Lid RvT ‘met het bijzondere vertrouwen van de medezeggenschap’: dus iemand uit het old boys network?




Sinds kort heeft de medezeggenschap in het hoger onderwijs de taak om zelf een lid van de Raad van Toezicht voor te dragen, een lid dat het bijzondere vertrouwen van de medezeggenschap heeft. De wet schrijft tot in detail de procedure voor, wat op zich al tamelijk bijzonder is (daarover valt meer te melden, zie hierbeneden). Het springende punt is natuurlijk dat de wetgever de bedoeling heeft dat de medezeggenschap een goede toegang heeft bij de RvT, en dat de medezeggenschap er dus verstandig aan doet om de eigen bevoegdheden bij deze voordracht ten volle uit te buiten. Hoe dat is gelopen bij de eerste benoemingen volgens deze nieuwe wettelijke bepalingen, is dus van enig belang. De eerste benoemingen zijn per 1 mei gedaan voor de raden van toezicht van de HvA en de UvA.

Ik moet hier melden dat ik zelf nauw betrokken ben geweest bij de vacature voor de RvT van de UvA: ik heb daarop gesolliciteerd bij de COR en CSR van de UvA. Ik ben niet voorgedragen, waar ik op zich helemaal niet rouwig om ben: het gaat om een buitengewoon moeilijke klus waarin de RvT kan proberen de schade door overheidsingrepen te beperken, maar voorkomen daarvan is een onhaalbare kaart. Gegeven de bedoelingen van de wetgever, plaats ik vraagtekens bij de door de COR en CSR gevolgde procedure en de gemaakte keuze door (de sollicitatiecommissie uit) de COR en CSR. Waarschijnlijk zijn er meerdere kandidaten geweest die beter aan de profilering voor deze specifieke vacature voldeden dan de door de minister benoemde oud rector-magnificus van de Universiteit Maastricht en hoogleraar strafrecht, en sinds kort ook voorzitter van de RvT van hogeschool Zuyd. Of dit inderdaad zo was, dat weet alleen een kleine commissie uit de COR en CSR, en de adviseur Van Steenhoven. Maar ik kan voor mijzelf spreken, en dat zal ik in deze webpagina doen. Ik voel mij ook verantwoordelijk om een en ander onder aandacht van vakbonden (personeel en studenten) te brengen, omdat ik de stellige indruk heb dat COR en CSR zich in de hier gevolgde procedure de kaas van het brood hebben laten eten, en daarmee verzuimd hebben de mogelijkheden te benutten die de wetgever uitdrukkelijk aan de medzeggenschap heeft toegekend. Ik ben benieuwd of hier zelfs sprake is geweest van handelen in strijd met de wet. Zoals een goed kandidaat voor deze bijzondere bijzondere toezichthoudersfunctie betaamt, wil ik het de vakbonden mogelijk maken om lering uit deze zaak te trekken.




de raden van toezicht onder vuur


De bestuurlijke gremia in het onderwijs hebben zich bijzonder kwestbaar gemaakt door falend bestuur en falend toezicht bij enkele grote onderwijsinstellingen. Dus ook in het hoger onderwijs (InHolland). En in het bijzonder ook het universitair onderwijs (Vrije Universiteit). De bewindslieden van onderwijs zijn druk bezig om de kwaliteit van het bestuur weer op orde te krijgen, deels heeft dat al geresulteerd in nieuwe wetgeving zoals hierboven al aangegeven. Ik wil hier in ieder geval enkele recente uitspraken van de minsiter van onderwijs bijeen brengen, die de toon aangeven waarin er bij de overheid over het bestuur in het hoger onderwijs wordt gesproken.



Hugo Logtenberg (2013). Wie durft er nog toezicht te houden? NRC dinsdag 7 mei 2013, p. 4


Hans Steketee (2013). Een dinertje, een dagje voorzitten en dan gaat er wel eens een bal ‘uit’. Thuiszorgmoloch Meavita onderzocht door Ondernemingskamer. NRC dinsdag 7 mei 2013, p. 5




benoemingen


Gerard Mols en Marleen Barth nieuwe leden Raden van Toezicht UvA en HvA. UvA Nieuws


Staatssecretaris Zijlstra en de Tweede Kamer over o.a. twee benoemingen (Utrecht en Amsterdam): 31 288 nr. 233 Verslag van een notaoverleg 26-11-2011

Zijlstra: Wat de raad van toezicht betreft gaat het om twee gevallen, Amsterdam en Utrecht. Dit voorjaar heb ik de Kamer al aangegeven dat ik wat meer ga sturen op raden van toezicht, via sollicitatiegesprekken en dergelijke. Ik ben politiek verantwoordelijk. Als er iets misgaat in de raden van toezicht, sta ik uit te leggen waarom ik de persoon heb benoemd. In het specifieke geval van Amsterdam was er geen bestuursvoorzitter, trad de college-voorzitter af. Ik heb de voormalige sg van Onderwijs daar als formateur gezet om een nieuwe raad van toezicht te vormen. In het geval van Utrecht vond ik dat een te nauwe relatie ontstond tussen de raad van toezicht en het college van bestuur, terwijl de raad van toezicht toezicht behoort te houden. In tegenstelling tot wat de voorzitter in zijn brief heeft geschreven, heb ik in een gesprek aangegeven dat ik het profiel de belangrijkste component vond voor een nieuwe benoeming. Daaraan is geen invulling gegeven. Toen heb ik vervolgens iemand benoemd, van wie ik het vertrouwen had dat de afstand wel in acht werd genomen. En naast mensen van heel veel andere partijen, benoem ik af en toe ook wel eens een VVD’er.




profiel lid RvT (medezeggenschap) UvA


De advertentietekst voor de vacature RvT UvA geeft het profiel voor het gezochte lid; het gaat binnen de RvT om de portefeuille onderwijs en onderzoek.


advertentie




mijn sollicitatie


Mijn sollicitatiebrief was in de procedure slechts bij enkele leden van de COR en CSR bekend, dus niet bij alle leden (zoals de wet waarschijnlijk voorschrijft). Het lijkt me niet onnut om deze brief hier integraal bekend te maken.


sollicitatiebrief




de wet etc.


Ik wil hier de relevante artikelen uit de wet vermelden. Maar bijvoorbeeld ook een brief van de vakbonden aan de commissie Onderwijs van de Tweede Kamer: zie pdf [op 4 juni is in de Tweede kamer een motie aan de orde om de MR meer power te geven; dat is dus niet zozeer het HO, maar het PO en VO (MBO)].




R. G. Louw (2011). Het Nederlands hoger onderwijsrecht. Een thematisch commentaar op de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Proefschrift Leiden. Open access: pdf


Louw geeft aantekeningen bij de artikelen van de WHW. Zie i.h.b. zijn aantekeningen 9.64, 9.65, 9.67 en 10.39. bij artikel 9.7, 10.3 en 11.5 van de WHW. Naar de mening van Louw kan de Minister bij een voorgenomen benoeming van een lid van de RvT de RvT horen, en de RvT kan dan op zijn beurt het CvB raadplegen. Maar dat staat dus niet in de WHW. Dit idee lijkt me in strijd met de intentie van de wetgever, in het geval van de benoeming van een lid van de RvT met het bijzondere vertrouwen van de medezeggenschap. Maar over dat laatste merkt Louw op dat dat gedoe over vertrouwen van de medezeggenschap geschrapt had moeten uitt de wet, nu de medezeggenschap gewoon zelf een voordracht moet doen voor een lid van de RvT.


In hoofdstuk 9 van de WHW staan de artikelen die betrekking hebben op de RvT. De wetgever regelt expliciet de procedure voor het lid van de RvT dat door de medezeggenschap wordt voorgedragen. Het interessante is dat uit de wet valt af te leiden dat het nadrukkelijk niet de bedoeling is dat de medezeggenschap in overleg treedt met de RvT of het CvB over een en ander, ook niet om advies te vragen over een voorgenomen voordracht. Dit in afwijking van de verplichting die de RvT heeft om de medezeggenschap te informeren en om advies te vragen bij voorgenomen benoeming van leden van CvB en RvT zelf.  Waar ik minder zeker van ben is de betekenis van formuleringen dat de medezeggenschap de voordracht doet, dus niet slechts een afvaardiging van de medezeggenschap. Het lijkt mij dat een GV die niet zelf inhoudelijk beslist, maar zich voegt naar wat de voorzitters zeggen dat de beste beslissing is, niet is wat de wetgever heeft bedoeld. In de toelichting op de WHW van 2009 staat buitengewoon nadrukkelijk dat de wetgever bedoelt dat er in het bestuur van de instellingen checks and balances moeten zijn, dus dat CvB, RvT en medezeggenschap scherp hun eigen rol zullen moeten spelen.


De WHW is glashelder over de te volgen procedure voor de benoeming van dit lid van de RvT, maar je moet wel op het idee komen om de WHW erop na te slaan, en je moet de wet toch wel een beetje juridisch kunnen lezen. Ik ben maar een halve jurist, en zal me nog door een paar knappe koppen laten adviseren. Ik geef een voorbeeld van de dingen waar het om gaat: als de WHW voorschrijft dat bij de voorgenomen benoeming van een lid van de RvT de medezeggenschap om advies moet worden gevraagd, maar voor de voordracht van de medezeggenschap voor een lid van de RvT ONTBREEKT een vergelijkbaar artikel, dan is het waarschijnlijk zo dat de wetgever geen foutje heet gemaakt maar expliciet uitsluit dat over de voordracht wordt overlegd met de RvT. Een extra artikel waarin zo’n overleg wordt uitgesloten is niet nodig. Maar dit is dus wel typisch juristerij, en daarover moet ik zekerheid zien te krijgen. 




Verbetering bevoegdheden Raad van Toezicht


Tweede Kamer der Staten-Generaal vergaderjaar 2006-2007. Kamerstuk 30 832 nr 3. Memorie van Toelichting.


Wijziging van onder meer de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met onder meer versterking van de rechtspositie van de student en de verplichte instelling van de raad van toezicht en verbetering van zijn bevoegdheden (rechtspositie studenten en raden van toezicht) pdf




WHW


Artikel 9.7. Samenstelling raad van toezicht WHW hfdst 9


2.

De voorzitter en de andere leden worden door Onze minister benoemd, geschorst en ontslagen. Een van de leden wordt benoemd op voordracht van de universiteitsraad dan wel de ondernemingsraad en het orgaan dat op grond van de medezeggenschapsregeling, bedoeld in artikel 9.30, derde lid, tweede volzin, is ingesteld. De voordracht bevat ten minste twee namen. Indien de voorgedragen kandidaten niet door Onze minister worden benoemd, wordt een nieuwe voordracht gedaan. Onze minister kan gemotiveerd afwijken van de tweede voordracht. Bij de benoeming wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met een evenwichtige verdeling van de zetels over mannen en vrouwen. Onze minister benoemt een lid dat in het bijzonder het vertrouwen geniet van de universiteitsraad, dan wel het vertrouwen geniet van de ondernemingsraad en het orgaan dat op grond van de medezeggenschapsregeling, bedoeld in artikel 9.30, derde lid, tweede volzin, is ingesteld, gezamenlijk. De benoeming geschiedt voor een periode van ten hoogste vier jaren.

4.

( . . ) De leden van de raad zijn niet tevens werkzaam bij een ministerie dan wel lid van de Eerste of Tweede Kamer der Staten-Generaal. ( . . )

5.

De universiteitsraad dan wel de ondernemingsraad en het orgaan binnen de universiteit dat op grond van de medezeggenschapsregeling, bedoeld in artikel 9.30, derde lid, tweede volzin, is ingesteld, wordt of worden in de gelegenheid gesteld om aan de raad van toezicht advies uit te brengen over de profielen bedoeld in het vierde lid.


De WHW schrijft voor dat de COR en CSR de voordracht doet, en dat deze tenminste twee namen bevat.


Er staat NIET in de wet dat COR en CSR overleg voeren met de RvT en het CvB. De wetgever moet uitdrukkelijk bedoeld hebben dat de COR en CSR tot hun voordracht komen zonder invloed op die voordracht door RvT of CvB.


De wet schrijft voor dat COR en CSR de voordracht doen. De GV moet dus besluiten over die voordracht. Dan moet ze ook voldoende zijn voorgelicht om dat besluit te kunnen nemen.


Een lid van de Eerste Kamer kan geen lid zijn van de RvT van een universiteit. Dat lijkt pikant, i.v.m. de benoeming van Marleen Barth in de RvT van de HvA, maar de overeenkomstige regeling voor de hogescholen (WHW art. 10.3d lid 4) sluit leden van het parlement niet uit. Toch is het best wel pikant, want de vraag kan worden gesteld: waarom is de HvA zo geweldig anders dan de UvA dat het bezwaar van de wetgever (dubbele petten, aangenomen dat het daar inderdaad om gaat) ineens niet meer geldt voor de HvA?




Bestuursreglement van de Universiteit van Amsterdam


Universiteitsreglement van de Universiteit van Amsterdam, goedgejeurd door de Raad van Toezicht op 19 december 2012 pdf.


Hoofdstuk II   De Raad van Toezicht


Artikel 6

  1. De leden van de Raad van Toezicht, alsmede de voorzitter daarvan, worden door de minister benoemd, geschorst en ontslagen overeenkomstig de bepalingen van de wet. De Centrale Ondernemingsraad en Centrale Studentenraad hebben het recht op gehoord worden voor de benoeming en ontslag van leden van de Raad van Toezicht.
  2. Een van de leden wordt benoemd op voordracht van de Centrale Ondernemingsraad en Centrale Studentenraad. Dit is het lid dat in het bijzonder het vertrouwen genioet van de Centrale Ondernemingsraad an de Centrale Studentenraad, zoals genoemd in artikel 9.7 WHW.
  3. De benoeming van de leden van de Raad van Toezicht geschiedt op basis van door de Raad van Toezicht opgestelde en vooraf openbaar gemaakte profielen. De Centrale Ondernemingsraad en Centrale Studentenraad worden in de gelegenheid gesteld om aan de Raad van Toezicht advies uit te brengen over deze profielen.


Merk op dat het recht op gehoord worden asymmetrisch is: wel voor de COR en CSR, niet voor de RvT bij de voordracht voor een lid met het bijzondere vertrouwen van de medezeggenschap. Merk ook op dat dit deel van het reglement onduidelijk is over de opstelling van het profiel voor het bedoelde lid met het bijzondere vertrouwen van de medezeggenschap — maar het kan toch niet de bedoeling zijn dat COR en CSR hier alleen maar het recht hebben om erover te worden gehoord.


Hoofdstuk VIII regelt de medezeggenschap van medewerkers en studenten. Daarin wordt niet gerept over de voordracht voor het lid van de RvT met het bijzondere vertrouwen van de medezeggenschap.


Het is goed om reglementen kort en overzichtelijk te houden, maar dit reglement lijkt mij op het specifieke punt van de voordracht van het lid van de RvT met het bijzondere vertrouwen van de medezeggenschap toch tekort te schieten. Het risico is immers dat de leden van CSR en COR uit dit reglement niet kunnen begrijpen wat de opdracht is die de wetgever in deze aan de medezeggenschap heeft gegeven.




de gevolgde procedure


En hier de procedure zoals door COR en CSR gevolgd. COR en CSR lijken hier in een andere wereld te leven dan die van de wetgever. Ik zal putten uit de notulen van de COR (die van de CSR staan niet online) om e.e.a. te verduidelijken. De procedure gevolgd door de medezeggenschap van de HvA toont dezelfde kenmerken. De notulen geven wel de suggestie dat deze procedures van bovensaf zijn ingestoken (in het geval van de HvA moet dat met medeweten van destijds rector Bussemaker zijn gebeurd), maar niets had de medezeggenschap kunnen en mogen dwingen om de oren naar influisteringen van buiten de medezeggenschapte laten hangen.



aantekeningen







Marilse Eerkens (28 april 2016). Het ministerie van Onderwijs maakt ouders monddood, aldus de jurist die voor hun kroost opkomt. De Correpondent Via mijn tweet tweet




[21 juli 2013] 29 april 2016 \ contact ben apenstaartje benwilbrink.nl

Valid HTML 4.01!   http://www.benwilbrink.nl/publicaties/Wilbrink_RvT.htm http://goo.gl/LOls8