Kenniseconomie


Ben Wilbrink


Een mooie uitdaging is om het veel misbruikte begrip 'kenniseconomie' eens op een bijzondere manier aan te kleden, gebruik makend van kennis die in diverse disciplines aanwezig is, en van resultaten van eerder werk over technisch-wetenschappelijk onderwijs en onderzoek, groeiende deelname aan hoger onderwijs, en de werking van de arbeidsmarkt. Niet als academische oefening, maar om een aantal fricties in de huidige samenleving beter te kunnen benoemen. Wat het laatste betreft is er dus een stevige verbinding met het project 'Duurzaamheid.' Mogelijk is frictie nummer 1 dat degenen die een dikke vinger in de pap van de kenniseconomie hebben nu juist niet de eigenaars van de betreffende kennis zijn. Anders dan bij justitie, waar een blinddoek een functioneel en vooral essentieel hulpmiddel is, gaat het bij de kenniseconomie om stuurlui die op een onduidelijke manier zijn geronseld en in ieder geval niet weten hoe een koers professioneel moet worden uitgezet. Het is ze niet altijd of in ieder geval niet helemaal persoonlijk aan te rekenen, daar zit de samenleving net iets te ingewikkeld voor in elkaar. Die samenleving lijkt wel een samengeraapt zootje van kennisspecialisten en geavanceerde technologieën, of vormen ze toch met elkaar een organisch geheel, en hoe ontwikkelt zich dat dan verder?


speerpunten


'Kenniseconomie' is een container-begrip, het kan van alles en nog wat zijn, het kan op tal van manieren worden bekeken en geanalyseerd. Zoals:

Kennis is een bijzonder goed dat door het te gebruiken niet vermindert, mogelijk zelfs vermeerdert. Dat heeft enorme implicaties in economisch opzicht, omdat het maatschappelijk rendement op het ontwikkelen van nieuwe kennis erg hoog kan zijn (voor bedrijven ligt dat anders, dat is het laag bij de grondse onderscheid tussen macro-economie en bedrijfseconomie, zeg maar). In de economische theorie is er nog niet zo gek lang belangstelling voor deze pompwerking van kennis, zie de nieuwe groeitheorie (verwijzingen in Wilbrink en Dronkers, 1994). Het ligt voor de hand dat het onderscheid tussen publieke en private kennis hier van belang is, en in ultieme zin mede bepalend voor de nabije toekomst van de mensheid.

Op een andere planeet is er een heel andere invulling van de term 'kenniseconomie' mogelijk. In de psychologie is het al weer enige tijd bekend dat de mens maar een klein aantal gegevens tegelijk kan hanteren, een aantal dat valt te prikken op zeven (Miller, 1956). Het is evenwel niet zo dat ieder van die zeven stukjes informatie simpel moet zijn. Wie complexe vaardigheden beheerst, kan complexe informatie hanteren alsof het een enkel stukje informatie is (chunking heet dat in disciplinair jargon). Er is dus een kenniseconomie mogelijk op de zeven stukjes informatie die de mens gelijktijdig kan hanteren. Dit is een heel andere benadering van waar het in het onderwijs om gaat: de macht van de mens in zijn omgang met de wereld is tot op grote hoogten op te voeren, zowel absoluut (hoge toppen) als relatief (iedere leerling kan door onderwijs op deze manier worden voorbereid op kractig omgaan met de wereld (empowerment). Geavanceerde technologie speelt daar zeker ook een rol bij, omdat veel manipulatie van complexe informatie kan worden uitbesteed aan robots (geprogrammeerde computers, zeg maar), wat de capaciteit van zeven nog verder ontlast.

Nu begrijpt u hopelijk ook dat het poneren van een verschil tussen kennis hebben en kennis kunnen opzoeken misleidend is: met opgezochte kennis kun je in vergelijking tot kennis die je hebt verworven weinig tot niets doen omdat ze verdomd moeilijk door die pijplijn van de zeven stukjes is te proppen. Om ook maar een beetje van de opgezochte kennis op te pikken, is al de hele capaciteit nodig, en dan ben je dus nog lang niet bezig die kennis te evalueren of ook ergens voor te gebruiken. Het is niet een verschil, maar een wereld van verschil tussen kennis hebben en kennis op kunnen zoeken. Iedereen waar ook ter wereld met toegang tot www kan de laatste zin in Google intikken en zo deze bladzijde vinden, maar dat zegt waarachtig toch alleen iets over het www en over Google, en niets over deze anonieme zoeker.

Links


In De Ochtenden van 5 april 2005 een interview met CEO (British Telecom) Ben Verwaayen over de kenniseconomie. Met griezelige meningen die de gemankeerde ethiek van de manager van de hedendaagse multinational als norm voor de samenleving stellen. We moeten investeren in excellentie, is de boodschap. Talent van all over the world aantrekken. Negen van de veertien universiteiten sluiten. Dat is een kokervisie van jewelste. Alsof een land groot kan worden in ping-pong door de beste spelers van de wereld aan te trekken. Daar wordt het land niet groot mee, dat is niet meer dan gewoon 'kopen' van status, waarover Rousseau meen ik al het nodige heeft geschreven. Verwaayen is de man die de krenten wel even uit de pap zal pikken, de rest aan de losers van deze wereld overlatend.


Innovatie: garantie voor economische voorspoed? Binnenhof zondag 16 november 2003. "Het kabinet trekt honderden miljoenen uit voor innovatie. Is dit weg gegooid geld of juist een garantie voor economische voorspoed in de toekomst? Een debat tussen ING topman Alexander Rinnooy Kan en Harry Lintsen, hoogleraar techniek aan de TU Delft en Eindhoven, en auteur van de encyclopedie Geschiedenis der Techniek van de 20ste eeuw."


Eigen werk


Wilbrink, Ben (2004). Meer permanente selectie kan onze economie niet gebruiken. concept. Voordracht Studium Generale Tilburg, 30-9-2004. html

Wilbrink, Ben (1997). Terugblik op toegankelijkheid: meritocratie in perspectief. In Marian Van Dyck, Toegankelijkheid van het Nederlandse onderwijs. Studies (p. 341-384). Den Haag: Onderwijsraad. html

Wilbrink, Ben(1997). Levenslang leren en informatie- en communicatietechnologie (ICT). In T. T. D. Peetsma en M. L. L. Volman (Red.), Bevorderende en belemmerende factoren voor een leven lang leren. Explorarief onderzoek op microniveau (p. 171-185). Den Haag: Sdu Servicecentrum. ISBN 90 346 3541 1. html

Wilbrink, Ben (1994). Arbeidsmarkt en hoger onderwijs: een blijvend problematische relatie. Tijdschrift voor Hoger Onderwijs. 12, 24-32. html

Wilbrink, Ben, en Marco Roos (1991). Strategic science policy and organizational structures in the engineering sciences. Proceedings EAIR European Association for Institutional Research, 13th international forum september 1991, Edinburgh. Edinburgh: Napier. html

Ackermans, S. T. M. en W. A. de Jong, m.m.v. Marco Roos en Ben Wilbrink (1991). De technische universiteiten. Pre-advies. In ARHO en AWT, Advies inzake de technische universiteiten. Den Haag: ARHO/AWT. ISBN 90-346-2617-2. htlm


Literatuur


Miller, George A., Eugene Galanter, and Karl H. Pribram (1960). Plans and the structure of behavior. New York: Holt, Rinehart and Winston.

Miller, George A. (1956). The Magical Number Seven, Plus or Minus Two: Some Limits on Our Capacity for Processing Information. The Psychological Review, 63, 81-97. pdf

Miller, George A. (2003). The cognitive revolution: a historical perspective. TRENDS in Cognitive Sciences, 7, 141-144. pdf




5 april 2005 \ contact ben apenstaartje benwilbrink.nl

http://www.benwilbrink.nl/projecten/kenniseconomie.htm