Stukken bij Wilbrink en Hofstee Docentbeoordeling, in Onderzoek van Onderwijs december 1984 , 52-55



Stukken bij Wilbrink en Hofstee (1984) Docentbeoordeling

INHOUD


 

- Brief aan departement OCenW 14-12-1989

- Antwoord van departement OCenW

- Antwoord van departement OCenW

- Uitspraak Rechtbank Leeuwarden 16 december 1997, Tijdschrift voor Ambtenarenrecht 1998, 48.

- Ander werk op dit thema




Dr. ir. J.M.M. Ritzen

Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen

Zoetermeer

onderwerp: docentbeoordeling

datum: 14 december 1989

Zeer geachte Ritzen,

Docententbeoordeling is een actueel thema in de media geworden. In de discussie wordt niet altijd loepzuiver onderscheiden tussen beoordeling gericht op kwaliteitsverbetering, en beoordeling met consequenties in de rechtspositionele sfeer. Wanneer bovendien de beoordelende partij bestaat uit anoniem blijvende studenten of leerlingen, is er reden om de zorgvuldigheid van dergelijke docentbeoordeling kritisch te bezien.

Bij de invoering van de twee-fasenstructuur ontstond brede belangstelling voor docentbeoordeling. Wim Hofstee en ondergetekende hebben destijds docentbeoordeling besproken vanuit verschillende invalshoeken: het recht, de organisatie, het onderwijs, en de technische mogelijkheden voor beoordelen, zie het bijgesloten themanummer van Onderzoek van Onderwijs, 1984, #4: 52 - 55. De belangrijkste punten zijn de volgende.

- Maak onderscheid tussen begeleiden (evalueren) en beoordelen van docenten, ongeveer langs de lijn waarin onderscheid tussen functionerings- en beoordelingsgesprekken wordt gemaakt.

- Er zit spanning tussen tegelijk willen begeleiden en beoordelen, waarbij een nadruk op het beoordelen kan leiden tot het verloren gaan van goede mogelijkheden om via begeleiding van docenten tot kwaliteitsverbetering te komen.

- Studenten zijn inderdaad de belangrijkste consumenten van onderwijs, daar volgt echter niet uit dat zij de kwaliteit van dat onderwijs kunnen beoordelen: bij de beoordeling van commerciële diensten en producten gaan consumentenorganisaties evenmin af op enquêteresultaten, maar laten zij deskundigen tests uitvoeren. Hoe het onderwijs op studenten overkomt is zeker van belang, maar er is geen rechlijnig verband te construeren met de aanstelling van de betreffende docent.

Zie voor de onderbouwing van deze uitspraken, en voor relevante literatuur, het bijgevoegde artikel.

Mede namens Wim Hofstee, met vriendelijke groet,

 

Ben Wilbrink.



Ministerie van

Onderwijs en Wetenschappen

Stichting Centrum voor Onderwijsonderzoek
Grote Bickersstraat 72
1013 KS AMSTERDAM



Uw brief van
14-12-1989
Onderwerp
Docentbeoordeling
Ons kenmerk DI/VZ-89037771
Postadres Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen
Europaweg 4<
Postbus 25000
2700 LZ Zoetermeer
Telefoon (079)531911
Telefax (079)5126 51
Zoetermeer

30 januari 1990

Doorkiesnummer
079-53.2352

-Met belangstelling heb ik kennis genomen van uw bijdrage aan de discussie over docentbeoordeling die u mij toezond met uw brief van 14 december 1989. Daaruit blijkt dat de door u aangedragen kernthema's nog steeds actueel zijn, maar ook dat over de wijze van uitvoering in de praktijk het laatste woord nog niet is gezegd. Ik onderschrijf met u het belang van eert goed onderscheiden van begeleiden en beoordelen. Daar waar deze zaken aan de orde zijn (o.a. in Europees verband), wordt deze opvatting ook uitgedragen. De mate waarin en de wijze waarop de diverse participanten die bij docentbeoordeling een rol spelen bij dat proces betrokken zijn of worden zal in de verdere discussie een belangrijk aandachtspunt zijn. Dat hierover de meningen uiteenlopen geeft u zelf al aan via de kritische bijdrage van M. Daniëls op o.a. uw eigen artikel. Hoewel de artikelen in "Onderzoek van Onderwijs" zich beperken tot de docentbeoordeling aan universiteiten, acht ik de gehanteerde criteria en de aangedragen argumenten toch zo algemeen geldend dat zij ook van toepassing kunnen zijn op docentbeoordeling in andere sectoren van het onderwijs. In dat opzicht stel ik uw reactie op de lopende discussie extra op prijs.

De minister,

namens deze,

(drs. W.J.J. van Velzen)




Bron: Rechtbank Leeuwarden 16 december 1997, Tijdschrift voor Ambtenarenrecht 1998, 48.

 

JURISPRUDENTIE

Onderwerp

Gebruik studentenevaluatie bij de beoordeling van universitair docent

Bij de beoordeling van een universitair docent mag zeker waarde worden gehecht aan het oordeel van studenten die de colleges van deze docent hebben bijgewoond. Maar een beoordeling kan niet uitsluitend worden gebaseerd op evaluaties door studenten. Tot dit oordeel komt de rechtbank Leeuwarden naar aanleiding van het beroep van een universitair docent bij de Rijksuniversiteit Groningen (RuG) tegen de over hem vastgestelde beoordelingen.

De feiten


Een universitair docent werkt al sinds 1975 bij de RUG. Zijn functioneren is twee keer achter elkaar slecht beoordeeld. Tegen die twee beoordelingen heeft hij bezwaren ingebracht, die vervolgens door de RUG ongegrond worden verklaard. Hij legt zich daar niet bij neer en gaat in beroep.

De eerste beoordeling is gebaseerd op een verslag van werkzaamheden, die de universitair docent zelf heeft opgesteld, een verslag van een functioneringsgesprek en een studentenevaluatie.

De tweede beoordeling is gebaseerd op een verslag van werkzaamheden, een (algemene) studentenevaluatie en een panelevaluatie.

Standpunt docent


De docent vindt dat de beslissing op zijn bezwaren niet voldoende gemotiveerd is en niet op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. De RuG heeft gebruik gemaakt van een studentenevaluatie, die is bedoeld om tot een betere wisselwerking tussen studenten en docenten te komen op het punt van de inhoud en de vorm van het onderwijs. Zo'n evaluatie is volgens hem minder geschikt als beoordelingsinstrument, aangezien volstrekt ondoorzichtig is hoe de evaluatie tot stond komt, wordt geïnterpreteerd en wordt uitgewerkt.

Standpunt RUG


De RUG voert aan dat het oordeel van de beoordelaars is gebaseerd op voor de docent kenbare stukken en dat hij in de gelegenheid is gesteld zijn mening naar voren te brengen, zowel in de procedure bij de beoordelingsautoriteit als in de bezwarenprocedure. Een studentenevaluatie is volgens de RUG bij uitstek geschikt om de kwaliteit van het gegeven onderwijs en de didactische kwaliteiten van de docent te meten. Verder is de wijze van totstandkomen van de evaluatie bij de docenten bekend. Aan de docent is ook van tevoren kenbaar gemaakt, dat zijn colleges weer door middel van een studentenevaluatie zouden worden beoordeeld. De RUG hecht veel waarde aan de panelevaluatie. Deze bevat heldere, ondubbelzinnige uitspraken die in een groepsgesprek tussen enkele studenten zijn gedaan.

 

De rechtbank


l. Concrete kritiek op functioneren

Uit het verslag van het met de docent gevoerde functioneringsgesprek kan de rechtbank niet opmaken, dat hem duidelijk te kennen is gegeven dat zijn werkzaamheden niet voldoen aan de gestelde eisen. In dat gesprek is alleen geconstateerd "dat de dissertatie er niet van gekomen is". Het verslag vermeldt vervolgens: "op grond hiervan lijkt het redelijk af te stappen van de promotieverplichting, zodat taken gedefinieerd kunnen worden op het terrein van onderwijs en maatschappelijke dienstverlening". Hierin kan volgens de rechtbank geen kritiek op het functioneren of de werkzaamheden van de docent worden gelezen. Het verslag geeft ook geen concreet commentaar. De negatieve beoordeling kan naar de mening van de rechtbank dan ook niet (mede) worden gebaseerd op (het verslag van) dit functioneringsgesprek.

2. De studentenevaluatie

De rechtbank vindt dat de RUG de studentenevaluatie slechts met grote terughoudendheid en alleen in aanvulling op andere gegevens bij de beoordeling had mogen betrekken. Zo blijkt uit de stukken niet of het evaluatieformulier door alle studenten is ingevuld, of degenen die het evaluatieformulier hebben ingevuld alle colleges hebben bijgewoond. of zij zijn geslaagd voor het betreffende tentamen en of zij zich realiseren welke waarde de RUG aan de resultaten zou toekennen. In het dossier ontbreken ook gegevens over studentenevaluaties met betrekking tot andere docenten.

3. De panelevaluatie

Deze bezwaren tegen de algemene studentenevaluatie gelden ook onverkort voor de panelevaluatie, aldus de rechtbank. De gang van zaken bij de panelevaluatie is als volgt. Vier studenten worden als panelleden aangewezen. De RUG gaat ervan uit dat zij hun medestudenten raadplegen. Eén van deze studenten rapporteert aan de opleidingscommissie. Van deze gesprekken wordt geen verslag opgemaakt. De evaluatie wordt vervolgens besproken in de opleidingscommissie. Het concept- verslag van de opleidingscommissie geeft echter niet aan wat over de evaluatie van de colleges van de docent is gezegd. De voorzitter van de opleidingscommissie is als informant gehoord bij de beoordeling van de docent. Ook dit gesprek is niet op schrift gesteld.

Deze gang van zaken kan volgens de rechtbank niet door de beugel. Op geen enkele wijze kan namelijk worden gecontroleerd welke studenten deel hebben uitgemaakt van het panel, of zij zich hebben aangemeld dan wel zijn aangewezen, door wie zij eventueel zijn aangewezen, welke opdracht zij hebben gekregen, wat zij hebben besproken, of zij overleg hebben gevoerd met hun medestudenten en wat precies is gerapporteerd aan de opleidingscommissie.

4. Uitspraak rechtbank

Op grond van deze overwegingen komt de rechtbank tot het oordeel, dat de bestreden besluiten op onjuiste gronden zijn genomen, onzorgvuldig voorbereid en onvoldoende gemotiveerd zijn. De rechtbank bepaalt verder dat de RUG met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit op de bezwaren van de docent zal moeten nemen.

Let op

1 . Tegen deze uitspraak heeft de RUG inmiddels hoger beroep ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep (CRvB). Het lijkt mij niet waarschijnlijk dat de CRvB in deze zaak tot een ander oordeel zal komen. Ik kom hier op terug als de CRvB uitspraak heeft gedaan.

2. Voor de (C)OR is de uitspraak van de rechtbank om de volgende reden belangrijk. Wil de universiteit of faculteit bij de beoordeling van universitair (hoofd)docenten in de toekomst ook gebruik maken van evaluaties door studenten, dan heeft een dergelijk voorgenomen besluit betrekking op een wijziging in de regeling van de personeelsbeoordeling in de zin van artikel 27, lid 1 , onder g, van de WOR. Dit brengt met zich mee, dat daarover de instemming van de (C)OR moet worden gevraagd.

In dat kader is het zaak dat de (C)OR dan zorgvuldig kijkt naar de voorgestelde gang van zaken van de studentenevaluatie en aandacht schenkt aan de kritische opmerkingen die de rechtbank daarover in deze zaak heeft gemaakt.

Bron:


Rechtbank Leeuwarden 16 december 1997, Tijdschrift voor Ambtenarenrecht 1998, 48.

 

 


Ander werk op dit thema


W. K. B. Hofstee (1974). Psychologische uitspraken over personen: beoordeling, voorspelling, advies, test. Deventer: Van Loghum Slaterus, 1974.

Een eerder rapport over docentbeoordeling is het door Ben Wilbrink opgestelde rapport 'Beoordeling van onderwijsactiviteiten', dat als COWO-advies in januari 1981 op diens verzoek is uitgebracht aan het College van Bestuur van de Universiteit van Amsterdam. html

Ben Wilbrink (1981). Beoordelen van onderwijsactiviteiten. Bijdrage aan studiedag CRWO 16 december te Rotterdam.

Daniel L. Stufflebeam (Chair). (1988). The personnel evaluation standards. How to assess systems for evaluating educators. The Joint Committee on Standards for Educational Evaluation. London: Sage.

W. K. B. Hofstee (1996). Beoordeel liever überhaupt niet (tenzij). Commentaar op W. A. Wagenaar. De Psycholoog, 31, 410-411. [Wagenaar, W. A. (1996). Beoordeel psychologen niet naar hun successen. De Psycholoog, 31, 407-410.]

W. K. B. Hofstee (1999). Principes van beoordeling: Methodiek en ethiek van selectie, examinering en evaluatie. Lisse: Swets & Zeitlinger.

Wim Hofstee (1999). Beoordelen. Studiedag Centrale Ondernemingsraad Universiteit van Amsterdam, Vakbondsmuseum, Amsterdam.

Janny Eekman en Frans Weeber (2003). Beoordelen in het voortgezet onderwijs: van cocon tot vlinder. Amersfoort: CPS. pdf

J. Willems, W. Gijselaers en D. de Bie (1992). Kwaliteitszorg door studenten. Gids voor onderwijsevaluatie. Groningen: Wolters-Noordhoff.

Janny Eekman en Frans Weeber (2003). Beoordelen in het voortgezet onderwijs. Van cocon tot vlinder CPS. pdf




Voor het artikel over docentbeoordeling, in ditzelfde nummer zie Wilbrink en Hofstee: Docentbeoordeling html.


Voor de bespreking van het evaluatieboek van Millman, in ditzelfde nummer zie Evaluatie Docentbeoordeling html.




Eva L. Baker, Paul E. Barton, Linda Darling-Hammond, Edward Haertel, Helen F. Ladd, Robert L. Linn, Diane Ravitch, Richard Rothstein, Richard J. Shavelson, and Lorrie A. Shepard. 2010. “Problems with the Use of Student Test Scores to Evaluate Teachers.” Economic Policy Institute Briefing Paper #278. pdf



Clark Glymour (draft 2003). Why the University Should Abolish Faculty Course Evaluations. pdf



Paul Ginns, Herbert W. Marsh, Masud Behnia, Jacqueline H. S. Cheng & L. Francesca Scalas (2009). Using postgraduate students’ evaluations of research experience to benchmark departments and faculties: Issues and challenges. British Journal of Educational Psychology, 79, 577-598. abstract



Themanummer: Beoordeling van docenten. Pedagogische Studiën, 85, 219-308.



Boston Student Advisory Council (2012). “We are the ones in the classrooms—Ask us!” Student voice in teacher evaluations. Harvard Educational Review, 82, 153-162. abstract



Anthony S. Bryk, Heather Harding & Sharon Greenberg (2012). Contextual influences on onquiries into effective teaching and their implications for improving student learning. Harvard Educational Review, 82, 83-106. abstract



Wolfgang Wagner, Richard Göllner, Andreas Helmke , Ulrich Trautwein & Oliver Lüdtke (2013xxx). Construct validity of student perceptions of instructional quality is high, but not perfect: Dimensionality and generalizability of domain-independent assessments. Learning and Instruction 28 pre-publicatiom abstract




Morgan S. Polikoff & Andrew C. Porter (2014 online first). Instructional alignment as a measure of teaching quality. Educational Evaluation and Policy Analysis online first may 2014. abstract; pdf online first


Over VAM, value-added measurement, Bill & Melinda Gates, en nog zo wat. Interessant artikel, DidactiefOnline wees mij erop.



Arthur Poropat (18 November 2014). Students don't know what's best for their own learning. The Conversation. Academic rigour, journalistic flair. webpagina




Daniël Lakens (2 oktober 2014). TUssen de oren | Goede docent? Slechte evaluatie! webpagina




Michela Braga, Marco Paccagnella, Michele Pellizzari (april 2011). Evaluating students' evaluations of professors. Working paper n. 384 pdf











2 december 2014 \ contact ben apenstaartje benwilbrink.nl

Valid HTML 4.01!      http://www.benwilbrink.nl/publicaties/84bijDocentbeoordeling.htm