De Grote Geschiedenis Quiz 2008 is georganiseerd door de Volkskrant, het Historisch Nieuwsblad en het televisieprogramma Andere Tijden (NPS, VPRO). Publicatie op zaterdag 28 april in De Volkskrant en op de website. De volledige quiz is te vinden - en in te vullen - op http://www.ggq.nl/. Uitzending van de finale Nederland 2: Hemelvaartsdag 1 mei 20:25.
Het is een goed idee ervoor te zorgen dat de stam van iedere keuzevraag op zichzelf een goede vraag is. Welnu, hier zijn de vijfentwintig vragen van de GGQ.
1. Jetje Dondermond was een:
2. Johan Maurits van Nassau-Siegen bouwde in de zeventiende eeuw het Mauritshuis in Den Haag. Waarmee had hij een groot deel van zijn geld verdiend?
3. Wanneer waarde er volgens Karl Marx een spook door Europa?
4. Welke dag is het Europadag?
5. Welke heikele kwestie ligt ten grondslag aan het Oosters Schisma, het uiteenvallen van het Christendom in de Latijnse (katholieke) en de Byzantijnse (orthodoxe) Kerk in 1054?
6. In 1960 maakte gemiddeld 30 procent van de vrouwen in Europa deel uit van de beroepsbevolking. Hoe hoog lag dit percentage in Nederland dat jaar?
7. 'Ook Gij Brutus' — dat waren de legendarische vermeende laatste woorden van Caesar, toen hij op 15 maart 44 v.Chr. vermoord werd. Maar waarom werd hij eigenlijk vermoord?
8. Wie zei: "Holland is de luchtpijp waardoor wij kunnen ademen"?
9. 'Sturm und Drang' is de naam van:
10. Han Hollander was een grote naam in de Nederlandse voetbalgeschiedenis. Wie was hij?
11. Welke van de volgende industriële ondernemingen in Nederland is de oudste?
12. Wie waren volgens Calvijn de 'allerheftigste vijanden van Christus zelf'?
13. Iedereen kent de beroemde woorden 'Dr. Livingston, I presume?', die Henri Morton Stanley zou hebben uitgesproken toen hij in 1871 in het Congolese binnenland de avonturier David Livingstone tegenkwam. Livingstone was daar op zoek naar de bronnen van de Nijl. Maar waarom was Stanley tijdens deze expeditie eigenlijk in Afrika?
14. Koppel de volgende revoluties aan het juiste land:
15. Het schervengericht was een:
16. De Duitse zangeres Nina Hagen vertrok in 1976 uit de DDR. Waarom?
17. Wat was de vrede van Augsburg? Een verdrag uit:
18, Wanneer werd de Dam in Amsterdam tijdelijk omgedoopt in 'Plein der Revolutie'?
19. De Arabische legers waren in de achtste eeuw tot ver in Europa doorgedrongen. Tot hoever kwamen zij?
20. Van wie is de volgende uitspraak: "Als ik niet weiger een vraag te beantwoorden en ik beantwoord hem toch niet, dan kan de verklaring daarvoor geen andere zijn dan dat ik het niet weet."
21. Hoeveel heksen zijn er bij benadering ter dood gebracht in heel Europa?
22. Wat was de aanleiding voor de eerste grote spoorwegstaking, die in januari 1903 in Nederland plaatsvond?
23. Wat was de beroemde negentiende-eeuwse Lunar Society uit Birmingham?
24. Waar wilde Wilhelmina naartoe, toen ze in 1940 in Hoek van Holland aan boord van de HMS Hereward ging?
25. Wie beloofde 'zonder wrok of partijdigheid' de geschiedschrijving te beoefenen?
De meeste vragen blijken niet geweldig helder zonder de erbij gegeven antwoordmogelijkheden. In enkele gevallen is de vraag wel helder en specifiek genoeg, maar dan doemt het spook Triviant mogelijk op, zoals bij vraag 25.
De alternatieven zijn heterogeen, zeg maar: een zootje ongeregeld. Dat is een kwaliteitsprobleem. Je roept het een beetje over jezelf af door een vraag over Jetje Dondermond te willen stellen: dat is een tamelijk geïsoleerd gegeven, daar valt dan ook moeilijk een homogeen stel antwoordalternatieven bij te ontwerpen. In zo'n geval kan de ontwerper zich maar beter afvragen wat hij eigenlijk met een vraag over Jetje wil, en en vanuit het antwoord daarop opnieuw ontwerpen.
Bij het goede antwoord een verhaaltje over Jetje vertellen, waar slaat dat op? Niet op de vraag zoals gesteld, het is leuk om te vertellen. Weg ermee.
Wat moet ik hier nou van zeggen? Ik vermoed dat deze alternatieven erger dan heterogeen zijn, maar ik heb onvoldoende historische feitenkennis om dat uit te werken. Het is niet zo dat deze vier vormen van handel ook in de tijd van Johan Maurits voorkwamen, en dan wordt het een wel heel gekke keuzevraag. Brrrrrrr. Opium uit China? Opium werd juist ingevoerd in China. Etcetera.
Bij de toelichting komt de ontwerpers-aap uit de mouw: de lezer die de bijnaam van het Mauritshuis kent, had de vraag goed kunnen beantwoorden. Is dit flauw, of is dit flauw, voor een test op historische belangstelling? Het is flauw, omdat de meeste kenners van de bijnaam pas bij het lezen van deze vraag voor het eerst kennisnemen van de achtergrond van die bijnaam.
Een mens kan zoveel zeggen, en Karl schreef heel veel. Hoeveel spoken zou hij in hoeveel jaren door Europa hebben zien waren? Je moet dus aannemen dat de ontwerper zeker weet dat hij dit over een paald jaar heeft geschreven, en nooit over enig ander jaar. Je vraagt je dan af waarom 1917 als alternatief is gekozen, Karl moet toen al heel lang zijn overleden. Is de ontwerper erop uit de idioten die deelnemen aan de quiz te ontmaskeren? Geen fraai motief. Dat geeft de indruk dat de ontwerper van deze vragen erop uit is om mensen erin te luizen. Het kwade trouw vermoeden.
De vraag is natuurlijk, als het gaat om 1848, welke jaren je als onjuiste alternatieven opneemt, waarom niet 1850, 1852 en 1855 gekozen?
Ah, het gaat om de eerste zin uit het Communistisch Manifest. Dat is een mooi onderwerp. De ontwerper van de vraag had er meer van kunnen maken.
Even de puntjes op de i: was Karl de de auteur van deze uitspraak? Nee toch? Kijk, dan deugt de stam van de vraag dus niet. Had 'Marx en Engels' moeten zijn.
Homogeen Europees, alle alternatieven.
Maar wat heeft deze vraag met geschiedenis te maken?
Ha, de EU vraagt zich dat ook af. Waarom dan dit als vraag in de GGQ opnemen? Dat slaat toch nergens op?
Als je het antwoord niet weet, kun je drie alternatieven wel als onwaarschijnlijk afserveren. Gaat het de ontwerper van de vraag daar ook om? Dat zou kunnen, want het wegnredeneren van drie van de vier alternatieven berust wel op enig historisch besef.
Wat is er door de ontwerper heen gegaan bij het opschrijven van deze alternatieven? Met een beetje gezond verstand kom je op 16 als het juiste antwoord: 6 is wel idioot laag, terwijl 46 en 56 idioot hoog zijn voor een land waarvan iedereen weet dat het ideaal in1960 was dat de echtgenote niet hoefde te werken. Geen handige set alternatieven.
Tja. Die kleine jongetjes, moet dat nou? En is er wel eens een keizer vermoord omdat hij in een vroeger leven veldslagen had verloren?
Op het eerste gezicht een homogene set alternatieven, maar op het tweede gezicht is dit toch een samengeraapt zootje. Niet doen.
Een rare vraag. De historische situatie leent zich op zich best voor een goede vraag erover, maar dit is niet zo'n goede uitwerking.
Vreselijk. Goethe zou zich in zijn graf omdraaien als hij dit hoorde. Gelukkig, hij luistert niet. Volgende vraag graag.
Wat mij betreft homogeen genoeg, deze set alternatieven.
Maar waarom zo verschrikkelijk specifiek? Waarom niet eenvoudig:
Homogeen genoeg. Ik had overigens op basis van de stam van de vraag typen ondernemingen verwacht, geen specifieke bedrijven. Van deze vraag met specifieke bedrijven begrijp het historisch belang niet.
Dit zijn wel heel forse categorieën. Dit had ik op basis van de stam van de vraag niet verwacht. Maar is dit niet een beetje kinderachtig, de vraag met deze alternatieven?
Als het de ontwerper gaat om geschiedenis van antisemitisme in Europa, had hij of zij beter iets anders kunnen bedenken. Toch?
Ja hoor. Maar is dit geschiedenis? Ja, het gaat over een gebeurtenis in het verleden, maar is dat voldoende? Ik vind deze vraag inhoudelijk maar niks. Of gaat het om geschiedenis van de Amerikaanse journalistiek? Dan blijkt dat niet uit de vraagstelling.
Knap verwarrend is trouwens het 'tijdens deze expeditie' in de vraag. Welke expeditie, die van Livingstone, van Stanley? En waarom staat dat erbij, is dat een aanwijzing voor het antwoord? Ik ben bang dat het gewoon een slordigheid van de ontwerper is.
Triviant? Voor mij wel.
Hoe vreselijk is dit weer: van een barre heterogeniteit. Erger nog: de onjuiste alternatieven lijken hier echt onzin-alternatieven te zijn, een jammerlijke ontwerpfout. Terwijl de democratische gewoonten van Athene zich toch prima lenen voor schitterende geschiedenisvragen. Hoe ontstaat zoiets in de gedachten van de ontwerper? Het ontwerpidee lijkt hier te zijn: 1) Onderwerp: het schervengericht in het oude Athene. 2) Laat ik er een 'Wat-vraag' van maken: Wat is een schervengericht? En dan ontstaat de triviant-kortsluiting: 3) bedenk een aantal onzinnigheden die door een klassieke-cultuurbarbaar als niet onwaarschijnlijk gezien kunnen worden. Doe zoiets nooit meer, beste ontwerper.
Unsterblich weiblich Hagen.
Na vraag 15 met evident onzinnige alternatieven vertrouwt niemand de ontwerper van deze vragen meer. Dus kan alternatief a. net zo goed niet meer dan een brainwave van de ontwerper zijn. Dan zal alternatief 2. wel het juiste zijn, past wel bij Nina.
Een simpel ontwerpprobleem is dat de alternatieven 2, 3 en 4 niet aansluiten bij de stam van de vraag: het zijn gebeurtenissen, geen motieven. Een beetje intuïtief gevoel zegt je dan dat het eerste alternatief het juiste moet zijn. Het is ook het meest uitgewerkte alternatief, vaak een aanwijzing dat het om het juiste alternatief gaat.
Een heterogene set alternatieven. Gelukkig geen onzin-alternatieven. Maar wat is er met die vrede uit 1555 dat het voor onze geschiedenis zo interessant maakt? Dat het die dertigjarige oorlog niet heeft kunnen voorkomen?
Als open vraag zou ik het niet weten, hoewel 1795 altijd een goede kandidaat is. Als deze keuzevraag is het een kwestie van afstrepen, en dat lukt wel. Is dit een homogene set aternatieven? Ik heb twijfel; dit soort met grote passen door de geschiedenis heen is bijna per definitie heterogeen. De ontwerper had kennelijk haast, en heeft snel wat alternatieven bedacht. Maar dat ontwerpen van alternatieven is juist de meest cruciale stap bij het ontwerpen van keuzevragen, niet iets dat er een beetje bij bungelt.
Heterogene set alternatieven. De echte geschiedenis staat in de toelichting op het antwoord. Maar waarom dat dan niet verwerken in het ontwerp van de vraag? Hoe kan het dat de ontwerper dan toch zo oppervlakkig aan de slag gaat. Is dat de slag van Hilversum? Of de Franse slag? Hagelslag?
Piet Hein Donner had er kort geleden ook zo een, in de Tweede Kamer. Maar goed, als open vraag is dit onzin. Als meerkeuzevraag hangt veel af van de keuze van de alternatieven, en die is hier toch niet echt gelukkig. Dat kotm door het heel eigen karakter van de betreffende uitspraak, daar past alleen Dries bij (of Piet Hein). Het enige historische aan deze vraag lijkt te zijn dat het handig is alle hoofdpersonen te kennen, maar is dat op zich 'historisch'?
Ik had dit wel verwacht, maar het is wel een blunder. Deze mensen zijn ervan verdacht of beschuldigd heks te zijn, maar ze zijn het uiteraard niet geweest. Het mag niet gebeuren dat een vraagontwerper daarmee zo slordig omspringt als hier gebeurt.
Klein goed is dan dat de vierkeuzevraag in feite een tweekeuzevraag is, omdat de extreem grote en kleine aantallen als onwaarschijnlijk buiten beschouwing kunnen blijven. Dan is er nog een redenering waarmee je bij 50.000 en niet bij 5000 uitkomt, maar dan moet je enig historisch inzicht hebben en weten dat heksenvervolging gedurende meerdere eeuwen in veel landstreken voorkwam, en al met al dus heel veel slachtoffers moet hebben gemaakt.
Ik kan de onjuiste alternatieven niet beoordelen: zijn dit historische gebeurtenissen, of uit de duim gezogen gebeurtenissen?
Het als juist bestempelde alternatief begrijp ik niet. Ook niet met de toelichting erbij. Ik ben bang dat het Nederlands van de vraag niet deugt. Een werkweigering is een staking. We hebben hier dus een staking die een staking veroorzaakt? Wat een onzin. Er is een keten van gebeurtenissen, er daar eentje uit selecteren en dat 'de aanleiding' noemen, is niet correct. Dit is echt een vraag die verongelukt op slecht Nederlands.
Moet dit echt? Is dit vollemaanwetenschap? Zijn de onjuiste alternatieven gefantaseerd?
Interessant onderwerp. Vraag is OK.
Dit kan weer veel en veel korter in de alternatieven:
Inhoudelijk niet echt interessant, toch? Zo niet, dan had er een boeiender vraag van gemaakt kunnen worden.
Zoals bekend te maken in De Volkskrant van 12 april en op de website.
Ik heb ze in het bovenstaande al behandeld. Was een foutje van mezelf: ik had de analyse van de vragen met alternatieven uitgesteld, en verdraaid, de website geeft nu alleen de quiz met de antwoorden. Ik wist dus wat het als juist bedoelde alternatief was. Het maakt weinig uit, gezien de knulligheid van vrijwel alle keuzevragen. Jammer toch weer.
Aan de vragen in deze quiz ligt geen visie ten grondslag, een visie op wat het is om kennis van geschiedenis te hebben, een visie ook op wat het is om te vragen naar die kennis. Of een visie op nut en noodzaak van een GGQ. Het resultaat van deze geestelijke armoede is een rommeltje van quizvragen. Niks 'Groot.' Niks 'Geschiedenis.' Niks 'Quiz.'
Aan de slag, mensen. Dit moet echt anders.
Ben Wilbrink (1983/2008) Toetsvragen schrijven / Toetsvragen ontwerpen. Oorspronkelijke uitgave als Aula 809, het Spectrum pdf 1.4Mb. Herziening in 2008, hoofdstuksgewijs hoofdstuk 1 etc.
Zie Toetsvragen ontwerpen 2009 voor verwijzingen naar de literatuur, voor veel titels zijn daar online bronnen gegeven.
Zie ook de bespreking van de Grote Geschiedenis Quiz
2007.
2009.
Zie ook de bespreking van de ontwerpkwaliteit van de vragen in de Wetenschapsquiz 2005. Idem 2006, 2007 en 2008.
http://www.benwilbrink.nl/projecten/grotegeschiedenisquiz2008.htm