werden ingevoerd (...). Bij de invoering van de tweefasen structuur, in 1982, werd het nieuwe stijl programma niet wezenlijk herzien.”


Het huidige onderwijsprogramma is het resultaat van een jarenlange discussie en herprogrammering, die op de faculteit heeft geduurd van halverwege de jaren zestig tot de invoering van de tweefasenstructuur. In tegenstelling tot de meeste andere juridische faculteiten heeft de faculteit ervoor gekozen de studenten brede en algemene studierichting aan te bieden, met een verhoudingsgewijs kleine keuzemogelijkheid. Het formele doel van is het opleiden van studenten tot basisjuristen, die in veel verschil lende beroepen zullen kunnen werken.

“Doel van de juridische opleiding is het vormen van juristen die in staat zijn op wetenschappelijk verantwoorde wijze aan de beoefening van enige juridische praktijk deel te nemen.” [noot: Besluit van de Faculteitsraad van de Faculteit der Rechtsgeleerdheid, FR VII, 30-3-1982. De formulering van de doelen en de eindtermen is vrijwel identiek aan de eerste formulering daarvan in het Herprogrammeringsvoorstel, 1976.]

Een geïnterviewde bestuurder zegt: “De studie is niet gericht op één beroepsrichting, de studenten moeten multi-inzetbaar worden voor juridisch werk. Om dit te bereiken moet het profiel van de faculteit verbeterd worden, door in te spelen op de behoeften die bestaan op de arbeidsmarkt.” De meeste geïnterviewde hoogleraren en docenten noemen soortgelijke doelen. “De studie is gericht op het werken in juridische beroepen.” “Het is een algemeen juridische vorming.” Daarnaast geeft men een aantal wenselijke verbeteringen in de opleiding aan als doelen waaraan men werkt of noemt men vakspecifieke doelen: “Studenten moeten goed ingevoerd raken in de dogmatiek, ze moeten minder feiten leren en meer begrip krijgen, ze moeten leren wetgeven.” Er zijn ook kritische geluiden:

“De faculteit heeft geen doel, de vakgroep heeft geen doel. De opleiding is te weinig praktijkgericht, studenten worden daardoor te dogmatisch. De studie moet praktijkgerichter worden, meer werken vanuit de gevallen (rechtspraak).”


De studiegids [noot: Studiegids Faculteit der Rechtsgeleerdheid '86-'87.] geeft voor elk van de zes studie richtingen aan wat de beroepsmogelijkheden zijn. Daarbij worden specifiek juridische beroepen onderscheiden van beroepen waarvoor een wetenschappelijke juridische opleiding niet strikt noodzakelijk is. De zes studierichtingen en hun arbeidsvelden zijn, aldus de studiegids:

  1. Nederlands recht. Dit is de breedste juridische opleiding. Afgestudeerden kunnen ermee terecht in de rechterlijke macht en in de advocatuur. Daarnaast kunnen ze overal werken waar juristen of academici gevraagd worden, bij de overheid, in de non-profit sector en in particuliere bedrijven.
  2. De notariële studierichting. Deze richting leidt studenten op tot kandidaat-notaris, een beschermde titel. Afgestudeerden kunnen werken in het notariaat, of overal waar hun specifieke kennis vereist is. Met een aanvulling straf- en procesrecht geeft deze opleiding toegang tot de rechterlijke macht.
  3. De fiscaal-juridische studierichting. Deze richting leidt studenten in de eerste plaats op tot belastingadviseur. Een aanvullend examen in het straf- en procesrecht geeft ook deze afgestudeerden toegang tot de advocatuur en de rechterlijke macht. Fiscaal juristen kunnen zich zelfstandig vestigen. Daarnaast vinden zij werk in bedrijven en instellingen in alle sectoren van de economie.
  4. De bestuurswetenschappelijke studierichting. Deze verschaft “...kennis, inzicht en vaardigheden met betrekking tot het verschijnsel openbaar bestuur.”[noot: Studiegids Faculteit der Rechtsgeleerdheid '86-'87. p. 19] Deze studie is ondergebracht bij de juridische faculteit, maar voor het bestuurs kundige deel werkt men samen met (de vakgroep Bestuurskunde en publieks recht van de FSW-A). “Hoewel de studie in zijn huidige opzet niet het karakter heeft van een beroepsopleiding, dragen verworven kennis, inzicht en vaardigheden uiteraard bij tot het kunnen vervullen van leidinggevende posities in het openbaar bestuur (gemeente, provincie en rijk) en alle daar van afgeleide organisaties (waterschap, ziekenhuis, stichting e.d.). [noot: op cit. p.21.] De opleiding is zeer breed, zodat afgestudeerden in alle sectoren van de economie bestuurlijk werk kunnen doen.
  5. De internationaal-juridische richting. Deze studierichting leidt op voor functies waarin kennis van internationale rechtsregels belangrijk is. Van de afgestudeerden komt 90% terecht bij de overheid.
  6. De vrije studierichting. Hierin kunnen studenten een eigen specialisatie ontwikkelen. De studiegids waarschuwt dat deze specialisaties over het algemeen niet beroepsgericht zijn. Het is voor werkgevers dan ook moeilijk in te schatten wat deze afgestudeerden kunnen.


Binnen de zes studierichtingen kent de faculteit geen voorgestructureerde afstudeerspecialisaties.


Om het relatieve formaat van ieder van deze studierichtingen te schetsen, toont tabel 2 de aantallen afstudeerders per studierichting in de afgelopen jaren.


De zes studierichtingen van de faculteit zijn te beschouwen als tot curriculum uitgewerkte arbeidsmarktdoelen van de faculteit. De opleiding is expliciet gericht op de specifiek juridische arbeidsvelden. De meeste docenten hebben, zo blijkt uit de interviews, dezelfde doelstelling. Uit de studiegids blijkt dat de faculteit zich impliciet mede op niet specifiek juridische werkvelden richt. Deze praxis beschouwen wij als een impliciet doel van de faculteit en van tenminste een deel van haar medewerkers.


Tabel 2 Aantal afgestudeerden aan de Faculteit sinds 1980 (periode 1 september - 1 september)

_________________________________________________________
_________________________________________________________

jaar      studierichting          
          Ned.r.  Not.   Fisc.   BSR   Int.   Vrij Totaal       
_________________________________________________________
80-81     130      5      13      3      8      5     164 
81-82     160     15      14      8      6      4     207 
82-83     245     11      22      7     17      4     306 
83-84     203      9      24     10     13      3     262 
84-85     224      8      40     13     21      2     308 
85-86     268      2      60     17     18      3     368 
86-87     320      8      72     13     26      2     441 
87-88     367     14     105     17     32      3     540
_________________________________________________________
bron: Peter de Vries, Faculteit der Rechtsgeleerdheid UvA, 1986.
N.B.1 In 1985-1986 zijn de eerste 1e fase-studenten (in 1982 
of later begonnen) afgestudeerd. Het totaal is 368 inclusief 
26 eerste-fase afgestudeerden.


2.3 De inrichting van het curriculum


De rechtenstudie aan de Universiteit van Amsterdam geldt binnen deze instelling als een studie met een kleine keuzeruimte voor de studenten. [noot: Koppen en Verbeek, 1986] De studie is opgebouwd uit een ongedeeld eerste jaar, het basisprogramma, dat bestaat uit encyclopedie der rechtsgeleerdheid, privaatrecht, staatsrecht, strafrecht, rechtsgeschiedenis, rechtssociologie en het encyclopedische project. (zie bijlage 2, tabel 1) Na het basisprogramma kiezen de studenten een van de zes studierichtingen.

In het tweede jaar overlappen deze zes elkaar gedeeltelijk, in het derde studiejaar worden ze specialistischer van inhoud.

Het vierde studiejaar bestaat gedeeltelijk uit een vrije keuzeruimte die varieert van 22 weken (een studiejaar heeft 42 werkweken) bij Nederlands recht tot 10 weken bij notariële en de fiscale richting. De vrije keuzeruimte wordt door de studenten benut om zich op punten te verdiepen of om zich juist te verbreden.


De faculteit heeft binnen de studierichtingen geen specialisaties zoals de andere juridische faculteiten die kennen. Ook zijn er geen op specifieke beroepenvelden gerichte afstudeerprofielen per studierichting.

De studierichtingen zijn breed en hebben gedeeltelijk overlappende beroepenvelden, ook buiten de specifiek juridische beroepen waar ze voor opleiden.

Ze zijn ieder op zich te beschouwen als generalistische en algemene studies. Dat wil zeggen dat de studierichtingen inhoudelijk niet zeer specialistisch zijn en dat de studenten in de meeste richtingen een aantal van dezelfde vakken krijgen, zij het in wisselende omvang per richting. De fiscaal-juridische richting wijkt iets van dit beeld af. Deze richting is smal en wordt gedomineerd door het vak belastingrecht. Deze richting (die door veel studenten als tweede studierichting erbij wordt gedaan) is ook wat meer op het beroepenveld gericht dan de andere. Bestuurskunde en de vrije studierichting zijn te beschouwen als sterk van de overige afwijkende studierichtingen.


De op te zetten tweede fase opleidingen zullen beroepsgerichter zijn. Sinds 1987 draait er bijvoorbeeld bij wijze van experiment een cursus van drie maanden van de Nederlandse Orde van Advocaten, waaraan de Universiteit van Amsterdam meewerkt. Opleidingen voor wetgevingsjurist, informatiejurist en internationaal beleidsambtenaar zijn er al. PAO opleidingen zijn in samenwerking met de Vrije Universiteit ondergebracht in een Stuurgroep juridisch PAO.

Het curriculum zal de komende tijd wellicht enigszins worden gewijzigd. De voorgestelde veranderingen betreffen vooral juridische en sociaal-wetenschappelijke vaardigheden, terwijl ook de praktijkgerichtheid sterker moet worden, omdat deze nu vrijwel ontbreekt in de opleiding, zo concluderen faculteitsmedewerkers in de interviews.

Een aantal respondenten noemt de huidige studie te theoretisch, te passief en te strikt juridisch.


2.4 Organisatie van de faculteit


Rechtsgeleerdheid is de grootste studierichting van de Universiteit van Amsterdam. In 1986 telde de faculteit 1000 eerstejaars en 5000 studenten in totaal. De studie heeft vanaf 1960 tot 1984/85 een steeds toenemende populariteit gekend. In het jaar 1964/65 waren er voor het eerst meer eerstejaars rechten dan economie. In 1984/85 is deze trend tijdelijk omgeslagen, en kozen veel minder eerstejaars de rechtenstudie. In Amsterdam daarentegen, bleef de groei erin. (Zie tabel 3).


Bij deze tabel moet wel aangetekend worden dat het aantal eerstejaars per faculteit groter is dan uit deze cijfers blijkt, omdat het alleen de eerstejaars zijn die zich voor het eerst inschrijven. Zo is het aantal eerstejaars in 1986 aan de Universiteit van Amsterdam volgens deze telling 703, terwijl het er in werkelijkheid meer dan 1000 zijn (voor het eerst ingeschrevenen, omzwaaiers en studenten die langer over het eerste jaar doen).


Tabel 3 Eerstejaars rechten WO-Nederland

_________________________________________________________
       UvA  EUR  KUB  KUN  RUG  RUL  RULi RUU  VUA totaal
_________________________________________________________
1960                                                 544 
1965                                                1453
1970   264  268       340  373  463       425  183  2502
1975   316  246  195  286  267  502       438  164  2414
1980   542  360  278  345  380  705       614  288  3512
1984   676  559  196  455  579  893  254  800  399  5125
1985   583  394  317  282  439  910  240  760  211  4136
1986   703  477  312  251  444  916  241  731  213  4266
1987                                                4998
_________________________________________________________


Het grote aantal studenten en het grote aantal medewerkers geven de faculteit een bijzonder karakter. Formeel is de organisatie van bestuur en beheer identiek aan die van de andere faculteiten en subfaculteiten. Op een aantal punten zien we echter verschillen. De technisch administratieve staf is, alleen al door het formaat van de rechtenfaculteit, vrij groot: het instituut beschikt bijvoorbeeld over zeven bibliotheken, er werken ongeveer 120 medewerkers en -sters in wetenschappelijke rangen, er zijn 32 AIO's en 44 nwp.


Het wetenschappelijk personeel van de faculteit is verdeeld over vijftien vakgroepen. De indeling in vakgroepen gebeurt langs twee lijnen, een wetenschappelijke indeling van het juridisch vakgebied naar inhoudelijke onderwerpen en een indeling naar vakgebieden (economie, sociologie). De vakgroepen zijn niet onderling verbonden, alleen het eerstejaars college encyclopedie geven ze samen.


Het onderzoek wordt door de medewerkers vrijwel zonder uitzondering individueel gedaan. Een meerjarige onderzoeksplanning is volgens de respondenten moeilijk te maken, de samenleving en het recht veranderen daarvoor te snel. De grote aantallen studenten en de zware onderwijstaak beperken de medewerkers in hun onderzoeksmogelijkheden.

Het bestuur streeft naar meer groepsonderzoek en naar versterking van het onderzoek. Zij hoopt dat op die manier derde geldstroomonderzoek binnengehaald kan worden. Een onderzoeksprogramma rond het thema "de moderne rechtspraak" is in ontwikkeling. De sturing van het onderzoek komt voornamelijk vanuit de diverse gespecialiseerde beroepsverenigingen, de tijdschriftredacties en de collega's onderling. Het onderzoek is inhoudelijk te kenschetsen als zuiver wetenschappelijk.


De onderwijsplanning gebeurt tamelijk gecentraliseerd door de onderwijscommissie, en de beleidsambtenaren van de faculteit.

Naast de Onderwijscommissie speelt ook de Vaste commissie evaluatie een rol. Een maal per jaar geven de vakgroepen de Onderwijscommissie door wat ze in de komende periode gaan doen.

Bij de herprogrammering in 1976 en bij de invoering van de Tweefasenstructuur is er overleg over het onderwijs geweest met de juridische faculteiten van de overige universiteiten. Ook beroepsverenigingen zijn toen betrokken geweest bij de samenstelling van het programma. Op dit moment is er geen regelmatig overleg rond het eerste fase onderwijs met externe organisaties. Contact met bedrijven en instellingen is er alleen via stages bij het keuzevak rechtspraktijk.


Het curriculum en de onderwijsresultaten van de faculteit moeten in principe ieder jaar geëvalueerd worden volgens een standaardprocedure. Twee maal per jaar trekt men een steekproef van studenten voor een enquête voor het onderwijs.

Studenten zijn niet erg genegen tot medewerking en hoe dat komt is niet duidelijk. De verzamelde meningen van de studenten tellen mee de onder wijsinrichting. Naast meningen van de studenten worden ook doorstroomgegevens verzameld.


Sommige hoogleraren zijn aangesteld vanwege de expertise die ze dankzij hun externe functie hebben. Anderen verwerven externe functies vanuit hun positie in de faculteit. De respondenten noemen hun externe functies zeer belangrijk voor het onderhouden van contact met de rechtspraktijk.


Het bestuur, de onderwijscommissie en de adviseurs, hebben een coördinerende rol bij veranderingen. Voorstellen voor ingrijpende veranderingen buiten het onderwijs verlopen veelal top-down. De Faculteitsraad speelt hierbij eerder een controlerende dan een initi ërende rol.


Wat zijn de belangrijkste veranderingen geweest waarmee de faculteit de laatste jaren te maken heeft gehad? De respondenten uit de faculteit antwoorden verschillend op deze vraag.

De meesten noemen de herprogrammering (1969-1982). De Tweefasenstructuur betekende vervolgens dat het geherprogrammeerde curriculum verder samengeperst moest worden.

Inhoudelijk is er daardoor meer nadruk op de positiefrechtelijke vakken komen te liggen.

Veranderingen in de beroepspraktijk en daarmee samenhangende veranderingen in de vakken worden ook genoemd. Een hoogleraar vat het samen als: "Veranderingen komen van twee kanten." De beroepspraktijk verandert en de opleiding is verkort. Het resultaat van deze beweging is dat studenten nu meer moeten doen in minder tijd. En dat lukt niet. (vgl. de onderwijsdeskundigen achten de propedeuse te licht.) Voor docenten geldt dat het onderwijs is geëxtensiveerd (meer studenten per docent) zodat onderwijstaak en de werkdruk per docent zijn toegenomen.

Bij het bestuur betrokkenen noemen als ontwikkeling ondermeer de invoering van het formatieverdeelmodel in het personeelsbeleid, de aio's, de komende modulering. De komende outputfinanciering kan tot kwaliteitsverlaging leiden, zo vreest men. De voorwaardelijke financiering (VF) van onderzoek wordt door sommigen beschouwd als een model dat is toegesneden op de natuurwetenschap pen: bij het juridisch onderzoek, dat zo sterk individueel is, past ze niet. Voor vakgroepen die te klein zijn voor een VF-programma levert de VF problemen op.


Een verandering die maar door weinigen expliciet wordt genoend is de sfeerverandering in de faculteit. Tot het begin van de jaren 70 was de faculteit opgebouwd rond een aantal hoogleraren privaatrecht, die een duidelijke toppositie innamen.

Het aantal studenten was veel kleiner. De toename van het aantal studenten en de verschuiving naar democratisering hebben volledig andere verhoudingen geschapen. De docenten werken individualistischer, de afstand tot de studenten is toegenomen en de cultuur binnen de faculteit is veranderd.


2.5 De omgeving van de rechtenfaculteit


De juridische faculteit wordt beïnvloed door actoren uit de economie, de politiek, de wetenschap en het onderwijssysteem, door demografische ontwikkelingen en door (de studievoorkeur van) de studenten. In de voorstudies voor het Hoger Onderwijs Ontwikkelingsplan 1987-1989 wordt kort aangegeven wat de (overlappende) invloed van de verschillende belanghebbende actoren en ontwikkelingen op het hoger onderwijs is.


Vanuit de economie heeft de faculteit te maken gehad met een tot nu toe continu stijgende vraag naar afgestudeerden en met een recentelijk stijgend aantal werkzoekenden.

Het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen stelt met haar nota's en wetten nieuwe eisen aan de inrichting en vormgeving van de opleiding en aan de aansluiting op de arbeidsmarkt. [noot: HOAK-nota. MOW, 1985, Vgl Heintjes en De Vries, 1986 p.5-7.] De overheidsstimuli kunnen elkaar echter tegenwerken, zo blijkt uit een voorstudie bij het HOOP:

"De verkorting van de studieduur binnen het wo die in de afgelopen jaren werd gerealiseerd kan het gevaar in zich bergen van eenzijdige vakgerichtheid. Maar wie naar ontwikkelingen op gebied van personeelsbeleid binnen het bedrijfsleven kijkt (tegenwoordig veelal aangeduid met de term "human resources") ontwaart dat van hoger opgeleiden steeds meer "multiinzetbaarheid" wordt verwacht." [noot: Nijeboer, 1987. pag. 57.]

Vanuit de culturele omgeving en de wetenschap wordt de faculteit beïnvloed door een aantal trends. Trefwoorden voor maatschappelijke ontwikkelingen die zich voordoen zijn hier secularisering, individualisering en emancipatie, wetenschappelijke ontwikkeling, technologiser ing en informatisering, professionalisering (stijgend opleidingsniveau), een sterkere oriëntatie op economie en arbeidsmarkt en, direct gerelateerd aan de rechtenopleiding, juridificering. [noot: Nijeboer, 1987, De Boer en Ferijn, 1987, HOOP, 1987)]

Van de demografische ontwikkelingen spreken met name de daling van het geboortecijfer en de vergrijzing tot de verbeelding.

Vanuit deze omgeving heeft de faculteit ondermeer te maken met een tot nu toe continu stijgende vraag naar opleidingsplaatsen. In de komende jaren zal de groep middelbare scholieren beduidend kleiner zijn dan ze de afgelopen jaren is geweest. Het aantal potentiële eerstejaarsstudenten zal daardoor volgens het HOOP afnemen.


Bij de inrichting van het curriculum en de vormgeving van de faculteit is in het verleden vooral rekening gehouden met de eisen en wensen van de actoren uit de faculteit zelf, i.e. de medewerkers, met de wensen die door de juridische beroepsverenigingen en wetenschappelijke organisaties werden geuit, met de wensen van de overheid en van de studenten. Dit onderzoek is een aanzet om daarnaast mede rekening te houden met de wensen en verlangens en de (kwalificatie-) eisen van de werkgevers van juristen.


3. Recente ontwikkelingen op de arbeidsmarkt voor juristen


3.1 Inleiding


In dit hoofdstuk wordt in kaart gebracht in welke economische sectoren en in welke soorten werk afgestudeerden terecht komen? De economie wordt dikwijls ingedeeld in vier sectoren of subsystemen; 1 de primaire sector, deze omvat landbouw en visserij, 2 de secundaire sector, deze omvat mijnbouw, industrie, bouw, nutsbedrijven, 3 de tertiaire sector, deze omvat de handel, horeca, reparatiebedrijven, communicatie, verkeer en vervoer, banken en verzekeringen, en de overige commerciële dienstverlening, 4 de kwartaire sector, de overheid, het onderwijs, de medische dienst verlening en de overige niet-commerciële dienstverlening .


De verschillende economische sectoren kennen ieder hun eigen ontwikkeling, de werkgelegenheid per sector wordt mede door die eigen ontwikkeling bepaald. Haaks hierop staat een indeling in specifiek juridi sche en niet-specifiek juridische beroepen. Door beide indelingen te combineren is een beeld te krijgen van de arbeidsvelden waar juristen opereren en van de recente en verwachte ontwikkelingen daarin.

Eerst worden de kwantitatieve ontwikkelingen van de afgelopen jaren terzake de werkgelegenheid voor juristen besproken.


Vervolgens komen de verwachtingen ten aanzien van de groei van de werkgelegenheid aan bod. Daarna wordt de ontwikkeling van de werkloosheid behandeld en komt de op basis van statistieken verwachte groei van de werkloosheid aan bod.

Tenslotte wordt, op basis van recent onderzoek aangegeven in welke arbeidsvelden pas afgestudeerden intreden.


3.2 Kwantitatieve ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in de afgelopen jaren


De groei van de werkgelegenheid voor juristen van 1947 tot en met 1985 is groot geweest, zij het kleiner dan die in vele andere academische disciplines. Terwijl de totale beroepsbevolking in deze periode groeide met dertig procent, verviervoudigde het aantal banen voor juristen ruim van 7166 tot omstreeks 29000 en verzesvoudigde de totale werkgelegenheid voor academici tot 237000. (zie figuur 1 en 2)


figuur 1 Werkende juristen naar bedrijfstak 1979-1985fi#Sfi
saparoea1.gif


figuur 2 Werkende juristen naar soort werk 1947-1985
saparoea2.gif

noot: Deze figuur is gereconstrueerd: de tijdschaal is naar 1985 toe meer gecomprimeerd.


Secundaire en tertiaire sector

Binnen de private sector van de economie heeft de commerciële dienstverlening sinds 1947 een continue sterke groei te zien gegeven, zij het minder sterk dan die van de kwartaire sector. Het aantal advocaten is toegenomen van 1509 in 1947 tot meer dan 5100 in 1986. Het aantal notarissen is in deze hele periode van economische groei nauwelijks toegenomen. Kampfraath et.al. 1986, p. 34, 40 (advocaten), p.47-48 (notarissen). Het aandeel van deze twee beroepen in de totale werkgelegenheid van juristen is daarmee gedaald van ruim 30% in 1947 tot 20% in 1985. Hiernaast is het belastingadviseurschap opgekomen als specifiek juridische professie. Als ook de omstreeks duizend kandidaatnotarissen bij deze aantallen opgeteld worden dan is het totaal aantal afgestudeerde juristen met een specifiek juridische baan in de sector overige commerciële dienstverlening omstreeks de 8000.

De werkgelegenheidstoename van juristen bij de banken en verzekeringsmaatschappijen is vrijwel gelijk opgegaan met de groei van de totale werkgelegenheid daar en met die voor juristen in het algemeen. Het percentage juristen dat er werkt is met een procent teruggelopen van 10,3% van alle juristen in 1947 tot 9,2% in 1985. Sinds 1981 lijkt met name de groei van het aantal specifiek juridische functies in deze bedrijfstak te stagneren bij duizend banen. Het aantal juristen in niet specifiek juridische functies is in deze sector wat toegenomen.

In de industriële sector van de economie werken relatief weinig juristen, het zijn er iets meer dan 1000 volgens de arbeidskrachtentelling van het C.B.S. van 1985. De meesten van hen hebben een specifiek juridische baan. Het gaat hierbij om omstreeks 700 functies.


Kwartaire sector

Met name in de kwartaire sector is de groei zeer sterk geweest. In 1947 werkte omstreeks een derde van alle juristen in deze sector. Op dit moment heeft meer dan de helft (53%) van alle werkende juristen een baan bij de overheid, in onderwijs- en onderzoeksinstellingen, bij ondernemers- en vakverenigingen of bij andere niet commerciële dienstverlenende bedrijven. Met name de overheid is een belangrijk arbeidsveld voor juristen. In 1985 werken er 9600 alleen al daar, dit is 34% van het totaal aantal juristen. Zij bezetten daar 33% van alle academische functies. Vanaf 1981 heeft de groei van het aantal banen voor juristen in de kwartaire sector vooral plaatsgevonden binnen de specifiek juridische beroepen bij de overheid, in leraarfuncties in het voortgezet onderwijs en in niet specifiek juridische functies in de overige kwartaire dienstverlening (niet-medisch). Bij de overheid stagneert de groei van de werkgelegenheid voor juristen tussen 1983 en 1985, terwijl de totale werkgelegenheid voor academici daar in die periode met 6% is toegenomen (economen -16%, sociale wetenschappen +34%). De stagnatie treedt vooral op in de niet specifiek juridische beroepen. (Zie fig. 2 en bijlage 2, tabel 25)


Specifiek juridisch en niet specifiek juridisch werk.

Als men kijkt naar de ontwikkeling van de werkgelegenheid per soort werk in de afgelopen jaren dan is te zien dat de specifiek juridische beroepen procentueel terrein verloren hebben ten opzichte van de niet specifiek juridische beroepen.

In 1947 werkte nog 39,4% van de juristen in de zogenaamde traditioneel juridische beroepen in de advocatuur, het notariaat, de rechterlijke macht en de politie. In 1973 is dit percentage teruggelopen tot 29,6%. [noot: Hövels en Krijnen, 1974. pag. 79.] In 1985 is hun aandeel teruggelopen tot niet meer dan een kwart van alle juristen. In dit onderzoek onderscheiden we specifiek juridische beroepen van niet specifiek juridische beroepen. De definitie voor specifiek juridische beroepen is breder dan die van de traditioneel juridische werkzaamheden, ook bedrijfsjuridische -, belastingjuridische -, wetenschap pelijk onderwijs- en andere werkzaamheden, waarvoor juridische kennis vereist wordt, vallen eronder. Als bron voor de aantallen werkende juristen per soort werk zijn de arbeidskrachtentellingen van het CBS gebruikt.


Tabel 4 Werkgelegenheid in specifiek juridisch en niet specifiek juridisch werk

_________________________________________________________
    specifiek juridisch  niet specifiek juridisch totaal
_________________________________________________________
1979      10600   56%          8400   44%         19000 
1981      12800   57%          9600   43%         22400
1983      13700   51%         13000   49%         26700 
1985      15000   53%         13200   47%         28200
_________________________________________________________
Bron: Arbeidskrachtentellingen CBS.


De groei van de werkgelegenheid in de specifiek juridische beroepen is sinds 1970 groot geweest. Het aantal advocaten is gestegen van 2046 in 1970, via 2300 in 1974 en 5000 in 1985 naar 5124 in 1986. Het aantal juristen bij de rechterlijke macht is in deze periode verviervoudigd van omstreeks de 300 in 1971, via 647 in 1980, tot 1264 in 1987. Het aantal bedrijfsjuristen verdubbelde van 1000 in 1970 tot omstreeks de 2000 in 1985. In dat jaar zijn er ongeveer 1500 belastingjuristen werkzaam bij de overheid en belastingadviesbureaus. De groei in het aantal niet-specifiek juridische werkzamen is tot 1983 steeds groter geweest dan die van de specifiek juridisch werkenden. In 1984/85 is hier een kentering opgetreden en is hun aantal iets afgenomen.


De arbeidskrachtentellingen maken het niet mogelijk om de aantallen specifiek juridische functies op wetenschappelijk niveau per sector van de economie precies aan te geven.

Onder de groep zit een aantal juristen, in 1985 3300, die geen universitaire opleiding hebben. Een aantal van hen heeft het kandidaatsexamen, anderen hebben HEAO-J. Weer anderen zullen een opleiding aan een bestuursacademie gevolgd hebben.


Tabel 5 Matrix van de werkgelegenheid voor juristen in 1985

_________________________________________________________

sector               commercieel kwartair   Totaal     %
soort werk                                  WO niveau 
_________________________________________________________
specifiek juridisch      (9450)   (5850)    15300    54% 
niet specifiek juridisch (3750)   (9150)    12900    46%
Totaal werkend*          13200    14800     28200   100%
werkend in %               47%      53%      100%
_________________________________________________________

*Totaal = specifiek juridisch + niet (specifiek) juridisch bron Totaal werkend: CBS, Arbeidskrachtentelling, Werkzame personen naar geslacht, bedrijfsklasse en nivo van het hoogstbehaalde onderwijsdiploma. Bron specifiek juridisch: CBS, Arbeidskrachtentelling 1985, tabel 30. De cijfers tussen haakjes zijn schattingen.


De arbeidskrachtentellingen leveren op dat er in 1985 in totaal 28200 academisch opgeleide juristen een baan hebben, waarvan er 15300 specifiek juridisch werk doen. (zie tabel 5) De overige 12900 juristen hebben een niet specifiek juridische functie. Uit de arbeidskrachtentellingen wordt niet duidelijk in welke economische sectoren of bedrijfstakken zij werken. Om wat meer duidelijkheid te scheppen proberen we hieronder een schatting te geven van de aantallen specifiek juridisch werkende juristen per sector. In de commerciële sector van de economie werken in 1985 13200 juristen. Zonder de bekende aantallen juristen in de specifiek juridische beroepen (5000 advocaten, 900 notarissen, 1050 kandidaatnotarissen, totaal 6950) zijn dat er 6250. Aangenomen dat er in 1985 ongeveer 2500 bedrijfsjuristen en belastingadviseurs werkzaam waren, is het totaal aantal universitair opgeleide specifiek juridisch werkzamen in de commerciële sector 9450. Dit betekent, rekening houdend met de gegeven randtotalen, dat er tussen de 3500 en 3750 niet specifiek juridisch werkzame juristen in de commerciële sector werkten, 3750 in de commerciële sector werkten, terwijl de overige 9150 te vinden waren in niet specifiek juridische functies in de kwartaire sector.

Groei De groei van de werkgelegenheid voor academici wordt volgens Schut en Dijkstra verklaard door drie ontwikkelingen:

  1. "Een algemene groei van de werkgelegenheid in Nederland.
  2. Een relatieve groei als gevolg van verschuivingen van de aantallen werkenden tussen de sectoren. De verschillende economische sectoren verschillen sterk in groeitempo. Indien nu sectoren met relatief hoog gekwalificeerde arbeid een hoge werkgelegenheidsgroei vertonen, zal het aantal werkzame academici procentueel sterker stijgen dan de algemene groei van de werkgelegenheid.
  3. Een relatieve groei van het aantal academici binnen de verschillende werkgelegenheidssectoren oftewel een verdringing van lager door hoger opgeleiden." noot:Schut en Dijkstra, 1987. pag. 23.]

Deze drie ontwikkelingen geven een beeld van de ontwikkeling van de werkgelegenheid op macro-economisch niveau. Ook voor de juridisch opgeleiden is een dergelijk beeld te schetsen.


Als het aantal werkende juristen tussen 1947 en 1985 even snel zou zijn gegroeid als de werkzame beroepsbevolking in totaal, dan zouden er nu 133% x 7166 juristen= 9314 werkende juristen zijn [nb: dit is een fout in de tekst van het rapport, b.w.]. Het totale aantal juristen nam echter niet toe met slechts 2148 juristen, maar met 21834 van hen tot 28200 volgens de Arbeidskrachtentelling van het CBS. De algemene Nederlandse werkgelegenheidsontwikkeling verklaart dus 10% van de groei van het aantal arbeidsplaatsen voor juristen. De overige 90% wordt verklaard door de verschuivingen van werkgelegenheid tussen sectoren in de economie en uit verschuivingen naar opleidingsniveau binnen sectoren. De verschuiving tussen de sectoren is, gemeten voor alle academici, belangrijker dan de algemene groei van de werkgelegenheid. [noot: Schut en Dijkstra, 1987. pag. ]

Voor juristen zijn in dit verband de sterke groei van de kwartaire sector, de tertiare sector, en daarbinnen de recente groei van de juridische dienstverlening, belangrijk. Schut en Dijkstra stellen voor academici in het algemeen:

"De belangrijkste factor voor werkgelegenheidsgroei is dus de verdringing. Deze verdringing kan worden veroorzaakt door:

  1. een verhoging van de kwaliteit van het economische, maatschappelijke en\of technische ontwikkelingen vereist een grotere inzet van hoog gekwalificeerde arbeid
  2. een vergrote inzet van hoog opgeleiden bij een gelijkblijvend of dalend kwaliteitsniveau van het werk. Veelal wordt hierbij verondersteld dat bijvoorbeeld door een ruime arbeidsmarkt, de werkgevers de opleidingseisen (kunnen) opschroeven zodat opgeleiden in een functieniveau beneden hun opleidingsniveau worden geplaatst." [noot: Schut en Dijkstra, 1987. pag. 27.]

De verdringing hoeft niet direct te leiden tot het uitvoeren van lager gekwalificeerde werkzaamheden, voegen zij hieraan toe, omdat:"... er nog verdringing van lager door hoger opgeleiden kan plaatsvinden op de hoogste functieniveaus." [noot: Schut en Dijkstra, 1987. pag.27.]

Bij de ontwikkeling van de werkgelegenheid van één studierichting is er ook rekening te houden met concurrentie tussen studierichtingen.

In tabel 6 zijn de resultaten samengevat in een matrix van de werkgelegenheidsontwikkeling tot 1985. Het aantal juristen in specifiek juridische functies, inclusief de niet universitair opgeleide juristen uit de AKT van 1985 staat tussen haakjes in de kolom specifiek juridisch.


Tabel 6 Werkgelegenheidsontwikkeling in 1985 ten opzichte van 1983

_________________________________________________________
type functie      Specifiek       Niet specifiek   totaal   
                  juridisch         juridisch
_________________________________________________________
Landbou            onbekend         onbekend          100
Nijverheid         groei (800)      krimp            1000
handel,                     
Transport,              
banken en          stagnatie (1200) groei            3600 
verzekeringen                     
Overige com-       groei (7400)     groei            8500
merciƫle diensten*        
Overheid           groei (7100)     sterke krimp     9600
Onderwijs        stagnatie (900)**  groei***         3100
Overige niet     stagnatie (900)    groei            2000
commerciële 
diensten       
Totaal             groei (18600)    stagnatie 
totaal WO opgeleid 15300 (18600)    12900           28200
_________________________________________________________
Advocatuur, notariaat, belastingadvies, juridisch advies,
organisatie-advies. ** Wetenschappelijk onderwijs. 
*** Overig onderwijs.


3.3 De verwachte werkgelegenheidsontwikkeling tot het jaar 2000


In deze paragraaf komt de verwachte ontwikkeling van de werkgelegenheid voor juristen aan de orde per sector van de economie en per specifiek juridisch en niet specifiek juridisch beroep.


De verwachtingen in het HOOP over de werkloosheidsontwikkeling voor juristen zijn zeer ongunstig voor degenen die de komende vier jaar afstuderen. Tegelijkertijd voorspelt het HOOP een geweldige toename van het aantal werkenden. De vraag hoe een en ander te rijmen is wordt beantwoord door te wijzen op het feit dat werkgelegenheid en werkloosheid beiden zullen stijgen, de toename van het arbeidsaanbod zal de toename van de vraag daarbij overtreffen. Wat overblijft is de vraag: Waar zal de toename in de werkgelegenheid voor juristen te vinden zijn?


Figuur 3 Juristen op de arbeidsmarkt
saparoea3.gif


In paragraaf 3.2 is aangegeven dat drie ontwikkelingen samen de groei van de werkgelegenheid voor academici in het verleden verklaren: 1) de groei van de totale werkgelegenheid in Nederland, 2) de relatieve verschuivingen van de werkgelegenheid tussen sectoren in de economie en 3) de relatieve verschuiving van werkgelegenheid binnen sectoren (verdringing van lager opgeleiden en concurrentie tussen studierichtingen).


Groei van de werkgelegenheid

De groei van de totale werkgelegenheid heeft sinds 1980 niet bijgedragen aan de groei van het aantal banen voor academici in het algemeen of voor juristen in het bijzonder. Het Centraal Planbureau verwacht dat het arbeidsvolume, uitgedrukt in arbeidsjaren, in de periode tot aan het jaar 2000 zal groeien met gemiddeld 1,2% per jaar. [noot: Centraal Planbureau, 1987. pag. 38-39] Door het toenemende belang van deeltijdarbeid zal de groei in het aantal werkende personen nog groter zijn. [noot: Centraal Planbureau, 1987. pag. 36, 37] Als de werkgelegenheid voor juristen in dit zelfde tempo groeit, dan neemt ze tot het jaar 2000 toe van 28200 werkenden in 1985 met 5525 tot 33725.


Sectorstructuurverschuiving


Figuur 4 Verschuivingen tussen sectoren
saparoea4.gif


De verschuivingen in de werkgelegenheid tussen sectoren zijn effecten van langdurende ontwikkelingen. Duidelijk is in figuur 4 te zien dat de sectoren waarin de meeste juristen werken, de commerciële dienstverlening, de kwartaire sector buiten de overheid en de overheid zelf sterk in arbeidsvolume zijn gegroeid, in een periode waarin de landbouw en de nijverheid zijn gekrompen. Het Centraal Planbureau verwacht dat deze trend met een kleine wijziging zal doorzetten. De landbouw, de industrie en de bouwsector zullen weer licht groeien. De tertiaire dienstverlening en de kwartaire dienstverlening zullen een werkgelegenheidsgroei te zien geven van respectievelijk 2 en 1,9% per jaar. De overheid zelf zal binnen de kwartaire dienstverlening slechts groeien met 0,3% per jaar. [noot: Centraal Planbureau, 1987. pag. 36] Roos stelt dat het universitaire onderwijs en de overheid geen groei te zien zullen geven. [noot: Roos, 1987 en 1988] Ook het overige onderwijs zal, gezien het dalende aantal geborenen, niet in omvang toenemen.

Groei zal dus moeten komen uit de relatieve groei van de commerciële dienstverlening en van de overige kwartaire sector. Die groei zal voor juristen met name kunnen ontstaan als de specifiek juridische sectoren binnen de tertiaire dienstverlening, dat wil zeggen de advocatuur, het notariaat en de belastingadviessector, weten te groeien.


Het Centraal Planbureau verwacht dat het aantal werkende academici zal toenemen van 243695 in 1985 tot 378485 in 2000. Dit cijfer ligt tussen de hoge variant en de lage variant van het HOOP in. Van de 134790 extra banen worden er 56509 (36%) verklaard door verschuivingen in de sectorstructuur van de economie. Voor de juristen pakt de sectorstructuurverschuiving ingewikkelder uit. Voor de sectoren waarin de juristen traditioneel sterk vertegenwoordigd zijn, de tertiaire dienstverlening en de kwartaire dienstverlening wordt een relatief snelle groei (resp. 2% en 1.9%) verwacht. Binnen de kwartaire sector zal groei van de overheid achterblijven (0,3%). Dit is speciaal voor juristen nadelig, daar 34% van hen bij een overheid werkt (tegen 15% van de economen en 15% van de sociale wetenschappers). De groei van de juridische dienstverlening komt echter niet in de CPB-prognose tot uitdrukking. De sectorstructuurverschuiving zal ten opzichte van 1985 zorgen voor een toename van de werkgelegenheid met 7250 juristen tot en met het jaar 2000, als we de juridische dienstverlening buiten beschouwing laten. De totale werkgelegenheidstoename zal volgens de verwachting van het Hoop liggen tussen de 20000 juristen als de werkgelegenheid langzaam groeit en de 40100 werkenden in de hoge variant. Hoop 2, pag. 183. De sectorstructuurverschuiving zal dus zorgen voor 40% à 20% van de groei van de werkgelegenheid van juristen. Eventuele groei van de juridische dienstverlening kan dit cijfer iets verhogen.


Verdringing

De verdringing, dat is de werkgelegenheidsgroei voor juristen die ontstaat door verschuivingen tussen opleidingscategorieën binnen sectoren, zal zeer belangrijk zijn. Het zal hierbij gaan om verdringing van lager opgeleiden en om concurrentie tussen academici. Roos tekent hierbij over de verdringing het volgende aan:

"Ook zal als eenmaal verdringing heeft plaatsgevonden, een opvolger in die functie meestal minstens dezelfde opleiding moeten hebben als zijn voorganger, omdat deze laatste intussen z'n functie veelal wel zal hebben weten uit te bouwen tot iets waar een hogere of zelfs een juridische opleiding noodzakelijk is. Hierdoor en door de stimulering van de herziening en de productie van nieuwe rechtsregels zijn juristen betrekkelijk goed in staat om de vraag naar juristen op peil te houden." [noot: Roos, 1988. pag. 29] Deze verdringing zal een belangrijke factor in de groei van de werkgelegenheid voor juristen zijn. Van 20000 à 40000 nieuwe banen worden er ongeveer 7250 verklaard door verschuivingen in werkgelegenheid tussen sectoren. De overige 60% à 80% van de toename is toe te schrijven aan de verschuivingen in het opleidingsniveau binnen de sectoren, de verdringing.


3.4 De huidige werkloosheid onder juristen


De werkgelegenheidsontwikkeling is sinds 1980 een probleem geworden voor afgestudeerden uit veel studierichtingen. De werkloosheid onder academici is in die jaren gestegen van 2,9% van de wetenschappelijke beroepsbevolking tot 7,6% in 1985. [noot: Hoop 2, 1987. pag.158] Het werkloosheidspercentage onder vrouwelijke academici is in 1985 13,1%, onder mannelijke 6%. Dit werkloosheidspercentage is in vergelijking met dat van lagere opleidingscategorieën laag. Tot nu toe is voor juristen de arbeidsmarktsituatie nog gunstiger geweest, de werkloosheid zich heeft bij hen ontwikkeld van 1,7% in 1980 tot slechts 5,2% in 1985 (mannen 4.7%, vrouwen 7,1%). Tabel 7 toont de toename van de werkloosheid onder juristen door de jaren heen. De kans die afgestudeerden hebben om langdurig werkloos te geraken is bij de juristen, vergeleken met alle studierichtingen, klein. [noot: Zie ook: Mensen en Wielers, 1986. Heilbon en Schram, 1985.]


Tabel 7 De werkloosheid onder juristen

_________________________________________________________
         afgestu-  werkloos      waarvan langer
jaar     deerd     per 31/1-7    dan 1 jaar werkloos
_________________________________________________________
75/76    1412       467     
79/80    1385       418
80/81    1539       461
81/82    1855       585
82/83    2248       870
83/84    2348      1394             30%
84/85    2453      1654
85/86    2784      1626
86/87    3054      1770             45,5%
87/88    4152*     1974
1988***  2694      1932
_________________________________________________________
* prognose HOOP *** 
Per 1-4-1988 
Werkloosheidscijfers: Ministerie van Sociale zaken. 
Afgestudeerden: CBS. HOOP, 1987.


In het HOOP worden twee soorten ontwikkelingen aangegeven die ieder een grote invloed hebben op de ontwikkeling van de werkgelegenheid en de werkloosheid onder afgestudeerden

  1. de groei van het totaal aantal zich op de arbeidsmarkt aanbiedende afgestudeer den (het arbeidsaanbod) en
  2. de ontwikkeling van de vraag op de arbeidsmarkt. [noot: HOOP 4, 1987. pag. 49-52]

De eerste belangrijke factor voor de werkloosheidsontwikkeling is de groei van het arbeidsaanbod die ontstaat doordat meer afgestudeerde academici tot de arbeidsmarkt toetreden dan er, onder meer door pensionering, vertrekken. Er ligt hierbij voor academici in het algemeen, behalve bij medicijnen, geen eenzijdig direct verband tussen studierichtingen en deelarbeidsmarkten of beroepen. Voor een reeks van werkzaamheden blijken de studierichtingen inwisselbaar te zijn, voor een deel van de werkzaamheden is een gespecificeerde studierichting vereist. (In dit onderzoek wordt wat dit betreft het onderscheid gemaakt tussen niet-specifiek juridische beroepen en specifiek juridische beroepen.) Groei van het arbeidsaanbod brengt twee processen op gang die de werkgelegenheid doen toenemen.

"Nadere bestudering van de groei van het arbeidsaanbod en de arbeidsvraag van academici in de periode 1978-1985 geeft de indruk dat ook per studierichting de groei van het arbeidsaanbod tot op zekere hoogte wordt gevolgd door een groei van de arbeidsvraag. Maar een aanbodstijging boven een per studierichting verschillend percentage leidt niet alleen tot een stijging van de vraag, maar ook tot een stijging van de werkloosheid in die studierichting. Dat de vraag blijft stijgen naarmate het aanbod stijgt, kan toegeschreven worden aan het invechtgedrag van academici op de arbeidsmarkt." [noot: HOOP 4, 1987. pag. 49-50]


Dat de vraag naar afgestudeerden stijgt naarmate het arbeidsaanbod toeneemt, komt bij de juristen tot uitdrukking in het snel groeiende aantal advocaten, belastingadviseurs, bedrijfsjuristen en rechters en andere juristen bij de overheid. Roos roos beschouwt dit als een aspect van de 'verjuridisering' van de samenleving. [noot: Roos, 1987. pag. 769] Het 'invechtgedrag' verwijst naar het tweede proces, waarin afgestudeerden uit een studierichting nieuwe werkterreinen kiezen en daar andere afgestudeerden uit andere studierichtingen verdringen of tekorten aan academici opheffen. Dit proces komt op gang nadat er een zekere werkloosheid is opgetreden onder afgestudeerden. Juristen kunnen bij het solliciteren naar niet specifiek juridische functies concurrentie verwachten vanuit studierichtingen met hogere werkloosheidspercentages, met name vanuit de sociale wetenschappen.


Het aantal afstuderenden in de rechtsgeleerdheid is erg groot en zal volgens een schatting van de WORSA nog verder toenemen van 2453 afgestudeerden in 1984, via 4150 in 1986/87 en 1987/88, om vervolgens te dalen tot omstreeks 3400 afgestudeerden in 1989 en 1990 en 3077 in 1996/97. [noot: WORSA '87, pag. 90. Het recent door het CBS gepubliceerde werkelijke cijfer voor het aantal afgestudeerde juristen uit 1986/1987 en de uitstroomcijfers van de rechtenfaculteit van de UvA tonen dat de prognose waarschijnlijk één jaar voorloopt. zie tabel 9 en tabel 2.] In 1986/88 studeren de nieuwe stijl studenten die in de piekjaren 1983 en 1984 met hun opleiding begonnen af, terwijl ook de laatste oude stijl studenten hun studie afronden. Het aantal werkende en werk zoekende juristen zal daardoor sterk stijgen. Er zal de komende jaren vermoedelijk een tijdelijke stijging van de werkloosheid onder juristen ontstaan door deze tijdelijke overproduktie aan afge studeerden. De werkloosheid zal na de piek omstreeks 1990 afnemen, als de afgestudeerden zich 'invechten' in voor juristen nieuwe arbeidsterreinen, waar zij lager geschoolden verdringen of waar het werk moeilijker is geworden.


De tweede belangrijke factor is de ontwikkeling van de economie, met name die van de arbeidsmarkt. Deze toonde de afgelopen jaren in een periode dat de totale werkgelegenheid daalde, nog steeds een sterk stijgende vraag naar academici. Per economische werkgelegenheidssector verschilde de vraagontwikkeling echter.

"Het grootste gedeelte van de academici is werkzaam in de zogenaamde overige dienstverlening. Het betreft hier allerlei niet-commerciële diensten, veelal overheidsdiensten en sociaal culturele instellingen, sport en recreatie, bedrijfs- en werkgeversorganisaties en religieuze organisaties. Opvallend is dat, ondanks de bezuinigingen bij de overheid, de werkgelegenheid in deze sector in de periode 1979-1985 niet lager is geweest dan in de marktsectoren. In 1985 was ,net als in 1979, 69% van de academici in de overige dienstverlening werkzaam.(...) Verdeeld naar studiesector valt op dat er grote verschillen zijn in de verdeling van het aantal werkzamen in de sector.

Van de technici en de economen is slechts 34-35% werkzaam in de overige dienstverlening. Via de juristen (54% FBS), landbouwwetenschappers stijgt dit percentage tot bijna 90% bij letteren en sociale wetenschappen. Van de medici is tenslotte 95% werkzaam in de overige dienstverlening. De mate van marktgerichtheid van een studiesector lijkt omgekeerd evenredig met het werkloosheids percentage onder afgestudeerden in die sector. Het absorbtievermogen van de overige dienstverlening lijkt dus onvoldoende om het arbeidsaanbod in die sector op te vangen met als gevolg een stijgende werkloosheid in studiesectoren waarvan de afgestudeerden met name terecht komen in de overige dienstverlening." [noot: HOOP 4, 1987. pag. 51]

De verschuiving in de werkgelegenheid van juristen van de private sector naar met name de overheid binnen de kwartaire sector is in dit opzicht negatief te noemen, daar het aantal banen bij de overheid slechts zeer langzaam groeit.


3.5 Verwachtingen over de werkloosheid onder juristen


De groei van het arbeidsaanbod wordt bepaald door het verschil tussen het aantal afstuderenden en het aantal juristen dat de arbeidsmarkt verlaat door pensionering of overlijden.

De vertrekkenden zijn wel in de door ons gebruikte prognoses van het HOOP betrokken, maar daar hun aantal niet beïnvloedbaar is door het onderwijs laten wij hen in dit hoofdstuk verder onbesproken. Blijft over het aantal afstuderende juristen. Hun aantal wordt in sterke mate bepaald door het aantal VWO-arbituriënten dat kiest voor een rechtenstudie.

Voor de niet specifiek juridische functies moet daarnaast rekening gehouden worden met de te verwachten aantallen eerstejaars en afgestudeerden uit de overige studierichtingen die bij het arbeidsaanbod voor deze functies moeten worden gerekend. We krijgen te maken met een ontwikkeling die in belangrijke mate wordt gestuurd vanuit drie maatschappelijke ontwikkelingen, a) het streven onder de burgers naar een steeds hoger opleidingsniveau, b) vrouwenemancipatie en c) het afnemende kinderaantal. Het streven naar een steeds hoger opleidingsniveau en de vrouwenemancipatie hebben samen tot gevolg dat per leeftijdsklasse een steeds groter percentage van de jongeren een universitaire opleiding volgt, afstudeert en uiteindelijk als academicus op de arbeidsmarkt komt.


Figuur 5 Eerstejaars wo-nl als percentage van hun jaarklasse (Worsa prognose vanaf 1988)
saparoea5.jpg

wo als % jaarklasse 20 jaar geleden


In figuur 5 is het aantal mensen dat voor het eerst met een universitaire studie begint afgezet tegen het aantal levendgeborenen van twintig jaar geleden. Het percentage van de jongeren dat aan een universiteit gaat studeren is gestegen van 2.5% in 1950, via 5% in 1965 tot 14% in 1987. Het percentage studenten verdubbelde iedere 15 jaar. Figuur 6 laat zien dat het huidige percentage al boven de Worsaprognose van verleden jaar ligt. De volgende grafiek laat zien dat de emancipatie daar sinds 1970 een belangrijke rol bij speelt.

Terwijl het aantal mannen dat gaat studeren niet snel meer groeit, neemt het aantal vrouwen jaarlijks sterk toe.


Figuur 6 Prognose eerstejaars WO-Nederland en WO-Studenten per Instelling
saparoea6.gif

ruit: v wo in; verkant: m wo in; kruisje: wo in


Figuur 7 Eerstejaars rechten WO-Nederland en WO-Studenten per Instelling
saparoea7.gif

ruit: eerstejaars; vierkant: m eerstej.; kruisje: v eerstej.; verticaal streepje: wo si eerste jaars


Terwijl het percentage van de jongeren uit iedere jaarklasse dat gaat studeren toeneemt, neemt de omvang van de jaarklassen vanaf 1986 licht af om vanaf 1989 sterk te dalen. Het resultaat van de gecombineerde ontwikkelingen is volgens de WORSA, dat het totaal aantal eerstejaars studenten vanaf 1988/1989 zal dalen. [noot: WORSA, 1987. pag.] Voor de rechtenstudie is de prognose iets anders. Hier vertoont het aantal eerstejaars sinds de piek in 1984 een grillig verloop, waar in de prognose geen rekening mee is gehouden. Het studiekeuzeproces van aankomend studenten is hier de belangrijkste verklarende variabele voor. Het lijkt erop dat rechten en economie een grotere voorkeur krijgen dan de Worsa voorspelt. En hoewel de WORSA-prognose geen rekening houdt met deze keuzeprocessen (Zie bij- lage 2, Figuur 1), moet rekening gehouden worden met de mogelijkheid dat de economen de juristen voorbij zullen streven in aantallen studenten, en beide studies veel minder sterk zullen dalen in aantallen studenten dan verwacht.


Figuur 8 Eerstejaars en afgestudeerden rechten, prognose eerstejaars vanaf 1988, afgestudeerden vanaf 1986
saparoea8.gif


De groei en krimp van het aantal eerstejaars staan in direct verband met het aantal studenten dat zal afstuderen. Als we ervan uitgaan dat de studenten gemiddeld vijf à zes jaar over hun studie doen en dat een min of meer vast percentage van de eerstejaars hun studie daadwerkelijk afmaakt, dan kunnen we de aantallen afgestudeerden voor de periode 1987 - 1992 vrij nauwkeurig schatten. Figuur 8 toont de prognose van de WORSA, die rekening houdt met een snellere studietijd. Of we echter uitgaan van een kortere of langere studietijd, het is duidelijk dat het aantal afstuderende juristen in de komende vijf jaren zeer groot zal zijn en het is de vraag of de arbeidsmarktsegmenten waarin juristen nu werken al deze afgestudeerde juristen zullen kunnen opnemen.


Figuur 9 Werkzoekende juristen
saparoea9.gif

ruit: afgestudeerd; driehoek: afgestudeerd worsa; vierkant: jur werkloos; kruisje: saldo ww; verticaal streepje: prog jur werkloos h


In het HOOP is een prognose gemaakt van de arbeidsmarktontwikkeling voor academici. [noot: HOOP 2, 1987. pag. 179-184] Rekening houdend met mogelijke variaties in het aantal eerstejaarsstudenten, de sterke positie van juristen in de commerciële sector van de economie, de groei van de totale werkgelegenheid, de verdringing van lager opgeleiden en met het invechtgedrag van werkzoekende academici in het algemeen komen zij tot de volgende voorspelling. Het totaal aantal werkzame juristen zal in de periode van 1986 tot het jaar 2000 toenemen van 32600 tot 48200 (lage variant) à 68300 (hoge variant). Ondanks de geweldige groei van de werkgelegenheid zal ook in de ‘hoge’ variant de arbeidsmarkt de sterke groei van het aantal afstuderende juristen niet kunnen opvangen. De voorspelling (zie Figuur 9) luidt dat ook bij de hoge vraagvariant en standaard aanbod de werkloosheid onder juristen vanaf 1986 sterk zal toenemen tot 1990. Tot 1996 zal er een stabilisatie plaats vinden op een hoog niveau van werkloosheid (ongeveer 6500 werkzoekende juristen). Als er echter meer juristen afstuderen dan verwacht, of als de groei van de werkgelegenheid tegenvalt zal het aantal werkzoekenden verder toenemen. Vanaf 1996 zal de vraag naar nieuwe juristen het aantal afgestudeerden kunnen overtreffen. Dan ontstaat een situatie waarin niet werkende juristen in het arbeidsproces worden opgenomen. In Figuur 9 komt dit tot uitdrukking in een negatieve groei van de werkloosheid met duizend juristen per jaar.


De werkloosheid onder afgestudeerden zal in de komende jaren sterk toenemen. Het is al eerder gezegd, het enige wat vrijwel zeker is, is de groei van het aantal afstuderenden tot 1992. De effectieve vraag naar juristen is een schatting van het ministerie. Het kan zijn dat deze vraag groter is dan men nu verwacht, bijvoorbeeld doordat juristen in grotere mate dan men nu verwacht banen op een lager scholingsniveau zullen accepteren, of doordat relatief veel studenten hun studie niet zullen afmaken. Echter ook als we naar andere prognoses kijken blijft het beeld tot 1992 somber. Uit de meeste recente onderzoeken blijkt dat de vraag naar afgestudeerden in deze hele periode achter zal blijven bij het aanbod. [noot: Centraal Planbureau, 1987, Grip e.a., 1987. Wilbrink, 1988.] Dit geldt voor alle studierichtingen. Ten opzichte van letteren, sociale wetenschappen en zelfs ten opzichte van economie steekt de voorspelde werkloosheidsontwikkeling voor juristen tot 1992 nog gunstig af.


Bij al deze negatieve geluiden moet overigens worden aangetekend dat tot nu toe geen enkele prognose over sterk stijgende werkloosheid onder academici daadwerkelijk is uitgekomen. Mevrouw Bronneman-Helmers haalt in haar boek bijvoorbeeld Ritzen aan, die voor 1986 69000 werkloze academici voorspelt. [noot: Vgl. Bronneman-Helmers, 1984. pag. 22] In werkelijkheid waren het er "maar" 17000. Bij veel schattingen van de werkloosheid hield men in die tijd geen rekening met de opnamecapaciteit van de arbeidsmarkt. Op dit moment doet men dat mogelijk beter. En dat voorspelt niet veel goeds.


3.6 Arbeidsvelden van intredende juristen


Er zijn de afgelopen jaren meerdere onderzoeken gedaan waarin de intree van pas afgestudeerde juristen op de arbeidsmarkt is bevraagd. De doelstellingen van deze onderzoeken zijn meervoudig. Enerzijds willen de faculteiten nagaan wat de kansen van afgestudeerden op werk zijn. Anderzijds probeert men reacties te krijgen op de kwaliteit van het studieprogramma. Uit een eerste vergelijking van de onderzoeksresultaten blijkt dat de arbeidsvelden waar de faculteiten zich de facto op richten iets van elkaar verschillen. Het betreft in Rotterdam uitsluitend afgestudeerden Nederlands Recht uit het jaar 1985. De Erasmus Universiteit had 208 afgestudeerde juristen, 158 daarvan zijn in de resultaten verwerkt, 144 daarvan hadden een baan per 1-1987 (79 m, 65 v). Het gaat in Groningen om afgestudeerden uit de periode januari 1985-september 1985. De faculteit had 172 afgestudeerden, van 99 (66m, 33v) daarvan zijn de resultaten verwerkt, 77 daarvan hadden een baan per 1 maart 1986. In Amsterdam worden op dit moment de resultaten van een verleden jaar gehouden enquête verwerkt. Interessant zijn de gegevens van het onderzoek van Roos. Deze hield in maart-april 1988 een enquête onder 2408 in de periode 1-6-1985 tot 1-2-1988 afgestudeerden van de juridische faculteiten van Groningen, Leiden en Maastricht. $ Roos, 1988.


Tabel 8 Recent afgestudeerden naar soort werk. aantallen en %

_________________________________________________________
Universiteit alle  EUR  EUR  RUG  RUG  UvA UvA  Roos Roos         
             1972 1985 1985 1985 1985 1986 1986 1988 1988
             %     %   abs   %   abs  %    abs  %    abs
_________________________________________________________
typ. jur.          17   24   27   21             26  
spec jur."    76% >28% >41  >55% >42
_________________________________________________________
[NB: Met deze tabel is mogelijk iets fout gegaan. 
Ik begrijp het niet, en heb de tabel exact overeenkomstig 
de hard-copy van rapport 184 gemaakt. b.w.]

Toelichting: Traditioneel juridisch = advocaat, notaris, lid rechterlijke macht. Specifiek juridisch = traditioneel juridisch, belastingadviseur, belastinginspecteur, medewerker aan een universiteit, bedrijfsjurist.
bron: Van Stokrom, 1987, voor de Rotterdamse cijfers. Commissie Promoting afgestudeerden, 1986 voor de Groningse cijfers.
Roos, Congres Jurist en Werk, 1988.


De onderzoekers deelden in de presentatie van de resultaten van de enquêtes de beroepen wat anders in kategorieën in dan in dit onderzoek gebeurd is. Daardoor wordt niet duidelijk hoeveel niet specifiek juridisch werkzamen er onder de recent afgestudeerden zijn.


Tabel 9 "Recent afgestudeerden naar economische sectorfi"

_________________________________________________________

Universiteit        EUR  EUR  RUG  RUG
                    1985 1985 1985 1985
                    %    abs  %    abs
_________________________________________________________
1 landbouw                      1
2 nijverheid          7   10    3
3 handel e.d.         5    7
3 banken e.d.        16   23    7    5
3 advocatuur e.d.    26   37   32   25
commercieel totaal   50   77   43   33
4 overheid           24   35   38   29
4 onderwijs          15   21   17   13
4 diensten            5    7    3    2     
kwartair totaal      50   77   57   44
totaal              100  144  100   77
werkloos              9        20
_________________________________________________________

Toelichting: Traditioneel juridisch = advocaat, notaris, lid rechterlijke macht. Specifiek juridisch = traditioneel juridisch, belastingadviseur, belastinginspecteur, medewerker aan een universiteit, bedrijfsjurist.
bron: Van Stokrom, 1987, voor de Rotterdamse cijfers. Commissie Promoting afgestudeerden, 1986 voor de Groningse cijfers.


Tabel 10 Waar komen afgestudeerden terecht? Percentages en aantallen, indeling van Hövels en Krijnen, 1972.

_________________________________________________________
Universiteit        ITS  AKT  EUR  RUG  UvA  Roos
                    1972 1985 1985 1985 1987 1988
_________________________________________________________
1 typisch jur.*       30   26   17   27        26
2 overheid            28   30   19   31        25
3 onderwijs           10   11   15   17        12
4 diensten**          11   19   28   14        23
5 banken e.d.         10    9   16    7         9
6 bedrijfsleven***    12    4    7    4         6
totaal               100% 100% 100% 100% 100% 100%
                    3860,128200 144% 77
_________________________________________________________

* inclusief degenen die bij de overheid werken

** handel, horeca, vervoer, communicatie, overige commerciële diensten, medische diensten, overige niet commerciële diensten.

*** landbouw en industriële sector, bouw.


Met name het (nu nog voorlopige) resultaat van het voor Jurist en Werk uitgevoerde onderzoek van Roos is interessant.

Zijn steekproef is zeer groot van omvang en dekt een redelijk percentage van alle in de onderzochte periode afgestudeerden. Bovendien omvat zijn groep respondenten mensen uit verschillende regio's. We mogen zijn resultaten generaliseren naar alle afgestudeerden. Door zijn resultaten te vergelijken met die van de populatie uit 1985 zijn trends waar te nemen. Duidelijk wordt dat van de pas afgestudeerden een iets kleiner percentage werk vond bij de overheid. De commerciële dienstensector en de nijverheid lijken wat groeimoge lijkheden te bieden. Jammer is dat het aantal specifiek juridisch werkzamen en het aantal niet specifiek juridisch werkzamen niet te destilleren is uit de gegeven cijfers.


3.7 Samenvatting


De vragen die in dit hoofdstuk aan de orde kwamen zijn: Welke veranderingen zuller er in de arbeidsvelden voor juristen optreden in werkgelegenheid en in de werkloosheid? Uit de vergelijking van de door het Ministerie van onderwijs verwachte groei van het arbeidsaanbod van juristen en de verwachte groei van het aantal banen voor juristen blijkt dat de werkloosheid onder hen in de periode tot 1990 sterk zal toenemen. Vervolgens zal er tot 1996 een stabilisatie van het aantal werkzoekende juristen optreden op een hoog niveau van werkloosheid (6500, 14% in 1990). Tegen het einde van de eeuw zal de groei van het arbeidsaanbod afnemen. De werkloosheid onder juristen zal dan afnemen.


1) Werkgelegenheid naar economische sector of bedrijfstak Omstreeks 47% van de academisch gevormde juristen werkt in 1985 in de private sector van de economie. Het leeuwendeel, 92%, van hen heeft een baan in de commerciële dienstverlening. Van deze 12100 juristen werken er zeker 8500 in de advocatuur, het notariaat en de belastingadvies of juridisch organisatie-advieswereld. Ongeveer 2600 werken er bij banken of verzekeringsmaatschappijen. De overigen werken in de handel, de horeca of in de sector vervoer. De nijverheid, en de agrarische sector zijn maar kleine sectoren. Hier werkten omstreeks de 1100 juristen. In 1985 werkt 53% van de juristen in de kwartaire sector. De meesten van hen hebben een functie bij een overheid een toenemend deel werkt in het onderwijs en een beperkt maar toenemend aantal werkt in de overige niet commerciële dienstverlening.


2) Specifiek juridisch werk en niet specifiek juridisch werk.

In 1985 werkt 54% van alle academisch opgeleide juristen in een specifiek juridisch beroep. Een groot deel van hen werkt in de traditioneel juridische beroepen waar de faculteit zich op richt, in de advocatuur (5100 in 1986), het notariaat (2000), de rechterlijke macht (1264 in 1987) en het belastingadvies of bij de belastingdienst (ongeveer 1500) en de wetenschap (1000). Daarnaast zijn er nog omstreeks de 2000 bedrijfsjuristen en enige duizenden ambtenaren met specifiek juridisch werk. Voor deze functies is een universitaire juridische opleiding een vereiste.


Omstreeks de 13000 juristen werken in niet specifiek juridische beroepen en functies in alle sectoren van de economie. De functies variëren inhoudelijk van vrijwel specifiek juridisch (docent recht aan een bestuursacademie of HEAO) tot geheel niet juridisch, van overwegend uitvoerend tot adviserend of leidinggevend, van onzelfstandig tot zeer zelfstandig.


De arbeidsvelden waar de faculteit zich de facto op richt hebben als geheel in de periode 1979 - 1985 een positieve ontwikkeling te zien gegeven. De werkgelegenheid voor juristen is toegenomen met 48%, tegen die voor academici in het algemeen met 40% (economen 27%, sociale wetenschappen 90%). Op een aantal punten is echter een kentering opgetreden. De werkgelegenheid voor juristen bij de overheid (exclusief het onderwijs) waar bijna een derde van de juristen werkt, stagneert tussen 1983 en 1985, terwijl de totale werkgelegenheid voor academici daar in die periode is toegenomen (economen -16%, sociale wetenschappen 34%). In de nijverheid gebeurt hetzelfde. Deze stagnatie lijkt op te treden in de niet-specifiek juridische functies.


De werkgelegenheid voor juristen zal gedurende de hele periode tot het jaar 2000 sterk groeien, van 32600 werkenden in 1986 tot 48200 à 68300 in het jaar 2000. Groei van de werkgelegenheid zal sterk zijn in de commerciële dienstverlening, en daarbinnen met name in de juridische dienstverlening, en in de niet commerciële dienstverlening buiten de overheid.

Het algemeen voortgezet onderwijs en het middelbaar- en hoger beroepsonderwijs bieden werkgelegenheid aan een grote groep juristen. Of de werkgelegenheid hier toeneemt is twijfelachtig. De overheid zal als geheel geen groei te zien geven. Groei van de werkgelegenheid in niet specifiek juridische functies zal vooral voortkomen uit verdringing van lager opgeleiden.


4 Beroepen en functies waarin juristen terechtkomen


4.1 Inleiding


In welke beroepen en functies komen afgestudeerden terecht? Dit is de vraag die in dit hoofdstuk wordt behandeld. De benaming jurist is niet beschermd. Het beroep "jurist" wordt niet alleen door wetenschappelijk opgeleide juristen uitgeoefend. In de arbeids krachtentelling van het CBS van 1985 geven 3300 niet-academici op dat ze een (specifiek) juridisch beroep hebben. Waar wij in het volgende spreken over juristen doelen we, om verwarring te voorkomen, op mensen met een universitaire rechtenopleiding.


Bijna de helft van alle afgestudeerde juristen vindt werk in een niet specifiek juridische functie. Hövels en Krijnen omschreven deze als functies waarin ook academici met een andere opleiding kunnen werken, of die ook door iemand zonder academische opleiding verricht kunnen worden. [noot: Hövels en Krijnen, 1974] Mensen die deze functies bekleden kunnen verschillende opleidingen hebben, bijvoorbeeld economie, bedrijfskunde of sociale wetenschappen. Deze opleidingen worden door de meeste respondenten uit de faculteit genoemd als concurrenten voor juristen op de arbeidsmarkt.


In dit hoofdstuk wordt een aantal beroepen besproken waar veel juristen in werken. De gegevens voor de beschrijving zijn verkregen uit de literatuur [noot: Vooral Heintjes e.a., 1985, Asjes e.a, 1984, Kampfraath e.a., 1986, Roos, 19 .] uit de faculteitsinterviews en de workshop. De verschillende opsommingen op een rij zettend menen wij een aantal groepen functies te kunnen onderscheiden: a) traditioneel juridische beroepen, die onderling sterk vervlochten zijn, b) relatief nieuwe specifiek juridische beroepen en functies, c) niet specifiek juridische functies. Eerst worden de twee soorten specifiek juridische beroepen behandeld, daarna een aantal niet specifiek juridische. Hierbij worden de functies mede onderscheiden naar de economische sector waarin ze zich bevinden. (zie ook tabel 9 in het vorige hoofdstuk)


4.2 Traditioneel juridische beroepen


1 rechterlijke macht

De afdeling Voorlichting van het Ministerie van Justitie geeft op dat er in 1987 1264 afgestudeerde juristen bij de rechterlijke macht werken. De beroepen bij de rechterlijke macht en de toegang ertoe zijn geregeld in de Wet op de rechterlijke organisatie. De werkzaamheden zijn hiërarchisch verdeeld over de Hoge Raad, de gerechtshoven, de arrondissementsrechtbanken en de kantons. De werkzaamheden zijn per geleding horizontaal verdeeld over het Openbaar Ministerie en de arrondissementsparketten aan de opsporings- en vervolgingskant en de rechters aan de rechtspraakkant. Per rechtbank is de rechtspraak verdeeld over drie kamers, de strafkamer, de handelskamer en de familiekamer en bij de gerechtshoven bestaat daarnaast nog de belastingkamer. Leden van de rechterlijke macht kunnen opklimmen van kantonrechter tot raadsheer bij de Hoge Raad of van officier van justitie tot procureur generaal. Bij de grotere rechtbanken vindt daarnaast tussen rechters een zekere mate van specialisering naar een van de kamers plaats. Daarnaast bestaan ook administratieve colleges, zoals Raden van Beroep voor ambtenaren- en sociale verzekeringszaken, het College van Beroep voor het bedrijfsleven, en militaire gerechtscolleges.


De organisatie van de rechterlijke macht in arrondissementen is kenmerkend geworden voor de organisatie van de traditioneel juridische beroepen.

Ook advocaten en notarissen hebben zich per arrondissement georganiseerd en in ieder arrondissement is een juridisch genootschap waar leden uit de verschillende disciplines elkaar ontmoeten. De leden van de rechterlijke macht zijn onderling verenigd in de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak, die het Tijdschrift voor de rechterlijke macht uitgeeft. [noot: De Swaan (1986, pag. 9) geeft het belang van de beroepsgroepvorming aan: "In de professionele beroepen overheerst een oriëntatie op de eigen beroepskring, geen arts of advocaat zal zich door zijn cliënten laten voorschrijven wat hij doen moet, hij houdt zich aan de regels zoals hij die in de opleiding geleerd heeft en aan de beroepscode die hem bindt. Die opleiding is formeel geregeld en de beroepscode heeft kracht van wet, maar onderlinge beheersing verloopt toch grotendeels informeel en daarom niet minder effectief:.." De leden van de beroepsgroep bepalen onderling wie er als nieuwe leden tot de professie worden toegelaten.]


Het aantal medewerkers van de rechterlijke macht is de laatste jaren sterk uitgebreid van 3090 in 1970 tot 6465 in 1986. Het aantal afgestudeerde juristen onder hen is in deze periode toegenomen van omstreeks 300 tot 1264. Uit de faculteitsinterviews blijkt dat ook de inhoud van het werk van de juristen in de rechterlijke macht veranderd is onder invloed van de juridificering en de democratisering. "De rechter is toegankelijker geworden. Mensen stappen daardoor eerder naar de rechter." Tegelijkertijd zijn de maatschappij en het recht ingewikkelder geworden en krijgen juristen te maken met moeilijk uitvoerbare wetten en met vormen van pseudorechtspraak op gespecialiseerde terreinen (huurcommissies, consumentengeschillencommissies e.d.). De rol van de rechter is veranderd: "De rechter is een tree lager gaan zitten en praat nu met cliënten. Recht is meer onderhandelen geworden." Men schikt vaker dan vroeger. Rechters hebben meer sociale vaardigheden psychologisch inzicht en inbedding in de maatschappij nodig. Ook komen er nieuwe vakken op, nieuwe werkterreinen waarin zij zich moeten verdiepen, regelgeving rond de informatisering bijvoorbeeld, en internationalisering. De werkdruk op de leden van de rechterlijke macht neemt toe, mede doordat de overheid de rechterlijke macht niet laat meegroeien met het aantal zaken. [noot: Vgl de teneur die spreekt uit de special over efficientie in de rechtspraak, Nederlands juristenblad, december 1987.] Een van de respondenten merkt op dat, ondanks de toegenomen vraag om recht, de rechtsconsumptie in Nederland vergeleken met België en de Bondsrepubliek nog altijd laag is.

Op de faculteit zijn de werkzaamheden en de eisen die het werk stelt goed bekend, zo blijkt uit de interviews. [noot: zie ook:Hövels en Krijnen, 1974. pag. 46, 47] Ook zijn de eisen goed omschreven: Eén van de meestertitels, al of niet aangevuld met één of meer extra vakken, een interne RAIOopleiding van zes jaar terwijl men werkt, of zes jaar praktijkervaring plus een cursus. De rechterlijke macht beoordeelt kandidaten voor de RAIO-opleiding behalve op de studie ook op een reeks vaardigheden en houdingen. Verder mag men niet ouder dan 30 jaar zijn voor de RAIO-opleiding. Ook de notariële studierichting en fiscaal recht geven, met aanvullende examens straf- en strafprocesrecht toegang tot de rechterlijke macht.


2. Advocatuur

In 1986 zijn er 5120 advocaten werkzaam in de commerciële dienstverlenende sector van de economie. De advocatuur vormt een hechte beroepsgroep met een sterke beroepsvereniging, de Nederlandse Orde van Advocaten, die het Advocatenblad uitgeeft. Het beroep is geregeld in de Advocatenwet. De Orde is verdeeld in arrondissementen, die ieder geleid worden door een deken.


Tabel 11 Ontwikkeling van het aantal advocaten

_________________________________________________________
jaar    1960    1970    1980    1985    1986 
_________________________________________________________
aantal  1946    2046    3726    5000    5124
_________________________________________________________
Bron: Kampfraath et al, 1986, pag. 34 en 40. 1986: 
Nederlandse Orde van Advocaten.


Het aantal advocaten is de laatste jaren sterk toegenomen. De bij de rechterlijke macht beschreven ontwikkelingen hebben ook gevolgen gehad voor de werkzaamheden van advocaten. De gevestigde commerciële advocatuur is veranderd. De sociale advocatuur is opgekomen. Aanvankelijk is het een vorm van politieke actie tegen het establishment en van sociale bewgenheid met kansarmen geweest, stellen de respondenten in de interviews. Het actie-aspect is inmiddels grotendeels uit de sociale advocatuur verdwenen. Het werk stelt ondermeer door de cliëntele waar men zich op richt andere eisen aan de advocaten dan de gevestigde advocatuur, met name in het sociale vlak (sociale vaardigheden, houdingen). De relatief kleine omvang van de sociale rechtshulpkantoren maakt dat het werk breder is, minder gespecialiseerd.

In de literatuur worden kwalificaties genoemd die belangrijk zijn voor het werk in de sociale advocatuur. [noot: Asjes, e.a., 1984, Kampfraath, e.a., 1986, Bergsma, 1988. Naar deze werken wordt verder verwezen onder de naam "Jurist en werk". Zie voor de breedheid van de taken van advocaten Hövels en Krijnen, 1974, pag. 46-47.] Men moet op een aantal specifieke terreinen thuis zijn, met name in het civiel recht, het consumentenrecht, het fiscaal recht, huurrecht, klachtrecht, het arbeids - en sociale verzekeringsrecht. Daarnaast vereist het werk dat men de ontwikkelingen bijhoudt en cursussen volgt van de jonge balie. Boekhouden, zakelijk inzicht en administratieve vaardigheden zijn belangrijk, men werkt als kleine zelfstandige. Op het sociale vlak zijn betrokkenheid en inlevingsvermogen vereist.


Voor de gevestigde commerciële advocatuur is de vraag om juridische hulp vanuit het bedrijfsleven duidelijk toegenomen. Er is een voortschrijdende schaalvergroting onder advocatenkantoren opgetreden. Net als bij de sociale advocatuur zijn er veel veranderingen opgetreden in de voor het werk benodigde sociale vaardigheden en de houdingen. Er is er sprake van een zekere specialisering naar cliënten toe en op (nieuwe) onderwerpen. Vanuit de workshop is aangevoerd dat economische problemen waar de cliënten mee te maken hebben, met name het toegenomen aantal faillissementen, een grotere economische kennis van advocaten vereisen, dan in het verleden gebruikelijk was.

Voor de advocatuur is de rechtenstudie, met vervolgens de opleiding van de orde van advocaten en de Stichting Stagiairs Opleiding, een vereiste. Deze postdoctorale opleiding en de erbij horende stage duren drie jaar. In de cursus komen de procesbijstand, de beroepsgroep met haar beroepsethiek en de beroepsregels aan de orde. Simulatiespelen, gesprekstechniek, pleiten en schrijven zijn onderdelen van deze opleiding, evenals een reeks specialismen. Voor advocaten geldt dat de ontwikkelingen in het vak eisen dat zij hun kennis in veel sterkere mate moeten bijhouden dan bij andere academische disciplines gebruikelijk is.

Als vooropleiding is de studie Nederlands recht vereist. Traditioneel zijn de vakken privaatrecht, straf-en strafprocesrecht en staatsrecht daarin het belangrijkst. Nu er meer geprocedeerd wordt namens of tegen de overheid wordt ook bestuursrecht belangrijk. Vanuit de workshop wordt aangegeven dat de meeste afgestudeerde juristen over te weinig economische kennis beschikken. Men stelt in de workshop dat aankomend advocaten over praktische maatschappelijke ervaring moeten beschikken, opgedaan in een stage of in (vrijwilligers-) werk voor maatschappelijke organisaties als het JAC, rechtswinkels en dergelijke. Om in een commercieel bureau aan de slag te komen moet een afgestudeerde, volgens een van de deskundigen "als een met goud beladen kerstboom aankomen".

De werkzaamheden en de eisen die het werk in dit beroep stelt zijn goed bekend op de faculteit, docenten kennen het werk dikwijls uit eigen ervaring.


3. notaris

Het beroep notaris is wettelijk geregeld en er bestaat een sterke beroepsvereniging, de Koninklijke Notariële Broederschap, die het Weekblad voor Privaatrecht, Notariaat en Registratie uitgeeft. Het aantal notarissen is de afgelopen eeuw nauwelijks gegroeid van 839 in 1900 tot 909 in 1988. [noot: Bergsma, 1988. pag. 50.]

Het aantal kandidaat-notarissen is sinds 1972 iets toegenomen tot 1098. Notarissen werken over het algemeen in kleine notariskantoren (een notaris, een of meer kandidaten, secretaresse en klerk). De Broederschap organiseert cursussen, lezingen en congressen. De taken die notarissen en kandidaatnotarissen in hun loopbaan ontmoeten zijn vrijwel even gespreid als die van advocaten, alleen procederen valt er niet onder. [noot: Hövels en Krijnen, 1974. P. 46, 47.] De volgende kwalificaties worden genoemd in de interviews en in Jurist en Werk: notarieel recht en kandidaat notaris geweest zijn gedurende een aantal jaren. Daarnaast geldt voor notarissen evenals voor advocaten en leden van de rechterlijke macht dat zij steeds hun kennis en de jurisprudentie moeten bijhouden.


4. zuiver wetenschappelijk jurist

In het wetenschappelijk onderwijs werken in 1985 1000 juristen. Een aantal hiervan heeft een deeltijdbaan en werkt ook elders, meest als advocaat, notaris, of rechter. Voor de wetenschappelijk werkende juristen bestaat geen eigen beroepsvereniging. Zij zijn lid van de Nederlandse Juristenvereniging en van per juridisch specialistisch onder werp werkende organisaties als de Verening voor Administratief Recht, de Vereniging voor Arbeidsrecht, de Vereniging voor Bouwrecht, de Nederlandse Vereniging voor Rechtsvergelijking, de Coornhert Liga.

Het werk aan de faculteit bestaat voor het grootste deel uit onderwijs, voor een kleiner deel uit onderzoek, waaronder het schrijven van preadviezen, voor een klein deel uit maatschappelijke dienstverlening (voorlichting, commentaar, adviezen, commissies) en voor de rest uit bestuurs- en beheerswerk op de faculteit. Afhankelijk van de functie (hoogleraar, UHD, UD, toegevoegd docent, wetenschappelijk assistent, AIO) zal het accent meer of minder op een van de taken liggen.


In het onderwijs en in het wetenschappelijk werk houdt men zich meer bezig met de dogmatiek (de regels) en minder met het achterhalen van de feiten uit de maatschappelijke werkelijkheid. [noot: Abas, 1985.] Tot nu toe werkte met name de advocatuur als een kweekvijver voor universitaire docenten en hoogleraren. Geïnterviewde leden van de faculteit verwachten dat wetenschap en rechtspraktijk verder uit elkaar zullen groeien, nu voor UHD-posities een promotie vereist wordt. Er zal een wat sterkere specialisering ontstaan tussen wetenschappers die thuis zijn in de dogmatiek, en praktijkmensen.

"Jurist en werk" (1986) geeft aan dat de meeste juristen maar kort bij de universiteit blijven werken, vijf à tien jaar. Daarna stromen ze door naar de rechterlijke macht of de advocatuur.


4.3 Relatief nieuwe specifiek juridische beroepen en functies


5. Belastingadviseur

Bij het Ministerie van financien werken ongeveer 1000 juristen, waaronder 840 belastingspecteurs. [noot: Bergsma, 1988. pag. 71] Het aantal belastinginspecteurs per eind 1987 is opgegeven door het Ministerie van Financiën. Het aantal juristen in de belastingadviessector ligt in dezelfde orde van grootte. Belastingadviseurs werken over het algemeen in grote bureaus in de commerciële sector. Bureau Loyens en Volkmaars heeft bijvoorbeeld 33 vennoten en 350 medewerkers. Het beroep belastingadviseur is minder ver geprofessionaliseerd dan de advocatuur, het notariaat of de rechterlijke macht, er zijn meerdere beroepsverenigingen, met eigen opleidingen en een eigen tuchtrecht, ondermeer het Nederlands Genootschap van Belastingadviseurs en de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs. Ook is er een wetenschappelijke Vereniging voor Belastingwetenschap.

Het werk is net zo veelzijdig als notariaatswerk, zij het toegespitst op het geven van belastingadviezen. [noot: Hövels en Krijnen, 1974. pag. 46, 47] Belastingadviseurs zijn vooral opgeleid in het fiscaal recht, maar ook privaatrecht, ondernemingsrecht, vennootschapsrecht, sociaal recht en economie kunnen van belang zijn. Voor het werk in de belastingadviesbureaus of bij de overheidsbelastingdiensten is een juridische opleiding (veelal fiscaal recht) of een econonische studie (met fiscaal recht) verplicht. De opleiding tot belastingjurist is specifiek op deze beroepen gericht. De universitaire rechtenstudie is op zich te beperkt voor directe beroepsuitoefening. Afgestudeerden moeten eerst, als onderdeel van hun werk, opleidingen en bedrijfscursussen volgen. Voor belastinginspecteur bij de overheid volgen afgestudeerden in het belastingrecht een opleiding bij het Opleidingsinstituut van het Ministerie van Financiën.


6. Bedrijfsjurist

Het aantal bedrijfsjuristen in de particuliere sector van de economie is sinds 1970 waarschijnlijk verdubbeld van 1000 tot 2000, dit valt af te leiden uit het aantal specifiek juridisch werkzamen in de commerciële sector. Hoewel ook deze beroepsgroep een sterke groepvorming toont, is deze nog niet zo ver voortgeschreden als die bij de advocatuur en het notariaat. Het beroep bedrijfsjurist heeft geen wettelijke status. Het Nederlands Genootschap van Bedrijfsjuristen is betrokken bij de opleidingen die beginnende bedrijfsjuristen volgen, en bij de realisatie van een nieuwe beroepsopleiding samen met de universiteiten van Leiden, Nijmegen, Rotterdam en Tilburg. [noot: Bergsma, 1988, pag. 158] Het Genootschap speelt in grote trekken dezelfde rol voor de bedrijfsjuristen als Orde van Advokaten en de Broederschap dat doen voor hun leden.

Bedrijfsjuristen zijn deel van de juridische gemeenschap en lid van hun beroepsvereniging, maar zijn daarnaast ook deel van en loyaliteit verschuldigd aan hun bedrijf. [noot: De socioloog Gouldner maakt wat dit betreft onderscheid tussen 'cosmopolitans' en 'locals'. Cosmopolitans zijn lid van en gebonden aan hun beroepsvereniging. Hun beroepshouding is vooral gericht op hun professie. Locals, wetenschappers die in een bedrijf werken, zijn (mede) gericht op hun bedrijf. Hun werk is probleemgerichter, bedrijfsgerichter. Gouldner, 1957/58. p.281-306 en p. 444-480.] Ze hebben een dubbele loyaliteit, die tot uitdrukking komt in het feit dat het Genootschap van Bedrijfsjuristen is aangesloten bij het Verbond van Nederlandse Ondernemingen.


De bedrijfsjuridische functies zijn te vinden in de veelal kleine juridische afdelingen van grote en middelgrote concerns. Vanuit deze afdelingen wordt juridisch werk uitbesteed aan advocatenkantoren of adviseurs, wordt samengewerkt met externe juristen, wordt bedrijfsbeleid ten aanzien van geldende regels op gebieden als reklame, verkoopvoorwaarden, milieu, ruimtelijke ordening gecontroleerd. Daarnaast hebben bedrijfsjuristen een taak bij het intern juridisch structureren van het bedrijf. Contracten opstellen, het bijhouden van ontwikkelingen, het vervullen van het directiesecretariaat en het geven van beleidsadviezen kunnen ook bij de taak horen. Ook procederen zij wel namens het bedrijf. Bedrijfsjuristen kunnen betrokken worden bij de training van de verkoopstaf in contractuele methoden. Hövels en Krijnen laten zien dat het bedrijfsjuridische beroep sterk overeenkomt met dat van de advocaten, belastingjuristen en notarissen. [noot: Hövels en Krijnen, 1974, pag. 46, 47] Bij een aantal bedrijven is het mogelijk, of zelfs gewenst, dat de jurist na enige jaren een niet juridische functie bij een andere afdeling of divisie kiest. Ook binnen de bedrijfsjuridische sector kan men echter doorgroeien.


Bedrijfsjuridisch werk is niet alleen in de commerciële sector te vinden. In de kwartaire dienstverlening buiten de overheid en het onderwijs werken volgens de arbeidskrachtentelling van 1985 omstreeks de 900 juristen in een specifiek juridisch beroep. Het preciese aantal bedrijfs- cq instellingsjuristen is echter onbekend. Ook bij de overheidsdiensten, waar de werkzaamheden een meer staatsrechtelijke en bestuursrechtelijke inslag hebben, zijn bedrijfsjuridische functies te vinden.


Na de grote concerns zetten steeds meer middelgrote bedrijven een juridische afdeling. Overheidsorganen trekken extra juristen aan omdat er steeds meer tegen hen geprocedeerd wordt. Inhoudelijk ontwikkelt het werk zich de laatste jaren met name onder invloed van overheidswetgeving (milieu, arbeid, ruimtelijke ordening). In de internationale handel en de nijverheid is de ontwikkeling van een internationaal privaatrecht van belang. In de faculteitsinterviews is gezegd: "Conflicten tussen bedrijven worden tot nu toe veelal opgelost via arbitrage. Veel internationale regels bestaan nog niet, wel is er een soort statuut voor internationaal privaatrecht, de Lex Mercatoria."

Als kwalificatie-eis voor bedrijfsjuristen wordt de studie Nederlands recht genoemd, met extra aandacht voor privaatrecht of bedrijfsrecht. Ook administratief recht is belangrijk. De gewenste specialisering en keuzevakken hangen af van de bedrijfstak waarin een bedrijf werkt en van de functie van de bedrijfsjurist binnen het bedrijf. Het bedrijfsjuridische werk kan liggen op een brede reeks van juridische terreinen. Uit de workshop blijkt dat een zwaar pakket economie bij de meeste commerciële bedrijven gewenst is.

Een reeks bedrijven heeft samen de Grotius Academie opgezet, die een praktijkgerichte (overigens ook op de advocatuur gerichte) opleiding verzorgt met een reeks juridische specialismen, met vakken als bedrijfseco nomie en financiering en een stage. Bij grote concerns kijkt men bij sollicitanten niet alleen naar wat iemand nu voor capaciteiten heeft, maar ook naar ontwikkelingsmogelijkheden binnen het bedrijf.


7. wetgevingsjuristen en bestuursjuristen

Bij wetgevings- en bestuursjuristen begint de glijdende overgang naar de niet-specifiek juridische functies. Het aantal wetgevings- en bestuursjuristen bij de diverse overheden is niet precies bekend. Er werken buiten de rechterlijke macht en de belastingen ongeveer 4000 mensen in specifiek juridische functies bij een overheid. [noot: Blijkens de Arbeidskrachtentelling van het CBS uit 1985 werken er 9600 juristen bij de overheid. 7100 mensen zeggen een juridische functie bij een overheid te hebben. Een onbekend aantal van hen, tussen de 1000 en de 2000, heeft geen universitaire juridische opleiding. Er zijn dan 5100 à 6100 juristen in specifiek juridische functies bij de overheid. Daarvan hebben er 2000 een functie bij de rechterlijke macht of bij de belastingdienst. Dus zijn er 3100 à 4100 juristen in andere specifiek juridische functies bij de overheid. ]Een deel daarvan werkt bij een sociale verzekeringsinstelling of als bedrijfsjurist. Een onbekend deel heeft geen universitaire juridische opleiding. Mogelijk werken er 3500 juristen in wetgevings en bestuursjuridische functies.


Het gaat bij deze functies niet om een beroep, zoals in de advocatuur, bij de rechterlijke macht of in het notariaat, maar om een veelheid van organisatiespecifieke functies. Ze zijn specifiek juridisch omdat voor al deze banen een juridische academische opleiding vereist wordt. In de interviews op de faculteit en in de workshop is weinig gezegd over de voor deze functies gestelde eisen. Hövels en Krijnen geven de volgende taken op als voorkomend in deze functies: Conflictbehandeling, algemeen juridische werkzaamheden, advieswerk. [noot: Hövels en Krijnen, 1974. pag. 46, 47] Heintjes geeft als kwalificatie-eisen:


"Van een jurist bij de overheid wordt verwacht dat deze goed met de pen kan omgaan - een niet onbelangrijk deel van het juridisch werk bij de overheid bestaat immers uit het redigeren van wetteksten, dan wel uit het schrijven van beleidsnota's en beleidsadviezen. Verder wordt van deze jurist verlangd dat hij goed thuis is in het staats- en bestuursrecht; een bestuursrechtelijke afstudeervariant of specialisatie wordt vaak als vereiste gesteld. Daarnaast wordt van kandidaten voor een functie bij de rijksoverheid nogal eens gevraagd dat zij bekend zijn met, of gespecialiseerd zijn in, de rechtsgebieden die voor de betreffende functie van belang zijn." [noot: Heintjes e.a., 1985. pag. 176.]


4.4 Niet specifiek juridische functies


Uit de interviews op de faculteit komt naar voren dat de faculteit slecht op de hoogte is van de niet specifiek juridische functies, zoals die door juristen worden vervuld. Toch werken er in 1985 13200 juristen, bijna de helft van het totaal aantal werkzame juristen, in dergelijke functies.


1. Beleidsmedewerker bij de overheid

De grootste groep juristen in niet-specifiek juridische functies is te vinden bij de diverse overheden. Hun aantal is niet direct uit de arbeidskrachtentellingen op te maken, we schatten dat het gaat om maximaal 4500 juristen. [noot: Er zijn 9600 juristen bij de overheid - minimaal 5100 juristen in specifiek juridische functies = maximaal 4500 juristen in niet specifiek juridische functies bij de overheid.] Het verschil met de bestuursjuridische functies zit hierin dat de beleidsmedewerkers afdelingsspeci fiekere en minder inhoudelijke juridische taken heeft. Het aantal onderwerpen waaraan beleidsambtenaren werken is zo groot, en de aantallen ambtenaren per onderwerp zijn zo klein, dat het onmogelijk is om specifiek op deze functies gerichte opleidingen te organiseren. Het doet er bij deze functies niet toe welk vak iemand gestudeerd heeft, het gaat om het niveau van denken, om vaardigheden en om houdingen. Uit de workshop blijkt dat juristen bij de overheid in aanmerking komen voor ongeveer de helft van de niet studierichting specifieke functies.

De beleidsmedewerkersfuncties zijn relatief lagere functies binnen de overheid, van waaruit men door interne sollicitatie of promotie kan doorstromen naar leidinggevende functies en naar functies waarvoor (meer) ervaring wordt vereist.


2. personeelswerk

De personeelafdelingen van bedrijven in de commerciële sector en de kwartaire sector worden door meerdere respondenten en door grotere bedrijven in jurist en werk genoemd als werkplek voor juristen. Juristen concurreren om deze banen ondermeer met gedragswetenschappers, H.B.O.-ers en ingenieurs. Onder personeelfunctionarissen treedt een sterke mate van beroepsgroepvorming of profes sionalisering op. Er is een beroepsvereniging, De Nederlandse Vereniging voor Personeelbeleid, met een vakblad Personeelbeleid, en er is een twee jaar durende PAO-opleiding tot personeeladviseur.

De werkzaamheden hebben veelal weinig raakvlakken met de inhoud van de juridische opleiding. Functiewaardering, het beoordelen van medewerkers, het werven van personeel, het opleiden en trainen van medewerkers, het reorganiseren van afdelingen, het adviseren over en het implementeren van personeelbeleid zijn functiespecifieke taken. Men kan beginnen als personeelchef in een lokale vestiging en doorstromen naar centrale stafafdelingen. Men verwacht van een deel van de personeelfunctionarissen dat zij een academisch niveau hebben en een brede interesse voor alle aspecten van het bedrijfsgebeuren bezitten. Voor juristen lijkt een brede juridische opleiding, met kennis van het arbeidsrecht de basiseis voor personeelswerk. Commerciële vaardigheden en communicatieve vaardigheden zijn belangrijk naast inzicht in maatschappelijke en bedrijfsverhoudingen. Voor functiespecifieke werkzaamheden kan men kennis en vaardigheden opdoen in in- en externe cursussen.

Een deel van de functies rond personeelszaken heeft een zo sterke juridische inslag dat de functionaris bedrijfsjurist genoemd kan worden.


3. commerciële functies bij het bedrijfsleven

Een deel van de juristen die in de nijverheid en de commerciële dienstverlening werken doet dat in de ondersteunende of technische staffuncties in planning, public affairs en financiën.

Dit is geen nieuwe ontwikkeling. Van den Bosch-Zuidgeest et.al. vonden omstreeks 1970 al 40% van de industrie werkzame juristen op deze, wat zij noemen, bedrijfsspecialistische functies (inclusief personeelzaken). [noot: Van den Bosch-Zuidgeest e.a., 1976. pag. 37-39] In de meeste van deze functies komt men niet meer met juridische problemen in aanraking.

De marketing afdeling wordt in "Jurist en werk" door een aantal bedrijven genoemd als werkterrein voor juristen. Juristen concurreren hier om banen met economen en bedrijfskundigen. Een NIMA -opleiding (Nederlands Instituut voor Marketing) wordt dikwijls gewenst. Tot de taken kunnen behoren: Contracten afsluiten met cliënten, onderhandelen over de verkoopvoorwaarden, produktmanagement, planning en coördinatie van de marketing.


4. managementfuncties

Leidinggevende en bestuurlijke functies zijn over het algemeen geen aanvangsfuncties. Men komt erin terecht nadat men enige jaren in een staffunctie (advies, beleid) of in een lijnfunctie (uitvoering of kaderfunctie in de produktiekant van het bedrijf) heeft gewerkt. Juristen zijn echter, met uitzondering van de juridische afdelingen, nauwelijks op managementposities in de industrie te vinden, deze worden ingenomen door inhoudelijk deskundigen, met name door ingenieurs uit de vakgebieden waarop een bedrijf zich beweegt. Bij banken, verzekeringsmaatschappijen en overheden ligt dat anders en zijn relatief veel juristen te vinden. De leidinggevende kwaliteiten die nodig zijn voor het vervullen van deze functies doet men over het algemeen niet in de studie op.


5. lijnfuncties bij banken en bij verzekeringsmaatschappijen

Ongeveer 1600 van de 2600 juristen in de banken en verzekeringswereld werken in niet specifiek juridische functies. Een niet onbelangrijk aantal van hen heeft een lijnfunctie, met uitvoerend of leidinggevend werk in de productielijn van het bedrijf. De werkzaamheden tonen inhoudelijk een sterke overeenkomst met het werk van juristen in de commerciële, financiële en planningsafdelingen van de industriële bedrijven.

Dat zijn echter veelal staffuncties, met andere doorgroeiperspectieven.

De lijnfuncties hebben een wat sterkere juridische component dan de commerciële functies in de industrie, vooral is dat het geval in banen in de verzekeringssector. Toch ondervinden juristen in deze functies sterke concurrentie van andere academici, vooral van economen. Vanuit deze functies stroomt men binnen het bedrijf en binnen de lijn door naar managementfuncties (districtsdirec teur, kantoordirecteur, accountmanager/hoofd zakenrelaties, e.d.). De arbeids markt voor deze functies toont twee vormen van verdringing. Tijdens de workshop is gebleken dat juristen tegenwoordig wel solliciteren op commerciële functies waarvoor HEAO wordt gevraagd. Hier is sprake van verdringing van lager opgeleiden. Sommige banken vroegen tot voor kort rechten of economie of bedrijfskunde als voorkeursopleiding voor commercieel werk, nu geven zij de voorkeur aan economen. Hier is dus sprake van verdringing van juristen door andere disciplines. In de workshop werd hierover opgemerkt dat dit komt doordat juristen te weinig financiëel-economische kennis en vaardigheden hebben. Een fiscaal-juridische opleiding is voor deze functies een pré. De eerste jaren van de loopbaan moet men opleidingen en cursussen volgen als onderdeel van de functie.


6. Onderwijs

Volgens de Arbeidskrachtentelling van 1985 werken er 3100 juristen in het onderwijs, waarvan duizend aan een universiteit. Een grote groep juristen is leraar recht, economie en handelswetenschappen in het algemeen voortgezet onderwijs en in het middelbaar en hoger beroepsonderwijs (MEAO en HEAO).

Om recht te mogen doceren moet men, sinds kort, een postdoctoraal jaar didactiek gevolgd hebben. Om daarnaast ook economie te mogen geven moet men in zijn of haar studie een uitgebreid pakket economie gedaan hebben. [noot: Heintjes, 1985. pag. 180]


7. Algemene functies op academisch niveau

Juristen zijn zeer breed inzetbaar. Nog niet eerder genoemde functies zijn ondermeer te vinden in de overige commerciële dienstverlening (organisatie-advies, accountancy, makelaardij e.d.) en het directiesecretariaat. Met name over de werkzaamheden van de eerstgenoemde groep is zogoed als niets bekend, terwijl het hier toch om een relatief grote groep gaat. Een functie die in alle sectoren voorkomt is die van directiesecretaris. Dit kan een begin functie zijn, waarin men een veelheid aan taken uitvoert. Duidelijke opleidingseisen zijn voor dergelijke functies niet te stellen. Juristen concurreren om deze functies met economen, bestuurskundigen en politicologen.

Als laatste noemen we hier de groep niet specifiek juridische functies in de overige niet commerciële dienstverlening. Over deze groep is niets bekend.


4.5 Samenvatting


In dit hoofdstuk is besproken in welke beroepen en functies juristen werken. Voor de indeling in arbeidsvelden hebben we rekening gehouden met de verschillende economische bedrijfstakken en sectoren en met de specifiek juridische en in niet specifiek juridische functies. Tenslotte is er een onderscheid gemaakt tussen beroepen en functies. Er zijn groepen functies te onderscheiden waarin gelijksoortige werkzaamheden worden verricht en waarvoor gelijksoortige kwalificaties worden vereist, deze zijn in onderstaande tabel genoemd.

Er zijn weinig functies op academisch niveau waarin een jurist na zijn of haar afstuderen zonder meer aan de slag kan. De verschillende functies en beroepen waar juridisch opgeleiden in terecht komen eisen vaak een eigen postinitiële nascholing of specialisering. Dit geldt voor zowel de specifiek juridische beroepen bij de rechterlijke macht, de advocatuur of de belastingdienst, als voor de niet specifiek juridische functies en beroepen.


Tabel 12 Beroepen en functies van juristen

_________________________________________________________
beroep of functie      aantal beroeps   informatie over
                              vereniging       werk bij
_________________________________________________________
advocatuur              >5000   nee     beroepsvereniging
beleidsmedewerkers      >4000   ja      overheidsdiensten
bij de overheid 
bestuurs- en wetge-
vingsjuristen           >3000   nee     overheidsdiensten
organisatieadvies 
en dergelijke           >2000   diverse beroepsvereniging
notariaat                               bureau's
bedrijfsjuristen in      2000   ja      beroepsvereniging
diverse sectoren 
leraren                  2000   ja      beroepsvereniging
banken en verzeker-      2000   ja      beroepsvereniging
ingen                    1600   nee     bedrijven
rechterlijke macht       1300   ja      beroepsvereniging?
diverse functies         1100   ?       afgestudeerden
in kwartair sector                      onderzoek
belastinginspecteur      1000   nee     ministerie
belastingadviseur        1000   diverse beroepsvereniging
Universiteiten           1000   diverse
specifiek jur in          900   nee     afgestudeerden-
de overige niet                         onderzoek
commerciële 
diensten 
directiesecretaris          ?   ?       bedrijven
management, com-            ?   ?       bedrijven
merciele sector 
commercieel, com-           ?   ?       bedrijven
merciële sector 
Personeelszaken             ?   ?       beroepsvereniging
                                        bedrijven
_________________________________________________________


5 Verwachtingen over de werkgelegenheid


In dit hoofdstuk worden de verwachtingen van het geënquêteerde panelleden, de deskundigen, weergegeven over de ontwikkeling van de werkgelegenheid en over de werkloosheid, tegen de achtergrond van de interviews die we op de faculteit hielden en van gegevens uit de workshop.

De vraag die in dit hoofdstuk behandeld wordt is: Welke ontwikkelingen zullen zich de komende tien jaar voordoen in de verschillende arbeidsvelden en beroepen waar de faculteit voor opleidt en welke invloed zal daarvan uitgaan op de werkgelegenheid voor juristen? In hoofdstuk 3 is beschreven dat er vanaf 1945 stijgende vraag naar afgestudeerden in de rechten is geweest door ondermeer het economisch ingewikkelder worden van de maatschappij, de juridificering en internationalisering van de samenleving, automatisering en informatisering en de verdringing van lager opgeleiden c.q. concurrentie met andere studierichtingen. Figuur 10 geeft weer welke invloed deze ontwikkelingen op de werkgelegenheid voor juristen in de toekomst hebben, volgens de respondenten. (zie figuur 10, zie bijlage 1, vraag 7)


figuur 10 De invloed van de maatschappelijke ontwikkelingen op de werkgelegenheid voor juristen
saparoea10.gif

toelichting: - = doet de werkgelegenheid afnemen, + = doet de werkgelegenheid toenemen.
[De constructie van deze figuur, en de nog volgende reeks figuren, is als volgt. Er hebben ca 72 responden de vragenlijst ingevuld. De vragenlijst is in het rapport als bijlage opgenomen, in deze digitale versie [nog] niet opgenomen (voor exacte informatie, neem contact op met ben wilbrink). Een respondt die, in het geval van deze figuur 10, vindt dat informatisering de werkgelegenheid voor juristen zal doen toenemen, wordt als +1 geteld, iemand die vindt dat daardoor de werkgelegenheid juist zal afnemen wordt als -1 geteld, wie geen duidelijk effect ziet of de vraag niet invult, wordt niet meegeteld (telt als 0). Per saldo blijkt er dan van informatisering weinig effect op de werkgelegenheid te worden verwacht, mogelijk iets negatief. b.w.]


5.1 Toenemende economische ingewikkeldheid van de samenleving.


De economie is ingewikkelder geworden en de samenwerkingsvormen die ontstaan tussen bedrijven onderling, tussen bedrijven en overheden en binnen bedrijven worden steeds gecompliceerder. Particuliere en overheidsbedrijven krijgen mede daardoor meer behoefte aan bedrijfskundige en economische know how, terwijl de meeste in de afgelopen jaren opgeleide juristen die kennis en het nodige financiële inzicht volgens de workshopdeelnemers missen.


Tabel 13 Invloed van de toenemende economische complexiteit op de werkgelegenheid voor juristen (aantal respondenten)

_________________________________________________________
 effekt                        groei    n.v.i.    afname 
_________________________________________________________
specifiek juridisch werk         25       34      10 
niet specifiek juridisch werk    22       33      14 
_________________________________________________________


De vraag naar juristen voor niet specifiek juridische functies zal door deze ontwikkeling niet sterk toenemen. (zie bijlage 1 vraag 9.3 en 9.8) Uit de enquête komt het volgende naar voren. Bedrijven, met name de banken, zijn geneigd om voor niet-specifiek juridische functies meer economen en bedrijfskundigen aan te trekken ten koste van het aandeel van juristen (bijlage 1 vraag 10). De overheid maakt op termijn voor een aantal beleidsfuncties dezelfde keus. De verwachting is dat er relatief minder juristen worden aangenomen in niet-specifiek juridische beroepen op academisch niveau.


5.2 Juridificering van de samenleving.


Het HOOP geeft de volgende definitie van juridificering:

"Met de term juridificering is het fenomeen bedoeld dat in toenemende mate een beroep op een rechter wordt gedaan ten behoeve van conflictoplossing, ook bij conflicten tussen burgers en overheid. Waar vroeger via andere maatschappelijke verbanden naar oplossing van een conflict gezocht werd, bijvoorbeeld ook bij godsdienstige, ethische of politiek getinte kwesties, wordt thans de rechter ingeschakeld." [noot: HOOP 4 pag. 14.] De achtergrond van deze ontwikkeling zou gelegen zijn in individualisering en in emancipatie. Roos verwijst in zijn artikel tevens naar het: "... toegenomen aantal juristen, het wegvallen van allerlei vormen van informele sociale zekerheid, differentiatie van samenlevingsvormen, grote werkloosheid en in het algemeen meer contacten met en afhankelijkheid van de overheid" als achtergrond en onderdeel van 'verjuridisering'. [noot: Roos, 1987. pag. 769.] In de faculteitsinterviews wordt hieraan toegevoegd dat met name de invoering van de wettelijke sociale zekerheid van zeer grote invloed is geweest. De wetgever voerde steeds meer sociale en economische wetgeving in, die van invloed werd op steeds meer individuen. Tegelijkertijd is er een democratiseringsbeweging geweest. De Swaan beschrijft de veranderingen in de manier waarop mensen met elkaar omgaan als de verschuiving van een bevelshuishouding naar een onderhandelingshuishouding. [noot: De Swaan, 1982, pag.81 e.v..] De burgers zijn mondiger geworden en het recht is toegankelijker geworden voor mensen met lage inkomens. Als gevolg van deze gecombineerde ontwikkelingen is het aantal rechtszaken tegen (semi-)overheidsinstanties sterk toegenomen. Daarnaast voeren burgers ook onderling veel meer rechtszaken (echtscheiding, belediging).


De juridificering van de afgelopen jaren is tot uitdrukking gekomen in het toenemen van het aantal regelingen, in de uitbreiding van het aantal burgers voor wie die regelingen gelden, in een ingewikkelder worden ervan en in een dienovereenkomstig sterke toename van het aantal juristen in specifiek juridische beroepen en functies. De ingewikkelder en uitgebreider belastingwetgeving deed de werkgelegenheid voor belastingjuristen toenemen. En tenslotte is, naar de mening van de workshop en een geïnterviewde faculteitsmedewerker, door juridificering rond de arbeid het aantal juristen dat een baan krijgt op personeelafdelingen bij de overheid en in het particuliere bedrijfsleven toegenomen.


Tabel 14 Invloed van de juridificering op de werkgelegenheid voor juristen (aantal respondenten)

_________________________________________________________
effekt                          groei   n.v.i.  afname
_________________________________________________________
specifiek juridisch werk           63      2      4
niet specifiek juridisch           46      16     7
_________________________________________________________


De juridificering zal de werkgelegenheid doen toenemen, daarover bestaat nauwelijks twijfel onder de respondenten. Dit geldt in zeer sterke mate voor de specifiek juridische beroepen en iets minder sterk voor de niet specifiek juridische functies.


5.3 Internationalisering


Uit de faculteitsinterviews komt internationalisering van de samenleving naar voren als een min of meer eigenstandige ontwikkeling, die de werkgelegenheid en de inhoud van het werk van met name specifiek juristen beïnvloedt. De inweving van de Europese staten in een Europese Gemeenschap speelt hier een belangrijke rol bij. Er is een nieuw stelsel van Europese rechtsregels aan het ontstaan. Daarnaast is de internationale oriëntering van het Nederlandse bedrijfsleven van belang. Steeds meer Nederlandse bedrijven vestigen dochterondernemingen in het buitenland, terwijl tegelijkertijd veel buitenlandse ondernemingen vestigingen in Nederland hebben.

Voor individuen spelen problemen rond trekarbeid, migratie, tijdelijke banen in het buitenland, internationale huwelijken en dergelijke mee.


Tabel 15 Invloed van de internationalisering op de werkgelegenheid voor juristen (aantal respondenten)

_________________________________________________________
_________________________________________________________
effekt                        groei   n.v.i.  afname
_________________________________________________________
specifiek juridisch werk         44      24      4 
niet specifiek juridisch         36      30      3
_________________________________________________________


De invloed van de internationalisering op de werkgelegenheid in specifiek juridische beroepen is inhoudelijk verbonden met de invloed van juridificering. Het gaat ook bij deze ontwikkeling om rechtsregels. Een belangrijk onderscheid, zo komt naar voren in de interviews, is dat de rechtsregels uit het internationale privaatrecht voor het grootste deel nog niet vastliggen in wetboeken. Ze komen voort uit de rechtspraak en zijn nog in ontwikkeling.


De internationalisering is na de juridificering de factor die de hoogste score krijgt voor groei van het aantal banen voor juristen. Dit geldt voor de werkgelegenheid in specifiek juridische en in niet specifiek juridische functies.


5.4 automatisering en informatisering


De ontwikkeling van de informatietechnologie wordt in het HOOP beschreven als:

"...momenteel het meest ingrijpend voor de economie en de samenleving. Er is sprake van een nieuwe industriële revolutie. Een belangrijke vorm van invloed hiervan op het arbeidsbestel is het verleggen van het zwaartepunt van menselijke inspanning naar arbeidsvoorbereiding, terwijl uitvoerende arbeid in een aantal sectoren sterk zal afnemen. Hiërarchische arbeidsverhoudingen zullen sterk veranderen door toenemende eigen verantwoordelijkheid van medewerkers in produktieprocessen.

De informatietechnologie heeft uiteraard ook tal van implicaties voor de overheid. Daarbij is gewezen op onderwerpen als regeling van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, (...)." [noot: Hoop 4, 1987. pag.18]


Tabel 16 Invloed van de automatisering en informatisering op de werkgelegenheid voor juristen (aantal respondenten)

_________________________________________________________
effekt                          groei    n.v.i.   afname
_________________________________________________________
specifiek juridisch werk           13      41      17% 
niet specifiek juridisch           14      35      20
_________________________________________________________


Informatisering komt uit de antwoorden op de enquête naar voren als een ontwikkeling die de werkgelegenheid van juristen in specifiek juridische en in niet specifiek juridische beroepen niet beïnvloedt. (zie bijlage 1, vraag 9.4 en 9.9) Extra werkzaamheden voor specifiek juristen zullen ontstaan rondom het informatierecht. Hier en daar zal automatisering het verzamelen en verwerken van juridische gegevens banen aan juristen kosten. Voor de niet specifiek juridische beroepen wordt de mogelijkheid van een negatief effect op de werkgelegenheid wat vaker aangekruist.


5.5 Concurrentie/verdringing


Tabel 17 Invloed van het aanbod aan afgestudeerden van andere dan juridische studierichtingen (aantal respondenten)

_________________________________________________________
effekt                          groei   n.v.i.   afname
_________________________________________________________
specifiek juridisch werk           7      27      35
niet specifiek juridisch          10       9      49
_________________________________________________________


De analyse uit het HOOP in hoofdstuk 3 toont dat verdringing van lager opgeleiden voor academici een zeer belangrijke zoniet de belangrijkste factor is geweest in de toename van het aantal banen. Er is geen reden om aan te nemen dat de ontwikkeling van de werkgelegenheid voor juristen niet ook in de toekomst in sterke mate zal worden bepaald door verdringing van lager opgeleiden.

Verdringing speelt expliciet een rol waar niet universitair opgeleide juristen worden vervangen door meesters in de rechten. Tot 1983 is de sterke groei van het aantal juristen in niet-specifiek juridische functies bij de verschillende overheden er een duidelijk voorbeeld van.


Voor de academici spelen daarnaast de onderlinge concurrentie tussen afgestudeerden uit verschillende studierichtigen en de concurrentie met HBO-opgeleiden een rol. Waar werkzaamheden onder invloed van de toenemende economische ingewikkeldheid van de samenleving meer economische aspecten krijgen, zullen economisch geschoolden de voorkeur krijgen, zo blijkt uit de workshop. Daarnaast zal de groei van het aanbod aan afgestudeerden van andere dan juridische studierichtingen een rol spelen. Uit de antwoorden op de enquête blijkt dat dit het geval zal zijn in zowel de niet specifiek juridische als in de specifiek juridische functies. Dit laatste is een opvallende en onverwachte uitkomst uit de enquête. Ontwikkelingen in het aanbod aan afgestudeerden van andere dan juridische studierichtingen kunnen de werkgelegenheid voor juristen bedreigen in die specifiek juridische beroepen, die liggen in de grensgebieden tussen academisch en niet academisch niveau (medewerker op een notariskantoor) en tussen specifiek en niet specifiek juridische functies (bestuursjuridisch werk bij de overheid). De concurrentie kan komen van afgestudeerden aan de HEAO-J of van academici in het algemeen.


5.6 Verwachtingen over de groei van de werkgelegenheid


De analyses van het Centraal Planbureau en het Ministerie van Onderwijs en wetenschappen laten zien dat het totaal aantal banen voor academici in de komende periode zal toenemen. Met een wat grotere onzekerheidsmarge tonen zij een groei in het aantal banen voor juristen (HOOP) of voor economen en juristen samen (CPB). De analyses blijven echter schattingen op macroniveau. Ze geven geen beeld van de verwachtingen per beroep of functie. Een duidelijker beeld van de ontwikkeling van de werkgelegenheid voor juristen is te krijgen door af te dalen naar het meso-niveau van ontwikkelingen in de functies en beroepen zelf, die zijn bevraagd in de enquête.


figuur 11 Voorspelde werkgelegenheidsontwikkeling
saparoea11.gif


Om zicht te krijgen op de werkgelegenheidsontwikkeling op meso-niveau is voor de van elkaar onderscheiden specifiek juridische en niet specifiek juridische functies (zie Figuur 11, I, vraag 7.1 tot 7.12) gevraagd of men de komende tien jaar groei of achteruitgang van het aantal banen voor juridisch opgeleiden verwacht.


Bij de bespreking van de verwachtingen wordt dezelfde volgorde aangehouden die in hoofdstuk 4 is gebruikt bij de bespreking van de beroepen. De respondenten verwach ten sterk dat de rechterlijke macht in omvang toeneemt. De onder invloed van de juridificering ingezette trend zet hier kennelijk door. Ook voor de advocatuur verwachten de meeste respondenten een doorzettende groei. Uit de faculteitsinterviews blijkt dat deze groei mede mogelijk is doordat afgestudeerden die de advocatuur in willen niet meer afhankelijk zijn van het vinden van een baan bij een al bestaand advocatenkantoor. Zij mogen zich vrij vestigen onder de hoede van een "buitenpatroon". Deze buitenpatroon, een reeds gevestigde advocaat, begeleidt de stagiaire op afstand. Beperking van de rechtshulp zal de groei van de hoeveelheid werk in de advocatuur echter kunnen beperken. Het notariaat zal volgens de respondenten ook in nabije toekomst geen grote toename van de hoeveelheid werk beleven. Voor het wetenschappelijk onderwijs is de verwachting dat het aantal banen stagneert of zelfs afneemt door ondermeer de bezuinigingen en de invoering van de tweefasenstructuur. De juridificering en het streven naar een steeds hoger opleidingsniveau werken tegengesteld aan deze krimp. Ook het economisch ingewikkelder worden van de maatschappij leidt tot een grotere behoefte aan juristen, zo wordt in een commentaar op deze vraag gesteld:"Mits het curriculum daaraan wordt aangepast."


Voor de belastingjuristen en de bedrijfsjuristen verwacht een meerderheid van de respondenten groei van het aantal banen. Ten aanzien van de bestuursjuristen verwacht 46 procent van hen groei, de overigen verwachten dat deze functie geen extra werkgelegenheid zal opleveren. In de interviews en in de enquête wordt een nieuwe ontwikkeling genoemd, de opkomst van de juridisch adviseur. Deze beroepscategorie heeft veelbelovende vooruitzichten. Juristen kunnen zich zelfstandig vestigen als adviseur, velen zullen echter werken vanuit organisatie-adviesbureaus.


Samenvattend kunnen we stellen dat de respondenten voor de meeste specifiek juridische beroepen een toename van het aantal banen verwachten.


Voor de ontwikkeling van de werkgelegenheid voor juristen in niet specifiek juridische functies zijn de vooruitzichten minder optimistisch. Voor algemene functies als beleidsmedewerker, beleidsadviseur en directiesecretaris wordt nog door 36 procent van de respondenten groei verwacht (zie I, 7.8 tot 7.11), waarbij men aantekent dat de reden voor groei zal liggen in de juridificering. Vooral bij ondersteunende stafdiensten van overheidsinstanties en bedrijven nemen deze functies in aantal toe. Over de ontwikkelingen in het management en in personeelszaken zijn de respondenten verdeeld. Voor personeelszaken verwacht 32% meer banen, 13% minder banen en 49% verwacht dat het aantal banen gelijk zal blijven. Voor de managementfuncties verwacht 42% meer banen, 22% minder banen en 36% geen verandering. In de faculteitsinterviews is erop gewezen dat groei in de personeelssector een gevolg is van de juridificering van de arbeidsverhoudingen.


Het panel is gevraagd om aan te geven welke afgestudeerden de voorkeur genieten bij de werving voor een aantal niet specifiek juridische functies (bijlage I, vraag 10.1-10.5). Meerdere antwoordmogelijkheden konden bij deze vraag tegelijk worden omcirkeld. Zo is een beeld verkregen van de relatieve positie van juristen op niet specifiek juridische deelarbeidsmarkten. Juristen hebben gedurende lange tijd een zeer sterke concurrentiepositiegehad bij de vervulling van veel van deze functies. [noot: De Vries, 1972. pag. 119] De ontwikkeling van een reeks nieuwe maatschappijwetenschappen heeft daar verandering in gebracht. Bestuurskundigen krijgen bij de overheden meer en meer de voorkeur bij beleidsmedewerkersfuncties, daarna de juristen, op de voet gevolgd door de economen.


Tabel 18 Voorkeur van werkgevers voor afgestudeerden uit een aantal studierichtingen voor niet specifiek juridische functies

_________________________________________________________
      Studierichting jur     ec  best  bedr    sw   hbo              
Functie                                                           
_________________________________________________________
Beleidsmedewerker      29    21    46    12    15     7
commercieel werk       12    40    --    42    --    24
management             28    32    16    44     4     4    
lijnfunctie bank       36    45     2    28     3    18    
algemene functie       55    21    13    27     5     8
_________________________________________________________

jur = jurist
ec = econoom
best = bestuurskundige
bedr = bedrijfskundige
sw = sociaal wetenschapper
hbo = HBO-er


De toename van de voorkeur voor andere dan juridische studierichtingen komt voort uit een aantal factoren. De toenemende economische ingewikkeldheid van de samenleving, de automatisering en informatisering spelen er een rol in naast het toegenomen aanbod van afgestudeerden in deze studierichtingen.


Voor commerciële functies in het bedrijfsleven gaat de voorkeur in de toekomst meer uit naar economen, bedrijfskundigen en HEAO-ers. Juristen komen voor veel van deze functies op de vierde plaats.


Bij de algemene managementfuncties komen juristen op de derde plaats terecht, na de bedrijfskundigen en de economen. De behoefte aan bedrijfseconomisch inzicht neemt hier duidelijk toe, zo bleek al uit de workshop. In de interviews wordt aangetekend dat de juristen hier in een aantal functiegebieden een specifiek opleidingsvoordeel hebben boven bijvoorbeeld algemeen economisch oopgeleiden. Ervaren juristen hebben nog goede mogelijkheden bij expanderende bedrijven, daar treedt specialisering binnen het management op, juristen nemen dan de taken met sterke juridische implicaties over, bijvoorbeeld personeelszaken, organisatie en dergelijke.


Bij lijnfuncties bij banken en verzekeringsmaatschappijen hebben juristen de voorkeur genoten voor lijnfuncties, van kantoordirecteur of afdelingshoofd tot in de generale directoraten of hoofddirecties toe. Die voorkeurspositie is nu verloren, mede door een gebrek aan financieel economi sche kennis en inzicht, zo blijkt uit de workshop. Op dit moment staan ze bij de banken nog op een tweede plaats genoemd in advertenties en wervingsfolders. Die positie zullen ze volgens de antwoorden op de enquête behouden. Wel is in toenemende mate concurrentie van bedrijfskundigen te verwachten. In de algemene functies op academisch niveau (directiesecretaris, beleidsadviseur) houden juristen nog de beste postitie, boven bedrijfskundigen en economen.


In vraag 10.6 is gevraagd of er functies zijn waarin juridisch opgeleiden andere academici zullen vervangen. Op deze vraag wordt geantwoord op een manier die we naar aanleiding van de cijfers uit tabel 18 al kunnen verwachten. Juristen komen niet sterk te staan in bepaalde functies, ze komen sterk te staan ten opzichte van specifieke studierichtingen. Sociale wetenschappers zijn uit, werd al in de workshop geconstateerd. Juristen zullen hen in veel functies opvolgen. Hier en daar vervangen juristen economen in algemene leidinggevende functies. Verder moeten juristen het hebben van nieuwe functies en nieuwe onderwerpen.


5.7 Samenvatting


In dit hoofdstuk zijn vijf maatschappelijke ontwikkelingen besproken die belangrijk zijn voor de ontwikkeling van de werkgelegenheid. Vragen over deze maatschappelijke ontwikkelingen zijn voorgelegd aan een panel van deskundigen.

De belangrijkste ontwikkeling voor juristen is de juridificering van de samenleving. Daarnaast speelt de internationalisering een rol. De toenemende economische ingewikkeldheid van de samenleving leidt in de specifiek juridische beroepen nog tot groei van de werkgelegenheid. In commerciële-, financiële- en in een reeks niet juridisch specifieke functies bij overheidsinstanties krijgen juristen echter te maken met een sterke concurrentie van andere academici. De informatisering van de samenleving zal eerder tot een afname van het aantal banen voor juristen dan tot toename leiden. De toename van het aantal afgestudeerden uit andere studierichtingen zal leiden tot een sterke concurrentie om met name de niet specifiek juridische functies. Juristen zullen daar terrein verliezen. Ook in de specifiek juridische functies verwacht het panel van deskundigen een afname van het aantal banen van juristen, onder invloed van deze concurrentie. Nieuwe werkterreinen voor pas afgestudeerde juristen zullen te vinden zijn in die functies die tot nu toe niet bezet zijn door academici. Op topmanagement niveau volgen ervaren juristen, vooral in de niet specifiek juridische beroepenvelden, niet academici op.


6 Maatschappelijke ontwikkelingen en arbeid van juristen


In het eerste deel van het hoofdstuk wordt weergegeven welke invloed respondenten verwachten van de diverse maatschappelijke ontwikkelingen op de inhoud van het werk. In paragraaf 6.6 wordt besproken welke kwalitatieve ontwikkelin gen men verwacht en tot welke kwalificatie-eisen dat leidt. Tenslotte wordt de mening van het panel over het curriculum weergegeven.


6.1 Het economisch ingewikkelder worden van de maatschappij


Tabel 19 Invloed van de toenemende economische complexiteit op de inhoud van het werk van juristen (aantal respondenten)

_________________________________________________________
invloed                   zeer sterk belangrijk niet bel
_________________________________________________________
specifiek juridisch werk         10      37      22
niet specifiek juridisch         17      36      13
_________________________________________________________
p < 5%

[noot:T-toets op het verschil tussen de specifiek juridische en de niet specifiek juridische beroepen. Bij een p-waarde kleiner dan 5% mag worden aangenomen dat de gemiddelde scores van de antwoorden op de vragen verschillen.


De maatschappelijke ontwikkeling naar een toenemende economische ingewikkeldheid wordt door de meeste respondenten van belang geacht voor de inhoud van het werk van juristen. De niet-specifiek juridische functies scoren hoger dan de specifiek juridische: respondenten geven voor de eerste categorie vaker aan dat het werk zeer sterk door deze maatschappelijke ontwikkeling wordt beïnvloed.

Voor de specifieke juridische beroepen is in de workshop gewezen op de betrokkenheid van juristen bij faillissementen. De curatorrol bijvoorbeeld vergt meer economische kennis en inzicht dan juristen nu in hun opleiding krijgen. Advocaten en bedrijfsjuristen zullen financieel en commercieel inzicht nodig hebben, zonder dat zij, volgens de workshop, experts hoeven te zijn op deze terreinen.


Voor niet specifiek juridische functies is van belang dat veel bedrijven en instellingen waar juristen traditioneel werk vinden, zoals banken en verzekeringsmaatschappijen, bij uitstek financiële instellingen zijn. Financieel inzicht is daar in lijn en in magamentfuncties onontbeerlijk zo geeft de workshop aan. Gesteld werd dat bij banken de voorkeur voor het vervullen van management- en uitvoerende functies verschuift van juristen naar economen en bedrijfskundigen. De overheid zal in de toekomst dezelfde weg op gaan.


6. De juridificering


Tabel 20 Invloed van de juridificering op de inhoud van het werk van juristen (aantal respondenten

_________________________________________________________
invloed                  zeer sterk belangrijk niet bel
_________________________________________________________
specifiek juridisch werk        21      39      8
niet specifiek juridisch        12      39      15
_________________________________________________________
p < 5%


In de toekomst blijft de juridificering voor de ontwikkeling van de inhoud van het werk van belang. Voor de specifiek juridische beroepen spreekt dit vanzelf, maar ook niet specifiek juridische functies worden door de juridificering beïnvloed, zij het dat minder vaak een zeer sterke invloed wordt aangegeven.


6.3 De invloed van internationalisering op de inhoud van het werk


Tabel 21 Invloed van de internationalisering op de inhoud van het werk van juristen (aantal respondenten)

_________________________________________________________
invloed                  zeer sterk belangrijk niet bel
_________________________________________________________
specifiek juridisch werk         23      40      7
niet specifiek juridisch         20      36      10
_________________________________________________________


Internationalisering is een ontwikkeling die men van groot belang acht voor de inhoud van het juridisch werk in de nabije toekomst, voor het niet specifiek juridische werk oordeelt men de internationalisering als belangrijker invloed dan de juridificering. Internationaal recht is een belangrijker deelaspect in de meeste specifiek juridische functies aan het worden. Advocaten en bedrijfsjuristen die voor multinationals, handel- en transportbedrijven werken hebben er mee te maken, zo blijkt uit de faculteitsinterviews. Daarnaast is het in toenemende mate van belang voor advocaten in de sociale advocatuur en in de commerciële advocatuur, bijvoorbeeld in zaken rondom het familierecht.


6.4 De invloed van automatisering en informatisering


Tabel 2 Invloed van de automatisering en informatisering op de inhoud van het werk van juristen (aantal respondenten)

_________________________________________________________
invloed                  zeer sterk belangrijk niet bel
_________________________________________________________
specifiek juridisch werk        21      33      14
niet specifiek juridisch        26      31      9
_________________________________________________________


Voor de inhoud van het werk wordt de informatisering en automatisering door veel respondenten als belangrijk of zeer belangrijk genoemd. Opvallend is dat deze ontwikkeling een invloed wordt toegekend die grootte is die vergelijkbaar is met die van juridificering en internationalisering. De invloed ervan reikt in de niet specifiek juridische beroepen verder dan in de specifiek juridische beroepen.


6.5 Verdringing en concurrentie


Tabel 23 Invloed van de verdringing van lager opgeleiden op de inhoud van het werk van juristen (aantal respondenten)

_________________________________________________________
invloed                  zeer sterk belangrijk niet bel
_________________________________________________________
specifiek juridisch werk        4      38      26
niet specifiek juridisch        8      43      15
_________________________________________________________
p < 5%


De meeste respondenten verwachten dat de verdringing een belangrijke invloed op het werk in ‘specifiek juridische’ functies heeft. In de workshop is erop gewezen dat universitair opgeleide juristen in notariskantoren, bij (sociale) verzekeringsorganisaties en bij overheden terecht zullen komen in lagere functies. Voor de niet specifiek juridische functies achten meer respondenten de verdringing een belangrijke of zeer belangrijke factor. Met name hier is het zo, zo bleek uit de workshop, dat pas afgestudeerde juristen solliciteren op en geworven worden voor vacatures waar tot voor kort lagere kwalificatie-eisen voor golden. Daarnaast komt het voor dat door de juridificering van de samenleving juridische kwalificaties vereist zullen worden in functies waar ze tot voor kort niet nodig waren.

De resultaten van de vragen naar de invloed van de maatschappelijke ontwikkelingen op de inhoud van het werk zijn samengevat in de volgende grafiek.


figuur 12 Ontwikkelingen rond de aard van het werk in specifiek juridische beroepen en in niet specifiek juridische beroepen
saparoea12.gif

ontwikkeling is onbelangrijk: -1; zeer belangrijk: +1; neutraal: 0; aantal respondenten: 72


De internationalisering en de juridificering oefenen grote invloed uit op de inhoud van het werk van juristen in specifiek juridische beroepen. Daarna volgen de informatisering en het ingewikkelder worden van de economie. Deze vier ontwikkelingen hebben te maken met de opkomst van nieuwe regelgeving, dus met het materiaal waar juristen mee werken, en ze beïnvloeden de manier waarop juristen werken of de manier waarop zij met hun cliënten omgaan. Verdringing van lager opgeleiden is alleen belangrijk voor pas afgestudeerde juristen. Voor een deel van de intreders op de arbeidsmarkt betekent de verdringing dat zij de eerste jaren van hun loopbaan beneden hun capaciteiten zullen werken.


De inhoud van het werk in de ‘niet specifiek juridische beroepen’ zal vooral beïnvloed worden door de informatisering, de internationalisering en het economisch ingewikkelder worden van de maatschappij. De internationalisering maakt, samen met de juridificering, dat ook niet specifiek juridische functies een wat sterkere juridische inslag krijgen. De informatisering en het economisch ingewikkelder worden van de maatschappij veranderen het werk in een wat exactere richting. De werkzaamheden krijgen meer financieel-economische aspecten.


6.6 Verwachte veranderingen in het werk van juristen


In deze paragraaf worden de inhoudelijke veranderingen in het werk van juristen beroep voor beroep besproken. De gegevens voor deze paragraaf worden ontleend aan vragen over veranderingen in de werkzaamheden (zie figuur 13 en 14, en bij- lage 1, vraag 13.1-13.17) en over de selectiecriteria (zie figuur 15 en bijlage 1, vraag 11.1-11.10). Daarnaast is de voorkeur van werkgevers voor bepaalde studierichtingen (tabel 18) in ogenschouw genomen. Tegen de achtergrond van de bij de antwoorden gegeven commentaren, de faculteitsinterviews en de workshop, is gekeken naar mogelijke samenhangen tussen de verschillende veranderingen onderling. Er is gevraagd naar de ontwikkelingen in de eigen werkzaamheden. Daarom is ook de manier waarop per beroepsgroep de vragen beantwoord zijn geanalyseerd. Op deze manier is gekomen tot de volgende veranderingen in de werkzaamheden per beroep of per functiesoort. Daar waar de uitsplitsing naar functie niet mogelijk is doordat ze sterk overlappen of doordat gegevens ontbreken worden de antwoorden per functiecluster besproken.


Figuur 13 Voorspelde ontwikkeling van de selectie-eisen
saparoea13.gif

minder belang: -1; meer belang: +1; neutraal: 0; aantal respondenten: 70?


Figuur 14 Veranderingen in specifiek juridisch werk
saparoea14.gif

minder belang: -1; meer belang: +1; neutraal: 0; aantal respondenten: 72


Rechterlijke macht

Het werk in de rechterlijke macht zal in de komende jaren veranderen. De in genoemde maatschappelijke ontwikkelingen zullen hun sporen nalaten in de uit te voeren werkzaamheden. Het werk blijft, als we het vergelijken met de advocatuur, relatief generalistisch. Daarbij wordt in de enquête aangetekend dat rechters generalisten zijn in die zin dat zij zowel het strafrecht als het civiel recht moeten beheersen. In de administratieve rechtspraak en in het belastingrecht is men in dit opzicht minder generalistisch.

Men verwacht dat leden van de rechterlijke macht in de toekomst in sterkere mate dan nu moeten beschikken over een brede juridische basiskennis, daarnaast blijft het hebben van een juridisch specialisme binnen de gekozen studierichting belangrijk. De noodzaak tot het beschikken over enige ervaring, bijvoorbeeld uit een stage, neemt toe als men bij de rechterlijke macht wil werken. Volgens de meeste leden van de rechterlijke macht uit het panel worden algemene vaardigheden als communicatieve-, onderhandelings-, of managementsvaardigheden belangrijker als selectiecriteria. Persoonlijke eigenschappen als creativiteit, zelfstandigheid, initiatief en precisie worden door hen belangrijker gevonden dan door enige andere beroepsgroep uit het panel. Door de snelle ontwikkelingen in het recht en sterke veranderingen in het werk zullen juristen die binnen de rechterlijke macht werken in de toekomst meer cursussen en meer post-academisch onderwijs moeten volgen om hun vak bij te houden dan nu gebruikelijk is.


Advocatuur en belastingjuristen

Advocaten en belastingjuristen zullen in steeds grotere maatschappen en adviesbureaus werken, verwacht het panel. Daarbij wordt aangetekend dat deze ontwikkeling zich met name voordoet in de randstad. Vele kleinere advocatenkantoren en kleine belastingadviesbureaus zullen naast deze grotere kantoren blijven bestaan. Voor de advocatuur geldt bovendien dat naast de grote maatschappen ook kleine gespecialiseerde juridische adviesbureaus een plaats zullen kunnen vinden. In de grote kantoren zullen de medewerkers zich in hun werk sterker specialiseren dan nu het geval is. In de faculteitsinterviews is gesteld dat de situatie in de grote advocatenkantoren zal gaan lijken op die in de medische sector: er zullen duidelijke specialismen ontstaan. Deze ontwikkeling wordt enigszins ingeperkt doordat advocaten in de loop van hun carriëre enige malen wisselen van specialisatie. Dit wisselen zal in de toekomst niet vaker gebeuren dan het op dit moment gebeurt.

Het lijkt erop dat de concentratie van bureaus en de sterkere specialisering meer overleg rond het werk nodig zullen maken voor advocaten en belastingjuristen.

Een andere ontwikkeling is die waarin het werk zal veranderen in de richting van meer advieswerk aan (vooral) bedrijven, en van minder conflictbehandeling. Deze ontwikkeling staat in verband met de toename van het streven om rechtszaken tussen partijen te voorkomen. Advocaten zullen nog sterker dan ze nu doen, proberen om rechtszaken te voorkomen door vooraf een schikking tussen de partijen te bewerkstelligen. Dit schikken vereist, net als samenwerken met collega's en het advieswerk, overlegvaardigheden, vaardigheden om met mensen om te gaan. (We doelen hier niet op de schikkingen die worden voorgesteld door het Openbaar Ministerie)

Het beschikken over een brede juridische basiskennis zal voor zowel advocaten als belastingjuristen belangrijk blijven. Voor advocaten geldt dat het beschikken over een juridisch specialisme in toenemende mate als selectiecriterium zal gelden. Hetzelfde geldt voor het hebben van praktijkervaring. De in de alinea over de rechterlijke macht genoemde algemene vaardigheden nemen ook hier in belang toe. De persoonlijke eigenschappen blijven belangrijk, of nemen iets in belang toe.

In verband met snelle ontwikkelingen in het recht en sterke veranderingen in het werk zullen juristen die binnen de advocatuur of die als belastingjurist werken in de toekomst meer cursussen en meer post-academisch onderwijs moeten volgen om hun vak bij te houden dan nu het gebruikelijk is.


Notaris

Het werk van notarissen zal niet sterk veranderen in de toekomst. We hebben hier te weinig informatie over om er iets meer over te zeggen dan dat zij op hun terrein generalisten blijven. De juridische basiskennis wordt voor dit beroep een nog belangrijker criterium dan ze nu al is. Specialismen zullen daarnaast van belang zijn. Het verlangde specialisme zal afhankelijk zijn van de vestigingsplaats en de cliëntele in de praktijk. De algemene vaardigheden en persoonlijke eigenschappen nemen voor hen bijna vanzelfsprekend in belang toe, hun werk bestaat immers voor een groot deel uit de omgang met cliënten. De toenemende economische ingewikkeldheid zal ook op hun werk haar invloed niet missen. Met automatisering en informatisering krijgen zij direct te maken als zij in hun kantoor automatisering doorvoeren in het secretariaatswerk, de boekhouding en dergelijke. Ook voor notarissen geldt dat zij in de toekomst meer tijd moeten besteden aan het bijhouden van de juridische ontwikkelingen dan nu het geval is.


Bedrijfsjurist

Onze vooronderstelling dat het economisch ingewikkelder worden van de maatschappij, de informatisering en de automatisering en de concurrentie vanuit andere studierichtingen de carriëremogelijkheden van bedrijfsjuristen in de managementrichting zullen beperken is niet uitgekomen. In de loop van hun carriëre zullen bedrijfsjuristen in de toekomst zeker niet minder dan nu het geval is overstappen naar managementfuncties. Daarbij wordt vanuit de workshop aangetekend dat de weg naar deze functies vaker verloopt via de commerciële functies, via de lijnfuncties bij banken en verzekeringen en via de beleidsambtelijke en secretariële functies bij de overheid. De bedrijfsjuridische functies leveren hun eigen specifiek juridische carriëremogelijkheden op, die te vergelijken zijn met die van de advocatuur. De selectie-eisen voor bedrijfsjuristen veranderen in een iets andere richting dan die van de advocaten. Het belang van een brede juridische basiskennis neemt toe. Het belang van een specialisatie binnen de studierichting blijft gelijk. Het belang van praktijkervaring en van het beschikken over algemene vaardigheden neemt toe, zoals in de advocatuur. De verwachting dat juristen in de toekomst meer moeten beschikken over persoonlijke eigenschappen als creativiteit, zelfstandigheid, initiatief en precisie wordt door een groter percentage van de bedrijfsjuristen dan van de advocaten geuit.

We maken hieruit op dat deze eigenschappen in het bedrijfsju ridische werk sterker in belang zullen toenemen.

Het blijvend belang van de specifiek juridische kennis blijkt ook hier uit een toenemend belang om cursussen en paoopleidingen te volgen.


Bestuursjurist

Bestuursjuristen ontbraken in het panel. We kunnen dan ook geen uitspraken doen over toekomstige inhoudelijke ontwikkelingen in hun werk of in de selectie-eisen. Nader onderzoek naar ontwikkelingen in de inhoud van hun werkzaamheden en naar de selectie-eisen die voor hun werk gesteld zullen worden is gewenst.


In de volgende alinea's bespreken we de ontwikkelingen in de niet specifiek juridische beroepen en in de selectie-eisen die hiervoor aan juristen gesteld zullen worden. Voor de uitoefening van deze functies maakt het in principe niet uit welke universitaire opleiding iemand gevolgd heeft. Voor de informatie over de veranderingen leunen we zwaar op de antwoorden die gegeven zijn door de niet specifiek juridisch werkenden uit het panel. Deze groep bestaat voornamelijk uit mensen in managementfuncties bij de overheid en het partikuliere bedrijfsleven en in de groep algemene functies. De vragen naar de verandering van de arbeidsinhoud zijn niet gesteld naar functie. We kunnen hier dus geen specifieke uitspraken doen over de meeste van de in hoofdstuk 3 genoemde functies.


Welke veranderingen zullen er optreden in niet specifiek juridische functies? De respondenten geven het volgende aan. (zie Figuur 15 en bijlage I, vraag 13.13-13.17) De ontwikkelingen in de niet specifiek juridische functies lopen gedeeltelijk parallel aan die bij de specifiek juridische banen. Het werk zal vaker dan voorheen een advieskant krijgen. Overleg en samenwerking met functionarissen uit andere academische disciplines wordt een belangrijker component van deze functies. Met name de managers verwachten veelal dat juristen vaker terecht zullen komen in leidinggevende functies. Dit sluit aan op de verwachting uit de workshop dat juristen, in plaats van economen, in de toekomst weer vaker als leidinggevenden zullen worden aangesteld. Dit geldt dan met name in de ambtelijke, bankaire en verzekeringssectoren, waar de werkstroom een sterk juridische inslag heeft.


Figuur 15 Veranderingen in niet specifiek juridische functies
saparoea15.gif

Informatisering en automatisering, de internationalisering van de samenleving en de toenemende economische complexiteit van de samenleving zullen een belangrijke tot zeer belangrijke invloed uitoefenen op de inhoud van het werk (I, 12.6-12.10).

Daarna volgen juridificering en verdringing van lageren.

Verondersteld mag worden dat juridificering en internationalisering de juridische component in de niet-specifiek juridische functies iets versterkt. De economisering en de informatisering zullen met name van belang zijn in de commerciële functies, de managementfuncties en bij banken en verzekeringen, in al die functies waar economen geprefereerd worden boven juristen. Economische kennis wordt in die functies belangrijker. Belastingrecht wordt genoemd als een opleiding die hier mogelijkheden biedt.

Een belangrijk genoemde verandering in werk komt voort uit de verdringing van lager opgeleiden. Waar juristen in specifiek juridische functies niet-academici verdringen krijgen zij juridisch werk te doen. In de niet specifiek juridische functies is dit niet het geval. Het werk is hier in sterke mate bedrijfsspecifiek en in een aantal gevallen (personeelszaken bijvoorbeeld) speelt ook een zekere beroepsspecifiteit mee. De verdringing kan op twee zaken wijzen. 1) Het werk kan ingewikkelder geworden zijn in de loop der tijd en stelt nu zwaardere eisen aan de medewerker, zodat een academicus gezocht wordt om een niet academicus op te volgen of 2) de ruime arbeidsmarkt stelt werkgevers in staat om universitair geschoolden op functies te plaatsen, waar men voorheen geen academicus voor zocht.


De meeste panelleden verwachten dat de juridische basiskennis minstens net zo'n belangrijk selectiecriterium zal blijven voor de in niet specifiek juridische functies aan te stellen juristen als het nu is. (I, 11.1-11.5) Een grote groep, waaronder de meeste panelleden met een algemene functie, verwacht dat het belang van de juridische basiskennis nog zal toenemen. De meeste managers daarentegen verwachten een afname. We concluderen hieruit dat het belang van de juridische basiskennis als selectiecriterium afhankelijk is van de functie. Voor directiesecretarissen, gemeentesecretarissen en beleidsadviseurs zal het belangrijker zijn dan voor anderen. Het kunnen beschikken over een juridisch specialisme binnen de gevolgde studierichting zal volgens de meeste antwoorden op de enquête minder belangrijk worden. Met name de managers stellen ook hier weer het omgekeerde vast. We concluderen ook hier weer dat het belang van een specialisatie binnen de gekozen studierichting afhankelijk is van de functie.


Ervaring, opgedaan in een stage of in ander verband zal in de toekomst in toenemende mate belangrijk worden als selectiecriterium voor specifiek juridische functies. Hetzelfde geldt voor de algemene vaardigheden en de persoonlijke eigenschappen. Bij de vaardigheden worden punten genoemd als commercieel inzicht, uitdrukkingsvaardigheid, talenkennis, kunnen onderhandelen en informaticavaardigheden. Zakelijkheid en bereidheid tot inzet worden genoemd als belangrijke persoonlijke eigenschappen. Specifiek voor het bankwezen geldt dat sollicitanten een aantoonbare financieel-economische belangstelling moeten hebben.


6.7 Meningen over het curriculum


Wat is het oordeel van het panel over de kwaliteit en inhoud van de rechtenstudie? Hoe moet de studie eruit komen te zien volgens de deskundigen? De workshop concludeerde Back to basics. Een strak en uitgebreid verplicht basisprogramma, met een invulling van de studie in een van de bekende juridische studierichtingen. Economie moest meer aandacht krijgen. Beroepsscholing hoorde in de werksfeer thuis.


Tabel 24 De aard van de opleiding (aantal respondenten)

_________________________________________________________
                     mee eens      onduid.      oneens
vormgeving               n            n            n
_________________________________________________________
brede basis sec         23            4           42
1e specialisering       60            1            8
meer keuzevrijheid      36            7           27
_________________________________________________________


Aan de respondenten zijn vragen voorgelegd over de mate van keuzevrijheid die aan de studenten moet worden gelaten. De respondenten sluiten in grote lijnen aan bij de resultaten van de workshop (zie I, 14.1-14.3). Men is overwegend tegen een brede basisstudie zonder specialisering (65%) en voor een eerste specialisering binnen de gekozen studierichting(85%).

Daarnaast vindt de helft van de respondenten dat studenten ook een ruime keuzeruimte moeten krijgen (47% om 43%). Een van de respondenten formuleert het aldus:"Back to basics, een brede opleiding met een specialisatie in hoofdrichtingen, per hoofdrichting een beperkte keuzevrijheid.“ Tegenstanders van een eerste specialisering stellen dat de eerste fase daar geen ruimte voor biedt. In het basispakket moet een zwaar accent liggen op privaatrecht. Specialiseren moet men zich na zijn of haar studie. Voorstanders van specialisering wijzen op het belang van de specialisatie als middel tot differentiatie tussen juristen ("Het bedrijfsleven is niet gebaat met allemaal civilisten") en als middel om nieuwe, aan de universiteit ontwikkelde specialisaties beschikbaar te maken voor de praktijk. Het gaat hierbij dan met name om recente ontwikkelingen in ondermeer het huurrecht, vreemdelingenrecht, bv/ nv-recht, consumentenrecht en verzekeringsrecht. Daarnaast wordt gewezen op de academische vrijheid, mede als middel om het vak wetenschappelijk op een hoger niveau te brengen. Een coherent gekozen pakket keuzevakken kan een belangrijke stap in de richting van zo een eerste specialisering zijn.


Uitgesplitst naar arbeidsveld van de respondenten, valt op dat verschillende beroepsgroepen de antwoordmogelijkheden verschillend combineren. De verwachte behoefte aan meer of minder specialisering lijkt te verschillen met het beroep dat men uitoefent. In verband met de kleine aantallen voor iedere deelgroep zijn er echter geen harde uitspraken te doen over deze verschillen.


Tabel 25 Juridische verplichte en keuzevakken

_________________________________________________________
                         verplicht    keuze
vakken
_________________________________________________________
arbeidsrecht                38           30
belastingrecht              36           32
internat.recht              50           19
int.privaat                 16           53
_________________________________________________________


Welke juridische vakken acht u, naast de wettelijk verplichte vakken, voor iedere jurist zodanig van belang dat zij eigenlijk tot het verplichte gedeelte van de opleiding zouden moeten behoren (I, 15.1)? Acht respondenten antwoorden dat alle vier de vakken verplicht moeten worden gesteld, zes respondenten stellen dat de vakken juist keuzevakken moeten zijn. De overigen vinden dat het ene vak verplicht moet zijn en het andere een keuzevak. Er is geen significante samenhang naar arbeidsveld in de antwoorden.

Uit de antwoorden valt te concluderen dat het het overwegen waard is om arbeidsrecht, belastingrecht en in ieder geval internationaal recht op te nemen in het basispakket van iedere juridische studierichting.

Naast deze vakken worden veel verschillende vakken een of enkele malen genoemd als eigenlijk verplicht voor iedere jurist. (zie bijlage II)


Tabel 26 Niet juridische verplichte en keuzevakken

_________________________________________________________
antwoord:       verplicht     keuze   niet ingevuld 
vak                    n        n          n
_________________________________________________________
bedrijfseconomie      29       37          6 
boekhouden            23       30         19 
bestuurskunde         12       41         19 
informatica           32       38          2 
politicologie          2       39         31 
psychologie            2       31         39 
sociologie             3       36         33
_________________________________________________________


Welke niet juridische vakken moeten verplicht of als keuzevak in het basispakket worden opgenomen? Bij het bekijken van de antwoorden op deze vraag in tabel 26 lijkt het alsof de respondenten, door het niet invullen van een antwoord, een derde antwoordcategorie hebben geschapen: op deze vraag weten we geen antwoord of dit is een onbelangrijk vak. Daarom is in deze tabel ook een kolom 'niet ingevuld' opgenomen.

Met name de vragen naar bedrijfseconomie en informatica worden door bijna alle respondenten ingevuld. Twintig van de respondenten vinden dat beide vakken verplichte onderdelen van het basispakket moeten zijn, zevenentwintig vinden dat beide vakken keuzevakken moeten zijn (significantie >.001) Deze vakken moeten de nodige aandacht krijgen in de basisstudie van iedere student rechten, is het oordeel van bijna de helft het panel. Boekhouden en bestuurskunde horen thuis in het keuzepakket. De sociale wetenschappen worden duidelijk onbelangrijker gevonden. Deze vakken horen thuis bij de keuzevakken. Veel respondenten lijken zich echter af te vragen wat een jurist er mee kan doen.


noot Professor Roos (1988, pag. 30) stelt in zijn artikel :"Het verdient aanbeveling de nodige aandacht te besteden aan economie, bedrijfseconomie en organisatie-sociologie en psychologie." Het panel wijkt hier ten opzichte van de sociale wetenschappen iets van af. Naast de bevraagde niet juridische vakken worden de volgende vakken nog door enkele respondenten genoemd als belangrijk: macro economie, management/organisatiekunde, methoden en technieken, waaronder informatica, een moderne taal als extra vak, rechtssociologie.


Vraag 15c luidde:

"De cursusduur van de eerste fase opleiding tot jurist is vier jaren. Voor de meerderheid van de studenten zal de eerste fase opleiding tevens de eindfase zijn. Voor een zeer beperkt aantal afgestudeerden zal er nog een zogenaamde tweede faseberoepsopleiding komen. Het eerste fase programma levert een volstrekt volwaardige academische graad op. Zonder verdere beroepsopleiding kunnen afgestudeerden zich op de arbeidsmarkt begeven. Op de meeste universiteiten wordt in het eerste fase programma wel iets aan 'vaardigheden' gedaan, maar doorgaans nogal summier. Men leert immers het vak wel in de praktijk.


Tabel 27 Gewenste aandacht voor algemene vaardigheden in de studie

_________________________________________________________
aandacht:                 veel      enige      weinig
_________________________________________________________
vaardigheid                 n          n          n     
_________________________________________________________
argumenteren               50         14          3  
schriftelijke vaard        64          4          1
mondelinge vaardigh        41         24          2
communiceren               32         22          9
juridische vaard.          10         27         30
praktische vaard.(stage)   23         33         12
computergebruik            24         37          8
_________________________________________________________


Gezien de ontwikkelingen in het werk van juristen is het wellicht meer dan voorheen van belang dat er in de nabije toekomst meer aandacht wordt besteed aan het bijbrengen van algemene vaardigheden.

Wij verzoeken u om aan te geven aan welke van de onderstaande vaardigheden in het eerste fase programma aandacht moet worden besteed, en in welke mate dat zou moeten gebeuren." De antwoorden van de panelleden over de vaardigheden wijzen in dezelfde richting als de antwoorden op de vraag naar de selectiecriteria (zie figuur 13 en 14). Daar is al duidelijk geworden het panel het beschikken over vaardigheden zeer belangrijk acht. In de hier besproken vraag geeft men aan hoeveel aandacht er aan moet worden geschonken in de eerste fase studie. De schriftelijke vaardigheden springen er duidelijk uit. Het argumenteren en de mondelinge vaardigheden vereisen ook veel aandacht. Computergebruik en praktische oefening c.q. toepassing van kennis, inzicht en vaardigheden, bijvoorbeeld door middel van een stage verdienen volgens minder respondenten veel aandacht. De juridische vaardigheden als het opstellen van een dagvaarding verdienen volgens de meeste respondenten weinig tot enige aandacht in de eerste fase. Zij horen blijkens de bijschriften thuis in de beroepsopleidingen in de tweede fase.

Het belang dat de panelleden hechten aan de vaardigheden wordt weerspiegeld in de vele commentaren die ze bij deze vraag schrijven. De teneur hiervan is dat de vaardigheden zeer belangrijk zijn, maar dat ze niet als aparte vakken moeten of kunnen gegeven worden. Ze kunnen vervlochten worden in de verschillende vakken die de studenten volgen. Een aantal vaardigheden zullen studenten al in het voortgezet onderwijs geleerd moeten hebben, hier wijst men met name op de vreemde talen en de schrijfvaardigheid. Andere vaardigheden leert men al doende, computergebruik bijvoorbeeld.


Tabel 28 Enige uitspraken over de vaardigheden

____________________________________________________________
____________________________________________________________


6.8 Samenvatting


In dit hoofdstuk zijn een vijftal maatschappelijke ontwikkelingen besproken. De internationalisering, de juridificering en de informatisering van de samenleving zijn het meest aangewezen als belangrijke ontwikkelingen die specifiek juridisch werk beïnvloeden. Voor niet specifiek juridisch werk zijn de informatisering, de internationalisering en de economische ontwikkelingen het belangrijkst.


De inhoud van het werk van juristen zal de komende jaren blijven veranderen. In specifiek juridische beroepen zullen specialistische, internationaal rechtelijke, en economische aspecten aan het werk toenemen en zal men te maken krijgen met informatisering en automatisering. In de grotere advocatenkantoren en belastingadviesorganisaties en ook in het bedrijfsjuridisch werk zal men meer samenwerken met collega's. Voor alle specifiek juridisch werkenden geldt dat de verhouding tot cliënten en partijen zal veranderen in een richting van meer overleg, meer onderhandelen. In veel niet specifiek juridische functies zullen juridische, internationaal rechtelijke en economische aspecten aan het werk toenemen.

Ook hier neemt de sociale component in het werk in belang toe.

Een brede juridische basiskennis zal van juristen vereist worden voor ieder beroep en iedere functie. Voor leden van de rechterlijke macht en voor notarissen zal de behoefte aan een specialisering op onderwerpen niet of nauwelijks toenemen.

Advocaten daarentegen zullen zich wel in sterkere mate moeten specialiseren. Ook bedrijfsjuristen zullen een zekere specialisatie nodig hebben, naast relatief veel kennis van internationaal recht en economie.


In de niet specifiek juridische functies verwerven juristen banen op basis van hun juridische opleiding, zoals andere academici er banen verwerven op basis van hùn opleiding.

Deze functies zijn, vanuit het werk gezien, bedrijfsspecifiek te noemen. De juridische basiskennis is en blijft een belangrijk selectiecriterium waarop juristen beoordeeld worden als ze solliciteren naar dergelijke functies. Afhankelijk van het soort functie en het bedrijf kan een specialisatie een rol spelen.


Vaardigheden en houdingen nemen in belang toe voor alle soorten functies. Bij de vaardigheden verdienen punten als uitdrukkingsvaardigheid, argumenteervaardigheid, commercieel inzicht, kunnen onderhandelen en andere "man managementvaardigheden", computervaardigheid en praktische vaardigheden relatief veel aandacht in het studieprogramma. Het beschikken over praktijkervaring, bijvoorbeeld uit een stage, wordt belangrijker. De juridische beroepsvaardigheden verdienen enige aandacht in het eerste fase studieprogramma en moeten vooral aan bod komen in de beroepsopleidingen. Specifiek voor het bankwezen geldt dat sollicitanten een aantoonbare financieel economische belang stelling moeten hebben. Oplossingsgericht denken, zakelijkheid en bereidheid tot inzet worden naast creativiteit, zelfstandigheid, initiatief en precisie genoemd als belangrijker wordende persoonlijke eigenschappen.


7 Conclusies en toekomstscenario‘s


7.1 Samenvatting van het onderzoek


De hier gepresenteerde conclusies en scenario's zijn het resultaat van een toekomstgericht onderzoek naar ontwikkelingen op de arbeids markt en in de beroepsuitoefening van juristen. In dit onderzoek staan de volgende vragen centraal:

  1. In welke sectoren en beroepen komen afgestudeerden terecht?
  2. Welke ontwikkelingen zullen zich de komende tien jaar voordoen in de verschillende arbeidsvelden en beroepen en welke invloed zal daarvan uitgaan op de werkgelegenheid voor juristen?
  3. Welke invloed zullen ontwikkelingen hebben op de vereiste kennis en vaardigheden?


In interviews met medewerkers van de rechtenfaculteit van de Universiteit van Amsterdam is informatie verzameld over de arbeidsvelden waar de faculteit zich op richt. Vervolgens is een workshop georganiseerd met deskundige juristen uit de verschillende arbeidsvelden waarin juristen werkzaam zijn. Op basis van de informatie uit de interviews en de workshop is een vragenlijstonderzoek gehouden onder een panel van honderd deskundigen, geselecteerd uit alle belanghebbende beroepsgroepen: universiteitsmedewerkers, advocaten, bedrijfsjuristen, notarissen, belastingadviseurs en belastinginspecteurs en niet specifiek juridische beroepen bij banken, verzekeringen en de overheid.


De arbeidsmarktsituatie aan het eind van de jaren negentig kan niet met zekerheid worden voorspeld. In dit hoofdstuk worden naast het toekomstscenario zoals verwacht door het deskundigenpanel, twee mogelijke varianten besproken, die ontstaan wanneer de instroom van studenten minder sterk afneemt dan tot voor kort voorzien, of wanneer de samenleving in nog sterkere mate in de ban komt van toenemende economische ingewikkeldheid dan op dit moment wordt verwacht. Deze drie scenario's worden geanalyseerd naar hun gevolgen voor de arbeidsmarkt voor juristen, waarbij gebruik wordt gemaakt van statistische gegevens zoals onlangs in het HOOP zijn bijeengebracht.


7.2 Conclusies over de huidige arbeidsmarkt


De faculteit stelt zich ten doel juristen te vormen die in staat zijn op wetenschappelijk verantwoorde wijze aan de beoefening van enige juridische praktijk deel te nemen. De studierichtingen van de rechtenfaculteit zijn sterk gericht op het uitoefenen van een beroepspraktijk in specifiek juridische beroepen. Nederlands recht, notarieel recht en belastingrecht vormen de inhoudelijke kern van deze specifiek juridische beroepen. Van de studenten studeert 87% af in een van deze drie richtingen. De bestuurswetenschappelijke-, de internationaal juridische- en de vrije studierichting zijn minder gericht op specifieke beroepenvelden.

Bij de eerste drie studierichtingen kennen veel hoogleraren en medewerkers het werk in deze beroepen uit eigen ervaring en hebben zij via eigen werk, vakbladen, de beroepsverenigingen en de specialistische verenigingen en via de beroepsopleidingen regelmatig contact met juristen in de beroepspraktijk. In de inhoud van de vakken die men geeft wordt rekening gehouden met ontwikkelingen in de beroepspraktijk en in de juridische wetenschap. Desondanks beschouwen velen de afstand tussen de faculteit en deze beroepenvelden als te groot. Het uitbreiden van het systeem van vrijwillige stages staat hoog op het verlanglijstje van een aantal faculteitsleden én van de beroepspraktijk. De overige drie studierichtingen zijn minder op specifieke beroepenvelden gericht.


Economische sectoren en beroepen

De faculteit richt de opleiding op een reeks specifiek juridische beroepen waarvoor een juridische wetenschappelijke studierichting vereist is; daarnaast komen afgestudeerden in de praktijk terecht in nog een aantal specifiek juridische beroepen en in een vrijwel onbeperkte reeks functies, waarvoor geen specifieke academische opleiding vereist is of waarvoor tot nu toe geen academische opleiding vereist is. De arbeidsvelden waarin juristen werken zijn op twee manieren beschreven: naar de economische sectoren en bedrijfstak ken waarin juristen werkzaam zijn en naar de inhoud van de functies die door juristen vervuld worden.


De werkgelegenheid naar economische sector of bedrijfstak

Omstreeks 47% van de academisch gevormde juristen werkt in 1985 in de private sector van de economie. Het leeuwedeel van hen (43% van het totaal) heeft een baan in de commerciële dienstverlening.

Van deze juristen werkt het merendeel (30% van het totaal) in de advocatuur, het notariaat en de belasting- , organisatie- of juridische advisering. Ongeveer 9% werkt bij banken of verzekeringsmaatschappijen. De overige 4% werkt in de handel, de horeca of in de sector vervoer. De nijverheid en de agrarische sector zijn maar kleine sectoren, hier werkt omstreeks 4% van alle juristen. In 1985 werkt 53% van de juristen in de kwartaire sector; de meesten van hen hebben een functie bij een overheid (34%), een toenemend deel werkt in het onderwijs (11%), en een beperkt maar toenemend aantal heeft een baan in de overige niet commerciële dienstverlening (7%).


juridische beroepen

In 1985 werkt 53% van alle academisch opgeleide juristen in een specifiek juridisch beroep. Een groot deel van hen werkt in de juridische beroepen waar de faculteit zich op oriënteert, in de advocatuur, in het notariaat, de rechterlijke macht en het belastingadvies, of bij de belastingdienst, of in een wetenschappelijke functie (37%). Daarnaast zijn er nog bedrijfsjuristen en ambtenaren met specifiek juridisch werk waarvoor een universitaire juridische opleiding een vereiste is (16%).


niet-juridische functies

Omstreeks 47% van de juristen werkt in niet specifiek juridische beroepen en functies in alle sectoren van de economie.

De functies variëren inhoudelijk van vrijwel specifiek juridisch (docent recht aan een bestuursacademie of HEAO) tot geheel niet juridisch, van overwegend uitvoerend tot adviserend of leidinggevend, van het uitvoeren van procedures tot zeer creatief. Voor het werken in deze functies is een universitaire opleiding dikwijls een vereiste; of de juridische kant van de opleiding van belang is hangt af van de inhoud van het werk.

Daar waar het werk niet juridisch is wordt de opleiding echter beschouwd als een waarmerk voor het kunnen werken op academisch niveau.


De werkgelegenheid voor juristen is in de periode 1979 - 1985 toegenomen met 48%, tegen die voor academici in het algemeen met 40% (economen 27%, sociale wetenschappen 90%). Op een aantal punten is echter een kentering opgetreden. Het aantal banen voor juristen bij de overheid (exclusief het onderwijs), waar bijna een derde van de juristen werkt, is tussen 1983 en 1985 niet toegenomen, terwijl het totale aantal banen voor academici daar in die periode wel is toegenomen (economen -16%, sociale wetenschappen +34%). In de nijverheid gebeurt hetzelfde. Deze stagnatie van de groei treedt met name op in de niet-specifiek juridische functies. Gezien het feit dat de aantallen academici uit andere studierichtingen in deze sectoren wel toenemen, lijkt de conclusie gewettigd dat de juristen in de periode 1983-1985 sterke concurrentie hebben gehad van andere studierichtingen, bij de overheid met name van de sociale wetenschappers.


Tabel 29 Oriëntatie op beroepen en functies van juristen

________________________________________________________________

beroep of functie   aantal   1     2     3     informatie over
                            ver  info   cur    werk bij
________________________________________________________________
advocatuur          >5000    ja    ja    ja    beroepsvereniging
beleidsmedewer-     >4000   nee   nee   nee    overheidsdiensten
kers bij de over-                              afgestudeerden
heid 
bestuurs- en        >3000   nee   nee   nee    overheidsdiensten
wetgevingsjuris-                               afgestudeerden
ten                              
organisatieadvies   >2000    ja* iets   nee    beroepsvereniging-
en dergelijke                                  bureaus's, afge-
                                               studeerden
notariaat            2000    ja    ja    ja    beroepsvereniging                          
bedrijfsjuristen     2000    ja   nee   nee    beroepsvereniging
in diverse sec-
toren 
leraren              2000    ja*   ja    ja    beroepsvereniging
banken en verze-     1600   nee   nee   nee    bedrijven, age-
keringen                                       studeerden
rechterlijke         1300    ja    ja    ja    beroepsvereniging
macht                                          afgestudeerden
                                               ministerie
diverse functies     1100     ?   nee   nee    beroepsvereniging
in kwartair sector 
belastinginspec-     1000   nee    ja    ja    beroepsopleiding
teur 
belastingadviseur    1000    ja*   ja    ja    beroepsvereniging
Universiteiten       1000    ja*   ja    ja    docenten
specifiek jur in      900   nee   nee   nee    afgestudeerden-
de overige niet                                onderzoek
commerciële                               bedrijven, afgest.
diensten 
directiesecretaris      ?     ?   nee   nee    bedrijven, afgest.
management, com-        ?     ?   nee   nee    bedrijven, afge-
merciele sector                                studeerden
commercieel,            ?     ?   nee   nee    afgestudeerden
commerciële 
sector 
Personeelszaken         ?    ja   nee   nee    beroepsvereniging
                                               bedrijven
                                               afgestudeerden
_________________________________________________________________
toelichting: 1 = is er een beroepsvereniging? 2 = heeft de faculteit een sterke band met het beroep? 3 = heeft de faculteit een op dit arbeidsveld gerichte studierichting of specialisatie? 
* = het beroep is enigszins geprofessionaliseerd, er zijn meerdere beroepsverenigingen.
? = aantal onbekend.


7.3 De scenario’s


In het onderzoek zijn zes maatschappelijke ontwikkelingen geïdentificeerd die belangrijk zijn voor de kwantitatieve en kwalitatieve verandering van de werkgelegenheid van juristen.

Deze ontwikkelingen zijn te onderscheiden naar hun oorzaken maar onderling verweven in hun uitwerking. Ieder scenario is een beschrijving van de manier waarop, bij een bepaalde verwachting over de ontwikkelingen, deze gezamenlijk een toekomstige situatie veroorzaken. De verwachting van de respondenten is als meest waarschijnlijke uitkomst van de ontwikkelingen gekozen als eerste scenario, verder het panelscenario genoemd. Van het panelscenario afwijkende uitkomsten van de ontwikkelingen zijn zeer wel mogelijk.

Om discussie over de mogelijke afwijkingen mogelijk te maken, worden naast dit scenario nog twee varianten gepresenteerd.

In het scenario 'economisering' wordt ervan uitgegaan dat de economische complexiteit sterker toeneemt dan verwacht wordt in het panelscenario. Wat zijn dan de mogelijke gevolgen voor de werkgelegenheid en de arbeidsinhoud? Het tweede is een andersoortige variant op het panelscenario. Geconstateerd is dat in 1987 en waarschijnlijk ook in 1988 het aantal eerstejaarsstudenten groter is dan in de WORSA-raming aangegeven en dat dientengevolge het aanbod op de arbeidsmarkt groter zal zijn dan het HOOP verwacht. De gevolgen van voor de arbeidsmarktpositie van de afgestudeerde juristen zijn in het 'vergrote aanbodscenario' uitgewerkt.


Voor het opstellen van de scenario's zijn twee soorten gegevens gebruikt. Voor de beschrijving van de maatschappelijke ontwikkelingen is geput uit de inzichten van de deskundigen uit de faculteit, de workshop en het panel. Voor de vaststelling en voorspelling van de totale groei van de werkgelegenheid en van de aantallen functies per economische sector en per soort werk is daarnaast gebruik gemaakt van de Arbeidskrachtentellingen van het CBS, het Hoop (Feiten en cijfers) en de prognoses van het Centraal Planbureau.


7.4 Het panelscenario

Op het niveau van de arbeidsvelden zijn in de antwoorden op de enquête vier maatschappelijke ontwikkelingen geïdentificeerd, die zeer belangrijk zijn voor de ontwikkeling van de vraag naar juristen.


De toenemende productie van wetten en regels, de controle op de uitvoering daarvan, de toename in het aantal burgers dat met de regelgeving in aanraking komt en in het aantal zaken dat behandeld wordt in de rechtspraak en geschillencommissies, beïnvloeden het aantal banen voor juristen bij de overheid én daarbuiten. Deze juridificering beïnvloedt ook de inhoud van het werk.

Vanuit de juridische wetenschap zelf wordt een belangrijke bijdrage geleverd aan deze ontwikkeling. Daarnaast spelen de overgang van een bevelshuishouding naar een onderhandelingshuishouding en andere ontwikkelingen in de maatschappelijke omgangsvormen er een rol in.


De internationalisering van de samenleving vloeit voort uit ondermeer het opheffen van de grenzen binnen de Europese Gemeenschap, migratie, trekarbeid en internationale huwelijken en internationalisering van de economie. Deze ontwikkeling gaat gepaard met veel nieuwe wetgeving en met het op Nederlandse rechtspersonen van toepassing worden van internationale rechtsregels.

Deze ontwikkeling is sterk verbonden met de juridificering en met de ontwikkeling van de economie.


Juridificering en internationalisering leiden samen tot een toename van de werkgelegenheid voor advocaten, belastingadviseurs, juridisch adviseurs, bedrijfsjuristen, leden van de rechterlijke macht, de belastingambtenaren en bestuurs- en wetgevingsjuristen. De verdringing van niet academici uit specifiek juridische functies zal deze groei van de werkgelegenheid voor juristen versterken.

Alleen voor het onderwijs en de wetenschap wordt eerder een afname dan een toename van de werkgelegenheid verwacht, veroorzaakt door de bezuinigingen van de overheid en door de terugloop van de aantallen leerlingen (per leeftijdsklasse).


Technologische en wetenschappelijke ontwikkelingen uit andere wetenschapsgebieden leiden tot automatisering en informatisering. Deze ontwikkelingen zijn verbonden met de organisatorische ontwikkelingen in de economie en met de ontwikkeling van nieuwe wetgeving door de overheid. Automatisering en informatisering en concurrentie van afgestudeerden uit andere studierichtingen (WO en HBO) zullen leiden tot afname van werkgelegenheid. Deze ontwikkelingen versterken elkaar in de niet specifiek juridische functies. Automatisering zal hier en daar arbeidsplaatsen doen opheffen. Anderzijds zal automatisering van werkzaamheden met name in niet specifiek juridische functies leiden tot meer vraag naar kwalificaties die juristen in mindere mate bezitten dan afgestudeerden uit andere studierichtingen.


In de periode 1980-1984 zijn de concurrentieverhoudingen tussen bedrijven verscherpt en heeft de overheid een reeks van bezuinigingen ondernomen. Mede door deze ontwikkelingen zijn de economische problemen waar bedrijven en instellingen voor staan ingewikkelder geworden. De respondenten verwachten dat deze ontwikkeling door zal zetten. De toenemende economische ingewikkeldheid zal naar men verwacht leiden tot toename van de werkgelegenheid in specifiek juridische functies. In niet specifiek juridische sectoren kan het leiden tot tegenstrijdige ontwikkelingen voor juristen. In commerciële functies en in lijnfuncties bij banken zullen juristen te maken krijgen met sterkere concurrentie van economen en bedrijfskundigen. Voor andere niet specifiek juridische functies verwacht men dat deze ontwikkeling de werkgelegenheid zal doen toenemen.


Dit scenario houdt ook rekening met verdringing. Een toenemend aantal banen heeft een zodanige inhoud, dat ze of vakspecifieke wetenschappelijke capaciteiten of een wetenschappelijk niveau van werken en denken vereisen. Juristen zullen niet- academici opvolgen in dergelijke veranderde functies. De toename in het aanbod van academici brengt daarnaast een zekere verdringing van lager opgeleiden tot stand uit functies direct onder het academische niveau. Dit laatste constateerde Mok al in 1972:

"(...) het verschijnsel dat het aanbod de vraag schept: hoe meer afgestudeerden er beschikbaar zijn, des te meer zal het bedrijfsleven geneigd zijn posities zodanig te omschrijven dat er een academicus voor kan worden aangetrokken, onder het motto: 'als ik voor hetzelfde geld een ingenieur kan krijgen, waarom zou ik dan een HTS-er nemen? [noot: Mok, 1972. pp 15-16.] Nieuwe werkgelegenheid voor juristen ontstaat vooral door het opvolgen van lager opgeleiden in niet juridisch specifieke functies. Deze verdringing zal in de komende jaren van groot belang zijn voor de groei van het aantal banen voor juristen.


De laatste ontwikkeling die in dit scenario een rol speelt is de concurrentie om banen tussen academici onderling. Het toenemende aanbod van academici op de arbeidsmarkt zal niet overal gepaard gaan met een even snel groeiende vraag. De werkloosheid zal daardoor onder academici van een aantal studierichtingen groter zijn dan voor juristen. Die academici zullen uitwijkmogelijkheden zoeken in niet vakspecifieke functies en daar met juristen concurreren om banen. De onder verdringing genoemde factoren leiden er verder toe dat een aantal algemene functies een andere, vakspecifiekere inhoud krijgt. Ook daar waar functies die traditioneel tot het arbeidsveld van de juristen behoren een sterkere niet juridische vaktechnische inslag krijgen, zullen juristen te maken krijgen met concurrentie uit die vakgebieden.


Specifiek juridische beroepen


Over het geheel genomen wordt er een sterke toename van het aantal banen in de specifiek juridische beroepen verwacht, door juridificering en internationalisering. De toenemende economische ingewikkeldheid, de informatise ring en de automatisering zijn in dit scenario nauwelijks van invloed op de werkgelegenheidsontwikkeling in de specifiek juridische beroepen. De toenemende economische ingewikkeldheid zal nog tot enige werkgelegenheidstoename kunnen leiden. De informatisering zal via de toenemende concurrentie met andere studierichtingen leiden tot enige afname.


Niet specifiek juridische beroepen


Het scenario is minder positief over de ontwikkeling van de werkgelegenheid voor juristen in de niet specifiek juridische beroepen. De jurificerende tendensen leiden ertoe dat de juridische inslag in veel algemene functies toeneemt. Mede daardoor neemt het aantal banen voor juristen toe, met name in personeelswerk, directiesecretariaat en algemene managements- en bestuursfuncties.

De toenemende economische ingewikkeldheid speelt echter een belangrijke rol voor de niet specifiek juridische functies. In een aantal functies, waarin traditioneel veel juristen werken, krijgen de werkzaamheden een sterkere economische inslag. Dit geldt met name voor de commerciële functies in de nijverheid, de lijnfuncties bij banken en verzekeringen en voor beleidsfuncties bij de overheid. Juristen krijgen hier te maken met een sterke concurrentie van economen, bedrijfskundigen, bestuurskundigen en HEAO-ers. In functies met een sterke financiële inslag zal de werkgelegenheid voor juristen daardoor afnemen. Juristen zullen in de niet specifiek juridische banen zeer vaak niet academisch opgeleiden opvolgen, deze verdringing zal ertoe leiden dat het totaal aantal banen voor juristen ook in de niet specifieke werkzaamheden toe zal nemen. Per saldo neemt het aantal banen toe.


In kwantitatief opzicht wordt in dit panelscenario verwacht dat de vraag naar juristen zal liggen op een niveau tussen de hoge en de lage variant van het HOOP in. Het aantal banen voor juristen zal dan stijgen van 38000 in 1990, via 47000 in 1995 tot 58000 in het jaar 2000. De in het HOOP berekende groei van het aanbod van juristen ligt daar tot 2000 boven, zodat de werkloosheid stijgt van 5% in 1988, via 20% in 1995, tot 17% in het jaar 2000. De werkgelegenheid in de commerciële sector zal toenemen met 5,5% per jaar tot omstreeks de 32400 banen. In de kwartaire sector zal het aantal banen met 2,5% per jaar toenemen tot 24400 in het jaar 2000.


De kwantitatieve verwachtingen voor dit scenario zijn samengevat in tabel 31. De werkgelegenheidscijfers per sector zijn geschat uit de vraagscenario's van het Hoop voor de groei per sector voor alle academici en de verdeling van de juristen naar sector uit de Arbeidskrachtentelling van 1985. De cijfers geven aan hoe groot de aantallen werkende juristen in de marktsector en in de kwartaire sector kunnen zijn in het jaar 2000. Tabel 30 geeft een verwachting van de werkgelegenheidsontwikkeling naar sector en soort werk, en is gebaseerd op een combinatie van de uitspraken van het panel en de scenario's van het Hoop.


Tabel 30 Vraag naar juristen per sector in het jaar 2000

_________________________________________________________
sector            markt       kwartair        totaal
_________________________________________________________
hoge variant     39500 (59%)  627900 (41%)    68300
lage variant     26500 (53%)  621300 (45%)    48200
_________________________________________________________


Tabel 31 Ontwikkeling van het aantal banen van juristen tot 2000 ten opzichte van 1985

_________________________________________________________
soort werk                     specifiek   niet specifiek
                               juridisch     juridisch
_________________________________________________________
nijverheid                         ++           0
handel e.d.                        ++           +v
banken en verzekeringen            ++           +v 
commerciële diensten rest     +++          0 
toename commerciële sector        19000  
overheid                           ++           +v 
kwartaire kwartaire diensten, rest +++          +++
kwartaire diensten totaal               9000
Totaal                             +++          ++v 
toename totale werkgelegenheid         28000
_________________________________________________________
+++ = zeer sterke groei, ++ = sterke groei, +v = groei door verdringing, 0 = nauwelijks groei 


Gevolgen voor de kwalificaties

In specifiek juridische beroepen nemen specialistische, internationaal rechtelijke en economische aspecten van het werk toe en zal men te maken krijgen met informatisering en automatisering. Voor alle specifiek juridisch werkenden geldt dat de verhouding tot collega's, cliënten en partijen zal veranderen in een richting van meer overleg, meer onderhandelen. Een brede juridische basiskennis zal vereist blijven. Onder invloed van de juridificering zal de noodzaak tot het verwerven van een eerste specialisering binnen de studierichting toenemen. Daarnaast stellen personeelswervers hogere eisen aan de praktische vaardigheden en praktijkervaring.


In veel niet specifiek juridische functies zullen juridische, internationaal rechtelijke en economische aspecten aan het werk toenemen. Ook hier neemt de sociale component in het werk in belang toe. Juristen verwerven hier banen op basis van hun juridische opleiding, zoals andere academici er banen verwerven op basis van hún opleiding. De juridische basiskennis is en blijft een belangrijk selectiecriterium waarop juristen beoordeeld worden als ze solliciteren naar dergelijke functies.

Afhankelijk van het soort functie en het bedrijf kan een specialisatie een rol spelen. Algemene academische vaardigheden nemen ook hier in belang toe voor alle soorten functies.

Het beschikken over praktijkervaring, bijvoorbeeld uit een stage, wordt belangrijker.

De problemen waar bedrijven en instellingen het hoofd aan moeten bieden, krijgen een sterkere economische inslag. De te vervullen functies zullen sterkere economische en commerciële trekken gaan vertonen, die een groter inzicht in de economie en meer kennis van ondermeer bedrijfseconomie vereisen. Dit is de inhoudelijke achtergrond bij de verslechterende concurrentiepositie van juristen bij het solliciteren naar met name commerciële en financiële functies.


7.5 Economisering


Dit scenario wordt gekenmerkt door een sterker toenemende economische ingewikkeldheid van de samenleving dan in het panelscenario. De waarschijnlijkheid van deze ontwikkeling ligt in de manier waarop een aantal van de andere maatschappelijke processen de economisering versterken. Internationalisering bijvoorbeeld draagt in sterke mate aan deze ontwikkeling bij, de open grenzen vergemakkelijken het buitenlandse bedrijven om Nederlandse concerns op de eigen markt te beconcurreren. Omgekeerd worden deze gedwongen om naar het buitenland te kijken. De bestaande concurrentieverhoudingen verscherpen daardoor, veel bedrijven krijgen te maken met een toename in het aantal concurrenten met wie ze rekening moeten houden. De toegenomen concurrentiedruk dwingt concerns om sterker te rationaliseren.

De technische ontwikkeling, met name de automatisering en informatisering verloopt onder deze druk sneller dan in het eerste scenario. De groei van de bedrijvigheid in de agrarische sector, de nijverheid en de tertiaire dienstverlening maken dat de commerciële sector van de economie veel sterker de toon zet voor de economische ontwikkeling van Nederland.

Deze, ook door het Centraal Planbureau voorspelde groei zal echter instabiel zijn. [noot: HOOP 4, 1987. pag. 17] De onzekerheid van de bedrijven over de technische en economische ontwikkelingen zal groot zijn. Particuliere en overheidsbedrijven krijgen daardoor in dit scenario een veel grotere behoefte aan bedrijfskundige en economische kennis van zaken en aan (informatica-)technisch hooggeschoold personeel.

De verdringing van lager opgeleiden doordat functies zwaarder worden, zal onder invloed van de versnelde economische en technische innovaties sneller verlopen. Bedrijven en instellingen krijgen een grotere behoefte aan hooggeschoold personeel. Juristen zullen daar echter maar met mate van profiteren, daar bedrijven en instellingen met name behoefte hebben aan economisch en bedrijfskundig geschoolde medewerkers en technici. Bij de overheid zal de toenemende zakelijkheid leiden tot een grotere toename van de behoefte aan bestuurskundigen.


De concurrentie met academici uit andere disciplines valt in dit scenario negatief uit voor pas afgestudeerde juristen, hun concurrentiepositie voor commerciële functies en voor lijnfuncties bij banken en verzekeringsmaatschappijen verslechtert. De juridificering speelt in dit scenario dezelfde rol die het in het eerste speelt. De concurrentiepositie in de specifiek juridische beroepen blijft onaangetast.


Gevolgen voor de werkgelegenheid


Specifiek juridische functies


De toenemende economische bedrijvigheid zal tot iets meer werkgelegenheidstoename voor alle beroepen kunnen leiden dan waar het vorige scenario van uitgegaan is. De informatisering zal via de toenemende concurrentie met andere studierichtingen leiden tot enige afname van werkgelegenheid. Juridificering, internationalisering en de verdringing van lager opgeleiden zullen in de specifiek juridische beroepen, kunnen leiden tot dezelfde en bij bedrijfsjuristen tot een iets grotere toename van het aantal banen voor juristen, dan waar in het vorige scenario sprake van is.


Niet specifiek juridische functies


Het scenario is negatief over de ontwikkeling van de werkgelegenheid voor juristen in de niet specifiek juridische functies.

De jurificerende tendensen leiden ertoe dat de juridische inslag in een aantal algemene functies toeneemt. De toenemende economisering speelt echter een overheersende rol; in een aantal functies, waarin traditioneel veel juristen werken, krijgen de werkzaamheden een sterkere economische inslag.

Dit geldt met name voor managementfuncties, de commerciële functies in de nijverheid en de handel, de lijnfuncties bij banken en verzekeringen en voor beleidsfuncties bij de overheid. Juristen krijgen hier te maken met een sterkere concurrentie van economen, bedrijfskundigen, bestuurs kundigen en HEAO-ers dan in het panelscenario. De verdringing van niet academici door juristen zal door deze ontwikkeling minder snel verlopen dan in het eerste scenario verwacht wordt. De groei van de werkgelegenheid voor juristen zal sterk achterblijven bij de groei van het aanbod.


Gezien de hier geschetste ontwikkelingen wordt in dit scenario verwacht dat de vraag naar juristen zal liggen op het niveau van de lage variant van het HOOP. Het aantal banen voor juristen zal dan stijgen van 32600 in 1990, via 41800 in 1995 tot 48200 in het jaar 2000. De in het HOOP berekende groei van het aanbod ligt daar tot 2000 ver boven. De werkloosheid onder juristen zal in dit scenario sterk toenemen tot 10.000 1990 om vervolgens tot het einde van de eeuw te blijven stijgen.

De kwantitatieve verwachtingen uit dit scenario zijn samengevat in tabel 32.


Tabel 32 Ontwikkeling van het aantal banen van juristen in 2000 ‘ten opzichte van’ het panelscenario

____________________________________________________________
soort werk                      specifiek     niet specifiek
                                juridisch     juridisch
____________________________________________________________
nijverheid                           +         -
handel e.d.                          +         -
banken en verzekeringen              +         -
commerciële diensten rest       +         0
toename commerciële sector        13000
overheid                             0         -
kwartaire kwartaire diensten, rest   0         0
toename kwartaire diensten totaal       7000 
Totaal                               +         -
toename totale werkgelegenheid         20000
____________________________________________________________
+ = groei 
0 = blijft gelijk ten opzichte van het panelscenario 
- = afname 


Gevolgen voor de kwalificaties

Voor de specifiek juridische functies zullen de benodigde kennis en vaardigheden in grote trekken in dezelfde richting veranderen als in het scenario van de juridificering, zij het dat veel vaker een grotere kennis van economie vereist wordt in verband met de economische problematiek van veel cliënten.

Economische kwalificaties worden veel belangrijker voor steeds meer niet specifiek juridische beroepen, daarnaast neemt de behoefte aan kennis van informatica en bestuurskunde toe. Het beschikken over schriftelijke-, communicatieve- en bijvoorbeeld computervaardigheden en praktijkervaring is in dit scenario belangrijker, daar personeelswervers in dit scenario een keus kunnen maken uit een ruimer aanbod van werkzoekende juristen.


7.6 Het scenario van het vergrote aanbod


In de voorgaande scenario's is uitgegaan van de prognoses over de aantallen eerstejaars studenten van de WORSA en van het op basis daarvan geprognostiseerde aanbod op de arbeidsmarkt. De prognose van het aantal eerstejaars liep echter al in 1987 achter op de werkelijke aantallen. Er waren dat jaar 4998 eerstejaars rechten (WO-Nederland) en 32644 eerstejaars in totaal. Dit zijn er respektievelijk 500 en 2900 meer dan verwacht. Het lijkt een aannemelijke veronderstelling dat het aantal eerstejaars de komende jaren minder sterk af zal nemen dan de WORSA voorspelt. Er komen dientengevolge meer afgestudeerden op de arbeidsmarkt dan waar in het eerste scenario mee is rekening gehouden.


Verder houden we in dit scenario alle ontwikkelingen gelijk aan die uit het panelscenario. Er ontstaat door het sneller toenemen van het aanbod aan juristen een duidelijk probleem.

De verwachting over de richting van de toename van de werkgelegenheid voor juristen per beroep is gebaseerd op de uitkomsten van de enquête. De verwachting van het eerste scenario is dat er een sterke toename zal zijn van de werkgelegenheid in de specifiek juridische beroepen. Het is echter onwaarschijnlijk dat het vergrote aanbod op de arbeidsmarkt opgevangen kan worden in deze beroepen.


De verwachting over het totaal aantal banen en over de aantallen banen voor juristen per sector zijn gebaseerd op de prognoses van het Centraal Planbureau en het HOOP. Groei van de werkgelegenheid voor academici zal volgens deze prognoses vooral plaats vinden in de commerciële dienstverlening en in de kwartaire dienstverlening buiten de overheid en buiten het onderwijs. Op basis van deze veronderstellingen valt te verwachten dat het extra aanbod op de arbeidsmarkt voornamelijk werk zal moeten vinden in de niet specifiek juridische functies in deze sectoren. Het probleem is nu dat in veel van deze functies toenemende behoefte bestaat aan medewerkers met economische, bedrijfskundige of bestuurskundige kennis.


Het aanbod stimuleert de vraag vanuit bedrijven en instellingen, steeds meer afgestudeer den komen terecht in niet specifiek juridische functies. De verhouding tussen het aantal juristen in specifiek juridische en niet specifiek juridische beroepen verschuift in snel tempo. De studie wordt nu in steeds grotere delen van het arbeidsveld meer en meer als een algemene academische opleiding gebruikt. In deze niet specifiek juridische functies zullen juristen, in arbeidsvelden waar ze traditioneel een sterke concurrentiepositie hebben, te maken krijgen met concurrentie door economisch, bestuurskundig of bedrijfskundig beter opgeleiden. Verdringing van lager opgeleiden uit niet academische functies zal in dit scenario de nodige extra werkgelegenheid moeten bieden.


Tabel 33 Ontwikkeling van het aantal banen van juristen in 2000 ‘ten opzichte van’ het panelscenario

_________________________________________________________
soort werk                   specifiek     niet specifiek
                             juridisch     juridisch
_________________________________________________________
nijverheid                          0            0
handel e.d.                         0            0
banken en verzekeringen             0            v       
commerciële diensten rest      0            v
overheid                            0            v
kwartaire kwartaire diensten, rest  0            v
_________________________________________________________
v = groei door verdringing 
0 = blijft gelijk ten opzichte van het panelscenario


Gevolgen voor de kwalificaties

De eisen die aan juristen gesteld worden voor de specifiek juridische beroepen veranderen in dit scenario niet ten opzichte van het panelscenario.

De studie blijft gericht op specifiek juridische beroepenvelden, zij het in verhoudingsgewijs mindere mate.


De eisen die aan juristen gesteld worden bij sollicitatie naar de niet specifiek juridische beroepen worden onder invloed van de ruimere arbeidsmarkt strenger. Juridische, internationaal rechtelijke en economische aspecten aan het werk zullen net als in het panelscenario toenemen in een reeks van functies op academisch niveau. Ook neemt de sociale component in het werk in belang toe. De juridische basiskennis is en blijft echter een belangrijk selectiecriterium waarop juristen beoordeeld worden als ze solliciteren naar dergelijke functies.


Afhankelijk van het soort functie en het bedrijf kan een specialisatie een rol spelen. Het kunnen beschikken over vaardigheden als communicatieve-, onderhandelings- of managementvaardigheden, het kunnen omgaan met een computer en het hebben van praktijkervaring nemen sterker in belang toe bij sollicitatie naar alle soorten functies.


De verdringing krijgt in dit scenario een ander karakter dan in het panelscenario. De verdringing bestaat voor een deel uit een verhoging van het functieniveau van tot dan niet academische functies. Nu het aanbod op de arbeidsmarkt sterk stijgt zullen niet alle afgestudeerden werk op die hogere niveau's kunnen vinden, zij zullen veel vaker werk moeten accepteren dat op lagere niveau's ligt, waardoor zij de eigen kwalificaties ten dele niet zullen kunnen benutten.


7.6 Conclusie


De resultaten van het onderzoek naar de arbeidsmarktoriëntatie, het uitstroomprofiel en de uitstroom van de juridische opleiding wijzen op een aantal knelpunten voor wederzijdse aanpassing tussen opleiding en arbeidsveld.


Knelpunten

  1. De docenten en de faculteit krijgen weinig informatie van oud-studenten die in niet specifiek juridische functies werken. De faculteit onderhoudt maar weinig contacten met twee relatief nieuwe specifiek juridische arbeidsvelden, waar bedrijfsjuristen en de wetgevings- en bestuursjuristen werken.
  2. De faculteit ervaart naar werkgevers toe een gebrek aan een specifieke eigen identiteit ten opzichte van andere juridische faculteiten.
  3. De groei van het juridisch arbeidsaanbod overtreft de groei van de vraag, zodat de werkloosheid onder juristen toeneemt.



Het tekort aan informatie over de beroepen en functies waarin afgestudeerden van de faculteit terecht komen is op te heffen middels afgestudeerdenenquêtes zoals de faculteit die nu houdt.

Daarnaast bieden stages een goede mogelijkheid om in contact te treden met beroepenvelden. Voor beroepenvelden met een eigen beroepsvereniging en/of een eigen postdoctorale beroepsopleiding kunnen contacten met deze instellingen voorzien in de lacune, bijvoorbeeld contact met Het Genootschap voor Bedrijfsjuristen.


De scenario's


In alle drie de scenario's blijft de rechtenstudie in belangrijke mate gericht blijft op de specifiek juridische beroepenvelden. Het panelscenario en het economiseringsscena rio geven een situatie aan waarin zeker de helft van de juristen in dergelijke beroepen en functies werkt, in het vergrote aanbod scenario minder dan de helft.


In alle drie de scenario's speelt de verdringing een zeer belangrijke rol in de toename van het aantal banen van juristen, zoals dat overigens ook voor afgestudeerden van andere studierichtingen het geval zal zijn. De met het begrip verdringing bedoelde verschuiving van het opleidingsniveau kan op meerdere manieren plaats vinden, door het opvolgen van niet academisch opgeleiden in de hogere functieniveau's, door het opvolgen van niet academici in functies die zwaarder zijn geworden, en door het opvolgen van niet academici in lagere functies dan waarin juristen tot nu toe werk vinden. In het vergrote aanbod scenario zal deze laatste vorm van verdringing een relatief grotere rol spelen.


De drie scenario's geven aan dat de arbeidsmarktpostitie van afgestudeerden verschilt naar het scenario dat werkelijkheid wordt. In het panelscenario zal de positie van de afgestudeerden ten opzichte van de specifiek juridische beroepen min of meer gelijk blijven, zij het dat er een grotere behoefte is aan een eerste specialisering, internationaal recht, economie, de genoemde praktische vaardigheden en ervaring. De concurrentiepositie van afgestudeerden zal verslechteren voor commerciële en financiële functies in de nijverheid en de handel, voor de lijnfuncties bij banken en verzekeringen en voor niet specifiek juridische ambtelijke functies.


In het economiseringsscenario wordt voor niet specifiek juridische functies de concurrentiepositie van afgestudeerden ten opzichte van andere studierichtingen duidelijk slecht bij banken en verzekeringsmaatschappijen, commerciële en financiele functies in de nijverheid en in de handel, en niet specifiek juridische functies bij een overheid. Afgestudeerden zullen gedwongen zijn om werk te zoeken in lagere niet specifiek juridische functies.


In het vergrote aanbod scenario ontstaat het zelfde effect als bij de economisering: Veel pas afgestudeerde juristen zullen werk moeten zoeken in niet specifiek juridische functies die niet op hun niveau liggen. Deze vorm van verdringing zal pas op gang komen nadat de werkloosheid onder afgestudeerden hoog zal zijn opgelopen.


Overblijvende vragen

Uit alle drie de scenario's rijst de rechtenstudie op als een opleiding die in belangrijke mate gericht zal blijven op de specifiek juridische beroepen. Ook wordt aangegeven dat juristen voor niet specifiek juridische beroepen voor een belangrijk deel worden beoordeeld op de gedegenheid van hun rechtenopleiding. Dit geeft aan dat de studie een specifieke rechtenopleiding moet blijven. Tegelijkertijd verslechtert de concurrentiepositie van afgestudeerden voor de niet specifiek juridische functies ten opzichte van economen, bedrijfskundigen en bestuurskundi gen, vooral in het economisering scenario.


Het verdient aanbeveling om een eerste specialisatie binnen de studierichting in te bouwen in het eerste fase programma. De inhoud van deze specialisatie is afhankelijk van het beroepenveld waar men in wil gaan werken.


Arbeidsrecht, belastingrecht en internationaal recht verdienen een plaats binnen het basisprogramma Nederlands recht.

Niet juridische vakken moeten binnen de studie als ‘keuzevak’ een plaats krijgen, vinden de respondenten. Gezien de ontwikkeling van de werkzaamheden zullen (een relatief zwaar pakket) economie en informatica (computergebruik en gebruik van juridische databanken) voor veel studenten van belang zijn.


Vaardigheden verdienen een grotere aandacht in het studieprogramma. Bij de vragen over het curriculum wordt geantwoord dat met name communicatieve vaardigheden als schrijven, argumenteren, spreken en werken in teamverband veel aandacht nodig hebben in het hele studieprogramma. Het opdoen van praktische vaardigheden, bijvoorbeeld in een stage, en het leren gebruiken van computers verdienen enige aandacht. Het opdoen van juridische vaardigheden wordt relatief het minst belangrijk gevonden: Opgemerkt wordt dat men dat in het werk zelf en in de beroepsopleiding leert. Gedeeltelijk kunnen deze juridische vaardigheden een plaats vinden bij de communicatieve vaardighe den en in de stage. Dit betekent niet dat het panel de juridische vaardigheden onbelangrijk vindt, maar dat op dit moment de andere vaardigheden een grotere aandacht verdienen in het eerste fase programma.


Het is denkbaar afstudeervarianten te maken die op bepaalde niet specifiek juridische beroepenvelden zijn geörienteerd. Een voorbeeld van het soort opleiding dat hier wordt bedoeld is culturele studies in de letterenfaculteit, waar op een behoorlijke onderbouw bestaande uit één van de studierichtingen in die faculteit een vakkenpakket is gezet gericht op beleidsfuncties, op managementfuncties in musea, of op educatieve of publicistische functies. Het beleid staat daarmee voor de keuze voor de markt van niet specifiek juridische functies wel of geen gerichte afstudeervarianten te creëren. Omdat op dit moment geen aanwijzingen beschikbaar zijn over de sterkte van de concurrentiepositie van afgestudeerden uit dergelijke nieuwe afstudeerrichtingen, zou het riskant en kostbaar zijn op dit moment voor een ander beleid te kiezen dan de geprofileerde specifiek juridische opleiding, ook voor dat overgrote deel van de studenten dat straks in concurrentie met andere academici in niet specifiek juridische functies terecht zal komen. Pas wanneer uit afgestudeerdenonderzoek dat op deze concurrentiepositie is gericht, blijkt dat andere afstudeervarianten voordeel op zouden leveren, kan men overwegen of de extra onderwijsinvestering kan worden gedaan.


Literatuur


Abas, P., ‘De betekenis van de feiten’. Iets over de betekenis van de feiten in theorie, praktijk en onderwijs. Inaugurale rede. Arnhem, Gouda Quint, 1985.

Arbeidskrachtentelling 1979, deel 1. Den Haag, Staatsuitgeverij/CBS-publicaties, 198.

Arbeidskrachtentelling 1981, deel 1. Den Haag, Staatsuitgeverij/CBS-publicaties, 1985.

Arbeidskrachtentelling 1983, deel 1. Den Haag, Staatsuitgeverij/CBS-publicaties, 198.

Idem, 1985. Den Haag, Staatsuitgeverij/CBS-publicaties, 1987.

Arbeidskrachtentelling 1981. Tabel Werkzame personen naar geslacht, bedrijfsklasse en nivo van het hoogstbehaalde onderwijsdiploma. Den Haag, C.B.S., 1984.

Idem, 1983. Den Haag, CBS, 1985.

Idem, 1985. Den Haag, CBS, 1986.

Asjes, Pieter, Reinking, Jan Maarten, Sterkman, jan Albert, Zwinkels, Juliëtte, red., ‘Jurist en werk’. Kleine beroepengids voor de aankomende jurist. Uitgave ter gelegenheid van het op 18 mei 1984 door de Vereniging voor Juridische Studenten te Leiden georganiseerde Congres "Jurist en Werk". Deventer, Kluwer, 1984.

Berg van Saparoea, Floris van den, Onstenk, Jeroen, Dool, Peter van den, ‘Faculteit en arbeidsveld.’ De case van het Planologisch Demografisch Instituut van de Universiteit van Amsterdam. Amsterdam, SCO, 1987.

Bergsma, J.red., Jurist en werk: Kleine beroepengids voor de aankomende jurist. Deventer, Kluwer, 1988.

Bilderbeek, R.H. en R.E.H.M. Smits, ‘Methoden en technieken van toekomstonderzoek en de aansluiting onderwijs-arbeid’. Apeldoorn, Studiecentrum Technologie en Arbeid TNO, oktober 1984.

Boer, G., Ferrijn, A., ‘Sociaal culturele en demografische ontwikkelingen’. NW/T verkenning no. 20/1 en 20/2. Zoetermeer, M.O.W., 1987.

Van den Bosch-Zuidgeest, G.M. et. al., ‘Academici in het bedrijfsleven’. Publicatie in opdracht van de Stichting Stuurgroep Sociaal Wetenschappelijk Onderzoek en de Commissie Opvoering Productiviteit/SER. Alphen aan den Rijn, Brussel, Samson Uitgeverij, 1976.

Bronneman-Helmers, Ria, ‘De arbeidsmarkt voor hoger opgeleiden’. Ontwikkelingen en vooruitzichten. Rijswijk, Sociaal en Cultureel Planbureau, januari 1984.

Centraal Planbureau, ‘De arbeidsmarkt naar opleidingscategorie 1975-2000’. Werkdocument no.17. Den Haag, Centraal Planbureau, 1987.

Commissie Promoting afgestudeerden, ‘Notitie aan het Faculteitsbestuur van de Faculteit der Rechtsgeleerdheid Rijksuniversiteit Groningen’. Groningen, Faculteit der Rechtsgeleerdheid, 1 september 1986.

Evan, W.M., ‘Organization Theory’. Structure, systems and environments. New York etc., John Wiley and Sons, 1976.

Fricke, W.,‘Arbeitsorganisation und Qualifikation’. Bonn, Verlag Neue Gesellschaft GmbH ,1975.

Gouldner, A.W., Cosmopolitans and Locals: towards an analysis of latent social roles. in: ‘Administrative Science Quarterly’, december 1957. pp 281-306 en pp. 444-480.

Grip, A., Heijke, J.A.M., Dekker, R.J.P., Groot, L.F.M., ‘De arbeidsmarkt naar beroep in 1992 en de positie van academici daarbinnen’. Maastricht, Researchcentrum vooar Onderwijs en Arbeidsmarkt, 1987.

‘Handleiding voor het ontwerpen van scenario's’. Werkstukken Planning en Beleid nummer 19. Utrecht, Vakgroep Planning en Beleid Sociologisch Instituut, 1982.

Heilbron, Johan en Schram, Ton, Werkloosheid onder academici: de cijfers. ‘Intermediair’, jrg. 21, nr. 36. 6 september 1985. p. 47 en 49.

Heintjes, R. (et al.), ‘Succesvol rechten studeren: Een leidraad voor wie overweegt rechten te gaan studeren, op het punt staat de studie aan te vangen of er reeds mee enige tijd mee bezig is.’ Alphen a.d. Rijn, Samsom, Tjeenk Willink, 1985. 2e herziene druk 1988.

Heintjes, Rob en De Vries, Peter, ‘Notitie over het facultaire curriculumbeleid’. Amsterdam, Faculteit der Rechtsgeleerdheid, UvA, 7 april 1986.

‘Hoger Onderwijs Autonomie en Kwaliteit’. Kamerstukken Tweede Kamer der Staten Generaal nr. 19 253.

Hövels, B.M.W. Krijnen, G. en Westerlaak, J.M. van. Onderzoeksvoorstel funktie-analyse juristen. Ten behoeve van de tweede fase van een onderzoeksprogramma naar de problematiek van de aansluiting tussen de juridische opleiding en de beroepsuitoefening van juristen. Nijmegen, Instituut voor Toegepaste Sociologie, 1974.

Hövels, B.M.W. en Krijnen, G.. Funkties van juristen. Een onderzoek naar de werkkringen van juristen die in de periode van september 1947 tot september 1972 zijn afgestudeerd. tekst en bijlagen. Nijmegen, Instituut voor Toegepaste Sociologie, 1974.

Kampfraath, A.J. et.al. red.. Jurist en Werk. Kleine beroepengids voor de aankomendea jurist. Uitgave ter gelgenheid van het op 30 mei 1986 onder auspiciën van de Vereninging voor Juridische Studenten te Leiden georganiseerde Congres "Jurist en Werk". Deventer, Kluwer, 1986.

Koppen, J.K.K. en Verbeek, F., "Facts and Figures" met betrekking tot studierichtingen aan de U.v.A.. in:‘Advies universitaire werkgroep onderwijsbeleid.’ Amsterdam, UvA, 1986.

Mensen, Theo en Wielers, Rudi, Meer bullen dan banen. Een onderzoek naar knelpunten op de arbeidsmarkt voor academici. Groningen, Sociologisch Instituut RU en districtsbureau voor de Arbeidsvoorziening, 1986.

Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen, ‘Hoger Onderwijs en Onderzoek Plan’ (HOOP). Zoetermeer, M.O.W., 1987, 1988. Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen, ‘Ontwikkelingslijnen in aanbod en behoef te van academici tot 1990’. (RABAKnota). Den Haag, M.O.W., 1975.

Mintzberg, H., ‘The structuring of organizations’. Englewood Cliffs, N.J., Prentice Hall, 1979.

Mok, A.L. red., ‘Jonge academici en het bedrijfsleven’. Referaten gehouden tijdens de Bedrijfssociologische Studiedagen 1972. Rotterdam, Universitaire Pers Rotterdam, 1972.

Nijeboer, J.J.B., ‘Politiek Bestuurlijk Trendrapport’. Verkenning van ontwikkelingen en trends in de politiek-bestuurlijke omgeving van het systeem van hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Achtergrondstudie ten behoeve van ht concept HOOP 1987-1989.

HWIT verkenning no. 19. Zoetermeer, MOW, 1987.

Onderwijskommissie, ‘Tussenrapport inzake de herziening van het studieprogramma van de Faculteit der Rechtsgeleerdheid’. Amsterdam, Faculteit der Rechtsgeleerdheid, 1973.

Pfeffer, J. and Salancik, G.R., ‘The external control of organizations’. New York and London, Harper and Row, 1978.

Roos, N.H.M., ‘Juristerij in Nederland’. Sociale ontwikkelingen in de opleiding en beroepen van juristen. Deventer, Kluwer, 1981.

Roos, N.H.M., De juridische studie in het perspectief van de werkgelegenheid. ‘AA jrg. 36, 1987, nr. 12, pp. 763-774 en AA jrg. 37, 1988, nr. 1, pp. 25-30’.

Schut, W.W. en Dijkstra, F.Y., ‘Arbeidsmarkt en academici 1947-1985’. HW/T-verkenning no. 24. Zoetermeer, DG Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek, directie Toekomstverkenningen, te verschijnen 1987.

Stokrom, A.R.J., ‘Vinger aan de pols’. Onderzoek naar de werkgelegenheid van de in het kalenderjaar 1985 afgestudeerde Rotterdamse juristen. Rotterdam, Bureau Onderwijszaken EUR, 1987.

Studiegids '86-'87. Amsterdam, Fakulteit der rechtsgeleerdheid, 1986.

Swaan, Abram de, ‘De mens is de mens een zorg’. Opstellen 1971-1981. Amsterdam, Meulenhoff, 1984. 1e editie 1982.

Veld, J. in 't, ‘Analyse van organisatieproblemen, een toepassing van het denken in systemen der processen.’ Amsterdam, Elsevier, 1987.

Vries, Joh. de, De academicus in het bedrijfsleven: historisch perspectief. in: ‘Mok, A.L. red., Jonge academici en het bedrijfsleven’. Referaten gehouden tijdens de Bedrijfssociologische Studiedagen 1972. Rotterdam, Universitaire Pers Rotterdam, 1972.

Wassenberg, Arthur red.. ‘Netwerken: Organisatie en strategie’. Amsterdam, Boom Meppel, 1980.

Wet op het Wetenschappelijk Onderwijs 1986. Kamerstukken Tweede Kamer der Staten Generaal nr. .

Wilbrink, Ben, ‘Arbeidsmarktoriëntatie voor Hoger Onderwijs’. Paper voor de Landelijke Dag Studievaardigheden, KUB Tilburg, 29-januari 1988. Amsterdam, SCO, 1988. html

WORSA '87, ‘Wetenschappelijk Onderwijs Raming Studentenaantallen’. Zoetermeer, MOW, Taakgroep studentenramingen, 1987.


Recent


ROA (2009). De arbeidsmarkt naar opleiding en beroep tot 2014. Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt, Maastricht University, School of Business and Economics. ROA-R-2009/5 pdf

Blauw Research. De Imago blauwdruk arbeidsmarkt juristen 2011. pdf

G. C. J. J. van den Bergh (2007 5e). Geleerd recht. Een geschiedenis van de Europese rechtswetenschap in vogelvlucht. Kluwer.

James A. Brundage (2008). The medieval origins of the legal profession. Canonists, civilians, and courts. University of Chicago Press.




beschikbaar gesteld op deze website 18 juli 2011 \ contact ben apenstaartje benwilbrink.nl

Valid HTML 4.01! http://www.benwilbrink.nl/publicaties/88vandenberg_vansaparoea_jurist_en_arbeidsmarkt.htm