10 januari, noten en links toegevoegd aan: tweede concept voor het onderwijstijdschrift Van Twaalf Tot Achttien site. Niet verspreiden s.v.p., voor citeren: de gepubliceerde tekst zal bepalend zijn, neem contact op met de auteur.

Dit concept met notenapparaat is in het bijzonder ook bedoeld voor de vaste kamercommissie voor onderwijs (Tweede Kamer)


Ben Wilbrink

Al die teksten in onze eindexamens, waar komt dat fenomeen toch vandaan? 1

Kan Sander Dekker precies 75 L zand in een kruiwagen scheppen? 2


De rekentoetsen3, dit jaar voor het eerst onderdeel van eindexamens vo en mbo, zijn onder politiek vuur komen te liggen. Het ene overleg is nog niet afgelopen, of de volgende hoorzitting staat al weer op de rol4. Helder is dat er met de rekentoetsen-2F en -3F iets mis is: nog niet de helft van de kandidaten scoort er in de pilots van 2012 een voldoende resultaat voor, en in 2013 is dat niet beter5. Het gekke is dat PISA hetzelfde type rekenopgaven-in-contexten gebruikt7fg, en daar scoren onze leerlingen in de wereldtop — nou ja, bijna dan6. Wat is hier aan de hand? Hoe kunnen we zinvol discussiëren over deze rekentoetsen en hun achtergronden? Want het ontbreekt de hoofdspelers aan een heldere taal, aan een passend theoretisch kader, zoveel is wel duidelijk. Discussie aan de hand van telkens weer de voorbeelden uit de rekentoetsen — kan Sander Dekker wel precies 75 liter zand in een kruiwagen scheppen? — brengt aan het eind van de dag niet echt helderheid.


Er gaapt een kloof tussen wat burger, kamerlid en testpsycholoog onder rekenen verstaan, en wat de omstreden rekentoetsen in feite testen. Deze toetsen bevatten vooral contextopgaven, bedoeld om ‘functioneel rekenen’ te toetsen. Dat is ‘rekenen voor iedereen, te gebruiken in alledaagse situaties’ zoals Anne van Streun het noemt (hoorzitting Tweede Kamer, 4 december jl, pdf). Natuurlijk is rekenvaardigheid van belang in het leven na de school, en is het geen gek idee om ook in de school de leerlingen daar al iets van te laten beleven. De psycholoog Edward Thorndike — hij zorgde in de twintiger jaren in zijn eentje voor een revolutie in het Amerikaanse rekenonderwijs — werkte het op een goede manier uit, als ondersteuning van het rekenonderwijs, en op een sterke psychologische basis.7 Vind daar ook een heldere afbakening tussen ‘alledaagse’ en gekunstelde situaties in rekenopgaven. Is het winnen van de Staatsloterij alledaags?html

Naast de empirisch-wetenschappelijke benadering van Thorndike vinden we begin 20e eeuw de filosofische visie van John Dewey op onderwijs, die in zijn laboratoriumschool van de universiteit van Chicago minder nadruk legde op directe instructie, meer op probleem-georiënteerd leren in sociale situaties uit het dagelijks leven.8 Dit idealisme vinden we op tal van plekken en tijden in de 20e eeuw terug.9 Ook in het gedachtengoed dat internationaal bekend staat als constructivisme en situationisme — situated learning — blijkt veel ontleend aan het filosofische werk van Dewey. Radicaal constructivismeconstructionisme en situationismesituationisme vinden we vandaag dominant terug in onderwijskundige literatuur: in Nederland als ‘het nieuwe leren’ en het situationisme vooral in het ‘realistisch’ rekenen10, dat is leren rekenen in situaties of contexten.

Om de problemen met deze rekentoetsen te begrijpen moeten we erachter zien te komen of we hier sprake is van een onderwijsfilosofie, en dus niet van een empirische wetenschap. Een aanwijzing is te vinden in de karakterisering van de PISA-test, anders dan de eveneens internationale TIMSS, als een toets die verder gaat dan het formele en feitelijke curriculum door het ‘rekenen in alledaagse situaties’ te toetsen7fg. Dat is precies wat ook de rekentoetsen pretenderen, waardoor ze intelligentietests worden11, een ‘assessmentcenter’. Adriaan de Groot, oprichter van het Cito, zou protesteren tegen deze gang van zaken: op een toets in het eindexamen moeten kandidaten zich doeltreffend kunnen voorbereiden.12

Het gaat hier om een fenomeen dat herkenbaar is als situationisme: de opvatting dat leren moet gebeuren in concrete situaties, ook wel ‘rijke leeromgevingen’ geheten. Dan moet ook het toetsen zo gebeuren, niet? Waar iedere testpsycholoog een toets op rekenvaardigheid zal onderscheiden van situationele tests, zullen situationisten zich juist tegen deze scheiding verzetten, zoals inderdaad de rekentoetswijzercommissie-Schmidt heeft gedaan13. Denkend in situaties concludeert de protagonist bovendien dat kale sommen niet relevant zijn, want iedereen heeft altijd wel een rekenmachientje bij de hand. Ongelooflijk, maar waar: bij de rekentoetsen mag een rekenmachine worden gebruikt, en ze toetsen nadrukkelijk niet op algoritmisch vermenigvuldigen en delen14. Herken hierin een ideologische basis onder de rekentoets-3F, nadrukkelijk in tegenstelling tot wat de (test)psychologie hier voorschrijft als het een rekentoets moet zijn15.


Dat het situationisme een wetenschappelijke onderbouwing ontbeert is makkelijk gezegd, maar hoe laat ik dat zien, iets dat er eigenlijk niet is? Waar is het empirisch-wetenschappelijke onderzoek dat laat zien dat op situationistische leest geschoeid onderwijs beter is dan conventioneel onderwijs, en dat situationistische examens — examens met contextopgaven — behoorlijke examens zijn en niet in feite beroerde intelligentietests? Op eigen kracht heb ik de afgelopen jaren dat onderzoek niet kunnen vinden. Het rapport van de cie-Meijerinkpdf noemt het niet16. Dat van de commissie-Schmidt (rekentoetsen-2F en -3F) evenminhier. In de stukken van de bewindslieden ontbreekt die onderbouwing eveneens17. Kortom: we doen in Nederland maar wat met ons onderwijs, ondanks het opruimwerk van de commissie-Dijsselbloem.

Toch heeft de commissie-Dijsselbloem al de parlementaire positie bepaald over gedachtengoed dat gerekend wordt tot constructivisme en situated learningpdf. Maar in de drukte van het parlementaire onderzoek is voorbijgegaan aan die andere constructivistische vernieuwing, al van wat oudere datum: het ‘realistisch rekenonderwijs’1d. Ook de KNAW-commissie over het rekenonderwijspdf heeft niet gezien of niet willen zien dat het rekenonderwijs vrijwel geheel — en wettelijk verankerd bovendien — is komen te rusten op constructivistisch gedachtengoed7c, anders had zij haar werk kunnen beginnen waar de ‘Dijsselbloem’ was geëindigd.


‘Dijsselbloem’ is niet de enige met zijn conclusie dat het constructivisme adequate wetenschappelijke onderbouwing mist. Cognitief psychologen John Anderson, Lynne Reder en Herbert Simon betoogden dat eind negentiger jaren9; John Sweller, Richard Clark en Paul Kirschner deden dat recent18. Voor een uitvoerige behandeling en bronnen zie mijn ‘position paper’pagina op dit onderwerp, voor de vaste commissie voor onderwijs van de Tweede Kamer (webpagina ).

Ik heb Hans Freudenthal niet gezien bij de Utrechtse colleges van Linschoten (verzameld in ‘Idolen van de psycholoog’dbnl). Was hij er geweest, dan zou ons rekenonderwijs er nu anders uit hebben kunnen zien. Post-‘Dijsselbloem’ Nederland heeft wetgeving die een onderwijsfilosofie voorschrijft. Vraag niet hoe het heeft kunnen gebeuren, maar doe er iets aan. Herken constructivisme en situationisme aan zijn exorbitante claims en gebrekkige wetenschappelijke onderbouwing.19
_________________
Dank aan Paul Kirschner voor commentaar op een eerdere versie.




Noten

  1. Artikel voor het onderwijstijdschrijft Van 12 tot 18, januari 2014, concept. Hieruit niet citeren.
  2. In het Algemeen Overleg [AO] november 2013 noemde staatssecretaris Dekker een voorbeeld uit de rekentoets-2F: 4,5 kuub zand, een kruiwagen van 75 l, hoeveel kruiwagens vol? Dat is toch 60, wist hij zeker. Het College voor Examens is dat met hem eens. Maar is dat antwoord juist? * Hans Freudenthal zou dit antwoord niet goedkeuren: voor hem is een halve kaas plus nog een halve kaas gelijk aan twee halve kazen, niet een hele kaas. (in zijn (1984) Appels en peren dbnl
  3. Over de rekentoetsen bij de eindexamens VO en (V)MBO zie o.a. de brochure van het College voor Examens, september 2013 ‘BROCHURE Kaders rekentoets VO 2014 regels en informatie - vmbo (2F) - havo/vwo (3F)’ pdf.
  4. Algemeen Overleg (AO) met de staatssecretaris, 9 oktober (loopt uit de beschikbare tijd, verlenging is nodig) - Voortzetting AO 7 november (resulteert in besluit een hoorzitting te houden) (schriftelijke verslagen beschikbaar hier) - Rondetafelgesprek (hoorzitting) 4 december (resulteert in besluit om het AO met de staatssecretaris te heropenen, voorafgegaan door een schriftelijke ronde) (enkele belangrijke position papers zijn online beschikbaar op http://www.wiskundebrief.nl/654.htm - briefing Cito 19 december over de rekentoetsen (openbare zitting) - schriftelijke ronde 15 januari
  5. Zie o.a. de kamerbrief van 26 september 2013 blz. 7 hier ophalen. Merk op dat deze kamerbrief de percentages onvoldoendes in 2012 niet vermeldt, zodat de lezer niet kan zien of de scores in 2013 een verbetering zijn ten opzichte van 2012, of niet. Neem er dan de kamerbrief van 19 december 2012 bij hier ophalen, maar die brief verwijst naar stukken van het CvE voor concrete cijfers zoals dit stuk blz. 20 (% voldoende: BB 16%, KB 44%, TL 72%, havo 28% vwo 68%) (niet helemaal vergelijkbaar, natuurlijk, waarschijnlijk zijn de cesuren voor vmbo veranderd van 2012 naar 2013).
  6. Zie kamerbrief 3-12-2013 met bijlagen: Aanbieding rapport ‘Resultaten PISA-2012 in vogelvlucht’ hier
  7. Eigenlijk verdraaid actueel, in zijn boek lezend

    Lee Cronbach en Patrick Suppes hebben het belang van de interventie van Edward Thorndike in het rekenonderwijs uit de vergetelheid gehaad:

  8. William Harms & Ida DePencier (1996). 100 Years of Learning at The University of Chicago Laboratory Schools. ophalen
  9. Zie de eerste paragrafen in John R. Anderson, Lynne Reder & Herbert Simon (1998). Radical constructivism and cognitive psychology. In D. Ravitch (Ed.) Brookings papers on education policy 1998 (227-278). Washington, DC: Brookings Institute Press. http://goo.gl/6ULfY4
  10. W. Oonk, M. van Zanten & R. Keijzer (2007). Gecijferdheid, vier eeuwen ontwikkeling. Perspectieven voor de opleiding. Panama-Post, 26 #3, 3-18 pdf. Dit als position paper bedoelde artikel is er expliciet over: het eigen gedachtengoed van het realistisch rekenen is constructivisme.
  11. Ben Wilbrink, Joost Hulshof & Henk Pfaltzgraff (2012). Examens, Tijdschrift voor de Toetspraktijk. 8 #3, 18-22. pdf
  12. Adriaan de Groot (1970). Some badly needed non-statistical concepts in applied psychometrics. Nederlands Tijdschrift voor de Psychologie en haar Grensgebieden, 26, 360-376. Didakometrisch en Psychometrisch Onderzoek, juni 1970.
  13. Op de expertmeeting april 2011 spraken de experts zich uit voor splitsen van de contextopgaven in interpretatie van contexten en kale sommen. Het gaat immers om onderscheiden capaciteiten. Het probleem is des te ernstiger omdat bij de rekentoetsen het voornemen is om alleen naar het gegeven antwoord te kijken. Het kladpapier van de kandidaten moet worden ingenomen en vernietigd. De commissie-Schmidt heeft het advies van de experts naast zich neergelegd, zie de rekentoetswijzers. De Rekentoetswijzer-3F hier.
  14. De tekst van Rekentoetswijzer-3F pdf laat aan duidelijkheid op deze punten niets te wensen over. Victor Schmidt, voorzitter van deze rekentoetswijzercommissie, heeft op de hoorzitting van de Tweede Kamer, 4 december 2012, een en ander nog eens bevestigd.
  15. Ik wees al op Adriaan de Groot (1970). Hier is het punt vooral dat bij een test op vaardigheid A het niet zo mag zijn dat verschillen in kenmerk B invloed hebben op de scores. Een rekentoets moet rekenen toetsen, en niet testen op verschillen in bijvoorbeeld intellectuele capaciteiten. Ik kan dat duidelijk maken aan de wens van sommige kamerleden om taalverzorging mee te beoordelen bij alle eindexamenwerk (motie Jan Jacob van Dijk (CDA) en Jasper van Dijk (SP) 2010 pagina). Dit mengen van te beoordelen kennis en vaardigheden gaat ten koste van de kwaliteit van de examens. Voor een zorgvuldige uiteenzetting zie
  16. Kamerstukken Wet op de refenrentieniveaus etc., dossiernummer 32290, zie pdf
  17. John Sweller, Richard Clark & Paul Kirschner (2010). Teaching general problem-solving skills is not a substitute for, or a viable addition to, teaching mathematics. Notices of the AMS, 57 #10, 1303-1304. pdf
  18. Verhalen die te mooi zijn om waar te zijn, zijn dat waarschijnlijk inderdaad niet. Er is veel romantiek in het onderwijsveld, en dat wordt dan weer gebruikt en misbruikt door partijen met een belang. Wees kritisch. Lees eens iets over drogredenen, zodat je deze makkelijker kunt herkennen in ideologisch onderwijsproza. Kijk altijd naar de aanwezigheid of juist afwezigheid van bronnen, check die bronnen ook, zeker wanneer voor sterke beweringen bronnen worden genoemd die eveneens niet meer zijn dan sterke beweringen. Kom je uiteindelijk uit bij filosofen, dan weet je dat tenminste. Vaak eindigt het bij kletspraat, zoals bij de uitspraak van Hans Freudenthal dat wiskunde een menselijke activiteit is, de geestelijke bron van de Nederlandse variant van het constructivisme in het rekenonderwijs. Ondertussen in Vlaanderen, en in de VS:


Ben Wilbrink was onderwijsonderzoeker aan de Universiteit van Amsterdam. Bereikbaar: http://www.benwilbrink.nl.