De knip tussen kleuterschool en lager onderwijs is met de invoering van het basisonderwijs zo'n beetje verdwenen, althans in de vorm van de school. Maar de knip is er nog steeds, er wordt heel wat overlegd en geprakkizeerd over jongetjes en meisjes voor wie de leerkrachten denken dat nog een jaartje kleuteren beter is dan nu naar groep drie gaan. Enzovoort enzoverder.
De stap naar groep 1 van de basisschool is in veel gevallen ook een overgang, en wel een heel cruciale voor kinderen met Nederlands als tweede taal. Het leven begint dus al vroeg met overgangen en hun bijkomende problemen en mogelijkheden.
12 procent krijgt verlenging
"Onderzoek toont aan dat verlenging van de kleuterperiode nauwelijks effect heeft (Roeleveld & Van der Veen, 2007). Als al een positief effect optreedt in de groepen 3 en 4, is dat in groep 6 vaak weer verdwenen. S ommige leerlingen worden na een verlengde kleuterperiode alsnog verwezen naar het speciaal basisonderwijs (13 procent) of blijven in de hogere groepen nog een keer zitten (3 procent). (...)
Cijfers van de inspectie over de schooljaren 2004/2005 en 2005/2006 wijzen uit dat gemiddeld 12 procent van de leerlingen in groep 3 een extra jaar in de groepen 1 en 2 heeft doorgebracht. Op een deel van de basisscholen (11 procent) gaat het om 18 procent van de leerlingen. Bijna 4 procent van de basisscholen verlengt de kleuterperiode zelfs voor meer dan een kwart van de leerlingen.
Inspectie van het Onderwijs (12 mei 2009). De staat van het onderwijs. Onderwijsverslag 2007/2008. (pdf op website NRC Handelsblad 12 mei 2009)
Bettye M. Caldwell (1991). Continuity in the early years: Transitions between grades and systems. In Sharon Lynn Kagan (Ed.) (1991). The care and education of America's young children: Obstacles and opportunities. Ninetieth Yearbook of The National Society for the Study of Education.
Zie voor deze specifieke thematiek de literatuurpagina aansluitingbovo
Cor Sluijter (1998). Toetsen en beslissen: Toetsing bij doorstroombeslissingen in het voortgezet onderwijs. Proefschrift Universiteit van Amsterdam. pdf
Theo van Batenburg en van der Werf (2005). Second opinion voor de leerkracht. De NSCCT, de Niet-Schoolse Cognitieve Capaciteiten Test voor groep 4, 6 en 8 van het basisonderwijs. Didaktief, n3. 3, maart, 18-19
Mardou Jacobs en anderen (2005). Gebruik van de WISC in 2002-2004. Nederlands Tijdschrift voor de Psychologie, 60, 44-53.
Testen voor primair onderwijs:
http://toetswijzer.kennisnet.nl/html/po.htm
Testen voor (toelating tot) LWOO en PRO:
http://toetswijzer.kennisnet.nl/html/lwoopro/lwoopro.htm
Zie ook admissions.
Oktober 2008: staatssecretaris Van Bijsterveldt maakt bekend dat zij de eindexameneisen havo-vwo gaat aanscherpen. Inderdaad is het eindexamen een belangrijk onderdeel van de overgang van vo naar ho, en wat er mogelijk probleatisch is aan dat eindexamen, maakt ook die overgang waarschijnlijk problematisch. Het voorstel van Van Bijsterveldt is ingewikkeld, ik heb voor een paar situaties een en ander doorgerekend, zie de daaraan gewijde pagina html.
Niet iedereen wil dat eindexamen tevens zien als toelatinsbewijs voor hoger onderwijs, zoals de wetgever bedoelt, maar wil daarbovenop nog graag een extra selectie-aan-de-poort. Ik verwijs naar de sitemap voor publicaties over deze thematiek. De meest recente is:
Ben Wilbrink (2004). Extra selectie aan de poort: wanneer is genoeg genoeg? Onderzoek van Onderwijs, 33 nummer 3, 37-40. html concept-versie
Marianne van der Weiden (1996). VWO en WO: Wat weten ze van elkaar? Onderzoek van Onderwijs, december, 73-75.
Matthias Pilz (2009). Why Abiturienten do an apprenticeship before going to university: the role of 'double qualifications' in Germany. Oxford Review of Education, 35: 2, 187 - 204. abstract
Guy Neave (Guest editor) (1981). Changing links between secondary and higher education. European Journal of Education, 16, nr. 2 153-252.
Zijn de overgangen in de onderwjsloopbaan nog enigszins beschermd door de overheid, bij de sprong in het diepe van de arbeidsmarkt is het ieder voor zich. Er bestaat in theorie wel enige bescherming van sollicitanten tegen werkgevers die het te bont maken, maar in de praktijk werkt die bescherming nauwelijks. Zelfs een voormalig hoofdredacteur van Opzij verkondigde publiekelijk en heel bewust dat zij zeker altijd sollicitanten vraagt naar zwangerschappen. En dat is nog maar het kleine leed van de individuele overganger. De arbeidsmartk is, evenals veel andere markten, zo fundamenteel ongereguleerd dat de sterksten er altijd op de makkelijkste manieren wegkomen, en de zwaksten voortdurend achter het net vissen. Mattheus-effecten bij de vleet. Terwijl het in een fatsoenlijke, of zelfs alleen maar een economisch doelmatige, samenleving ook zo zou kunnen zijn dat de sterksten de uitdaging aangaan hun eigen werk te creëren, nieuwe arbeidsplaatsen dus, en de zwaksten met enige voorrang geplaatst worden om ze de mogelijkheden te bieden zich verder te ontwikkelen. Maar zo gaat het dus niet, werkgevers gaan ook ieder-voor-zich, en nemen hoogstens schoorvoetend en marginaal enige publieke/maatschappelijke verantwoordelijkheid. Helaas, ook overheidsinstanties gedragen zich wat dit betreft als gewone baatzuchtige werkgevers.
Deze wat pessimistisch getoonzette korte beschouwing is serieuzer bedoeld dan het misschien lijkt. De overgang van onderwijs naar arbeidsmarkt is een onbeschermde overgang, en laat daarom ook zien hoe het er in de wildernis aan toegaat. Wanneer voor de overgangen binnen het onderwijs de noodzakelijke bescherming wegvalt, en het catch-as-catch-can wordt in overeenstemming met neo-liberale opvattingen over eigen verantwoordelijkheden en andere eufemismen voor ikke-ikke-en-de-rest-kan-stikke, dan worden die overgangen voor velen ook een jungle waarin ze makkelijk verstrikt raken.
Ben Wilbrink (1994). Arbeidsmarkt en hoger onderwijs: een blijvend problematische relatie. Tijdschrift voor Hoger Onderwijs. 12, 24-32. html
Ben Wilbrink, Willem van Hoorn, Leo J. Th. van der Kamp en Jen Algera (1990). Selectie voor politie-officier. De toelating tot de Nederlandse Politie Academie. Amsterdam: SCO. (Rapport 245)html
In ieders werkzame leven komen wel een of meer kritische overgangen voor, tegenwoordig meer dan een halve eeuw geleden. Ik ben me niet bewust van het bestaan van een onderzoektraditie op dit gebied, anders dan op, zeg maar, institutioneel niveau. Een voorbeeld van het laatste is een door RAWB/ARHO gevraagde verkenning van het technisch-wetenschappelijke onderwijs- en onderzoekveld in Nederland, waarin de disciplinaire verkaveling van het wetenschapsbedrijf expliciet aan de orde is gesteld, en hoe dat ontwikkelingsmogelijkheden zowel bevordert, als het maar binnen de discipline blijft, als belemmert, waar naar grensoverschrijdende ontwikkelingen wordt gezocht. Individuele wteenschappers die zich over de grenzen van hun discipline wagem nemen daarmee een aanzienlijk loopbaanrisico.
Ackermans, S. T. M. en W. A. de Jong, m.m.v. Marco Roos en Ben Wilbrink (1991). De technische universiteiten. Pre-advies. In ARHO en AWT, Advies inzake de technische universiteiten. Den Haag: ARHO/AWT. ISBN 90-346-2617-2. htlm
Boer, P. den, & Guldemond, H. (1996). De effecten van vakkenpakketkeuze en omwegen in het voortgezet onderwijs op het studiesucces in het hoger onderwijs. Groningen: GION. (SVO 94143?) concept. Dit onderzoek bestaat uit een retrospectieve bevraging in 1995 van studenten of afgestudeerden uit het SLVO-cohort dat in 1aansluiting981-82 in groep 8 zat. Het onderzoek geeft gedetailleerde informatie over stapelen en omwegen, dat door de onwennigheid waarmee de onderzoekers tegenover hun onderwerp staan moeilijk helder is samen te vatten (ik ben bang dat daar secundaire analyse voor nodig is). Het niet door de auteurs gesignaleerde probleem is dat stapelen en omwegen maken niet zijn onderzocht en geanalyseerd als alternatieven tegen meer directe keuzen. Een aanwijzing daarvoor is bijvoorbeeld dat omwegen vaak worden gemaakt door leerlingen die (nog) geen keuze kunnen maken, wat erop duidt dat voor deze leerlingen een gedwongen keuze voor deze of gene studie waarschijnlijk ook tot verlies van een studiejaar zou hebben geleid.
Maurice Galton (Ed.) (2000). School transitions and transfers. Int. J. Educ. Res., 33 #4, 319-450. abstract
NFWO - Contactgroep Academisch Onderwijs (1993). Van secundair naar hoger onderwijs. Het einde van de jaarlijkse hecatombe? Leuven/Apeldoorn: Uitgeverij Garant. isbn 9053502461
Sanne Kruijer en Anne Luc van der Vegt (17 januari 2015). Is het waar dat brede brugklassen bijdragen aan de plaatsing van leerlingen op het opleidingsniveau dat het beste past bij hun capaciteiten? KennisRotonde pdf
Ik weet niet of zij de behandelde literatuur goed samenvatten, maar het lijstje is wel interessant. Kijken!
M. Groen (1967). De voorspelbaarheid van schoolcarrières in het voortgezet onderwijs. Groningen: Wolters. proefschrift Universiteit van Amsterdam, met stellingen. abstract
J. Roeleveld en I. van der Veen (2007). Kleuterbouwverlenging in Nederland: omvang, kenmerken en effecten. Pedagogische Studiën, 84, 448-462. pdf
Wat is dat, kleuterbouwverlenging: een eufemisme voor zittenblijven in groep twee. De omvang daarvan is niet gering: ongeveer 10% van de kleuters. Op veel scholen wordt gedacht dat het een goede maatregel is om achterstanden te bestrijden. Niet dus, zo blijkt ook weer eens uit dit onderzoek, dat gebruik maakt van gegevens in het ORIMA-cohort en zodoende dus effecten op lage termijn mee kan nemen.
Roxanne Korthals (2015). Tracking Students in Secondary Education. Dissertation Maastricht University. pdf [promotoren: Dronkers en Borghans)
Tracking instructional quality across secondary mathematics and English Language Arts classes. Journal of Educational Change abstract & researchgate.net
M. E. van Dyck-Lovink (1988). Mammoetwet en arbeidsmarkt. Het geval LHNO. De Lier: Academisch Boeken Centrum. -->
Overgangen en aansluitingen in het onderwijs [NRO-PRoBo onderzoeksproject] site
William McClelland (1942). Selection for secondary education. University of London Press. 3rd impression of original text
Bijzonder boek; in de ruime aandacht voor eamens in de 30-er jaren (commissie-Monroe; gesubsidieerd door Carnegie) is dit Schotse onderzoek het enige substantiële onderzoek. Geen relatie tot de Schotse cohortstudie, zo te zien.
Br J Educ Psychol. 2015 Dec;85(4):459-78. doi: 10.1111/bjep.12087. Epub 2015 Jul 14. A.C. Timmermans, H. Kuyper, G. van der Werf (2015). Accurate, inaccurate, or biased teacher expectations: Do Dutch teachers differ in their expectations at the end of primary education? abstract
Kimberley Lek & Rens van de Schoot (2019). Wie weet het beter, de docent of de centrale eindtoets? De Psycholoog open
Kimberley Lek (2020). Teacher knows best? On the (dis)dvantages of teacher judgments and test results, and how to optimally combine them. Thesis. open
Lisette Swart, Wiljan van den Berge en Derk Visser (2019). De waarde van eindtoetsen in het primair onderwijs. CPB Policy brief. pdf
Er is heel wat over getwitterd, op 3 en 4 april.
Het rapport babbelt maar voort, er komt van alles en nog wat aan de orde, maar er zit geen samenhang in. Een behoorlijk theoretisch kader ontbreekt, de onderzoekers doen maar wat, met de data die toevallig beschikbaar zijn. Testpsychologische kennis ontbreekt totaal.
Een vergelijking met het Utrechtse onderzoek (zie NRC vandaag) zou een en ander duidelijker kunnen doen uitkomen, maar ik heb dat Utrechtse onderzoek nog niet gezien (artikel in het aprilnummer van De Psycholoog, heb ik nog niet op mijn deurmat aangetroffen. Komt nog wel).
Ineke van der Veen & Merlijn Karssen (2019) Kans op en effecten van kleuterbouwverlenging. Voor jonge en oudere kinderen en verschillen naar sociale en etnische achtergrond. Kohnstamm Instituut rapport 1016 pdf
Furuta, J. (2019). Liberal Individualism and the Globalization of Education as a Human Right: The Worldwide Decline of Early Tracking, 1960–2010. Sociology of Education. pdf
Thijs Bol, draadje over uitstel van selectie 12-jarigen hier
Ben Wilbrink (24 september 2020) Kunnen eindtoetsen (voorheen de ‘citotoets’) valide zijn? blog
http://www.benwilbrink.nl/projecten/overgangen.htm