Anderson, R. D. (1989). Education & opportunity in Victorian Scotland. Edinburgh: Edinburgh University Press.
Anderson bestudeert de toegankelijkheid van het onderwijs, de veranderingen in het onderwijs die met veranderingen in die toegankelijkheid samengaan, en hoe een en ander zich afspeelt in de ongemakkelijke relatie tot het Engelse selectieve onderwijsstelsel. Wat bijzonder interessant is: de strijd tussen voorstanders van selectie en degenen die vrije toegankelijkheid (tot publieke kennis etc, tot de universiteit) wilden handhaven (maar dat uiteindelijk wel hebben verloren). Het is helemaal niet zo'n gek idee, zoals Anderson aangeeft, om vandaag de dag nog eens naar de argumenten voor die vrije toegankelijkheid te kijken. Misschien liggen hier toch mogelijkheden om maatschappelijke winst te behalen, nu maatschappelijke omstandigheden zo radicaal anders zijn dan een eeuw geleden waarin de geslotenheid en de bureaucratische eenvormigheid van het universitaire gebeuren zijn beslag kreeg. p. 344:
Bakker, H. Th. (Red.) (1959). Mislukking en vertraging van de studie. Verslag van een onderzoek verricht aan de Technische Hogeschool te Delft 1953-1957. Delft: Technische Hogeschool. 106 pp. + 32 pp. brochure klein octavo.
Dit rapport is een samenvatting van een uitgebreider tussentijds rapport (1955) en een eindrapport (1958)) (Supervisie-commissie: prof. H.C.J. Duyker (Amsterdam), Prof D.J. Van Lennep (Utrecht), prof F.J.Th. Rutten (Nijmegen), prof. J.Th. Snijders (Groningen), prof H.J. Wijngaarden (Amsterdam), O. Bottema (vz) - Werkgroep: prof A.D. De Groot (vz), J.H. Dijkhuis, J.H. Ex, J. Kiers, prof B.J. Kouwer, prof H.W. Ouweleen, A.P. Riem Vis, W. Vijftigschild)
Carl C. Brigham (1932). A study of error. A summary and evaluation of methods used in six years of study of the Scholastic Aptitude Test of the College Entrance Examination Board. New York City: The College Entrance Examination Board. questia
Callender, Claire (2003). Student financial support in higher education: Access and exclusion. In Malcolm Tight (Ed). Access and exclusion (p. 127-158). Amsterdam: JAI. Goed overzicht van onderzoek in de VS naar studiefinanciering en zijn effecten, van politieke ontwikkelingen in the UK tot 2001. Het gaat daar niet goe met het beleid van New labour. Dat is mogelijk sinds 2001 alleen maar erger geworden. Crux: Blair cs heffen collegelegelden en schaffen beurzen af om daaruit een bredere toegang tot het HO te financieren, maar de lasten ervan komen vooral bij de kandidaten uit lagere inkomensgroepen terecht, die het daarom laten afweten, beroepsopleidingen, korte opleidingen, opleidingen dicht bij huis, minder riskante opleidingen kiezen. Waar is dat eerder geschreven.
Het verband met de onverwachte zet van de PvdA-fractie om voor iets dergelijks te pleiten, in combinatie met extra selectie aan de poort, is evident. Het zou interessant zijn de spelers Tichelaar en Van Dam (fractie TK) daar eens over te horen, of Rick van der Ploeg die nogal invloed op het standpunt van Tichelaar en Van Dam lijkt te hebben gehad.
Huisman, Jeroen, Frans Kaiser en Hans Vossensteyn (2003). The relatons between access, diversity and participation: searching for the weakest link? In Malcolm Tight (Ed). Access and exclusion (p. 1-28). Amsterdam: JAI.
Dit hoofdstuk, hoewel onderzoektechnisch onder de maat, geeft een goede indruk van het huidige denken van politici (in Europa) en van sommige onderzoekers over de beleid bij de toegang tot universitair onderwijs (deelname, toegankelijkheid, en 'diversificatie' als doelen/middelen van beleid) en de verdeling van de kosten voor hoger onderwijs tussen overheid en studenten (cost-sharing, zie Johnstone en Shroff-Mehta, hier beneden).
De auteurs willen toveren met de begrippen 'verscheidenheid,' deelname, 'affordability,' en selectiviteit, door ze handig te 'operationaliseren' en tabelleren. Dat lukt dus niet. Voor internationale vergelijkingen is dat ook niet een echt handige benadering. Met name de manier waarop 'selectiviteit' is geoperationaliseerd is te kritiseren. Het leidt de schrijvers dan ook tot problemen, in dit geval hoe Frankrijk met zijn uiterst selectieve topinstituten te klassificeren: Frankrijk noemen ze niet selectief. Iedereen die de methodische literatuur over selectie een beetje kent, kan weten dat uit de losse pols operationaliseren van dit begrip tot onzin zal leiden. En dat gebeurt dus.
Dan worden de ontwikkelde maten gecombineerd, en is er gelegenheid voor de auteurs om te ontdekken dat hun data op geen enkele verantwoorde manier het trekken van conclusies over oorzakelijke verbanden, welk beleid tot welke effecten leidt, toelaten. Die gelegenheid laten ze voorbijgaan. Terwijl voor evaluatie van beleid het toch gaat om de oorzakelijkheid van relaties. Er ontstaat verwarring over de interpretatie van het type fenomeen dat grotere branden gerelateerd zijn aan grotere aantallen uitgerukte brandweerlieden: worden die branden groter door er meer mensen op af te sturen? Dit type probleem is overigens een handelsmerk van te veel Nederlands sociaal-wetenschappelijk en economisch onderzoek, wat niet wegneemt dat het gewoon blunderen is.
In drie casus worden er tenslotte enkele interessante beelden geschetst over de situaties zoals die zich het afgelopen decennium in vooral Finland en Engeland hebben ontwikkeld. Deze uiteenzetting is wel helder, hier beperken de auteurs zich tot uit de literatuur beschikbare gegevens. De stukjes maken je nieuwsgierig naar meer informatie, en dat gaat het toch om.
Voor een toonaangevend onderzoekinstituut (CSHOB) moet dit toch beter kunnen, kom op mensen, leid politici niet een mistig moeras in.
Johnstone, D. Bruce, and Preeti Shroff-Mehta (2000). Higher education finance and accessibility: an international comparative examination of tuition and financial assistance policies.
www.teacherscollege.edu/centers/ coce/pdf_files/DBJPreetiPaper.pdf
Lemann, Nicholas (1999). The big test. The secret history of the American meritocracy. New York: Farrar, Strauss and Giroux.
De geschiedenis van Educational Testing Service in Princeton, mede gebaseerd op de archieven van ETS zelf. De misvormde en misvormende test-meritocratie in de VS, en steeds meer eveneens in andere landen met een Westerse cultuur.
Ideeëngeschiedenis: hoe de gedachte veld wint van verdienste in plaats van afkomst als bepalend voor positie, in het miieu waar traditioneel bij uitstek in termen van rongorde op basis van afkomst werd gedacht.
Een biologisch onderwerp, mogelijk aardige modellen voor selectie in onderwijs en samenleving? Bevat een simulatie-studie van selectie! Onderzoek eens of er congruentie is tussen de begrippen verdienste en fitness! Er lijkt een wezenlijk verschil tussen deze biologische selectie en selectie in het onderwijs: Endler's selectie gaat over generaties heen (a.h.w. tussen generaties? Het gaat erom of de genen worden doorgegeven), die in het onderwijs gaat allereerst tussen personen, maar is over lange perioden ook als selectie tussen generaties te beschrijven, als alternatief voor huidige mobiliteitsonderzoek?
G. Kraaykamp (2000). Ouderlijk gezin en schoolsucces. Een verklaring met demografische, culturele en sociale aspecten.Tijdschrift voor Onderwijsresearch, 24, 179-194. online
Het onderzoek maakt gebruik van VOCL-data, en doet echt niet meer dan in de titel is aangegeven.
Op voorhand benadrukken we dat onze belangselling in dit artikel uitgaat naar de ‘totale’ effecten van de kenmerken van het ouderlijk gezin op het presteren van kinderen in het voortgezet onderwijs. We zijn niet geïnteresseerd in de vraag in hoeverre eerdree prestaties of schoolkeuzes belangrijk zijn, zoals in onderzoek naar schoolloopbanen gebeurt (Tesser, 1986; Bakker & Creemers 1994; Veenstra 1999). Als eerste heeft dit tot gevolg dat we geen schoolkenmerken in ons onderzoek betrekken. We gaan er vanuit dat als er in onze opzet schoolverschillen zijn, deze random over de leerlingen verdeeld zijn, of dat de ouders een keuze voor goed of slecht resterende scholen bepalen. Een tweede gevolg is dat we geen schooladvies, CITO-toetsscores of tussentijdse prestaties bestuderen. Alleen het uiteindelijk behaalde opleidingsniveau in het voortgezet onderwijs staat hier onder de aandacht.
blz. 180
Kortom: dit is bijna een prototype van academisch onderzoek dat stilzwijgend uitgaan van de tabula-rasa-hypothese: alle kinderen komen met gelijke potentiële capaciteiten op de wereld, zowel intellectuele als andere. Belangrijke omgevingsinvloeden blijven in dit onderzoek ook buiten beschouwing, want de keuze van de onderzoeker is behoorlijk beperkt.
Gekoppeld aan het niet alleen maar slordige taalgebruik waarin er voortdurend sprake is van effecten (de vette nadruk in het citaat is van mijn hand), en een volkomengemis aan terughoudendheid in het omgaan met die ‘effecten’ alsof er geen intermediënde variabelen die bijvoorbeeld de kenmerken van de gezinssituatie zijn die als verklaring van die ‘effecten’ zouden kunnen dienen, en die nog wel eens veel meer zouden kunnen verklaren dan Kraaykamp heeft onderzocht: tenslotte is dit niet meer dan een gelegenheids-databestand. Een prachtig en kostbaar databestand, zeker, maar niet zomaar geschikt voor allerlei sosiologische onderzoekvragen.
Dit artikel had ik destijds van kritiek moeten voorzien, maar ik had vijf jaar eerder op de ORD in Groningen al een stevige botsing met sociologen op precies zo’n zelfde punt: uit correlationeel onderzoek toch maar conclusies trekken over wat verstandige beleidsingrepen zouden zijn.
Op internet vind ik alleen Stevens e.a. (2009) die dit artikel van Kraaykamp noemen, abusievelijk met 2001 als jaar van publicatie. Andere publicaties, die ik verder niet heb opgehaald:
Peter A. J. Stevens, Noel Clycq, Christianne Timmerman & Mieke van Houte (2009). Researching race/ethnicity and educational inequality in the Netherlands: a critical review of the research literature between 1980 and 2008. British Educational Research Journal, 37, 5-43.
From the abstract : This article describes and critically analyzes how educational sociologists in the Netherlands have studied the relationship between race/ethnicity and educational inequality between 1980 and 2008. Five major research traditions are identified: (1) political arithmetic; (2) racism and ethnic discrimination; (3) school characteristics; (4) school choice; and (5) family background. The development of particular research traditions is explained by pointing to more general developments in terms of social policy and intellectual climate in the Netherlands.
Dimitra Hartas (2011). Families’ social backgrounds matter:, socio-economic factors, home learning, and young children’s language, literacy, and social outcomes. British Educational Research Journal, 37, 893-914. abstract
Lees het abstract om te zien hoe Hartas in wezen op dezelfde eenzijdige manier onderzoekt als Kraaykamp (2000). Ik had verwacht dat Hartas een commentaar zou schrijven op Stevens c.s., maar zij worden niet eens genoemd. Foutje van de redactie van het tijdschrift?
blz.
http://www.benwilbrink.nl/literature/selectielit.htm