Het ontwerp van de vragen in de
Nationale Wetenschapsquiz 2006

Ben Wilbrink



Deze analyse van het ontwerp van de vragen in de Wetenschapsquiz is een demonstratie die hoort bij Toetsvragen ontwerpen, een herziening-in-uitvoering van Aula 809, in 1983 verschenen als Toetsvragen schrijven. Deze herziening is hier al beschikbaar.

De reden om juist de Wetenschapsquiz te kiezen is dat in zekere zin deze quiz een voorbeeldfunctie vervult, zoals de betrokkenheid van NWO zelf al aangeeft. Als de Wetenschapsquiz maar een rommeltje is - waar het op dit moment wel op lijkt - is dat het verkeerde signaal naar leraren, inspecteurs, en uitgevers van studieboeken. Overigens krijgen ook de Nationale Geschiedenis Quiz en de Nationale Rekentoets dezelfde analytische behandeling, om dezelfde reden. Voor links naar de betreffende pagina's: zie het einde van deze pagina.


De Wetenschapsquiz is een quiz, geen toets. Toch zal ik de vragen behandelen alsof ze toetsvragen zijn.

Ik ben geen specialist op alle in de vragen aangesneden vakgebieden, toch zal ik ongeremd commentaar geven, daarbij ongetwijfeld een aantal vakinhoudelijke bokken schietend. Doe ik het niet goed, laat dat weten.

Het is niet de bedoeling - anders dan oppervlakkig - de aangesneden onderwerpen wetenschappelijk te behandelen, dat wordt al voortreffelijk gedaan in NRC's 'Alledaagse wetenschap' van Karel Knip.


Voorronden 2006


Zaterdag 26 augustus verschijnt een eerste voorronde - in november doen winnaars van deze voorronde mee in een aantal knock-out-voorronden - waaraan belangstellenden voor deelname aan de echte quiz kunnen deelnemen. De voorronde bestaat uit 10 vragen van het bekende quiz-type. Anders dan voorheen is nu de vraag aan de deelnemers om hun antwoorden ook van een toelichting per vraag te voorzien, maximaal 100 woorden. Hoewel de instructie op deze voorronde dat niet expliciet stelt, lijkt het er toch op dat de vragen opzettelijk wat ambigu zijn geformuleerd. De ruimte voor die toelichting op het gegeven antwoord zal nodig zijn om aan te geven welke restricties of vooronderstellingen nuttig of nodig zijn om het beste alternatief te kunnen kiezen.

Het bieden van ruimte voor een toelichting op het gegeven antwoord is op zich bijzonder gewenst, ook of juist bij keuzevragen. Door hun rigide vorm brengen keuzevragen de beantwoorder soms in ernstige moeilijkheden, en al helemaal wanneer er ernstige gebreken in het ontwerp van de vraag zijn, en dan is het goed dat de mogelijkheid bestaat formeel aan te geven hoe de vraag precies is geïnterpreteerd, en/of waarom het aangekruiste alternatief het beste/juiste antwoord is. Alle lof voor de redactie van de quiz.


http://www.volkskrant.nl/binnenland/article343373.ece/Voorronde_wetenschapsquiz [deze pagina bestaat niet meer]


Michael Persson geeft 16-9-2006 in De Volkskrant de antwoorden. "Bijna elke vraag bleek voor fijnproevers toch voor meerdere uitleg vatbaar, en daar maakten zij dan ook prachtig gebruik van." Een erg mooie uitspraak van MP: "Voor kloppende redeneringen die tot foute antwoorden leidden hebben we daarom toch (halve) punten uitgedeeld." MP kun je wel om een boodschap sturen! Er waren 358 inzendingen, daaronder zes tienen en vier keer een 9,5. MP laat ons gissen hoe daaruit de drie winnaars zijn gekozen. De gemarkeerde alinea's hierbeneden betreffen de juiste antwoorden en mijn aantekeningen daarbij.


1. Welk van de volgende verschijnselen neemt door de opwarming van de aarde níet in kracht of aantal toe?

  1. Tsunami's.
  2. Orkanen.
  3. Smeltende gletsjers.


De ontkenning in de stam van de vraag is niet benadrukt, dat is niet zo mooi. Sorry, met een loep is te zien dat er een accent op staat. Magertjes.

Homogene alternatieven: alle drie zijn natuurverschijnselen. Mooi.

Eenvoudige vraag, je moet iets van wezenlijks van de betreffende verschijnselen weten. 100% goed op deze vraag.


MP: 96% goed beantwoord; enkele lezers meldden indirecte oorzaken voor het toenemen van tsunami's, resp. hun ernst: tsunami's door afbrekende gletsjers, bij hogere zeespiegel ernstiger gevaolgen van tsunami's.


2. Waarom zie je onder water met een duikbril beter dan zonder?

  1. Er komt minder vuil in de ogen.
  2. Je hoeft minder te knipperen.
  3. Ogen werken in lucht beter dan in water.


Wat is 'ogen werken'?

Alternatieven a. en b. lijken onzinnig, dus c. zal wel het bedoelde juiste antwoord zijn. Dan krijgen we ook te horen wat de vraagsteller bedoelt met 'beter zien'?


"beter zien' blijkt niets met comfort of zo te maken te hebben, maar is waarnemingspsychologie/optica: de brekingsindex tussen lucht en hoornvlies is anders dan tussen water en hoornvlies. Heeft de ontwerper van de vraag moeite gedaan om iedere hint in de richting van optica uit de vraagstelling weg te werken?
Mijn tentamen waarnemingspsychologie ligt heel ver achter me, maar toch lijkt het me dat het opzetten van een duikbril je niet verlost van de brekingsindex tussen water/duikbrilglas/lucht. Hoe zit het nu precies, dan?


3. De Koreaanse wetenschapper Hwang Woo-Suk beweerde dat hij menselijke embryo's had gekloond, maar werd ontmaskerd als fraudeur. Wat kloonde hij wel?

  1. Een hond.
  2. Een kat.
  3. Een mammoet.


De mammoet valt meteen af, two to go.

Heeft iemand een idee wat het weten van het antwoord op deze vraag met wetenschappelijke kennis heeft te maken?


Hij heeft wel die mammoet geprobeerd, maar dat lukte niet.Dat kan ik wel waarderen. MP: "De hond lukte wel" 88% goed.


4. Nederland heeft zo'n tweehonderdduizend gezinnen met vier kinderen. Welke samenstelling komt het meest voor?

  1. Twee zonen, twee dochters.
  2. Een kind van het ene geslacht, drie van het andere.
  3. Vier kinderen van hetzelfde geslacht.


Wie goed oplet, ziet dat de drie alternatieven tevens alle mogelijkheden zijn.

De reflex is om meteen aan het rekenen te slaan en de meest waarschijnlijke combinatie te kiezen.

Dan is het tijd de vraag nog eens te lezen: en ja hoor, het is een vraag waar eerst over nagedacht moet worden. Mooi.

Maar dan? Het is een sociaal-wetenschappelijke vraag met enige genetica erin gemengd. Een gezin met vier kinderen kan de uitkomst van een proces zijn: drie kinderen van gelijk geslacht, misschien is een vierde kind toch eentje van het andere geslacht .... . Dat is prima, maar daar stopt de vraag helaas niet bij.

Er zijn echtparen die gewoon vier kinderen willen, en echtparen die dat willen om een bepaalde reden. Het probleem is nu dat de getalsverhouding van die echtparen niet bekend is. Anders dan bij een tsunami als natuurverschijnsel, hebben we hier niets iets waar je wetenschappelijk inzicht in kunt hebben: iemand moet gewoon proberen te tellen. Zou de vraagontwerper dit niet gezien hebben? Dan valt het in de categorie trivia waar ook de kloon-vraag thuishoort? Heeft de vraagontwerper een diepere bedoeling, moeten we een vooronderstelling over die verhouding maken en dan aan het rekenen slaan? Let op: wanneer het antwoord bekend is, lijkt de voorgaande overweging irrelevant, maar de vraagbeantwoorder heeft het antwoord nog niet, en moet soms gissen naar de bedoeling van de vraagsteller. Dat gissen kost tijd. Uitrekenen kost ook tijd, en je moet dan het idee hebben dat met goed rekenen het antwoord inderdaad is te vinden.

De vraag is te beantwoorden met bruut rekenwerk, maar dat vergt nogal wat stappen. Is er een slimmigheid waardoor we dat vele rekenen kunnen vermijden? Alternatief a. speelt geen rol voor de echtparen in de tweede categorie, als het zo is dat in de eerste categorie op zichzelf alternatief a. niet het meest voorkomt, dan valt dat af. [Dit leidt tot het correcte antwoord, ik zal de uitwerking hier en nu achterwege laten.

Alles overziend, kan het niet anders of de ontwerper van deze vraag heeft helemaal niet bedoeld iets achter die 'vier kinderen' te zoeken. Het ziet er naar uit dat niets anders is bedoeld dan die kansen op verschillende gezinssamenstellingen uit te rekenen. Als dat zo is, dan deugt de vraagstelling van geen kant: in de stam van de vraag had dat duidelijk moeten worden aangegeven. Ik ben benieuwd. Omdat deze voorronde toelichtingen op de antwoorden toestaat, ben ik ook heel benieuwd naar wat er aan toelichting tevoorschijn komt.


En zo is het. MP meldt geen bijzondere toelichting.


5. Een stukje ruimtepuin botst tegen het internationale ruimtestation, waarbij een gat ontstaat zo groot als een euro. Een astronaut wil het lek met zijn hand dichten. Wat gebeurt er?

  1. De astronaut stikt.
  2. De astronaut verliest zijn hand.
  3. De astronaut komt er zonder kleerscheuren van af.


De vragensteller weet iets dat hij achterhoudt. Om deze vraag te beantwoorden, moet je vooronderstellingen maken, een hele batterij zelfs, waarin je verstrikt raakt. Zoals ik het nu zie, is dit een beroerde vraag, met alle respect.


Het goede antwoord is niet echt bevredigend: een heel verhaal over wat er dan gebeurt. Is dat theorie? Is er ervaring mee opgedaan? Voor een quiz is het geen beroerde vraag, ik neem die kwalificatie terug. 54% goed


6. Een collega is geëmigreerd naar Australië, vanwege het prettige klimaat. Hoe lang duren lente en zomer daar?

  1. Korter dan in Nederland.
  2. Even lang.
  3. Langer dan in Nederland.


Ik gooi meteen de handdoek in de ring. Wat is precies de vraag? Ik vermoed dat een of andere bijzonderheid over kalenders op noordelijke versus zuidelijke halfronden geweten moet worden. Wetenschap?


Het blijkt een kwestie van astronomie te zijn: de baan van de aarde is ellipsvormig, daar hebben ze op het zuidelijk halfrond een nadeel van. 24% goed. De bedoelde definitie van lente en zomer is dus een astronomische, maar de meteorologische definitie (telkens 3 maanden) geeft ook het goede antwoord (februari bepaalt dat). De zinsnede "vanwege het prettige klimaat' is erkend als 'een afleidingsmanoevre.' Al met al, een rare vraag. Dat blijkt ook uit de score: met 24% goed ligt dat beneden de raadkans.


7. Wie als ongetrainde wandelaar te snel van een berg afdaalt, heeft twee dagen later spierpijn. Wat is er aan de hand?

  1. De spieren zijn gescheurd.
  2. De spieren zijn verzuurd.
  3. De spieren hebben zuurstoftekort.


Ik vermoed hier een beroerd geformuleerde vraag. Kennelijk slaan de alternatieven op wat er bij de afdaling gebeurt, maar de vraag 'Wat is er aan de hand?' verwijst naar de twee dagen later optredende spierpijn.

Dit lijkt me overigens weer een Triviant-type vraag, maar ik kan me vergissen.


"De spieren zijn gescheurd" blijkt een tikkeltje minder dramatisch te zijn bedoeld: afdalen levert kleine scheurtjes op die twee dagen later leiden tot iets dat spierpijn lijkt: stugge spieren. Geen Triviantvraag, maar erger dan dat: een verkeerd geformuleerde vraag. 41% goed (inclusief raadkans, niet?).


8. Op Kreta wonen twee soorten mensen: sommigen spreken altijd de waarheid, anderen liegen altijd. Je ontmoet drie Kretenzers. De eerste beweert dat beide anderen leugenaars zijn. De tweede ontkent een leugenaar te zijn. De derde beweert dat de tweede een leugenaar is. Hoeveel van deze Kretenzers liegen?

  1. 1.
  2. 2.
  3. 3.


In beginsel kun je dit afstrependerwijs beredeneren. Waarom is dit dan een wetenschapsquiz-vraag?

Omdat de vraag niet is wat hij lijkt?

Het is geen strikvraag, want je komt er vanzelf achter dat je bepaalde woorden op een goudschaaltje moet wegen.

Maar dan kun je het goede antwoord niet missen.

Hoort 100% goed te worden gemaakt, maar kan onder druk bepaald een minder goede score opleveren.

Kan een Kretenzer wel zeker weten of een willekeurige andere Kretenzer een leugenaar is of niet? Valt met overtuiging onwaarheid spreken onder liegen of niet? Er moet wel degelijk nog met de vragensteller worden meegedacht, of gegist wat de vragensteller precies bedoelt zonder dat te hebben aangegeven. Kretenzers zijn waarschijnlijk heel zwijgzame mensen.


MP: "Logica met een addertje." Niks hoor, gewoon logica. B. is het goede antwoord. 87% goed.


9. In kookboeken wordt aangeraden om een paar druppels citroen te gieten bij zelfgeperst appelsap. Waarom?

  1. Vanwege de houdbaarheid.
  2. Vanwege de kleur.
  3. Om vliegjes af te schrikken.


Wetenschap?


b. zou goed zijn. Triviant. Aardige uitleg, dat wel. a. zou waar zijn als veel meer dan een paar druppels worden toegevoegd.

10. De piloot van een stuntvliegtuigje vliegt op een liter brandstof precies drie kilometer. Hoe ver komt hij met een liter als hij ondersteboven vliegt?

  1. Hij komt verder.
  2. Hij komt minder ver.
  3. Hij komt even ver.


Ik ben benieuwd naar het experiment.

Veronderstel dat hij horizontaal vliegt (niet steil omhoog, etc.).

Denk in termen van aerodynamica, dan kan op de kop vliegen moeilijk doelmatiger zijn dan gewoon.

Daar heb je heel die aerodynamica niet eens voor nodig.

Maar ja, kan dat wel, op de kop vliegen?

Mag je veronderstellen dat zijn vliegtuigje geschikt is gemaakt om op de kop te vliegen? De contraptie zit zo slim in elkaar dat in feite alleen de piloot op de kop vliegt ..... .


En dat blijkt ook de grap te zijn: "omdat het vleugelprofiel symmetrisch is." Is dat bij stuntvliegtuigen zo, dan???? En dan nog .... . 'Even ver' is het goede antwoord. Dat is evenwel logisch een onmogelijkheid: er bestaat in de natuur niet zoiets als 'even ver.' Hoe nu? Laten we het erop houden dat dit alternatief onzorgvuldig is geformuleerd. Goed: 23%, dat ligt beneden de raadkans, ik vermoed dat heel wat inzenders op basis van hun filosofische intuïtie het als goed bedoelde alternatief als in ieder geval fout hebben afgestreept.




Al met al: de vragen in deze voorronde mogen de naam 'wetenschapsquiz' niet dragen. Niettemin, de winnaars: een bioloog, een natuurkundige (al eerder winnaar wetenschapsquiz voor krantenlezers) en een filosoof. Toetsdeskundigen zeggen dan al gauw: niet zeuren Wilbrink, je ziet toch dat het wetenschappers zijn die deze quiz winnen? Nou dan? [Nou dan: de validiteit van een toets toon je op deze manier niet aan, zie Borsboom en anderen (2004) pdf, b.w.]




Knock-out voorronden 2006
de 'Seniorquiz'


Zondag 26 november begint een serie knock-out http://www.nwo.nl/nwohome.nsf/pages/NWOP_5VGJ6V voorrondes<, uitgezonden door de VPRO, waarin teams van verschillende dagbladen met elkaar strijden om deelname in de Wetenschapsquiz 2006. De vragen in deze voorrondes zijn door de VPRO http://www.vpro.nl/programma/nwq/afleveringen/ gepubliceerd.


seniorquiz voorronde maandag 27 november 2006 (VPRO)


[De foto staat op de site van NWO]


De quiz is nogmaals te zien op de site van de VPRO.


De indruk deze quiz op mij maakt is dat iemand een onderwerpje prikt uit de beschikbare zee van wetenschappelijke (populair-wetenschappelijke?) literatuur, en daar een keuzevraag bij bedenkt van het type Triviant. Bijvoorbeeld de keuze tussen abasie - alexie - ataxie, waarbij de vraag is: kies de afwijking die met taal heeft te maken. De teams motiveren hun keuze zelden op basis van een afweging die een wetenschapsquiz waardig zou zijn, en dat ligt niet aan de teams: meestal is iedereen behoorlijk confuus over de vraag en de aangeboden alternatieven. De presentatie is slordig en maakt niet indruk behoorlijk te zijn voorbereid. Voorbeeld: presentator Leon Verdonschot beweert zonder met de ogen te knipperen, zonder tegenspraak uit de groep deelnemers, dat bij afasie het herkennen van woorden niet meer lukt, wat het gevolg is van een herseninfarct, dat weer een gevolg is van een beschadiging in het spreekcentrum. Hallo, bent u er nog? De positieve uitzondering zijn de twee topologie-vragen, ook wel als 'ruimtelijk inzicht'-vragen gepresenteerd: verdraaid aardige onderwerpen, maar meer een demonstratie van topologische grappen dan serieuze quizvragen; Denvis, die deze onderdelen uitlegt, slaagt er wonderwel in om onbegrijpelijk te zijn, wat een Wim T. Schippers-act zou kunnen zijn, maar dat is hier evident niet de bedoeling.

Ofwel: NWO is toch wat de weg kwijt met dit gekluns.


In het volgende maak ik gebruik van wat ik uit de uitzending heb kunnen optekenen, en kort dat in. De inleidingen op de vragen zoals op de VPRO pagina zijn niet identiek aan wat Leon heeft gezegd. Voor vraag 1 is er bovendien echt een andere vraag gesteld dan op de website in tekst staat afgedrukt.


1. "Soms halen de hersenen gekke trucjes met ons uit. Als mensen geconcentreerd met iets bezig zijn, kunnen ze andere zaken in hun gezichtsveld volledig over het hoofd zien. Let u vooral op de achtergrond bij het volgende filmpje."

[de film laat een man in een kantoortje zien, hij staat op en loopt weg, het volgende shot is een man die een gang in komt]
Wat heeft u nu over het hoofd gezien?

  1. Tijdens het filmpje kroop er een man over de vloer.
  2. De man had één arm.
  3. Er waren twee verschillende mannen.


Iedereen kiest het goede alternatief c. De presentator roept nog snel dat het fenomeen bekend staat als 'inattentional blindness.' Overigens is dit een lekker populair-wetenschappelijk onderwerp dat ik de afgelopen jaren zeker twee keer op TV heb zien passeren, niet echt handig om zoiets nog in een serieuze quiz te stoppen. Waarom is dat onhandig? Het bevoordeelt degenen die dat toevallig hebben gezien, en de quiz is ongetwijfeld niet bedoeld op die manier toevallig te zijn (bij Triviant is dat juist wel de bedoeling). Wie meer demonstraties wil zien: http://viscog.beckman.uiuc.edu/djs_lab/demos.html. Dat blijkt ook de bron van het in deze voorronde gebruikte filmpje: html.

Merk op dat de teams op het verkeerde been worden gezet door de hint vooral op de achtergrond te letten. De vraag ging daar juist niet over. Zo'n valstrik opzetten is nogal bot. Daar komt in dit geval bij dat het juist het item verzwakt, zoals ook het gebruik van twee nogal op elkaar lijkende mannen met bril doet: als de verschillen tussen die twee personen uitgesprokener zijn, is de waarnemingsfout overtuigender. Ik moet zeggen dat ik ook na herhaald afspelen van het filmpje nog steeds niet overtuigd ben dat het een andere man is, wel heeft de eerste man bij het weglopen een open hangend overhemd aan, de tweede een gesloten overhemd. ???

Door een onhandige keuze van onjuiste alternatieven komt hier zelfs een blind paard nog tot de juiste keuze c. De slordigheid betreft dus ook het ontwerp van de quizvragen.


2. De vraag gaat over afasie. Te horen is een lang geluidsfragment van iemand met afasie die wat vertelt.

Welke van deze afwijkingen zorgt eveneens voor heftige taalproblemen?

  1. abasie
  2. alexie
  3. ataxie


Wie een flauw vermoeden heeft wat een lexicon is, kan de vraag goed maken, en zo geschiedt. Probleempje is natuurlijk dat het team moet afwegen of ze gepiepeld worden (haha, je dacht dat het alexie was, daar ben je dan mooi ingetuind ...), of dat dit echt een platte Triviantvraag is. Het laatste dus. Uitleg: abasie is onvermogen om te lopen, alexie is het volledig verliezen van het vermogen om te kunnen lezen, ataxie is het onregelmatig bewegen van de ledematen en de romp. Leerzaam, zo'n quiz .... . Zo'n wonderlijke collectie van alternatieven is strijdig met het ontwerpbeginsel dat de aangeboden alternatieven bij voorkeur homogeen van aard zijn. Dat is wat anders dan dat ze allemaal beginnen met 'a' met dan een van het Latijn afgeleide vorm. Het team van de Daklozenkrant kende haar Latijn: lexie is afgeleid van legere, lezen dus (zie Wiki).

Het lange geluidsfragment is niet functioneel voor de gestelde vraag, het is window dressing, een ontwerpfout. Voor de show is het niet onbruikbaar, maar dan pas laten horen nadat de vraag is beantwoord.


3. Alcoholgebruik stoort het foutencorrectiemechanisme in de hersenen: bij een fractie langer nadenken corrigeert dat fouten.

Hoe heet de actie in de hersenen die optreedt als je een fout maakt?

  1. de oei reactie
  2. de oeps response
  3. de ai fase


oeps-respons
Het juiste antwoord is b). Geen uitleg over de oeireactie en de aifase, zal dus wel onzin zijn. Onzin in alternatieven stoppen is een noodsprong, niet doen mensen! Presentator: "de oepsrespons verdwijnt na 1 of 2 glazen alcohol."

Wat moet ik nog zeggen over het Nederlands? Droevig. Oei, oeps en ai zijn geen bijvoeglijke naamwoorden, response is geen Nederlands (respons is dat wel).

Zoek op www samen met bijv. 'neuropsychologie.' Een afbeelding in http://www.hersenen-in-actie.nl/publications/Lapptop_college-2.pdf [bestaat helaas niet meer, 2-2008] p. 45, Katrien van Meel, is in de figuur hiernaast overgenomen.


4. Hebben vrouwen een ander gevoel voor humor dan mannen? In een onderzoek met een MRI scanner in 2005 bleken er verschillen te zijn in hersenactiviteit van vrouwen en mannen als ze naar een grappig stripverhaaltje keken.

Hoe verschillen mannen en vrouwen bij het kijken naar stripjes?

  1. Vrouwen regeren veel langzamer op grappen
  2. Vrouwen hebben minder voorpret om grappen
  3. Vrouwen vinden heel andere dingen grappig


Alleen het team van Trouw heeft dit goed: 'Het is eigenlijk het enige dat we konden bedenken.' De presentator geeft weinig uitleg: 'Vrouwen anticiperen minder op de clou van een grap,' maar wanneer de grap is gesnapt, is de reactie sterker dan bij mannen.

Dan hebben we nu ook een vaag idee met 'voorpret' is bedoeld, wat overigens wel een Nederlands woord is, meestal in verband met het plannen van vacanties. Een verwijzing naar kennelijk een gepubliceerd experimentje over deze grappenmakerij krijgen we niet. Waar gaat dit nu over, en waarom is c. minder goed of misschien helemaal fout?

De overdrijving in de twee onjuiste of minder goede alternatieven, 'veel' en 'heel', geeft het spel een beetje weg.


5. Mieren zigzaggen vaak als ze voedsel zoeken. Doorgaans kiezen ze een rechte route terug naar hun mierenhoop. Ddaarvoor moeten ze een richting en een afstand bepalen. Voor de richting gebruiken ze gepolariseerd zonlicht.

Wat gebruiken ze om de afstand te bepalen?

  1. een inwendige stappenteller
  2. een interne 3D zonnehoekmeter
  3. Magnetiet in de voelsprieten


New Scientist (8 juli 2006). An ant remembers every step it takes. Magazine issue 2559 p. 19. html filmpje van rennende mier met verlengde poten [NB: dit is een gefilmde actie die verder niets met het experiment heeft te maken, daar liepen de mieren door een buis]


Het juiste antwoord is a. Jammer wanneer u dat net op basis van elementaire logica had afgestreept: al zigzaggend stappen tellen levert geen uitkomst op die de lengte van de rechte weg naar huis geeft. Uitleg krijgen we niet van de presentator.

Iedereen kiest a., interessant zou zijn waarom b. en c. door alle teams zijn afgestreept, want al even logisch zijn b. en c. op zijn best richtingbepalers, geen afstandbepalers.

Een logisch hoogstandje dus, deze vraag? Harald Wolf heeft recent zijn experimenten gepubliceerd: hij verlengde, respectievelijk verkortte, mierenpootjes, en ja hoor, ze liepen te ver door, respectievelijk stopten voordat ze thuis waren. Hoe dat kan? Vreemd. Kan ik die publicatie vinden? [Science, DOI: 10.1126/science.1126912] Gewoon googlen op 'mieren' levert direct de gezochte hit: Noorderlicht Mieren tellen stappen. Insect op stelten loopt huis voorbij. html. Kennelijk is dit ontleend aan Bohannon (29 juni 2006), Ants on stilts. ScienceNOW, p. 3. html voor betaalde toegang.

Het artikel van Noorderlicht helpt ons over dat 'zigzaggen' meteen uit de droom: het gaat om getrainde mieren die door een buis bij hun voederplaats komen, en door dezelfde buis weer teruggaan. Niks 'zigzaggend' heen en langs 'rechte lijn' weer terug. Rijke fantasie bij NWO/VPRO, zullen we maar zeggen.

De vondst van de bron levert meteen de kritische commentaar op dat teams die de uitzending van Noorderlicht (maandag 3 juli 2006?) hebben gezien/gehoord, daardoor toevallig bevoordeeld zijn. Toekomstige deelnemers aan de Wetenschapsquiz: bestudeer de Noorderlicht-website.

Met al deze extra informatie over het betreffende experiment, begint de mogelijkheid op te doemen dat 'stappen tellen' een interpretatie is die de experimentele resultaten overstijgt. En dat is inderdaad de zwakte van de gewoonte van nogal wat auteurs die vragen voor de Wetenschapsquiz aanleveren, om die vragen te baseren op een enkele gepubliceerde proef. Het zou goed zijn om dat soort incidentele experimentele bevindingen in de toekomst uit te sluiten van de quiz.

Hoe zit het nu met beide andere alternatieven, zijn ze gewoon onzin? Een zonnehoekmeter is Google onbekend, hetzelfde als een zonnehoogtemeter? Magnetiet is een natuurlijk magnetisch materiaal, en is in de hersenen van trekvogels aangetroffen.

Het inconsistente gebruik van hoofdletters voor de alternatieven, dan weer wel, dan weer niet, is slordig.

topologie 1

6. Aangekondigd als een vraag naar ruimtelijk inzicht - "we gaan eens kijken of ze ruimtelijk inzicht hebben" - dan weer als vraag over topologie. De teams krijgen een papieren vorm, bestaande uit een strook papier waarvan de uiteinden aan elkaar zijn geplakt, nog zo'n zelfde figuur, en deze twee zijn op een enkel punt haaks aan elkaar geplakt, zodat de ene ring a.h.w. binnen de andere zit. Over de oorspronkelijke stroken is over het midden een doorgaande streep getrokken aan de buitenzijde van de ringen. De opdracht is zich voor te stellen wat er gebeurt bij doorknippen langs die middenlijnen.

Welke vorm ontstaat bij doorknippen?

  1. 2 in elkaar gedraaide ringen
  2. 1 ring
  3. een driehoek
  4. een vierkant
  5. vier losse stroken
  6. vier ringen in een slinger
  7. twee driehoeken
  8. twee losse ringen


Het experimentele resultaat is een vierkant.

Er zit al een beetje een hint in, omdat die twee lijnen elkaar haaks snijden en dus vier hoeken zullen geven. De crux is dat die ringen maar op een enkel punt aan elkaar zijn gelijmd, niet op twee punten (dan zouden vier 'ringen'? resulteren, een mogelijkheid die niet in de acht alternatieven is aangeboden). Voor de kijker thuis was niet goed te constateren dat die twee ringen maar op een enkele plaats aan elkaar waren gelijmd. Denvis gaf vervolgens een demonstratie zo slordig knippen dat hij vier stroken in de handen hield, wat dan wel weer komisch is. Hoe de teams het hadden gedaan? Geen idee, de jury zal het wel genoteerd hebben.

Een mooie vraag, verknoeid door de rommelige presentatie.

7. Dolfijnen hebben grote hersenen. Waarvoor gebruiken ze de bulk van die hersenen?

  1. als backup voor de actieve delen die door zuurstofgebrek regelmatig uitvallen
  2. voor de complexe motorische vaardigheden die snel zwemmen met zich meebrengt
  3. voor het onder water warm houden van het kleine gedeelte dat wel denkt


Alternatief c. is het juiste antwoord. Daar krijgt de kijker nog een korte uitleg over, met neuronen en ganglia en zo.

Wat me langzamerhand stoort is het taalgebruik alsof mieren, dolfijnen etcetera mensen zijn die bewust dingen doen, zoals stappen tellen, of een deel van hun hersenen gebruiken. Dat is een misvatting over de wereld die in de tekst van vragen in een wetenschapsquiz niet voor mag komen. Straks is God ook nog een man met een baard die vanuit de hemel toezicht houdt op het gebeuren op onze aardkloot.

Hier beginnen de alternatieven zonder hoofdletter, alsof ze aansluiten op een zin die nog niet af is, maar dat is niet zo. Dat is geen ramp, maar het is slordig. Ook slordig is de suggestie dat het leren van vaardigheden zou kunnen leiden tot vergroting van de hersenen, of is dat juist een hint dat dit een fout alternatief is?

Alternatief a.: als er in de hersenen gedeelten uitvallen door zuurstofgebrek, is dat meestal onomkeerbaar, dus dit alternatief moet als fout herkend kunnen worden? Het probleem is nu juist dat de Wetenschapsquiz overloopt van de bijzondere verschijnselen, waar de dingen op andere, soms radicaal andere wijze gaan dan meestal het geval is. Dat maakt het toch problematisch om als ontwerpmogelijkheid vast te blijven houden aan het inzetten van 'onmogelijke' alternatieven zoals dit alternatief a.

De Wiki geeft nog een andere geopperde verklaring voor de grote hersenen van dolfijnen: "dolfijnen kennen geen REM-slaap, en dieren zonder REM-slaap hebben vaak relatief grote hersenen." De alt.animals.dolphins newsgroup geeft heel wat meer informatie, maar niets over het theemuts-effect (ik noem dat zelf maar even zo, b.w.). De Wetenschapsquiz heeft zijn informatie waarschijnlijk ontleend aan Paul Manger: "In een dolfijnenbrein zit veel bindweefsel en maar weinig neuronen. Dit maakt de dolfijn ongeschikt om te denken, maar wel uiterst geschikt om als zoogdier de temperatuurverschillen van de oceanen te lijf te gaan.". Dat is bepaald iets anders dan 'warm houden.' En ja hoor, we hebben hier weer werk van een individuele wetenschapper, met een stelling die door zijn vakgenoten (nog) niet is overgenomen.


8. Dolfijnen herkennen zichzelf in een spiegel [de spiegeltest, b.w.]. Sommige wetenschappers schrijven dat resultaat toe aan de experimentele opzet, dolfijnen zouden reageren op de lichaamstaal van de onderzoeker. Dat is een bekende valkuil bij gedragsonderzoek bij dieren.

Hoe wordt deze valkuil genoemd?

  1. Pygmalion-effect
  2. Rosenthal-effect
  3. Slimme-Hans-effect


Vorstellung des Klugen Hans

Alternatief c. is het bedoelde juiste antwoord. 'Kluger Hans' is een 'tellend paard' dat beroemd is geworden in de geschiedenis van de psychologie: hij schraapte met zijn poot als reactie op de lichaamstaal van zijn begeleider. De Duitse Wiki heeft er een mooi stuk over, waaraan de afbeelding hiernaast is ontleend (klik erop voor een grotere afbeelding). De onderzoeker destijds: Oskar Pfungst (1907/1983) Der Kluge Hans: Ein Beitrag zur nichtverbalen Kommunikation. Frankfurt am Main, 3. Auflage 1983, Frankfurter Fachbuchhandlung für Psychologie.

De vraag voorleggen aan een aantal psychologen zou ongetwijfeld hebben opgeleverd dat antwoord b. het correcte antwoord is, zie bijvoorbeeld het hieraan gewijde hoofdstuk in Linschoten's Idolen van de psycholoog. Slimme Hans is een casus, Rosenthal heeft in algemene zin het onbewust beïnvloeden van het gedrag van proefdieren onderzocht.

Het juist gesignaleerde probleem is mogelijk het resultaat van afgaan op informatie in de Engelse Wikipedia, die het Rosenthal-effect presenteert (hier) als een andere naam voor het Pygmalion-effect (wat het niet is, al is er wel enige relatie via de persoon van Rosenthal). De Wiki is een mooie bron om op gang te komen, maar uiteindelijk niet de norm van stevige wetenschap.

De spiegeltest bij dolfijnen is weer zo'n onderwerp dat bij Noorderlicht aan de orde is geweest, in het met de Boy Trip Award bekroonde wetenschapsprogramma Het beeld van de dolfijn: http://noorderlicht.vpro.nl/afleveringen/14822/ (op die pagina ook opnieuw te bekijken! Mara de pagina is niet meer beschikbaar? 3-2009). Gebruikt o.a. Kenneth Marten and Suchi Psarakos (1995). Evidence of self-awareness in the bottlenose dolphin (Tursiops truncatus). In Sue Taylor Parker, Robert W. Mitchell, and Maria L. Boccia.: Self-awareness in Animals and Humans: Developmental Perspectives. Cambridge University Press. pp. 361-179 html

9. Een praatje over psycholoog Skinner en het behaviorisme. "Hij schreef in de jaren veertig een boek dat resulteerde in de oprichting van een aantal leefgemeenschappen gebaseerd op het behaviorisme."

Hoe heette Skinner's boek?

  1. Blood and Roots
  2. The Noble Savage
  3. Walden Two


Thoreau schreef in de 19e eeuw zijn boek over een utopische leefgemeenschap: Walden. Skinner noemde de zijne Walden Two.

Skinner mag dan een reus in de psychologie zijn, zijn Walden Two behoort niet tot de psychologie. Een vraag daarover verwacht ik niet in een wetenschapsquiz, wel in Triviant.

Ik heb geen idee wat ik van de onjuiste alternatieven mag denken. 'Blood roots' is een boek van Richie Tankersley Cusick. 'The noble savage' is van Jean Jacques Rousseau; waarschijnlijk in navolging daarvan is er heel wat 'noble savage' in de literatuur te vinden.

Het ontwerp van deze vraag ontgaat me volledig. Als psycholoog vind ik deze vraag behoorlijk irritant. topologie 2

10. Topologie (of ruimtelijk inzicht) nogmaals. Twee teamleden krijgen een koord dat losjes om beide polsen wordt vastgemaakt, circa een meter lang; en wel zó dat het koord van de een achterlangs het koord van de ander gaat, zodat ze aan elkaar gebonden zijn. "De vraag is of u kunt inzien dat het hier een knoop betreft"???? De opdracht is om 'los' te komen zonder de koorden bij de pols los te maken.


De oplossing is, in de woorden van de presentator, dat een koord bij een pols van de ander tussen pols en ander koord door wordt gehaald, over de hand heen, en dan losgetrokken. Er is tenminste een team dat die oplossing vindt.

De uitleg is verward, iets met 'geen knoop' maar 'aan elkaar gebreid' .... .

Nou ja, hier zijn afbeeldingen meer waard dan duizend woorden, zie het shot uit de video.

Dat was, als afsluiting, een leuke opdracht. Of het vinden van de oplossing iets laat zien van wat topologie is, of waar topologie voor kan dienen, dat is een ander verhaal. Ik zou het niet weten.


De vragen in deze voorronden zijn afkomstig van De Praktijk, site. Laten we zeggen dat het deze eerste keer allemaal nog niet geweldig is gelukt, maar volgend jaar zal het ongetwijfeld gaan knallen.


Wetenschapsquiz 2006


Zie voor de vragen van de quiz 2006 de website van NWO: doe mee door op die website de vragen te beantwoorden, natuurlijk zonder jezelf te bedotten door de buurvrouw en je encyclopedie te raadplegen.


Mijn commentaar op de quizvragen zal net als in 2005 terughoudend zijn: het is niet mijn bedoeling hier de antwoorden te geven waarvan ik denk dat ze juist zijn. Het gaat om de ontwerpbloempjes en -braampjes, de goede vondsten en de jammerlijke missers, dus gewoon om de manier waarop de vragen passen binnen de canon van eenvoudige ontwerpregels, of juist niet, en waarom dan niet.

1: Het is oudejaarsavond en je besluit dat het leuk zou zijn om champagne met een lekkere schuimkraag neer te zetten. Hoe krijg je champagneschuim stabiel?

  1. Door een scheutje bier toe te voegen.
  2. Door er een schepje suiker bij te gooien.
  3. Door er stikstof in te blazen.


Het zijn driekeuzevragen, dat is een verstandig aantal alternatieven.

Waar gooien we die spullen in: de champagne in de fles, het glas voordat het wordt ingeschonken, het schuim op de ingeschonken champagne?

Wetenschap? Triviant.

Er zal wel een mooie wetenschappelijke verklaring uit de hoge hoed komen, daar twijfel ik niet aan. Het punt is dat een ge&interesseerde leek met een goed antwoord op de proppen moet kunnen komen. Gooi dan het ontwerp van de vraag om, bouwend op die wetenschappelijke verklaring.


2: Houd als een ober een bord hete soep op de gespreide vingers van je hand. Draai je hand met daarop het bord rond. Hoeveel rondjes moet je draaien voordat je arm weer terug komt in de beginstand?

  1. 1
  2. 2
  3. 3


Gaan we ongelukken maken?

Ik heb werkelijk geen idee wat de vragensteller voor ogen staat.

Wetenschap? Lenigheid?


3: Je beklimt een berg tot op honderd meter hoogte. Je kunt tot aan de horizon kijken. Naar welke hoogte moet je klimmen om vier keer zo ver te kunnen zien?

  1. 400 meter.
  2. 1600 meter.
  3. 3200 meter.


Heel, heel slordig geformuleerd, dat geeft maar discussie.

Grappig onderwerp.

Of de vraagstelling handig is, betwijfel ik. Het gaat om een specifiek meetkundig inzicht, spits daar de vraag dan op toe. Maar goed, het inzicht dat a. in ieder geval niet goed kan zijn, is ook al mooi, toch?

Wetenschap! Maar heeft dit ergens op deze aardkloot een praktische toepassing (zendmasten, vuurtorens)? Waarom daar dan niet de vraag over gesteld?

Ik wil dit wel toelichten: een telkens terugkerende klacht over natuurkundeonderwijs is dat de proefjes en de voorbeelden altijd een hoog speelgoedkarakter hebben, en wel geheel en al onnodig.


4: Waarom zijn er vooral bij aflandige wind kwallen aan de kustlijn?

  1. Omdat er dan veel algen aan de kust te vinden zijn.
  2. Omdat ze warm water zoeken.
  3. Omdat ze worden meegevoerd door de stroming.


Er is een feitelijke stand van zaken gegeven: "Vooral bij aflandige wind zijn er kwallen aan de kustlijn." De vraag is wat van dat fenomeen de (beste) verklaring is.

Er zit een dubbelzinnigheid in het gegeven: is dat een dag met aflandige wind, of is het een seizoen waarin de wind vaker aflandig is dan anders het geval is (en het water om andere redenen warmer is).

Wetenschap? Triviant!


5: Wat is het zwaarst: een liter volle melk of een liter magere melk?

  1. Ze zijn even zwaar, een liter is een liter.
  2. Een liter volle melk.
  3. Een liter magere melk.


Alternatief a. is een beetje simpel voor een wetenschapsquiz, niet? Zou wel te overwegen zijn voor de juniorquiz, maar het strikvraag-karakter is naar mijn smaak daar te sterk voor.

Kijk even naar de vorm van alternatief a: het is het enige alternatief met een verklaring erbij. Het is geen goed ontwerp om zoiets bij de ene vraag en het ene alternatief wel te doen, en bij andere niet.

Positief bekeken: het is altijd een goed idee om naar het waarom te vragen, dus ook om dat in keuzevragen proberen op te nemen.

Ik ben er niet van overtuigd dat dit wetenschap is, als het gaat om de vraag of vet een soortelijk gewicht heeft dat anders is dan dat van melk 'gemiddeld.' Inzien dat het om soortelijk gewicht gaat, is dat weer wel. Zou deze vraag dan beter zijn te ontwerpen?


6: Waardoor is de Engelse wijnbouw te gronde gegaan?

  1. Doordat in de dertiende eeuw het drinken van wijn verboden werd.
  2. Door de kleine ijstijd.
  3. Door de huwelijken van Engelse koningen.


Drie weer eens heel verschillende, of heterogene, alternatieven: een wet, een tijdperk, erfrecht. Hoe vreemd het ook mag klinken, dat is in strijd met een goed ontwerp dat vraagt om homogene alternatieven.

Wetenschap?


7: Twee wolken bevatten evenveel water. De ene is ontstaan in vervuilde lucht en de andere in schone lucht. Uit welke wolk zal het eerst regen vallen?

  1. Uit de wolk in de vervuilde lucht.
  2. Uit de wolk in de schone lucht.
  3. Het maakt geen verschil.


Moet je hiervoor weten waaruit typische vervuilde lucht bestaat? Is dat bijvoorbeeld lucht boven Amsterdam, kan dat bijvoorbeeld ook op natuurlijke wijze vervuilde lucht zijn (met zeezoutdeeltjes, vulkaanstof, ik noem maar wat)? Stofdeeltjes, en hoe klein dan, of gassen?

Wie vraag wat vervulde lucht is, zal zich ook afvragen wat schone lucht is, en of zoiets in de natuur voorkomt. Of is het natuurlijke smerige lucht zonder extra smerigheid uit menselijke activiteiten?

Nog even doordreinen: wat is regen? Moet die de grond bereiken? En zo niet, wat is dan de definitie?

Er zal dus wel een keurige wetenschappelijke redenering over condensatie worden gegeven. Formuleer daar dan de vraag over. Waarom dan de mistigheid in deze vraagstelling? Of is het heiïg?


8: Quizdeelnemers wordt gevraagd om geen kleding met een fijn streepjespatroon te dragen wanneer zij op tv verschijnen. Waarom is dat?

  1. De verticale strepen onderbreken de timing van het digitale signaal.
  2. Streepjespatronen veroorzaken interferentie met de scanfrequentie van de camera's.
  3. Een gestreept patroon produceert valse kleuren op de analoge tv thuis.


Er is nogal wat tekst nodig voor deze heterogene alternatieven.

Alternatief a. is een zootje onzin. Dat had beter gekund

Het Nederlands in de alternatieven b. en c. deugt niet. Streepjespatronen bestaan alleen in de waarneming, en veroorzaken of produceren zelf dus niets.

Wetenschap?


9: Groenland is op sommige wereldkaarten even groot als Australië? Hoe kan dat?

  1. Dat is een politieke keuze van de kaartenmaker.
  2. Dat is een optische illusie, doordat Australië geheel door grote oceanen is omgeven.
  3. De kaarten zijn gemaakt om kompaskoersen uit te zetten.


Brrrrrr. Dit is heel erg. Dit ontwerp mag meteen de prullenmand in.


10: Hoe kun je een ei zo koken dat de dooier stolt en het eiwit niet?

  1. Door het ei 18 seconden in de magnetron te zetten op 400 watt.
  2. Door het ei 8 uur lang in water van 63 graden te laten staan.
  3. Door het ei 12 minuten lang afwisselend 30 seconden in kokend water en 30 seconden in ijswater te dompelen.


Er zijn weer veel woorden gebruikt in de alternatieven. 'Door het ei' kan overal weg, evenals 'lang.' 'Te zetten,' 'te laten staan' en 'te dompelen' mogen ook weg.

Voor c. zijn desondanks veel woorden nodig, een hint dat het het juiste alternatief is.

Triviant, ook al komt er nog zo'n mooi verhaal over wat er met dooier en eiwit gebeurt onder condities a tm/ z.


11: Vlak achter een voorligger verbruikt een fietser minder energie dan als hij alleen fietst. Maar heeft de koprijder ook profijt van die situatie?

  1. Nee, integendeel, hij moet wat harder trappen.
  2. Nee, het maakt geen verschil.
  3. Ja.


Je mag hier kennelijk je eigen weersomstandigheden bij verzinnen: we hebben windkracht 8 pal tegen.

Geen flauw idee wat hier wetenschappelijk aan is, maar er zal wel een windtunnel aan te pas komen.

Het is niet flauw om op te merken geen flauw idee te hebben wat hier wetenschappelijk aan is: een goed ontwerp laat, als het maar even kan, vermoeden welk inzicht ontbreekt om het juiste antwoord te kunnen geven. Geen flauw idee betekent dus dat de vraag geen clou geeft over wat precies in je opvoeding heeft ontbroken om hier tenminste een goede poging tot een antwoord te kunnen geven. Het is een bezwaar dat aan veel te veel van de vragen in deze quiz kleeft, mogelijk was de score in voorgaande jaren op dit punt beter.


12: Je hebt twee identieke bakjes met in de bodem een identiek gaatje. Bij één bakje bevestig je onder het gat een twintig centimeter lang rubberslangetje. Je vult beide bakjes met evenveel water. Welk bakje loopt het snelst leeg?

  1. Het bakje met het slangetje.
  2. Het bakje zonder slangetje.
  3. Beide bakjes lopen even snel leeg.


'Even snel' bestaat alleen in theorie, streep dat maar vast af.

Er is een heel erg voor de hand liggend antwoord, en daarom begrijp ik niet wat het wetenschappelijke aan dit 'experiment' is. Ik hoor het 25 december wel. Ik vermoed dat 11. en 12. door dezelfde ontwerper zijn ingediend, en theoretisch mogelijk met elkaar iets hebben te maken.


13: Wat gebeurt er wanneer je een stalen kogel in de Marianentrog dumpt?

  1. Hij zal steeds sneller zinken.
  2. Hij zal steeds langzamer zinken.
  3. Hij zal op zekere diepte blijven zweven in het water.


Dat zoek ik dan toch eerst maar even op.

Absoluut 100% Triviant.


14: Je doet een dekbedhoes samen met kleiner wasgoed in de wasmachine. Hoe komt het dat aan het eind van het wasprogramma het kleine wasgoed in de dekbedhoes gedraaid is?

  1. Door het heen en weer bewegen van de trommel.
  2. Doordat klein wasgoed gevoeliger is voor waterwervels dan groot wasgoed.
  3. Door het oppervlakteverschil tussen de dekbedhoes en het kleine wasgoed.


Hallo, zonder heen en weer bewegen geen effect. Kennelijk gaat het nu om het beste alternatief, dat moet dus een van de overige zijn, maar als verklaring zijn die allebei ook onzinnig. Waar wil deze vragensteller naartoe?


15: Wat is het nut van al die plooien in je oorschelpen?

  1. Ze dempen harde geluiden.
  2. Ze zorgen ervoor dat je kunt horen op welke hoogte een geluidsbron zich bevindt.
  3. Ze zorgen ervoor dat je geluid van links en rechts kunt onderscheiden.


Kwestie van afstrepen? Wat is hier het wetenschappelijk aan?


16: Je krijgt achter elkaar in willekeurige volgorde zes taarten te zien van verschillende grootte. Na elke taart moet je beslissen of je deze wilt of niet. Je mag maar één keer ja zeggen. Wat is de beste strategie om de grootste taart te bemachtigen?

  1. Je verwerpt de eerste twee mogelijkheden en kiest daarna voor de eerste taart die groter is dan de eerste twee.
  2. Je verwerpt de eerste vier mogelijkheden en kiest daarna voor de eerste taart die groter is dan de eerste vier.
  3. Met een dobbelsteen, want het zal altijd een gok blijven.


Een lelijk ontwerp door de grote lengte van de eerste twee alternatieven.

Het is een bekend onderwerp uit de besliskunde, waar een graag gebruikt casus dat van de keuze van huwelijkspartner is. Dat is nog eens iets anders dan taart, niet?

Het ontwerp moet veel beter kunnen

Wetenschap!

17: Is het waar dat de zee rustiger wordt als er olie op de golven drijft?

  1. Ja, maar alleen bij zeer grote hoeveelheden olie, zodat er een dikke laag ontstaat.
  2. Ja, maar alleen bij een zeer dun laagje olie.
  3. Nee, het is een fabeltje.


De zee, de zee: de hoogte van de golven zult u bedoelen.

Gaat deze vraag over olie en golven, of toetst het taalvaardigheid? Met een stam als deze zou ik zeggen: neem liever je grootmoeder in de maling. (Er 'wordt' alleen iets als er iets anders gebeurt, 'drijft' is statisch.)

De lezer moet de vraag dus welwillend beoordelen.

De lengte van de alternatieven is heel ongelijk, haal daar maar een aanwijzing uit

Alternatief c. hoort 'Nee' zonder meer te zijn. Napraten doet men maar buiten de les.


Vraag 18: Met een staafmagneet kun je een kilo ijzer optillen. Je zaagt de staaf precies doormidden. Hoeveel kun je maximaal met elk van de twee kleine staven optillen?

  1. Ongeveer een kilo.
  2. Rond ¾ kilo.
  3. Iets meer dan een pond.


Ik heb geen idee of dit over taal (goed lezen) of over magnetisme gaat.

'Met elk van de twee' is dubbelzinnig, het is ongelukkig Nederlands omdat het zowel 'ieder afzonderlijk' als 'beide' kan betekenen. Applaus voor de ontwerper.

De formulering van de alternatieven is wonderlijk. Die oorspronkelijke kilo is nu 'ongeveer een kilo' geworden, in b. is het 'rond' (= 'ongeveer'?) 3/4 kilo, en c. 'iets meer dan.' Het geeft allemaal geen vertrouwen in de natuurkunde (mogen we nu ineens zo slordig wegen?), of in de taalvaardigheid van de vragensteller.

Ik ben benieuwd, magnetisme is een intrigerend fenomeen

Voorshands is dit Triviant.


19: In een badkuip met 100 liter water drijft een bootje met daarin 10 kilo zout. Je vervangt het zout door een steen van 10 kilo en lost het zout op in de badkuip. Wat gebeurt er met het waterpeil?

  1. Het stijgt.
  2. Het daalt.
  3. Het blijft gelijk.


Dit lijkt op het eerste gezicht een aardige vraag, redeneren op basis van wetmatigheden die vrijwel iedereen kent zal je wel dicht bij de oplossing brengen, maar ik ben bang dat er in het staartje toch weer Triviant zit.


20: Hoe schenk je een volle fles met vloeistof het snelste leeg?

  1. Door hem recht en zo stil mogelijk op zijn kop te houden en op de bodem te tikken.
  2. Door eerst te schudden en hem met de flessenhals schuin naar beneden te houden.
  3. Door hem eerst om zijn lengteas rond te draaien en hem met de flessenhals schuin naar beneden te houden.


Deze alternatieven zijn verkeerd ontworpen, omdat ze ieder uit (tenminste) twee uitspraken bestaan.

De alternatieven doen me denken aan de duiven van Skinner: hij bracht ze ertoe om vaker te doen, wat ze toevallig deden op het moment dat ze voer kregen. Niet dat duiven daarbij denken, maar er vormt zich een associatie tussen de funny walk op dat moment, en het krijgen van voer. Misschien kun je cavia's zo ook leren hoola-hoopen.

Het lijkt me een knullige vraag, omdat in het midden is gelaten om welke vloeistof het mag gaan. Er zal wel champagne uit die fles moeten, die hadden we nog over van vraag 1. Niet schudden, dan.

Omdat zowel b. als c. een schuin naar beneden gehouden fles zijn, zal a. wel het 'snelst' zijn.


En dan de antwoorden ...


En hier is het wachten natuurlijk op de uitzending, maandag 25 december Nederland 2, waarschijnlijk rond 21.30 uur. De Wetenschapsquiz Junior is een dag eerder, zondag 24 december , Nederland 3, in de ochtend.

De antwoorden zijn beschikbaar.


1. schuim. Bier bevat schuimstabiliserende stoffen. Schitterend onbenullig is dat, zo'n antwoord. Wetenschap?


2. de circusober. Inderdaad, je kunt rondjes draaien met een bord soep (neem liever geen hete soep). Deze vraag is een toonbeeld van slecht quiz-Nederlands: 'Hoeveel rondjes moet je draaien voordat voordat je arm weer terug komt in de beginstand? Je arm draait geen rondjes, jezelf ook niet, je hand evenmin, maar dat bord op de uitgespreide vingers. Wetenschap? Terugkomen is het, als een woord geschreven. brrrrrrr.


3. ver kijken. Wat een rommeltje. Wel een formule, die bij benadering voor biljartballen opgaat, maar zeker niet in een berggebied. Het is wel duidelijk wat de vragensteller heeft bedoeld, maar deze vraag verdient een dikke onvoldoende wat zijn formulering betreft. Je moet inzien dat de vragensteller de kromming van de aarde op het netvlies heeft, en dat alternatief a) daarom niet juist is. Niet helemaal triviaal, maar wel geweldig flauw.


4. kwallen. Wat het goede antwoord betreft een goede vraag, met een keurige demonstratie in het waterloopkundig laboratorium. Mijn aanvankelijke triviant-vermoeden is gelogenstraft. Ik mis in de uitleg waarom het zo is dat die aflandige wind echt water wegblaast, en niet alleen maar rimpels blaast, gewoon omdat ik naar het antwoord daarop wel benieuwd ben. We weten natuurlijk allemaal dat een Noord-Westerstorm het Noordzeewater bij onze kusten opstuwt, maar wat is daar precies de mechanica van?

Kijk, wat slordig is aan de vraag zijn de heterogene afleiders, waarin natuurkundige en biologische verklaringen op een hoop gegooid zijn. Niet doen.

Hoe zit dat met algen, zijn die ook vooral bij aflandige wind bij het strand te vinden? Wat eten die kwallen, algen? Hebben kwallen een voorkeur voor warmer water? Al die vragen zijn blijven hangen. Ook als onjuist bedoelde antwoorden vragen om uitleg.


5. wat het zwaarst is, moet het zwaarst wegen. Aan de simpele kant, deze vraag. Dat werkt op zich weer verwarrend: heeft de ontwerper echt een simpele vraag willen maken? Drijft vet op de melk? Magere melk heeft een hoger soortelijk gewicht. Ik ben er niet enthousiast over.


6. wijn. Hoe gek kunnen we het maken bij vragen naar de oorzaak van iets? Dit broddelwerk mag in een quiz best voorkomen, maar het is geen reclame voor gedisciplineerd denken.


7. uitregenen. Het bedoelde juiste antwoord is: uit de schone lucht. Het draait inderdaad om 'evenveel water', stilzwijgend zijn de wolken dus even omvangrijk verondersteld. "In schone lucht ontstaan minder druppels. Als beide wolken evenveel water bevatten, zijn de druppels in de 'schone' wolk dus groter." Dit nu, is niet overtuigend. Het slimmigheidje lijkt te zijn dat 'water' letterlijk moet worden genomen, dus geen 'waterdamp.' Ik wil hier wel eens een goede meteoroloog over horen. Het amanuensis-proefje, twee flessen met vochtige lucht, waarvan de ene met vervuilde, de andere met schone lucht, laat alleen condensatie zien (waar de lucht vervuild is), dat is nog niet hetzelfde als regenen. Niet echt bevredigend, deze vraag en uitleg. Helemaal niet bevredigend, eigenlijk.


8. fresnel. Antwoord c, met de analoge tv, is het als juist bedoelde antwoord, dat was wel te verwachten. De reden is een technisch detail, dat maakt van de vraag een triviantvraag. Die reden zelf maakt duidelijk dat de formulering van alternatief c. bepaald onhandig is: het patroon produceert niets, het uitlezen van de informatie ontspoort bij bepaalde streepjespatronen.

Het laatste is overigens geen gering kwaliteitsprobleem, omdat het de beantwoorder van de vraag voor een puzzel plaatst: wat bedoelt de vragensteller precies? Moet zij het toch maar aanstrepen omdat die andere twee alternatieven in ieder geval niet juist zijn?


9. koers kwijt. Nou ja, wat moet ik hier nog over zeggen? a. valt af als onzin, b. is ook flauwekul, dan zal c. dus wel als het goede antwoord zijn bedoeld. En ja hoor, er worden wat vreemde pogingen gedaan met passer en lineaal een en ander uit te zetten. Het slaat nergens op, omdat in de vraag sprake is van wereldkaarten, niet van zeekaarten, en al helemaal niet van de kaart van Mercator waar de ontwerper van de vraag aan denkt. Het gaat om de projectie die wordt gebruikt. Absurd, dus, een dikke onvoldoende voor dit ontwerp.

Er is bij de auteurs kennelijk wel enig besef hier een scheve schaats te hebben gereden. De toelichting eindigt met de opmerking dat tegenwoordig een moderne atlas met een 'kaart van Mercator' moeilijk is te vinden.


10. een ei hoort erbij. Het langste alternatief is niet het als juist bedoelde, dat is antwoord b.: een ei 8 uur lang in water van precies 63 graden (celcius) laten staan levert gestolde dooier en nog steeds vloeibaar eiwit op. En ja hoor, dat kon worden bewezen met een paar eieren.

Een vreselijke vraag, al zou enig natuurkundig inzicht tot het als goed bedoelde antwoord moeten leiden.


11. koprijdersprofijt. De koprijder heeft profijt van iemand die in haar wiel meerijdt: alternatief c. Een windtunnelproef, inderdaad, is altijd leuk, maar ik heb geen overtuigende gegevens gezien. De wielrennersfilosofie in de toelichting slaat nergens op. Gemiste kans hier iets meer over de natuurkunde uit te leggen, die immers ook van belang is voor vliegbewegingen op vliegvelden, plaatsing van windmolens, e.d.


12. mag het een slangetje zijn? Mijn vermoeden was dat een slangetje vooral weerstand oplevert. Mooi fout, mevrouw S. verwoordde exact het natuurkundige principe dat bepalend is: de hoogte van de waterkolom boven de uitstroomopening bepaalt de druk bij het uitstromen, met het slangetje stroomt de bak sneller leeg, wat met een eenvoudige proef te demonstreren viel.

Voor het goede antwoord moet je het natuurkundige beginsel dus kennen, het valt niet te beredeneren uit de gegevens in de vraag zelf. Dat moet voor een wetenschapsquiz toch anders kunnen.

Wat dus weer ontbreekt in de toelichting: welke belangrijke situaties in het echte leven zijn er, waarin dit beginsel bepalend is voor de werking of effectiviteit van iets? Een paar van die voorbeelden leveren overigens evenzovele aanknopingspunten op voor een alternatief ontwerp van de vraag.


13. in de trog. Tot mijn verbazing kregen de quizdeelnemers van quizmaster Léon de extra informatie dat die trog 11 kilometer diep is.

Overigens begrijp ik niets van het als goed bedoelde antwoord b. dat de kogel steeds langzamer zinkt. Omdat dieper water iets is samengedrukt, is de opwaartse druk veroorzaakt door de waterverplaatsing steeds (een heel klein beetje) groter. Maar de zwaartekracht werkt als een versnelling, en zelfs een verminderende versnelling is nog steeds een versnelling.

Het is wel interessant waarom het niet het geval is dat de stalen kogel op zekere diepte in het water blijft zweven: de trog is daar lang niet diep genoeg voor. Maar dan is ook de vermindering van de versnelling die de facto resulteert in langzamer dalen ongetwijfeld een fenomeen dat zich op veel groter diepte voordoet dan de trog toelaat. Toch? Karel Knip (NRC) zal er wel iets over te melden hebben. Ah, Knip helpt me uit de droom (Alledaagse Wetenschap, NRC 30-12-2006): kennelijk bereikt de kogel al gauw zijn 'eindsnelheid' waarin de weerstand van het water een rol speelt.

De verrassende analyse van Knip voor dit probleem is dat de wetenschapsquiz de viscositeit van het water verwaarloost, maar omdat die viscositeit op grotere diepte afneemt, is het netto gevolg daarvan dat de snelheid van de kogel groter wordt, en niet kleiner zoals de WQ beweert.

Het 'goede' antwoord is dus het fout. Knip is benieuwd hoe de WQ-commissie nu gaat handelen.


14. waar zijn mijn sokken gebleven?. Uit de uitleg van wat als goed antwoord is bedoeld, alternatief a, is de bedoeling van de vraag duidelijk. Maar dat is sjoemelen met de spelregels.

In feite is het antwoord: omdat je het wasgoed wast, dummy!


15. luisteren. Om hoogte te kunnen onderscheiden, alternatief b., zou het juiste antwoord zijn. Een heel gedoe met allerlei toeters zou het moeten bewijzen. Ik geloof er niets van.

Deel van de reden van mijn ongeloof is dat waarnemingspsychologie een nogal ingewikkeld vak is. Het onderscheiden van de hoogte van een geluidsbron gebeurt ongetwijfeld op basis van meerdere cues.

Blijft staan dat de beide andere alternatieven natuurlijk zonder meer als onwaarschijnlijk of onjuist zijn af te strepen. Dus waar gaat deze vraag dan uiteindelijk over, pseudo-wetenschap?


16. kies een taart/levenspartner. Het als juist bedoelde antwoord is eerst maar eens de eerste twee taarten te laten passeren, en daarna de eerstvolgende te kiezen die groter is dan die eerste twee. Antwoord a. is dat. Daar kan nog heel wat discussie over ontstaan, want de WQ maakt zich er hier met een Jantje van Leiden van af. En verzuimt wederom uit te leggen wat het maatschappelijk of het individueel belang is van dit type keuzeproblematiek.

In het verlengde van de laatste opmerking: het voorgelegde probleem is ongelooflijk kunstmatig. Het is toch waarachtig mogelijk hier een realistisch probleem te geven, ook wanneer het echt nodig zou zijn het aantal keuzegelegenheden tot een aangegeven klein aantal te beperken.

De kansen bij de verschillende opties zijn mijns inziens buitengewoon slordig berekend. Dat is ook te zien in de uitvoering van de demonstratie: heel anders dan de vraag zelf het formuleert, is de interpretatie van strategie a. dan ineens dat de eerste twee taarten ongezien niet worden gekozen. Maar dat is meer dan een verschil in nuance, dames en heren van de WQ!

De amanuensis kon een leuke demonstratie geven, die overigens absoluut niet de zaak zelf overtuigend demonstreerde. Deel van het probleem is natuurlijk dat de spreiding in grootte van de taarten enorm groot was gekozen, zodat een proefpersoon die een normaal bereik van grootte van taarten verwacht, de hele kleintjes in ieder geval niet zou kiezen. Daar gaat je demonstratie dan. Want de proefpersoon blijkt ineens heel veel meer over die taarten te weten dan wat de vragenontwerper suggereert dat er bekend zou zijn, en wat in de statistische berekening bekend veronderstelt.

We zijn weer eens fantastisch belazerd met het gegeven antwoord. Dit is meer een demonstratie van het soort statistische deskundigheid dat meende te kunnen bewijzen dat Lucia de B. nooit toevallig bij het overlijden van al die patiënten dienst gehad zou kunnen hebben.


17. olie op de golven. Het gebruik van 'alleen' duidt soms op een ontwerpprobleem. Dat zal hier ook wel het geval zijn. Het als juist bedoelde antwoord is b. Karel Knip stelt ook al de vraag waarom een dikke laag olie, zoals bij het vergaan van olietankers wel ontstaat, de zee niet rustiger maakt. Hij zal er nog wel op terugkomen, vermoed ik.

Het vervelende is dat er nu discussie kan ontstaan over de mate waarin een dunne of een dikke laag olie de zee rustiger maakt, met ongetwijfeld absurde definitieproblement die dan ontstaan. En dan heb ik het nog niet over het woord 'alleen', want als aantoonbaar is dat een dikke laag olie ook een rustgevend effect heeft (op de onrust van het oppervlak van de zee), dan zijn ook hier de rapen gaar.

De WQ heeft de nattigheid wel degelijk gevoeld, de toelichting op het antwoord besluit met "Grote golven worden niet gladgestreken, maar de zee wordt wel degelijk rustiger als er olie op drijft." Wat nu, als dit een examenvraag was geweest? Of menen de dames en heren van de WQ dat uit de stam van de vraag moet worden begrepen dat het gaat om 'gladstrijken' en niet om 'rustiger worden.'?

Broddelwerk.


18. oneindig gedeelde magneten net zo sterk?. De toelichting op de website is bepaald ruimhartiger - en juister - dan die tijdens de show. Natuurlijk kan dat doorzagen niet onbeperkt doorgaan, en is er dus een verlies in kracht. Dat geeft dus de betekenis aan het 'ongeveer een kilo', dat natuurlijk 'iets minder dan een kilo' had moeten zijn, ook gezien de formulering van alternatief c.

Hoe dat ook zij, de beide andere alternatieven zijn in ieder geval niet juist. De formulering van de alternatieven is, ook achteraf beoordeeld, beroerd.

Het is toch ongelooflijk hoe zelfs een vraag over een eenvoudig onderwerp als dit, door gestuntel met de moedertaal een aanfluiting wordt.


19. waar is het zout gebleven?. Mevrouw S, de winnares van de WQ, stelt dat oplossen van het zout in het water niet tot verhoging van het volume leidt, wel van het soortelijk gewicht, en dat per saldo het bootje dus iets hoger wordt opgetild, minder zout water verplaatst, zodat het niveau daalt. Alternatief b. dus.

Het officiële antwoord is eveneens b. De dichtheid, bij 10 graden, is ca 999kg/m3, met 10 kilo zout erin opgelost 1079kg/m3. Dan geeft de WQ een fantastische onzin-statement af: "Dat betekent dat de opwaartse kracht met 8% stijgt. Het peil zal dan ook 8% zakken." Ziet u de blunder?

Geen woord over het volume van het zoute water t.o.v. het zoete water. Toch zit daar voor een leek die zijn scheikunde niet heeft bijgehouden, een belangrijke vraag is: je voegt een volume zout toe aan een volume water, en het volume van het zoute water zou gelijk zijn aan dat van het zoete water? Kom nou. Karel Knip heeft het al uitgezocht, en inderdaad, het volume van het zoute water is groter.

Karel Knip voert een interessant punt aan, vanuit het vraagontwerp gezien: de WQ vermeld het gewicht van het bootje niet. Maar als je dat varieert, dan krijg je andere uitkomsten! Als dit een examenvraag was geweest, zou een kandidaat met een fout antwoord achteraf een redenering kunnen construeren dat haar antwoord wel degelijk juist is, omdat zij mocht veronderstellen dat het gewicht van het bootje verwaarloosbaar is. Of juist omdat zij er een realistische waarde voor heeft ingevuld.


20. to the bottom. Dit is dan wel weer heel aardig: het juiste antwoord is dat draaiende vloeistof in een schuine fles het snelste resultaat geeft: alternatief c. Door de werveling zou lucht de fles in worden gezogen! Ik heb daar overigens geen overtuigende demonstratie van gezien. Ik zou ook graag een relevante toepassing van hetzelfde beginsel hebben gehoord, nu blijft het een geintje op quizniveau.

Het ontwerp van de vraag had beter gekund, door het malle alternatief b. te vervangen door een fles die zo schuin wordt gehouden dat het water er zonder kolken uit kan stromen. Want dat is wat veel mensen voor ogen heeft gestaan, en waarvan ze nu zijn afgeleid door de toevoeging van 'schudden' respectievelik 'om de lengteas draaien.'


Zijn er per saldo onder deze 20 vragen die kwalitatief in orde zijn? Waarom is de ontwerp-ellende die we nu hebben gezien, er tevoren niet uitgefilterd? Had makkelijk gekund, niet?



Het is vooral natuurkunde, wat hier de klok slaat. Het is heel terecht dat een natuurkundige, mevrouw S., de WQ met een straatlengte voorsprong op de andere vijf deelnemers wint. Ondanks de larmoyant slechte vragen, waardoor er verschrikkelijk veel ruis in de quiz zit.


Het ontwerpen


Nederlands, tekst, woorden


Argumenteren


Opvallend in de knock-out-ronden dat de teams veel te weinig houvast hadden om via goede argumentatie tot goede antwoorden, althans tot afstrepen van foute antwoorden te komen. Het zou een randvoorwaarde voor de ontwerpers van de vragen moeten zijn dat deelnemers met argumenteren een heel eind moeten kunnen komen, waarbij argumenteren is te verstaan als wat in handboeken daarover is te vinden (Van Eemeren en Grotendorst, bijvoorbeeld, reeksen Engelstalige boeken).

Raden?


Als de vragen knullig zijn, en er met goed redeneren ook al niets mee valt aan te vangen, worden die voorronden een loterij in plaats van een quiz. Dat is niet nodig: geef de deelnemers de mogelijkheid te passen, een vraag voorbij te laten gaan als ze het echt niet weten. Dat zou ook een veel beter model zijn naar het onderwijsveld toe, tenslotte zouden we toch niet willen dat kinderen, of volwassen studenten, leren dat het normaal zou zijn maar iets te gokken wanneer je iets niet weet.

Technisch zou je het geven van een bonuspunt voor het schuldig blijven van een antwoord, kunnen vervangen door het geven van een strafpunt voor een verkeerd beantwoorde (gegokte) vraag. Een bonuspunt bijvoorbeeld een half punt voor vragen waarmee een heel punt valt te verdienen, een strafpunt is gewoon een heel punt aftrek. Ik geef in mijn 'Toetsvragen ontwerpen' in ik meen hoofdstuk 2 een toelichting op een en ander. De methode van strafpunten komt in ons land bijvoorbeeld voor bij de voortgangstoetsen van geneeskunde in Maastricht, en bovendien een aantal andere geneeskundige opleidingen. In Amerika is de strafpuntregel niet ongebruikelijk bij belangrijke selecterende tests. Het nadeel van de strafpuntregel ten opzichte van de bonusregel is dat hij moeilijker te begrijpen is, en dus nadelig kan uitpakken voor deelnemers die de regel niet goed hebben begrepen.

Wetenschap?


De editie 2005 zet voor het publiek een beeld neer van wetenschap dat werkelijk nergens op slaat, en jongeren niet op het idee zal brengen een universitaire studie te overwegen. NWO doet er verstandig aan zich onmiddellijk uit dit media-circusje terug te trekken, danwel een greep naar de macht te doen en een werkelijk overtuigende quiz-formule door te voeren.

De makers van de Wetenschapsquiz ontberen een heldere visie op de 'wetenschap' die in een publieksquiz aan de orde is. Het gevolg van de stuurlooosheid lijkt te zijn dat de inspiratie komt uit wetenschapsbijlagen van kranten (stappen tellende mieren), en bizarre verschijnselen (maizena) en raadsels (oneindig tegels stapelen). Dat zijn bij uitstek de onderwerpen die voor de quiz verboden zouden moeten zijn.

Er zijn zo ontzettend veel onderwerpen in het dagelijks leven en in het dagelijkse nieuws waar wetenschap iets over heeft te melden, of over gemeld heeft. De wetenschapsbijlage van de krant gaat over de recente ontwikkelingen aan de frontlijn van de wetenschap, de krant heeft natuurlijk de taak om die nieuwe ontwikkelingen te melden, die ontwikkelingen maken deel uit van wetenschapsbeoefening, maar die onderzoekresultaten zijn voorlopig nog tentatief, betwist, of op zijn minst betwistbaar. Nee, het zijn juist de gebeurtenissen zoals verslagen in andere delen van die krant die de onderwerpen van een publieke wetenschapsquiz zouden kunnen zijn. Als een minister van justitie in het parlement iets onhandigs beweert over DNA-onderzoek, is dat een prachtig item om een vraag voor de Wetenschapsquiz over te maken, blijvend binnen het domein van algemeen geaccepteerde wetenschappelijke kennis. Ik vermoed dat mogelijk de helft van de belangrijke onderwerpen buiten de wetenschapsbijlage in de krant van vandaag zich leent om er een indringende vraag voor de Wetenschapsquiz bij te ontwerpen, als het even kan door een expert in een discipline die direct met de betreffende zaak heeft te maken.

Er is in de loop van de vorige eeuw een merkwaardig verschil ontstaan in de betekenis van wat 'kennis' is: in de wetenschap is dat - het zal niet verbazen - onze wetenschappelijke kennis; in het onderwijs lijkt kennis iets minderwaardigs te zijn, dingen die je uit het hoofd weet, waar quizvragen vaak over gaan, en zeker geen inzicht in zaken.
Filosofen weten wel beter, en psychologen voegen zich bij hen. Bijvoorbeeld het grootmeesterschap van de schaker is verkregen in tienduizend uur studie of meer, hetzelfde geldt voor expertise in noem maar op welke hobby, sport, vak of wetenschap.


Hoe dan wel? Mogelijkheden


juweeltjes uit eerdere afleveringen
In de ondertussen omvangrijke verzameling quizvragen en -antwoorden uit dertien jaargangen zijn voldoende juweeltjes verborgen om daaruit een soort voorbeeldige quiz samen te stellen. Samen hebben ze een aantal onderscheiden kenmerken die het mogelijk maken goed te omschrijven wat het is dat een vraag tot een goede vraag voor een wetenschapsquiz maakt.



filosofie
Onderscheiden disciplines zijn oorspronkelijk afsplitsingen van de filosofie. Op die manier bezien moet het wel zo zijn dat er voor filosofie een plaats is in een wetenschapsquiz, niet vanwege de kleine en grote filosofen en hun hebbelijkheden, maar vanwege de hoofdstromen in het denken over de wereld.



wetenschapsgeschiedenis
Wetenschap maakt deel uit van cultuur, maar het kan lang duren voordat wetenschappelijke verworvenheden vast bestanddeel van cultuur uitmaken, voordat wetenschappelijke inzichten ook het 'gezonde verstand' van de gewone burger koloniseren. Het is voor studenten vaak onverwacht moeilijk om zich eenvoudige wetenschappelijke inzichten eigen te maken, juist omdat die haaks kunnen staan op wat zij tot dan aan eigen inzicht hebben, haaks op hun 'gezonde verstand' zeg maar. Omdat wetenschap juist een onderneming is die erop is gespitst ons 'gezond verstand' te vervangen door verbeterd inzicht op basis van waarneming, experiment en ratio, is die spanning per definitie altijd aanwezig. Bij uitstek dus een fenomeen waar een Wetenschapsquiz niet alleen rekening mee moet houden, maar er juist op in moet spelen.

Heel pregnant, en door velen goed beschreven, is in de natuurkunde die spanning aanwezig. In het middelbaar onderwijs is dat de spanning tussen de natuurkunde van Newton en die van de naieve leerlingen, welke laatste verdacht veel gemeen heeft met de natuurkunde van Aristoteles. In de universiteit is die spanning er opnieuw, omdat Newton niet het laatste woord heeft gesproken, en zelfs Einstein dat niet heeft gedaan. Wie geïnteresseerd is, zie mijn pagina over natuurkunde en onderwijs.

In de meeste wetenschappelijke disciplines doen zich verwante situaties voor. Het belang van deze wetenschapsgeschiedenis is dus niet dat het leuke historische feiten oplevert, maar dat het een film is die in zekere zin iedere iedere student en onderzoeker in een bepaald vakgebied opnieuw zelf moet beleven.

Een goudmijn dus om onderwerpen voor dde Wetenschapsquiz uit op te diepen, zoals in verleden vooral voor natuurkundige vragen al vaak is gebeurd, maar ook voor andere disciplines goede mogelijkheden biedt.



het dagelijks leven aangeraakt
Wetenschap mag nog steeds heel veel met louter nieuwsgierigheid te maken hebben, tegelijk is er een enorme impact van 'oude' wetenschap op ons dagelijks leven, en een enorme verwachte impact van huidige ontwikkelingen in de wetenschap. Dat is geen nieuws voor wie dagelijks de berichten over gentechnologie, nanotechnologie, nieuwe medicijnen, of global warming hoort en ziet. Gebruik dat dan ook bij het ontwerpen van de quizvragen, vermijd toy questions en louter intellectuele spelletjes.



de experimentele methode
Een wetenschapsquiz die alleen gaat over natuur- en gedragswetenschappen, ik geloof toch dat dat de tendens in de Wetenschapsquiz is, is wel erg armzalig. Het punt is niet dat ook rechten en taalwetenschap erbij horen, maar dat er algemene zaken zijn die in al die afzonderlijke disciplines aan de orde zijn. Denk aan de filosofie als moeder van alle wetenschappen. In het bijzonder is dan de experimentele methode van belang, het inzicht dat onze creatieve ideeën pas wortel schieten wanneer er moeite is gedaan te onderzoeken if deze overeenstemmen met wat in de wereld valt waar te nemen, en dat laatste bij voorkeur onder gecontroleerde omstandigheden.

Denk hier niet allereerst aan het bedenken van allerlei complexe physische onderzoeken, daar zorgen de betreffende geleerden wel voor, maar aan het besef dat ook in het dagelijks leven voortdurend uitspraken getoetst moeten zijn/worden aan de werkelijkheid, evidence based is een hedendaagse term die daarbij wel wordt gebruikt.



methodologie
De grondlijn is: gegeven de waarnemingen, wat mag daaruit wel of niet worden geconcludeerd? Een razend interessante vraag, op alle denkbare niveaus. Liegen met statistieken hoort er ook bij, evenals cijferblindheid bij sommige alfa's die desalniettemin wel op basis van cijfers moeten handelen (juristen bijvoorbeeld). Over juristen gesproken: een bijzonder aandachtsgebied is natuurlijk onze rechtspraak, waar juist in methodisch opzicht veel te veel heel erg wezenlijk misgaat (zie het werk van de rechtspychologen in Maastricht).

Dit is een heerlijk terrein om voor een wetenschapsquiz uit te mijnen, denk alleen al aan uitspraken die heel makkelijk uit de mond van politici rollen, van managers, maar zeker ook uit de mond van wetenschappers die sterke opvattingen hebben over wat collega's uit een heel andere disciplines aan resultaten aan de samenleving bieden (Dat gaat niet alleen over loten als een mogelijk instrument om schaarse studieplaatsen eerlijk te verdelen, ik zag deze middag [3 dec '06] nog een tv-columnist als 'professor doctor' aangekondigd worden, wat natuurlijk volkomen misplaatst is).



ethiek: verantwoordelijkheid



Een belangrijke categorie vragen in vrijwel iedere tak van wetenschap zijn die betreffende kwesties van ethiek, professionaliteit, en maatschappelijke verantwoordelijk. Dat zijn dus niet de onderzoekvragen zelf zoals die in het vakgebied op enig moment aan de orde van de dag zijn, maar het betreft een categorie van meta-vragen. Omdat deze direct raken aan belangen van burgers, als groep of individueel, verdienen ze zeker een plaats in een wetenschapsquiz. Daarin zijn ethische vragen dus heel anders van karakter dan bijvoorbeeld de politieke vraag welk wetenschappelijk onderzoek op welke manier voor welke bedragen te subsidiëren, dat is een type vraag dat niet vanzelfsprekend in een wetenschapsquiz thuishoort.



preferente vraagvorm
De voorkeur hebben vragen die zijn opgebouwd als kort casus, stam van de vraag, en twee keuzealternatieven, eventueel meer als dat functioneel is.

Er is een kleine, canonieke, set regels voor een goede vormgeving van toetsvragen beschikbaar in de internationale literatuur, waarin zaken als helder en strak formuleren, geen window dressing, dubbelzinnigheid uitbannen, dubbele uitspraken vermijden in de stam van de vraag zowel als in de alternatieven, absolutismen ('nooit,' 'alle,' 'precies,' 'evenveel') uitsluitend als ze gepast zijn, etcetera. Stuk voor stuk ontwerpfouten waar de Wetenschapsquiz tot nu toe diep onder gebukt gaat.



ontwerp en check
Absoluut vereist is een verantwoord ontwerp van de vraag, en een onafhankelijke check op de kwaliteit van de vraag zowel als zijn ontwerp, naar inhoud zowel als naar vorm en taal. De larmoyante quiz 2006 maakt duidelijk dat het niet zonder kan, hoe hoog ook de status mag zijn van degene die een vraag indient.

Merk op dat het ook om subtiele zaken kan gaan, zoals binnen een vakgebied vanzelfsprekende gewoonten om problemen louter abstract op te lossen (het stoeptegel-probleem, #17 in de quiz 2005), wat voor de rest van de mensheid - ik vind terecht - heel anders ligt. Laat vragen daarom ook altijd onafhankelijk beantwoorden en beoordelen door collega's uit echt heel andere disciplines: een psychologie-vraag door een natuurkundige laten checken, een natuurkundige vraag door een neerlandicus, een taalkundige vraag door een medicus, etcetera.



vraag wat je bedoelt te vragen
Het is bij de bespreking van het ontwerp van de afzonderlijke vragen in de quiz 2006 meermalen aan de orde geweest: de vragen zijn niet toegespitst op wat kennelijk het wetenschappelijke inzicht is waar het bij de beantwoording van de vraag om gaat. Natuurlijk, als je dat wèl zoudoen, dan zouden de vragen bepaald minder moeilijk worden, omdat meer mensen dan begrijpen waar de vraag over gaat, en er vergissingen in interpretatie en uitwerking, irrelevant voor de bedoeling van de vraag, daarmee zijn buitengesloten.

Een makkelijker quiz biedt meteen ruimte om een reeks extra vragen op te nemen, waarmee de quiz zowel veel aantrekkelijker wordt, als veel eerlijker.

Deze duidelijkheid in de vragen draagt er ook toe bij dat deelnemers eerder in de gaten hebben welk soort inzicht ze voor deze vraag ontbreekt (thuis kan die lacune dan makkelijker worden aangevuld door verstandig zoeken van de ontbrekende informatie).



vraag éné ding tegelijk.
Hoort logisch bij het voorgaande punt: het is zelden echt de bedoeling twee dingen tegelijk te vragen, doe dat dan ook niet, en als het even kan doe het in die andere gevallen ook niet.



maak vragen doorzichtig
Het spreekt eigenlijk vanzelf dat een quiz die voor een breder publiek is bedoeld, vragen bevat waarvan de strekking, de pointe, door dat bredere publiek is te doorzien. Zie ook de paragraaf 'propedeutisch niveau?' hierbeneden.

De analogie is met de eis van doorzichtigheid die geldt voor toetsvragen in het onderwijs: het moet volkomen helder zijn waar een vraag over gaat, en hoe de stof voorbereid had moeten worden om die vraag goed te kunnen beantwoorden. Het is maar een analogie: de wetenschapsquiz is per definitie niet een quiz die door hard studeren goed is voor te bereiden, en dat moet het ook niet worden door stiekem ingeslopen gewoonten van vragenstellen (overnemen van thema's uit een andere rubriek als 'Noorderlicht' of uit wetenschapsbijlagen van onze dagbladen; relatief heel veel vragen met een natuurkundig karakter).

Praktisch: de uitleg over het juiste antwoord op de vraag moet glashelder en begrijpelijk zijn, laten we zeggen dat iemand die dat met belangstelling heeft gehoord of gezien, een paar uur later dat antwoord in zijn kern moet kunnen reproduceren. Een iets verder gaande eis is dat een belangstellende leek op het gebied waar de vraag over gaat, deze goed moet kunnen beantwoorden met de nodige bedenktijd en eventueel eenvoudig naslaan van informatie. Bedenk dat het beantwoorden van dergelijke 'makkelijke' vragen onder quiz-condities een heel ander verhaal is: de spanning en vooral de heel erg beperkte tijd zullen zels ter zake deskundige deelnemers nog wel eens op het verkeerde been zetten.

Het mag natuurlijk nooit voorkomen dat een presentator duidelijke onzin ook nog eens voor de camera gaat verkopen, zoals met de waggelende pinguïn in 2005 is gebeurd. Dat is een bijzonder interessant incident, dat laat zien dat presentatoren en deelnemers makkelijk erop vertrouwen dat alles met de gestelde vraag wel in orde zal zijn, ook als in feite het correcte antwoord per abuis niet onder de alternatieven is te vinden.



ontmoedig raden
Ik heb hierboven het onderwerp 'raden' al behandeld. Het is bij een toets of quiz met keuzevragen eigenlijk toch wel eenvoudig om vaak raden te vermijden door te werken met een goed gekozen bonusregel: een halve punt is in veel situaties prima, ook als dat in feite meer is dan een pure raadkans rechtvaardigt.



propedeutisch niveau?
De gedachte zou nu kunnen intstaan dat quizvragen makkelijk zijn te ontlenen aan universitaire tentamens uit bijvoorbeeld het eerste kwartaal van de betreffende opleiding. Dat zou dan geen goede gedachte zijn.

Het eigene van een voor een breder publiek bedoelde wetenschapsquiz is dat de vragen, met een korte uitleg, begrijpelijk moeten zijn, ook voor wie geen opleiding in de betreffende discipline heeft genoten. Voor tentamenvragen geldt ongeveer het omgekeerde: zij moeten alleen goed zijn te beantwoorden, en dus begrijpelijk zijn, voor wie zich grondig heeft voorbereid. Mogelijk ligt in dit kenmerkende verschil ook wel een belangrijke reden waarom het zo lastig is om goede quizvragen te verkrijgen of te maken: het vereist een omschakeling in denken bij de ontwerper van de vragen.


Ontwerp een schaakquiz


Het probleem bij het ontwerp van de Wetenschapsquiz is dat het lastig in de vingers is te krijgen wat dan zo ongeveer de 'wetenschap' is om de deelnemers op te ondervragen. Neem daarom eens een goed omschreven veld, en onderzoek wat er in een quiz daarover zeker niet, en in ieder geval wel in moet komen.

Het eerste idee is dat de vragen niet in de eerste plaats over schaken gaan, maar zelf schaken zijn. Dat laat nog heel veel ruimte om het in te vullen. Dus geen vragen over de prestaties of het leven van Max Euwe, of allerlei weetjes uit de geschiedenis van het schaakspel die voor inzicht in het huidige spel irrelevant zijn. Maar typisch wel aangeboden schaakstellingen en vragen daarover. Omdat de vragen bedoeld zijn voor niet-experts, gaat het natuurlijk niet als om analyse van partijen uit het laatste kampioenschap. Daar ligt dus de uitdaging: een schaakquiz voor een breed publiek dat minimaal de regels van het spel kent, maar zelf geen clubspelers zijn.

Literatuur


Ben Wilbrink (1983/2006) Toetsvragen schrijven / Toetsvragen ontwerpen. Oorspronkelijke uitgave als Aula 809, het Spectrum pdf 1.4Mb. Herziening in 2006, hoofdstuksgewijs hoofdstuk 1 etc. Zie Toetsvragen ontwerpen 2006 voor verwijzingen naar de literatuur, voor veel titels zijn daar online bronnen gegeven.



Zie ook de bespreking van de ontwerpkwaliteit van de vragen in de Wetenschapsquiz 2005, 2007, 2007.


Zie ook de bespreking van de ontwerpkwaliteit van de vragen in De Grote Geschiedenis Quiz (site) 2006, 2007, 2008, 2009.


Zie ook de bespreking van de ontwerpkwaliteit van de vragen in de Nationale Rekentoets 2006.


links


NWO http://www.nwo.nl/nwohome.nsf/pages/NWOP_5VGJ6V site met de vragen van de Wetenschapsquiz vanaf 1994.


NWO http://www.nwo.nl/nwohome.nsf/pages/NWOA_6VMKND?Opendocument site met de vragen van de Wetenschapsquiz Junior vanaf 1994.


VPRO site voor de Wetenschapsquiz.


Nationale Wetenschapsquiz Student http://www.nationalewetenschapsquizstudent.nl/index.html [bestaat niet meer? 3-2009]. Hier zijn geen video's te vinden, evenmin vragen en antwoorden. Deze editie loopt ook al heel lang mee, sinds 1998.


Discussieforum De Nationale Wetenschapsquiz http://wetenschapsquiz.punt.nl/


Physics 2000 site, een site met interactieve natuurkundige experimenten, en met een missie statement.


proefjes.nl www.proefjes.nl


Wetenschapsforum.nl http://www.wetenschapsforum.nl/


http://www.vpro.nl/programma/nwq/artikelen/25671964/

31 december 2006 \ contact ben apenstaartje benwilbrink.nl

Valid HTML 4.01!       http://www.benwilbrink.nl/projecten/wetenschapsquiz2006.htm