Breed versus specifiek opleiden?

Ben Wilbrink

De pagina staat in de startblokken. Hieronder alvast een cynische beschouwing bij de aftrap. Geleidelijk zal het cynisme plaatsmaken voor een degelijke plaatsbepaling op grond van de literatuur, met als het even kan ook een her-analyse van bekend empirisch materiaal. De stelling dat specifiek opleiden altijd beter is dan breed opleiden, als andere dingen gelijk zijn, is al in vroeg werk van mij over de aansluiting onderwijs - arbeidsmarkt te vinden. Het is een verscherping van de oudere stelling van onder andere Dronkers en Van Hoof dat de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt empirisch een veel en veel lossere koppeling blijkt te zijn dan politici, werkgevers, beleidsmakers in het onderwijs, en andere stakeholders menen. De stelling dat breed opleiden inferieur is ten opzichte van specifiek opleiden heeft een strekking die dwars staat op de algemene maatschappelijke ontwikkeling in deze decennia, waar politici en managers er telkens weer in slagen macht en invloed weg te halen bij groepen van professionals. Het hoeft weinig betoog dat, in de mate waarin het laatste waar is, dat via aantasting van de autonomie van professionals een directe aanslag is op het gehalte aan professionele expertise in wat dezelfde politici en managers voortdurend roepen een kennissamenleving te zijn. De inzet is hoog, zeker, maar dat is niet omdat ik dat zo heb bedacht, helaas.


inleiding op het thema

De recente herschikking van het hoger onderwijs, naar de bachelor en master structuur, is waarschijnlijk in meerdere opzichten een misvatting. In ieder geval is het niet zo vanzelfsprekend als het lijkt dat de samenleving in het nieuw begonnen millennium vooral breed opgeleiden nodig heeft. Het gaat om een interessante mix van opvattingen over de betekenis van cultuurverschillen tussen onderwijsstelsels thuis en over de grens, methodische problemen bij onderzoek naar de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt, de gedachte dat keuzevrijheid of veel keuzemogelijkheden op een of andere wijze iets met kwaliteit van onderwijs heeft te maken (meer zou beter zijn), en natuurlijk misvattingen (onderschattingen) van wat het betekent op enig gebied echt expert te zijn. Er is dus een studie nodig die relevante inzichten uit diverse disciplines combineert met beschikbare empirische gegevens, en het geheel interpreteert naar de beleidsrichting van het huidige tijdsgewricht: breder zou beter zijn dan smaller.

De huidige maatschappelijke onvrede (van den Brink e.a. (2005): 'Beroepszeer. Waarom Nederland niet goed werkt.') over de rol van managers in instellingen in de publieke sector en dus ook alles wat daaruit heel of half is geprivatiseerd, is waarschijnlijk verbonden aan de thematiek van breed en oppervlakkig opleiden - de kundes die dat management als enige mogelijkheid op de arbeidsmarkt hebben - versus diep en specifiek opleiden - opleiden tot een vak, een professie, waarmee je desnoods ook managementfuncties in de betreffende discipline zou kunnen vervullen - .

het nieuwe leren

In het hoger onderwijs is er sinds de verklaring van Bologna een ontwikkeling op gang gekomen die een hoog 'nieuw leren' gehalte lijkt te hebben: de nieuwe BaMa-structuur voor opleidingen in het hoger onderwijs drijft op een onuitgesproken filosofie dat breed opleiden beter is dan specifiek opleiden: bijvoorbeeld zouden coaches en onderwijskundigen nuttiger zijn voor de samenleving dan ouderwets specifiek opgeleide leraren. Op breed opleiden ingerichte bachelors vormen bovendien een ideale voedingsbodem voor op 'nieuw leren' geïnspireerde onderwijsveranderingen, zodat de klap in de samenleving straks dubbel zo hard zal aankomen: in twee betekenissen van het woord 'breed' opgeleide bachelors zullen het stokje gaan overnemen van de experts die aan hun pensioen toe zijn, en die met gemengde gevoelens hun verantwoordelijkheden overdragen aan een volgende generatie.

Er zijn veel arbeidsmarktonderzoekers die uitgaan van de stelling dat breed opleiden een betere aansluiting op de arbeidsmarkt geeft dan specifiek opleiden. Maar is dat wel zo? In werkelijkheid zijn er heel andere mechanismen aan het werk: brede opleidingen trekken minder capabele studenten dan specifieke, en specifiek opgeleide hbo'ers en academici krijgen weliswaar lang niet altijd werk in hun eigen vakgebied, maar wel makkelijk daarbuiten.

competenties
Tot de meest misbruikte nieuw-Nederlandse woorden hoort ongetwijfeld het begrip 'competenties' waarvan iedereen een eigen definitie hanteert maar dat aan het eind van de dag gewoon blijkt te staan voor 'kennis en vaardigheden.' Voordat de avond valt is er dan al zoveel schade aangericht, dat de 'kennis en vaardigheden' die vanouds tot de kern van het betreffende vak hebben gehoord, overspoeld zijn door pseudo-vaardigheden en marginale activiteiten, waarvan de neerslag in portfolio's wordt rondgezeuld.

Ik gebruik in deze context vaak met graagte een voorbeeld uit een onderzoek van Twijnstra Gudde bij Neerlandistiek in Leiden, in de tachtiger jaren nog voordat het competentie-virus toesloeg. Dit bureau heeft het gepresteerd aan te bevelen de studenten meer taalvaardigheden bij te brengen om hun positie op de arbeidsmarkt te verbeteren. Studenten neerlandistiek!

Het punt is dat Twijnstra Gudde plat ging voor een oppervlakkige waarneming van wat er rond vacaturevervullingen gebeurt. Hele volksstammen volgen Twijnstra Gudde daar overigens in, waarmee het onderwijs werkelijk diep de put in wordt getrokken. Het lijkt op het eerste gezicht dat de jongens en meisjes met de vlotte babbel de baantjes wegkapen voor de neus van anderen. Ik zal niet ontkennen dat zoiets wel eens gebeurt, of dat het vaker gebeurt wanneer de werkgever of zijn plaatsvervanger denkt dat een grote bek de belangrijkste kwalificatie binnen het bedrijf is. Wat in werkelijkheid gebeurt is meestal iets heel anders: in de laatste fase van de selectieprocedure zijn een paar kandidaten over die aan elkaar gewaagd zijn waar het gaat om de mate waarin zij voldoen aan de inhoudelijke functie-eisen. Dan gaan vervolgens andere kenmerken een rol spelen, andere dan het profiel vermeldt, om de toch wel behoorlijk willekeurige keuze uit vrijwel gelijkgekwalificeerden te 'rechtvaardigen.' Hier komen de indianenverhalen vandaan over communicatieve vaardigheden, 'competenties,' die op de arbeidsmarkt zo belangrijk zouden zijn. Niet dus. Het is gewoon willekeur wat hier aan de hand is. Daar is overigens niets mis mee, maar het zou handiger zijn het gewoon te erkennen. Vaak gebeurt dat trouwens ook, dan wordt er iets gemompeld dat het met die ene kandidaat meteen 'klikte.' Waar dat 'klikken' op berust, dat kan natuurlijk niemand uitleggen, en dat hoeft ook niet (discriminatie daargelaten: het is wel gevaarlijk terrein ...).

Wat is de betekenis van deze hypothese voor het onderwijs? Laat ik dat aangeven aan de hand van een voorval uit een werkconferentie van opleiders en werkgevers. Aan de orde was de rol van de stage in de opleiding, waar iedereen wel iets over te melden had, vooral dat het zo belangrijk was. Die stemming sloeg onmiddellijk om op de vraag van een opleider aan de werkgevers: een stage gaat ten koste van een of meer inhoudelijke vakken, als je dat bedenkt, waar gaat dan de voorkeur naar uit? Zonder aarzelen was het antwoord daarop: laat die stage maar schieten. Vervang 'stage' door vage 'competenties' uit de communicatieve en creatieve sfeer. Kortom: onder de druk van oppervlakkige denkers uit de politiek en de samenleving is er al enkele decennia een beweging aan de gang waarin vakinhoudelijke opleidingen worden verdrongen door brede opleidingen in niets, en waarin vakinhouden in opleidingen worden verdrongen door een cluster van oneigenlijke bezigheden, van 'leren leren' via 'ontdekkend leren' naar 'probleemoplossend' leren, van zelf samenstellen van pakketten naar stages, van cursussen schrijfvaardigheden naar kopiëren van teksten van internet voor de eigen scriptie.

Omdat competentiegericht onderwijs tot de mode van politiek Den Haag is gaan horen, ben ik er meer aandacht aan gaan besteden in deze pagina


pers

Ingrid Weel (2005). De universiteit waar alles kan, raakt in de problemen. Trouw de Verdieping 28-7-2005.

Literatuur



Martin Humburg, Andries de Grip & Rolf van der Velden (2012). Which skills protect graduates against a slack labour market? ROA-RM-2012/1. pdf



Rolf van der Velden (2008). Generiek of specifiek opleiden? In Willem Houtkoop, Sjoerd Karsten en Fons van Wieringen: Controverse en perspectief in het beroepsonderwijs (62-82). Garant.

Christoph Meng (2005). Discipline-Specific or Academic? Acquisition, Role and Value of Higher Education Competencies. Dissertation Maastricht University. pdf

Patricia A. Alexander and Judith E. Judy (1988). The interaction of domain-specific and strategic knowledge in academic performance. Review of Educational Research, 58, 375-404.



Vocational education and employment over the life course using a new measure of occupational specificity. Andrea G. Forster, Thijs Bol (2018). Social Science Research open









16 juli 2012 / contact ben apenstaartje benwilbrink.nl

Valid HTML 4.01!   http://www.benwilbrink.nl/projecten/breedvsspecifiek.htm