Eerlijk onderwijs

Ben Wilbrink

In dit bestand uitsluitend Nederlandse literatuur. Zie dus ook het parallel-bestand met Engelse etcetera literatuur fair_schooling

Eerlijk onderwijs, talenten, intelligentie, individualiseren van onderwijs, sociale achtergrond, ongelijkheid in de samenleving

Wat mij drijft is de klemmende vraag wat eerlijke examenvragen zijn, hoe ontwerp je die, is er een theorie voor op te stellen? Maar dat is weer een volgend boek, een radicaal herziene editie van 1983 'Toetsvragen schrijven'.

Een belangrijk onderdeel van deze onderneming is de kwestie van erfelijk bepaald zijn van verschillen in talenten en in intelligentie. Daar is juist de laatste jaren weer de nodige ophef over ontstaan, mede geprikkeld door nieuwe dna-technieken die bij gedragsgenetisch onderzoek zijn ingezet. Op zich is dat prachtig, maar ook door de wol geverfde onderzoekersals Plomin (G is for genes) blijken niet bestand tegen de verleiding om onvoorzichte conclusies te trekken over hoe ons onderwijs dan ingerict zou moeten worden. Hoge urgentie om daar tegenwicht tegen te bieden. Zie daarom ook het literatuurbestand over erfelijkheid heritability.






Juliette Vasterman (2 maart 2017). ‘Geen leerling is hier ooit blijven zitten’ NRC artikel


Eerlijk onderwijs

Zoveel is zeker, waar de een geboren wordt voor het gymnasium, en de ander voor het beroepsonderwijs, in een land met zulk oneerlijk onderwijs zou je misschien niet geboren willen worden. Met een knipoog naar de theorie van John Rawls over wat eerlijk of rechtvaardig is. In de praktijk van alledag zijn er tal van opvattingen over wat eerlijk is, en die opvattingen ontwikkelen zich voortdurend verder. En dat is maar goed ook, het is een van de redenen waarom het beter is over eerlijke kansen dan over gelijke kansen te spreken. Nog maar enkele generaties terug was het begrip 'doorleren' gangbaar. Het knapste meisje van de klas moest natuurlijk doorleren, maar het lukte hoofdonderwijzers niet altijd om dat bij de ouders dan ook voor elkaar te krijgen. Dat overkwam mijn moeder, omdat haar moeder dat niet eerlijk vond tegenover haar oudere broers die evenmin mochten doorleren. Dertiger jaren. En inderdaad, door snelle ontwikkelingen op het gebied van onderwijs waren er binnen grote gezinnen verschillen in onderwijskansen voor de oudsten en de jongsten, met consequenties voor posities in de samenlevng en in kwaliteit van leven.


Voor zo’n groot thema als eerlijke kansen in onderwijs is het verstandig om historische lijnen te trekken, niet alleen Pinkeriaans om te ontdekken hoe geweldig die kansen vooruit zijn gegaan over de laatste eeuw, maar vooral om te kunnen zien hoe oneerlijke praktijken uit het verleden mogelijk nog voortleven in actuele tradities. Een mooi voorbeeld daarvan is het cijfergeven, waarvan bijna niemand weet wat daar de historische wortels van zijn. En Vijven en zessen van A. D. de Groot dan? Hij, Adriaan, was niet op het idee gekomen naar die wortels te zoeken. Wie zijn onderwijsgeschiedenis een beetje kent, weet ook dat in vroeger tijden leerlingen in rangorden werden geplaatst, op basis van aantal gemaakte fouten in hun werkjes. Ouderen onder ons zijn misschien nog op rangorde in de klassenbankjes gezet, zoals mij ook nog overkwam. In ieder geval, eind 19e eeuw was dat rangordenen in het voortgezet onderwijs overal vervangen door cijfergeven, in Groningen pas in 1903. In Frankrijk is rond 1850 het rangordenen bij de Agrégation in een paar stappen als het ware gestandaardiseerd naar het cijfergeven. Waarna die nieuwigheid zich razendsnel verspreidde. Het paste ook wel in het 19e-eeuwse streven naar standaardiseren van van alles en nog wat. Maar dat cijfergeven blijkt dus een verkapte vorm van rangordenen te zijn. Wie dat eenmaal weet, kijkt voor altijd heel anders tegen dat cijfergeven aan. Het is bij uitstek een instrument van oneerlijkheid. Ho ho, is het niet juist een instrument van verdienste, van meritocratie? Kijk, daar moeten we dus achter zien te komen. Is het vanzelfsprekend dat kinderen uit een intellectueel rijk milieu ook met de hoogste cijfers wegkomen? Nou? Met andere woorden: hoe gaan we in het onderwijs om met persoonlijke verschillen, that is the question.




Eddie Denessen (2017). Verantwoord omgaan met verschillen: sociaal-culturele achtergronden en differentiatie in het onderwijs. oratie




Groot, W. & Maassen van den Brink, H. (2006). Stil Vermogen, een onderzoek naar de maatschappelijke kosten van laaggeletterdheid. Den Haag: Stichting Lezen en Schrijven pdf




Onderwijsraad (juni 2017). Het bevorderen van gelijke onderwijskansen en sociale samenhang. Notitie gebaseerd op de adviezen van de Onderwijsraad (2007-2017) ten behoeve van het ministerie van OCW pdf


met tweet & draad


Eerlijke kansen. Geen gelijke! Al in de eerste zin laat de Raad vooringenomenheid zien: leerlingen moeten werkelijk kunnenlaten zien wat hun talenten zijn. Dat is een 18e/19e eeuwse opvatting over talenten [staat ook in de wet: ontplooiing ;-) ] Het is deze Westerse opvatting die vooral kansen geeft aan leveranciers van LVS, IQ-tests, gepersonaliseerd leren (benadeelt ‘zwakkere’ lln). En als het ‘ontplooien’ niet zo lekker gaat, zal dat wel aan de leerlingen/talenten liggen, niet? Wie helpt mij aan onderzoek op dit punt? Ik moet toch mijn historische onderwijsfilosofie eens ophalen: de talenten/ontplooiing-opvatting lijkt mij evident anti-emancipatorisch. Uit de hoge hoed van de Onderwijsraad dan ook nog vaardigheden van de 21e eeuw. Nee, beste Raad, deze generieke vaardigheden bestaan niet.



Herman van de Werfhorst (8 december 2016). Maatwerk voor de leerling maakt de sociale ongelijkheid juist groter. NRC artikel




K. Doornbos (Red.) (1982). Naar rechtvaardig onderwijs. Over ongelijkheid van kansen. Ambo. isbn 9026305591


Zie hier enkele bijdragen over eerlijke kansen in plaats van gelijk kansen, geloof ik. Mooi. Sleutelpublicatie?



K. Doornbos (1991). De school als stressor: een systeemkritische analyse van schoolstress. In J. C. van der Wolf (Red.) (1991). Kinderen: schoolproblemen en stress (79-104). Meppel: Boom. 9060091388




K. Doornbos (1969). Opstaan tegen het zittenblijven. Stichting voor Onderzoek van het Onderwijs (SVO) / Staatsuitgeverij.


tweet. Met alle respect voor Klaas Doornbos —deze notitie heeft immers heel wat discussie los weten te maken — maar hij verruilt de ene problematische onderwijstraditoe met een andere problematisch ideaal —dat van individualiserend onderwijs — zonder een behoorlijke analyse van de aard van grote individuele verschillen tussen leerlingen te hebben gemaakt. Neem in gedachten de leerlingen van groep drie, die verschillen van elkaar op drie belangrijke manieren: (1) omdat zij een verschillende gezinsachtergrond hebben (sociaal milieu); (2) omdat zij verschillen in psychologische ontwikkeling (los van verschillen in leeftijd); en (3) omdat zij van elkaar gemiddeld zo'n half jaar verschillen in leeftijd. Kinderen kunnen boven dien nog aan de extreme kant zitten als zij op alle drie variabelen tegelijk ongunstig, respectievelijk gunstig zitten. Mis ik nog belangrijke variabelen? Ongetwijfeld zijn er verschillen in persoonlijkheidskenmerken (los van verschillen in milieuachtergrond). Ah, en verschillen in intelligentie, toch? Nee, verschillen in intelligentie (ernstige handicaps zoals het syndroom van Down daargelaten) zijn al verdisconteerd in gezins- en milieuachtergrond, neem daar desgewenst ook de voorschoolse ervaringen in mee (tot groep 2). Wat hebben we nu te constateren voor het belang van een en ander voor de problematiek van het zittenblijven? Verschillen in gezinsachtergrond sociaal milieu) zijn in beginsel weinig relevant voor scholing, want school gaat over nieuwe kennis die prima kan worden aangeboden zonder bepaalde leerlingen meteen een voorsprong te geven en andere leerlingen een handicap (raadpleeg Anna Bosman). Verschillen in psychlogische ontwikkeing trekken in de loop van de tijd bij, dan gaat het niet aan om in tussentijd onomkeernare ingrepen te doen zoals zittenblijven. Verschillen in leeftijd zijn onontkoombaar in een klassikaal systeem, de instructie moet dus zo worden ingericht dat de relatief jongste leerlingen even goed mee kunnen komen als de relatief oudste leerlingen. Dat laatste betekent ongetwijfeld dat voor de cognitieve vakken de eisen/zwaarte van het programma dat ook mogelijk maakt. Een goede test is of de jongste leerlingen niet relatief vaker remedial teaching nog hebben gehad, zijn blijven zitten, of naar speciaal onderwijs zijn gestuurd (op niveau van een enkele klas is dat nauwelijks te zien, daarvoor moeten meerdere scholen hun data bij elkaar nemen). Er valt veel meer meer over te zeggen, maar dit was geen slecht begin, denk ik dan maar.



Klaas Doornbos (1971). Geboortemaand en schoolsucces: een onderwijskundig onderzoek naar de samenhang tussen de leeftijdpositie binnen de jaargroep en het schoolsucces van leerlingen in het basis-, voortgezet en buitengewoon onderwijs (Date of birth and scholastic performance) Proefschrift. Wolters-Noordhoff. isbn 9001246206 Zie ook Geboortemaand, doet die ertoe?




Maatwerk voor de leerling maakt de sociale ongelijkheid juist groter. Uit de internationaal vergelijkende Pisatest van deze week blijkt weer dat de sociale ongelijkheid in het Nederlandse onderwijs groter is dan elders. De trend van maatwerk maakt dat erger, schrijft Herman van de Werfhorst 8 december 2016 NRC article




'Elke leerling kan beter worden' TEKST BEA ROS GEPUBLICEERD OP 30-07-2016 GEWIJZIGD OP 14-11-2016 Vaak doet of kan een leraar weinig met de testuitslag voor een leerling. Orthopedagoge Marlous Tiekstra onderzocht hoe dit te verbeteren valt. Didactief artikel




Marilse Eerkens (21 september 2017). Leer kinderen beter schrijven. Het werpt op heel veel vlakken vruchten af De Correspondent






Henk Blok en Geert Driessen. (1 december 2017). Iedereen pikt uit het potje voor leerlingen met achterstand nrc artikel betaalmuur




Monique Verhoeven, Astrid M.G. Poorthuis en Monique Volman (september 2017). Exploreren kun je leren. De rol van onderwijs in de identiteitsontwikkeling van leerlingen. Research Institute Child Development and Education Universiteit van Amsterdam. pdf


Interessant: 4.1 Selectiepraktijken 15-20.



Ben Wilbrink (1997). Terugblik op toegankelijkheid: Meritocratie in perspectief. Gepubliceerd als hoofdstuk 11 in Van Dyck, M. (Red.) (1997). Toegankelijkheid van het Nederlandse onderwijs. Studies (p. 341-384). Den Haag: Onderwijsraad. isbn 9034634361 html




Dronkers, J., & Ultee, W. C. (red.) (1995). Verschuivende ongelijkheid in Nederland. Sociale gelaagdheid en mobiliteit. Assen: Van Gorcum. isbn 9023229282




Mulder, E. (1993). Matig intellect. De introductie van intelligentie-metingen in Nederland. Pedagogisch Tijdschrift, speciaal nummer, 18, 123-130. gezien. Begin deze eeuw, gaat vooral om het Amsterdamsch Paedologisch Gezelschap.




Ph. Kohnstamm (1948/1952 2e druk). Keur uit het didactisch werk. Wolters.


Vooral: intelligentie en het testen daarvan voor en in school; over het rapport Bolkestein. Voorbericht en inleiding van Kohnstamm, die zelf deze bundel samenstelde. Kohnstamm overleed in 1951.



H. W. F. Stellwag (1955). Selectie en selectiemethoden. Een inleidende studie in het aansluitingsvraagstuk L.O. en V.H.M.O. J. B. Wolters




Jan Lenders (1988). De burger en de volksschool. Culturele en mentale achtergronden van een onderwijshervorming. Nederland 1780-1850. SUN, tevens proefschrift Leiden. isbn 9061682886


Ik wil een webpagina op dit boek aamaken.



Kees van der Wolf & Ewoud Roede (Red.) (1997). Opstaan voor onderwijsverbetering. Wolters Noordhoff. isbn 9001975410




Herman van de Werfhorst (2015). De achterkant van autonomie: maatwerk, sturing en ongelijkheid. NTOR 286-293 pdf




Jeroen J. H. Dekker (2006). Het verlangen naar opvoeden. Over de groei van de pedagogische ruimte in Nederland sinds de Gouden Eeuw tot omstreeks 1900. Uitgeverij Bert Bakker. isbn 9035129938


Reformpedagogiek!



Sjoerd Karsten (1986).Op het breukvlak van opvoeding en politiek. Een studie naar socialistische volksonderwijzers rond de eeuwwisseling. Proefschrift UvA. Sua. isbn 906222136x




N. B. Goudswaard (1981). Vijfenzestig jaren nijverheidsonderwijs. Proefschrift Nijmegen.


Ongelooflijk uitvoerig gedocumenteerd. Industriescholen.



Lea Dasberg & J. W. G. Jansing (1978). Meer kennis meer kans. Het Nederlandse onderwijs 1843-1914. Fibula Van-Dishoeck. isbn 9022837335




I. J. Brugmans (1960). Standen en klassen in Nederland gedurende de negentiende eeuw. Bijdragen en Mededelingen van het Historisch Genootschap. Deel 74 (1960) [p. 30-52] webpagina




Dirk Karel Van Meerten (). Over De Zucht Naar Standsverheffing, Beschouwd In Verband Met Het Lager Onderwijs. (Prijsverhandeling Maatschappij tot Nut van 't Algemeen) [nog zoeken]




Ivan de Lanoo (1969). Stratifikatieproblemen en demokratisering van het universitair onderwijs. Een onderzoek naar de demokratiseringstendensen bij de Leuvense studenten 1934/66. De Nederlandsche Boekhandel.




W. Bordewijk (1949). Een onderzoek naar de factoren, die beroepswens en beroepsvoorstelling van de proletarische jeugd beïnvloeden. Proefschrift Rijksuniversiteit Utrecht. Wolters.




GP. K. Görlitz (1849). Geschiedkundig overzigt van het lager onderwijs in Nederland. Maatschappij tot Nut van 't Algemeen. Leiden: Du Mortier . Beantwoording der prijsstoffe: Eene welbewerkte geschied- en oordeelkundige Vergelijking van den staat van het Lager Onderwijs hier te Lande, vóór en na de Schoolhervorming. Door P. K. Görlitz, te Rotterdam. scan





A. A. van Wijnkoop (1965). Verder leren. Een sociologisch onderzoek naar de differentiële deelneming van sociale milieus aan de diverse schoolsoorten van voortgezet onderwijs. Groningen: Wolters. Proefschrift Universiteit van Amsterdam, handelseditie uitgegeven door Wolters, in de Mededelingen van het Nutsseminarium voor Pedagogiek aan de Universiteit van Amsterdam (#71). Uitgevoerd op gegevens van de gemeente Amsterdam.


Dit is vooral een vragenlijstonderzoek onder ouders. Niet oninteressant, maar het geeft geen geweldige inzichten in de aansluitingsproblematiek. Wat de huidige lezer zal vermoeden: ouders uit 'lagere' klassen geven wat vaker antwoorden waarvan ze denken dat de onderzoeker die wil horen. Dat schiet dus niet geweldig op.



Th. van Harderwijk (1910). Het ontstaan van de Ambachtsscholen en speciale Vakscholen. In J. Woltjer en anderen (1910). Het onderwijs in Nederland. Algemeene- en internationale tentoonstelling van Brussel 1910. (197-235) Nederlandsche afdeeling. Wolters. [niet in Delpher 2018]


Dit boek is een tijdscapsule van het Nederlandse onderwijs aan het begin van de 20e eeuw. Fantastisch. Helaas niet online beschikbaar (april 2018). De bijdrage van Van Harderwijk is van belang omdat ik vermoed dat in de eerste helft van de 19e eeuw met de opkomst van industrie- en nijverheidsscholen een blauwdruk is neergelegd voor het Nederlandse onderwijsstelsel zoals zich dat tot in de 21e eeuw in grote trekken heeft gehandhaafd. Een stelsel met een standenonderscheid: voor hand- en hoofdwerkers afzonderlijk. De bijdrage van Van Harderwijk bevat zeer veel informatie (aantallen leerlingen in alle scholen, lessentabellen, en dergelijke), maar doet dat vrijwel zonder bronvermeldingen.



J. Woltjer en anderen (1910). Het onderwijs in Nederland. Algemeene- en internationale tentoonstelling van Brussel 1910. (197-235) Nederlandsche afdeeling. Wolters. [niet in Delpher 2018]




Teun Hoefnagel (2005). Tussen traditie en emancipatie. De Engelse vakbeweging en haar strijd tegen de industriële arbeidsdisciplinering (1780-1914). Eburon. Proefschrift Leiden. isbn 9059720695 info


Het gaat vooral om hoofdstuk V: Arbeidsdisciplinering en de rol van godsdienst en onderwijs als moral machinery.



Kees van den Bos (2002). Wat is eerlijk? De sociale psychologie van waargenomen rechtvaardigheid. De Psycholoog, 177-182.


Ik word hier niet echt wijzer van. Zinvolle referentie: Nisbett & Ross 1980.



Studiekosten. Rapport van een commissie ingesteld door het hoofdbestuur van het Humanistisch Verbond. Brochure (1957). scan gemaakt Studiekosten.rtfd scan




Abram de Swaan (1988). Zorg en de staat. Welzijn, onderwijs en gezondheidszorg in Europa en de Verenigde Staten in de nieuwe tijd. Bert Bakker. isbn 9035107012 (vertaling: Herman Hendriks). Ook op dbnl.nl dbnl. Original English edition In care of the state, Health care, education and welfare in Europe and the USA in the Modern Era reviewed [Leiden University Library   Closed Stack 3   6129 C 1]  


tweeted



Jan H. Slavenburg & Ton A. Peters (Red.) (1989). Het project Onderwijs en sociaal milieu: een eindbalans. Berichten summatieve evaluatie project onderwijs en milieu. isbn 9050720161




C.H.E. de Wit (1974). De Nederlandse revolutie van de achttiende eeuw 1780-1787 Oligarchie en proletariaat In zijn geheel online dbnl




R. Casimir (1934). Het Nederlandsch Lyceum 1909-1934. Groningen: Wolters.




Frans Wisman (2000). 'Het vmbo in beeld' Zelfstudiemodule. Fontys. isbn 9065084428




Ali de Regt (1986). Arbeidersgezinnen en beschavingsarbeid. Ontwikkelingen in Nederland 1870-1940. Boom. isbn 9060095782 [proefschrift] boekbespreking




W. Th. M. Frijhoff (1988). De triomf van burger en burgerdeugd? De Nederlandse en Franse Revoluties in vergelijkend perspectief. In S. W. Couwenberg (Red.) (1988). Opstand der burgers. De Franse Revolutie na 200 jaar. (67-82) Kok Agora. isbn 9024276217 pdf




J. C. Vleggeert (1967). Kinderarbeid in de negentiende eeuw. Fibula 34 Van Dishoeck.


Child labour. Populariserend boekje, zonder bronvermeldingen. Klein algemeen literatuurlijstje (o.a. Brugmans, Bymholt, Vleggeert zelf).



B. Bymholt (1894/1976). Geschiedenis der arbeidersbeweging in Nederland. Van Gennep. isbn 9060122828 (set) [standaardwerk]


Via de index: onderwijs, vakscholen (ambachtsscholen)



J. A. van Kemenade (2003). Wakken in het kroos. Opmerkelijke ervaringen uit dertig jaar publieke dienst. Elsevier. isbn 9059019202


Speciaal: De middenschool, blz. 28-34.





De grafiek die Herman van de Werfhorst vanochtend twitterde is omineus: de intellectuele bovenlaag, goed vertegenwoordigd in de politiek, gaat nooit toestaan dat die determinatie van 12-jarigen opschuift naar 14 jaar en uiteindelijk 16 jaar. Onderwijspolitiek is oorlog. Tweet




C. Bevelander, H. A. Dousma, D. Fokkema & H. Nieuwenhuis (1969 2e). Kernproblemen uit de algemene didactiek van het basisonderwijs. Wolters-Noordhoff.


Hetty Dekkers & Wim Meijnen: Onderwijs in de maatschappelijke context. In Nico Verloop & Joost Lowyck (Red.) (2003). Onderwijskunde. Een kennisbasis voor professionals. (blz. 15-61) Wolters Noordhoff. isbn 9001545335

Over ongelijkheid.



(2018). Succesvolle basisscholen aan het woord. 7 pijlers voor betere kansen op basis van onderzoeksliteratuur & voorbeelden uit Amsterdam. Onderzoek, Informatie en Statistiek, gemeente Amsterdam & Kohnstamm Instituut. pdf


Ik krijg bij doorbladeren niet de indruk dat het echt heldere pijlers zijn, maar ik ben dan ook geen scholenkenner.



Th. van der Waerden (1911). Geschooldheid en techniek. Onderzoek naar den invloed van arbeidssplitsing en machinerie op de mate van vereischte oefening en bekwaamheid der arbeiders. Amsterdam: F. van Rossen. pdf online




Piet de Rooy (2018). Een geschiedenis van het onderwijs in Nederland. Wereldbibliotheek. isbn 9789028427280 info




S. Wiegersma, M. Swiebel , M. Groen en I. Dommerholt (zonder jaar, ca 1966). School en toekomst - Beelden van de ontwikkelingsgang van kinderen gedurende de puberteit. Haarlem: De Toorts.


Een sterk staaltje van vooringenomenheid, zie citaat. Dat dit zo onbeschaamd kon worden opgeschreven en gepubliceerd zegt iets over het denken in academische kringen over de lagere klassen. Het is een waarschuwing temeer dat eerlijk onderwijs voor kinderen uit minder bevoorrechte gezinnen altijd al weinig of geen aandacht kreeg. Verder is dit boek razend interessant omdat het een groot aantal diepergravende beschrijvingen van individuele leerlingen (en hun ouders) bevat, op basis van interviews en tests. (Tests: 3 intelligentietests, en verder projectietests die we met de kennis van nu toch echt niet meer verantwoord vinden.) Een tijdsbeeld dus ook; het onderzoek vond plaats in schooljaren 1954/55 en 1955/56, terwijl leerlingen daarna gevolgd werden tot hun 18e - 20e jaar. De auteurs nemen niet de moeite om al dit materiaal overzichtelijk samen te vatten, mogelijk is dat later in andere publicaties gebeurd?



E. P. Fournier (1960). Een bijdrage tot de psychologische benadering van het zittenblijversprobleem op de lagere school. Groningen: Wolters.


Sterk gericht op verklaren op basis van relatie tot ouders en broertjes/zusjes. Het materiaal bestaat uit gevalsstudies, maar deze worden helemaal verknipt en opgeknipt in psycho-analytische prietpraat over karakteristieke deelgroepen en hun plaats in het gezin (in plaats van die op school of in de peer group). Dit geloof je toch niet:



M. Job Cohen (1981). Studierechten in het wetenschappelijk onderwijs Proefschrift Rijksuniversiteit Leiden. Zwolle: Tjeenk Willink. deel 1 (t/m blz 100), deel 2 blz 102-149, deel 3 blz 150-197 en deel 4 bijlage, samenvatting, literatuur, index


Dit proefschrift is van belang bij het zoeken naar een demarcatie van testen op intelligentie en examineren. Immers, zoals ook De Groot in 1970 bepleitte, een examen moet doeltreffend zijn voor te bereiden, en aan dat beginsel wordt afbreuk gedaan wanneer het zo is dat intellectuele capaciteiten als zodanig de kandidaten een voordeel of nadeel geven bij het afleggen van een examen.



Jan Dumolyn (2002). Dominante klassen en elites in verandering in het laatmiddeleeuwse Vlaanderen. In Jaarboek voor Middeleeuwse Geschiedenis (2002)(blz. 69-107). info




Geert de Vries (1993). Het pedagogisch regiem. Groei en grenzen van de geschoolde samenleving. Proefschrift Universiteit van Amsterdam / Meulenhoff.


sleutelpublicatie



A. Dirkzwager (1966). Intelligentie en schoolprestaties. Een empirisch onderzoek. Amsterdam: Swets & Zeitlinger. Proefschrift VU.


Om een aantal redenen is dit een interessant proefschrift. De nadruk ligt geheel op intelligentie, een begrip dat door Dirkzwager makkelijk te absoluut en als een vaststaand kenmerk van leerlingen wordt beschouwd, maar waarvan hij ook concluderend aangeeft dat hij het niet de belangrijkste factor voor schoolsucces durft te noemen (zie citaat). En dat laatste is belangrijk, om tal van redenen, maar zeker om discussies over erfelijkheid van verschillen in intelligentie te temperen in hun overhaaste gevolgtrekkingen voor hoe dan het onderwijs in te richten (eg Asbury & Plomin) Het gaat hier om het voorspellen van studiesucces, in de jaren onmiddellijk voorafgaand aan de inspanningen van De Groot om een diagnostische toets voor het vervolgonderwijs na het lager onderwijs te ontwerpen. Dirkzwager is het, zie zijn samenvatting, te doen om een diagnostisch instrument ten dienste van de leerlingen en hun ouders, dus niet om een selectieve test ten dienste van scholen of gemeenten.

Dirkzwager laat in zijn onderzoek zien dat er veel ruimte in het onderwijs moet zijn om dat zo in te richten dat het vrijwel onafhankelijk wordt van verschillen in intelligentie. En dat is een sleutel tot eerlijk onderwijs! Dirkzwager is te druk met zijn data om ook over eerlijkheid een beschouwing te geven, dus dat zullen we zelf moeten bedenken. De keerzijde is dan de hypothese dat het onderwijs traditioneel zo wordt gegeven dat het juist verschillen in intelligentie benadrukt, in plaats van er in de didactiek naar te streven deze verschillen geen rol te laten spelen. In de data van Dirkzwager komt dat naar voren in de vorm dat juist in de leetste schooljaren verschillen in intelligenite een niet te verwaarlozen rol spelen.



Thomas Oudman & Theunis Piersma (2018). De ontsnapping van de natuur Singel Uitgeverijen. info. Zie ook NRC 4 juli p. 27




Bob ten Bruggencate (2005). Het laatste kwartier. Gelijke kansen in het Groningse onderwijsbeleid in de jaren 1975-2000. Van Gorcum isbn 902324091X proefschrift


Ik blader het door, en mis de inhoud. Dat ligt niet aan het aantal bladzijden, maar ik vind gewoon niet wat er dan precies aan 'gelijke kansen' is gedaan. Het zal wel aan de sociologenblik liggen: op geaggregeerd niveau naar de data kijken. Dus voor mijn thematiek van eerlijk onderwijs heb ik er niet direct iets aan.

Wat dan weer wel heel erg nuttig is: een overzicht van hoe er over gelijke onderwijskansen werd gedacht in het laatste kwart van de vorige eeuw (en door sociologen: promotor Peschar, en commissieleden Van Wieringen, Meijnen en Leune). Grappig hoe Jacques Wallage zijn politieke carrière begon met het cijfergeven en zittenblijven de oorlog te verklaren, dat mag ik wel.

Een niet onbelangrijk detail is hoe Ten Bruggencate over erfelijkheid van verschillen in intelligentie schrijft: consequent met weglating van 'verschillen in', wat een totaal ander concept is. Wat maar weer eens laat zien dat sociologen en psychologen meer samen moeten optrekken: een sociologie die niets begrijpt van psychologie is een dwaallicht. En omgekeerd waarschijnlijk.

Ik kom in dit boek herhaaldelijk een nogal uitgeklede versie van 'gelijke kansen' tegen: kansen op een bepaalde type opleiding in het voortgezet onderwijs. Dat denken daar moeten we een beetje vanaf. Elders geeft Ten Bruggencate dat ook uitvoerig aandacht: de cultuurvisie op 'gelijke kansen'. Daar past bijvoorbeeld in dat onderwijs bijdraagt aan de kwaliteit van leven (gezondheid, welbevinden), wat bepaald iets anders is dan toegang tot opleiding X of Y. En zo zijn er nog tal van zaken waar onderwijs aan bijdraagt, ook al zijn die zaken niet opgenomen in de nadrukkelijke doelen van onderwijs.



M. A. J. M. Matthijssen (1972). Klasse-onderwijs. Deventer: Van Loghum Slaterus. isbn 9060012429 online op dbnl


Sleutelpublicatie



Dick van Lente (). Techniek en ideologie. Opvattingen over de maatschappelijke betekenis van technische vernieuwingen in Nederland, 1850-1920. Wolters-Noordhoff / Forsten. isbn 9062430961 (handelsuitgave van proefschrift) bespreking




Herman Nijenhuis (1981). Volksopvoeding tussen elite en massa. Een geschiedenis van volwasseneneducatie in Nederland. Boom. isbn 906009512X




L. W. G. Scholten (1928). Thorbecke en de vrijheid van onderwijs tot 1848. proefschrift R.U. Utrecht. dbnl.nl in zijn geheel


Ha, vrijheid van onderwijs is een vrijheid voor de ouders. Niet voor de kinderen. In hoeverre was men zich in de 19e eeuw ervan bewust dat rechten van kinderen misschien ook van belang konden zijn? Wanneer is dat besef in westerse landen ontstaan? Als dat besef al begin 19e eeuw sterk aanwezig geweest zou zijn, zou er ooit 'vrijheid van onderwijs' zijn geregeld? Op welke manier is onze grondwettelijke vrijheid van onderwijs mogelijk schadelijk geweest of nog steeds schadelijk voor leerlingen?



Nico Wilterdink & Bart van Heerikhuizen (Red.) (1993 3e). Samenlevingen. Een verkenning van het terrein van de sociologie. Wolters-Noordhoff. isbn 9001376428




Holland Historisch Tijdschrift 2005, 37 #3 Special Onderwijsvernieuwing in Holland. p. 127-237




Piet Vroon (1984 2e). Intelligentie, Over de mythe van het meten en de politieke, sociale en onderwijskundige gevolgen. Ambo. (1e druk 1980 onder de titel Intelligentie: over het meten van een mythe en de politieke, sociale en onderwijskundige gevolgen) Ook vertaald in het Engels?




Jan Karel Koppen (1991). Een kwestie van discipline. Over de externe democratisering van het wetenschappelijk onderwijs. Amsterdam: Athena. Proefschrift UvA. isbn 9051701233


Dit is een lastig onderwerp, omdat er al zoveel is beslist in trajecten in het basisonderwijs en voortgezet onderwijs. Een probleem van de behandeling van Koppen is het stilzwijgede uitgangspunt dat 'eerlijke' kansen (tussen sociaal-economische groepen) gelijke kansen zouden moeten zijn, een punt waarop hij bij de promotie door Wiegersma werd ondervraagd, en waar Koppen toegaf dat die gelijke kansen niet voor 100% bereikbaar zijn (het plafond ligt ergens lager, maar waar?). Ondertussen zijn we weer bijna dertig jaar verder, desondanks blijft dit een nuttige overzichtsstudie.



J. Verseput (1979). De lange reis langs de tweede weg. Backhuys, uitgever. geen isbn




L. W. de Bree (ca. 1935?). Het platteland leert lezen en schrijven. Het lager onderwijs op het platteland in de eerste helft der 19e eeuw. Amsterdam: P. N. van Kampen.


Heel informatief boek, blijft zo te zien dicht bij de bronnen en is dan ook nog steeds de moeite van het lezen waard, als ik dat zo mag zeggen. Over 'kennis is deugd' valt wel meer te melden dan de flaptekst (zie citaa) suggereert.



John Locke (1753 11e). J. Locke over de opvoeding der kinderen. Van nieuws uit het Engelsch vertaalt, naer den elfden drukk, door Pieter Adriaen Verwer. Te Amsterdam, bij K. van Tongerlo en F. Houttuin. archive.org




Engelina Petronella de Booy (1977). De weldaet der scholen. Het plattelandsonderwijs in de provincie Utrecht van 1580 tot het begin der 19de eeuw. Utrecht: Stichtse Historische Reeks. (proefschrift). isbn 9025709303


goed gedocumenteerd, gedetailleerd over onderwijs, omstandigheden, resultaten. De samenvatting geeft in kort bestek onderwijsgeschiedenis van de 17e en 18e eeuw. Niet onbelangrijk lijkt me wat De Booy meldt over de afbraak van het onderwijs na de kerkhervorming. Immers, zoals ook Lynn Thorndike stelde, kenden de middeleeuwen al een heel behoorlijk stelsel van onderwijs, maar dat was gekoppend aan de Rooms-Katholieke kerk. Dat stesel kwam met de kerkhervorming onder grote druk te staan, niet alleen personeel (zuiveringen!), maar ook financieel (kerkelijke bezittingen waren ontvreemd of onteigend, waarmee ook de financiële grondslagen van het onderwijs werden aangetast).



Anja Vink (2010). Witte zwanen, zwarte zwanen. De mythe van de zwarte school. Meulenhoff. isbn 9789029085045 info




Rineke van Daalen (2010). Het vmbo als stigma. Lessen, leerlingen en gestrande idealen. Augustus. isbn 9789045704173 info




Aleid Truijens (2008). Wij eisen les! Waarom kinderen steeds minder leren. De Volkskrant/Meulenhoff. isbn 9789029083782 info




M. Minnaert (1949). De oorzaken der ongelijke maatschappelijke vertegenwoordiging onder studenten. blz 11-13VWO (1949). Sociale aspekten van de recrutering der studenten. Rapport der afdeling Utrecht van het V.W.O. Verbond van Wetenschappelijke Onderzoekers gevestigd te Leiden, opgericht 13 juli 1946


Minnaert zag het behoorlijk scherp, hoewel dit bepaald niet zijn vak is. De verwijzing naar E. Stern moet ingetwijfeld William Stern zijn, hij introduceerde het intelligentie-quotiënt IQ.



Eric Haas (1995). Op de juiste plaats. De opkomst van de bedrijfs- en schoolpsychologische beroepspraktijk in Nederland. Hilversum: Verloren. isbn 9065504222




A. H. Oort (1928). Proeven over verstandelijke ontwikkeling op Leidsche scholen. Leiden: Van Doesburg. [Tests of intellectual development in schools in Leiden] info




Th. Veld (1987). Volksonderwijs en leerplicht. Een historisch sociologisch onderzoek naar het ontstaan van de Nederlandse leerplicht. Proefschrift Leiden. open access




(13-7-2018). Dashboard Gelijke kansen in het onderwijs. Publicatie waarin de ontwikkeling van de loopbaan van leerlingen uit verschillende ouderlijke milieus in kaart wordt gebracht. Dit document is een bijlage bij Kamerbrief over aanbieding Dasboard gelijke kansen in het onderwijs. download


---------

Eerlijk onderwijs. Overal waar ik kijk met mijn psychologische blik zie ik oneerlijk onderwijs. Het po stuurt een heel grote groep leerlingen als functioneel analfabeet naar het vmbo, dat is ongelooflijk oneerlijk want vrijwel iedereen kan goed leren lezen, schrijven en rekenen. Twitter thread


Een voorbeeld dat ik als speerpunt kan gebruiken in publicaties over eerlijke kansen: de rekentoets in de eindexamens vo. Vrijwel iedereen kan leren rekenen, toch hebben we een rekentoets die door vwo-ers goed, en door havisten slecht wordt gemaakt. DEZELFDE toets hè, 3F. tweet


Dat ligt aan de rekentoets, niet zozeer aan het onderwijs. Die rekentoets toetst dus geen rekenen, maar intellectuele capaciteiten (want daar verschillen havisten en vwo-ers gemiddeld op). Van begin tot eind is die rekentoets ontworpen door leraren of ex-leraren in instituties.


Goede morgen. A. D. de Groot schreef het al in 1970: een examen moet doeltreffend zijn voor te bereiden. Een examen dat een slechte IQ-test blijkt te zijn, faalt op die belangrijke eis van eerlijkheid. Dat de rekentoets faalt, is nu ook de politiek duidelijk. Is de les geleerd? tweet


Dieperliggend probleem lijkt me dat onderwijsveld, pedagogiek en onderwijskunde, doordrenkt zijn van ideeën over talenten en verschillen in intelligentie die onjuist zijn maar wel leiden tot de drift om onderwijs te individualiseren (van Dewey tot Klaas Doornbos tot Rosenmöller). tweet


Die ideeën zouden geworteld kunnen zijn in de zeer ongelijke klassenmaatschappij van de 19e eeuw, waarin de kleine intellectuele bovenlaag de massa in de onderlaag nauwelijks als mensen beschouwde, en als evident dom geboren (Galton, Darwin).


Ik heb wel eens eerder over eerlijk onderwijs geschreven, voor de Onderwijsraad, zie http://benwilbrink.nl/publicaties/97MeritocratieORaad.htm … Op beslispunten in onderwijsloopbanen blijkt niet altijd (alleen) wat je hebt of had kunnen leren beslissend, maar zijn het toch andere zaken. Oneerlijke zaken dus.


Dat cultuurtje rond IQ vraagt nog wel de nodige aandacht. Don't worry, ik heb mijn boekenkast leeggetrokken op dat thema. Maar laat ik het nu even overslaan, om te kijken naar de mogelijkheden voor eerlijk onderwijs. Oké, stoppen met oneerlijke tradities. Maar verder? tweet


Leerlingen hebben sterk verschillende achtergronden, al bij binnenkomst in groep 1. 'Gelijke kansen' is dus geen handig begrip, zoals ook de schrijver van onze Grondwet al inzag. En die verschillende achtergronden zijn blijvend, doorheen de hele onderwijsloopbaan. tweet


Klaas Doornbos onderzocht hoe 'Geboortemaand en schoolsucces' samenhangen, en zag hoe het leerstofjaarklassensysteem 'jonge' leerlingen (septemberleerlingen) benadeelt tov. 'oude' leerlingen. Althans, hij zag dat systeem als de oorzaak, maar is dat wel zo? tweet


Al in zijn 'Opstaan tegen het zittenblijven' bepleitte Doornbos afschaffen van het leerstofjaarklassensysteem en dan individualiseren van het onderwijs, aansluiten op de talenten van de leerlingen. Zonder zich af te vragen of talenten aangeboren zijn, of in de omgeving gevormd. tweet


Niet onbegrijpelijk. De 60er jaren waren ook die van 'Het verborgen talent' van Van Heek. 'Verborgen talent' is bijna een pleonasme: talenten zijn aangeboren (raadpleeg uw woordenboek), verborgen talenten al helemaal. Ook 'cultuurvrije' IQ-tests beloven aangeboren IQ te testen. tweet


Maar talenten en IQ zijn niet aangeboren, ze groeien juist, en wel des te harder wanneer de omgeving, dus ook het onderwijs, meer groeifactoren levert. Dat pleit voor onderwijs dat ernaar streeft uitsluitend op gemeenschappelijke voorkennis aan te sluiten. Kan dat? tweet


In de testpsychologie weten we dat een examen wiskunde zuiver (valide) moet blijven door niet tegelijk ook taal en spelling mee te beoordelen. Op dezelfde manier kan ook onderwijs zelf zuiver, eerlijk, valide blijven, onder andere door verschillen in IQ te neutraliseren. tweet


Schoolvoorbeelden: John Mighton's Jump Math https://jumpmath.org/; E.D. Hirsch Jr. Core Knowledge curriculum https://www.coreknowledge.org/about-us/e-d-hirsch-jr/ Birbalsing's Michaela (secondary) https://www.youtube.com/watch?v=7f-XOZ5f0yY Turing school (A'dam, basis) https://www.askoscholen.nl/scholen/alanturingschool/Paginas/default.aspx Doug Lemov https://www.theguardian.com/education/2014/oct/12/american-wrote-classroom-bible-doug-lemov tweet


Een algemeen beginsel van behoorlijk onderwijs (Job Cohen 1981 http://www.benwilbrink.nl/projecten/toetsvragen.8.htm#Cohen_1981 …) zou dan kunnen zijn: richt instructie en oefening zodanig in dat verschillen in algemene intellectuele vaardigheden niet belemmerend of faciliterend kunnen zijn. Zorg dat onderwijs valide is. tweet


Als u deze draad een beetje hebt kunnen volgen, zal het duidelijk zijn dat de analyse uitkomt op eerlijk onderwijs dat juist haaks staat op de algemene gedachte, min of meer van alle tijden, die onderwijs naar aangeboren begaafdheden differentieert, aanpast, individualiseert. tweet

---------

Misschien is het u ook wel eens opgevallen: in veel beschouwingen over onderwijs zijn talent en intelligentie vaststaande kenmerken van leerlingen. Stilzwijgend veronderstelt dat talent en intelligentie als erfelijk bepaalde kenmerken, anders zouden ze immers veranderlijk zijn. Neem die roekeloze auteurs niet als voorbeeld. Want het is dan o zo makkelijk om de sprong te maken naar individualiseren van onderwijs als gewenst en noodzakelijk. Stel dat voor talent en intelligentie juist de omgeving heel belangrijk is geweest, dan is het niet onwaarschijnlijk dat we op basis van dat onjuiste idee van aangeboren zijn, heel erg oneerlijk onderwijs geven. Het valt te denken dat het voor het onderwijs toch niet uitmaakt of talent en intelligentie biologisch (natuur) of cultureel (omgeving) bepaald zijn, het is in beide gevallen gewoon het materiaal waarmee leraren, en de leerlingen zelf, het moeten doen. Maar is dat zo, zijn talent en intelligentie gegeven, of doet onderwijs ertoe om deze te veranderen? Geen onbelangrijke vraag.


Eerlijk onderwijs is voor dit betoog onderwijs dat leerlingen verder brengt, en examineert, zonder dat verschillen in talenten en intelligentie daarin een dominerende rol spelen. Dat staat lijnrecht tegenover het sinds jaar en dag gangbare denken om het onderwijs juist aan te passen aan individuele verschillen in talenten en intelligentie—differentiëren, individualiseren, zittenblijven, en een stelsel van middelbaar onderwijs waarin een klassesamenleving nog steeds onmiskenbar aanwezig is. Dit gaat dus ergens over. Als we het met ons onderwijs niet goed doen, zou dat erg oneerlijk zijn. Welke stelling wint het, als we in de literatuur de feiten bij elkaar proberen te zoeken? Wat is goed onderwijs, eerlijk onderwijs?


Een contrast met de 19e eeuw van grote ongelijkheid kan veel duidelijk maken, ook al omdat gedachtegoed en instituties overerfden naar de 20e en 21e eeuw. De brede massa was arm en ongeschoold, de kleine maatschappelijk bovenlaag had een behoorlijke scholing en bezat een heel groot deel van het kapitaal. Francis Galton bestudeerde talent en intelligentie zoals dat in families en over generaties heen voorkwam. Zijn neef Charles Darwin inspireerde het denken over intelligentie in evolutionaire termen, en ja, dan borrelen ideeën over eugenetica op. Dat de massa niet intelligent was, dat lag aan de aard van die lage maatschappelijke klassen, en dus niet aan de armoedige omstandigheden waarin zij leefden en waaraan zij zich niet konden onttrekken. Handig, voor de intellectuele elite, zo’n theorie die de eigen superioriteit bevestigde. Extreem oneerlijk ook, en natuurlijk werd dat door velen ook wel ingezien, en werd er bijvoorbeeld door investeren in scholen wel iets aan gedaan. Kinderwetjes ook. Maar het idee dat intelligentie aangeboren is, en dat een ieder het daar maar mee heeft te doen, is nooit meer weggegaan. Ongelukkigerwijs, en super oneerlijk, heeft de opkomst van de intelligentietest de IQ-ideologie verdiept en versterkt.


Dat Intelligentie-Quotient heeft ongetwijfeld aan de verwarring bijgedragen: het is een maat voor intelligentie die is gecorrigeerd voor de leeftijd, wat op zich een heel goed idee is bij het testen van kinderen. Maar die standaardisatie wekt de illusie dat intelligentie een kenmerk is dat nauwelijks verandert. En dat is niet zo: intelligentie bouwt zich langzaam op, in het hele leven, maar natuurlijk vooral in het jonge leven. Door voor alle leeftjden dezelfde test te gebruiken, zonder testscores te standaardiseren, is dat mooi zichtbaar te maken. In een Leids onderzoek na WO I heeft Oort dat gedaan. Zijn rapportage liet meteen het scherpe klasseonderwijs in Leiden zien: strak gescheiden trajecten lager en voortgezet onderwijs voor paupers, armen, arbeiders, burgers en notabelen. Dat is de 20e eeuw, dus. Oneerlijk tot op het bot. Maar Galton zou wellicht in de data een bevestiging zien van zjn idee dat verschillen in intelligentie aangeboren zijn en niet met verschillen in armoede hebben te maken: armer, dan lager resultaat op de intelligentietest. Gemiddeld. Een intellectueel stimulerende omgeving maakt je intelligenter; school doet dat ook, ieder extra jaar onderwijs levert IQ-winst op. De zomervacantie is voor arme leerlingen een bedreiging: zij raken achterop, en halen dat in de rest van het schooljaar niet meer in. Stijgende welvaart bracht bovendien met zich mee dat op IQ-tests steeds hogere scores werden behaald: het Flynn-effect. Dat effect is ontzettend groot, alweer een aanwijzing dat IQ een cultureel dingetje is en dat we er dus heel veel invloed op kunnen hebben.


Alfred Binet was de ontwerper van de eerste intelligentietest, bedoeld om zwakbegaafde kinderen vroeger te kunnen spotten dan leraren dat konden. Het idee was om te voorspellen of kinderen het gewone schoolse leren aan zouden kunnen, maar hoe pak je dat aan? Een verzameling opgaven die aanspraak doen op basale vermogens lag wel enigszins voor de hand, en dat is het geworden. Binnen heel korte tijd werd het testen op intelligentie razend populair in de Amerikaanse onderwijsbureaucratie. En zo is het gekomen. Zonder dat we het in de gaten hebben, is het begrip intelligentie verangd tot wat voor schools leren van belang is. Een intelligentietest verschilt in wezen dus niet fundamenteel van prestatietoetsen in het onderwijs, en zijn zeker geen van onderwijs onafhankelijke maat voor persoonlijke talenten zoals bijvoorbeeld Klaas Doornbos in zijn Opstaan tegen zittenblijven beweert. Die toetsgekte rond IQ heeft wel erg veel invloed op het onderwijs gehad, was dat gunstig voor eerlijke kansen? Het lijkt er niet echt op.


[Borsboom Wijs] !!!

-----


Wat houdt mij dagelijks bezig waar het om eerlijke kansen gaat? Dat is de enorme druk die vanuit de kringen om het onderwijs wordt uitgeoefend in de richting van individualiseren van het onderwijs. Dat is niet een nieuwigheid van een meneer Rosenmöller, al denkt hij dat mogelijk wel, maar kleefde altijd al aan ons moderne onderwijs, laten we zeggen vanaf eind 19e eeuw. En het zijn niet alleen onderwijsbobo's, de druk komt ook vanuit de ICT-industrie want hier liggen miljarden voor het oprapen. Dan is daar het onderzoek naar erfelijke bepaaldheid van verschillen in intelligentie, dat de laatste jaren een enorme oppepper kreeg dankzij de nieuwste DNA-technieken: toponderzoeker Plomin pleit op basis van dat onderzoek voor individualiseren van onderwijs (maar at volgt op geen enkele manier uit dat onderzoek). En laat ik niet mijn eigen vakgenoten in de testindustrie (PISA, Cito, Pearson, Educational Testing Service) vergeten: ook daar is het verdienmodel het zoveel mogelijk inzetten op individuele verschillen, adaptieve tests, als het even kan digitaal afgenomen natuurlijk. Het lijkt alsof de hele wereld voortdurend individuele verschillen tussen leerlingen benadrukt en ermee op de loop wil. Is dat erg dan?

Ja, dat is erg. Ik zal laten zien dat het onderwijs juist niet met die verschillen tussen leerlingen, zoals IQ, moet werken. Het argument is op zich tamelijk simpel, en in ons land bijvoorbeeld door Anna Bosman gebruikt, in de VS door E. D. Hirsch, Jr. (28 november in Nederland). Bij het meeste leren speelt intelligentie nauwelijks een rol, iedereen kan leren rekenen, lezen, en schrijven (handicaps daargelaten). Toch komen veel te grote groepen leerlingen uit het basisonderwijs als functioneel analfabeet: hoe we ook die eerlijke kansen beschrijven, het is glashelder dat deze kinderen geen eerlijke kansen hebben gekregen. Iedereen kan het, maar dat moet instructie ook op zo'n manier worden aangeboden dat niet onverhoeds toch op verschillen in IQ aanspraak wordt gedaan. Dus niet in groep drie de leerlingen indelen in zonnetjes, maantjes en sterretjes, om de meest botte praktijk meteen maar weg te zetten. Leerlingen die het even moeilijk hebben verdienen goede ondersteuning, en niet een versimpeld programma. De OECD wees er onlangs nog op (ze doen ook wel eens iets goed) dat het soort wiskundeonderwijs dat wij in het vmbo aanbieden onder de kwalitatieve maat is. Onderwijs moet emanciperen (waren we dat vergeten?), en dat is bepaald iets anders dan aanpassen aan het niveau (lees: IQ) van de leerling. Die leerling moet opgetild.


Op een persoonlijke noot, even ter ontspanning dan. Ik ben zo gelukkig geweest alle kansen te hebben gekregen, en die te kunnen benutten. Dat laatste komt natuurlijk omdat ik al heel jong boekengek was. Het eerste is vooral te danken aan mijn moeder die thuis consequent geen dialect sprak, en een goede lagere school uitzocht. Zelf had zij geen eerlijk kans gekregen, maar waarom was dat? Het knapste meisje van de klas kreeg van haar moeder niet de kans om door te leren, omdat haar oudere broers en zusters die kans ook niet hadden gehad. Een krom soort rechtvaardigheid, waar zij veel verdriet van heeft gehad. Daar sta je dan als 13-jarige te mattenkloppen, terwijl je vriendinnen met boekentassen achterop voorbij fietsen naar hun school. Ai. Een algemeen puntje: voor de grote gezinnen gold dat de jongste kinderen ten opzichte van de oudsten konden profiteren van de snelle ontwikkelingen in het onderwijs—als moeder dat toeliet tenminste. En dat had gevolgen: betere scholing, meer verdiensten en betere gezondheid voor die jongsten. Een meer solidiaire samenleving en meer welvaart bracht eerlijker kansen met zich mee, wat dan weer oneerlijk was tegenover net iets oudere broers, zusters, en generaties.


[Intelligentie en studieprestaties liggen dichtbij elkaar, de eerste is immers bedoeld om de laatste te voorspellen. Gebruik een intelligentietest om leerlingen in te delen in groepen, dan weten we zeker dat het onderwijs oneerlijk is: dat veroordeel een deel van de leerlingen totkwalitatief minder onderwijs, tot onderwijs met lage verwachtingen. En kijk ook eens verder dan onderwijs: waarom zou een test die onderwijsprestaties voorspelt, ook voorspellend zijn voor prestaties in het beroep? Stel eeens dat intelligentie minder voorspellend is voor beroepssucces dan voor schoolsucces, dan hebben is het toch niet eerlijk om onderwijskansen te laten afhangen van intelligentie? Nou? Neem aan dat succes in de buitenschoolse wereld afhangt van de mate van specifieke expertise in die professie, dat anbacht, die sport. Die expertise, zo leert onderzoek, is in hoge mate bereikbaar onafhankelijk van iemand's intelligentie (al zijn daar natuurlijk grenzen aan). We moeten met zijn allen nog eens goed nadenken over de verhouding van onderwijs tot beroepsuitoefening, want het moet natuurlijk niet zo zijn dat een op permanente schifting gericht onderwijs—zo noemde Posthuus dat‐leerlingen kansen ontneemt op plekken inde samenlevingwaarvoor zij de benodigde expertise hadden kunnen ontwikkelenalsze daar de kans voor hadden gekregen. Dit lijkt iets op de thematiek van reserve aan talent of intellect waarover na de oorog durk werd gediscussieerd, maar nu dus meteen extra twist. Over expertise zijn we de laatste decennis heel veel meer te weten gekomen, dankzij onderzoek van Anders Ericsson en vele anderen. Expertise is mogelijk vaak bereikbaar ongeacht intelligentie (expertise als onafhankelijk van IQ), laten we daar eens lessen uit gaan trekken. Zoals: minder overspannen omgaan met onderwijs en dan vooral met beloningen/straffen voor verschillen in onderwijsprestaties ten opzichte van andere leerlingen.


De thematiek van gelijke kansen is er vanouds een van gelijke kansen voor kinderen uit verschillende maatschappelijke klassen of groeperingen, en als zodanig vooral door de sociologie bestudeerd. Lees die sociologen vooral, denk aan James Coleman (van het Coleman Report, de VS 1966), Van Heek (Het verborgen talent, 1968), artikelen van Jaap Dronkers en vele anderen. Mijn insteek is meer op het niveau van de individuele leerlingen, een psychologische insteek dus. Laat ik meteen maar bekennen dat de psychologie het er lelijk bij heeft laten zitten, die heeft zich te vaak en te veel dienstbaar opgesteld naar gevestigde belangen—met intelligentietests was goud geld te verdienen en zo is het ook gegaan. Wie kritisch kijkt naar de huidige testpsychologie (psychometrie), al is het maar door de oogwimpers, kan niet anders dan concluderen dat deze discipline zich vrijwel uitsluitend dienstbaar opstelt naar opdrachtgevers voor testen, toetsen en examens, de belangen van leerlingen en sollicitanten op het derde plan stellend. Afijn, laat ik dit eens uiteenrafelen voor het rijk van intelligentie, of van talent, zoals Van Heek het noemde. Gelijk met de fantastische groei van onderwijs voor iedereen, van de 19e naar de 20e eeuw, groeide ook de cultuur van de intelligentietest, de IQ-cultuur, en het idee van intelligentie als van groot maatschappelijk belang. Correlatie is nog geen causatie; ik zie de ontwikkeling van onderwijs en die van de IQ-cultuur niet als noodzakelijk met elkaar verbonden, al speelt wel een rol dat vroeg in de vorige eeuw in de VS de psychologische test voorzag in bestuurliijke behoeften om dat uitdijende onderwijs onder controle te houden. Nee, genetica en evolutieleer, Galton en Darwin, namen toevallig een grote vlucht gelijktijdig met de explosie van publiek onderwijs, in een samenleving die zich nog bleef kenmerken door een enorme kloof tussen een veramde bevolking en een rijke en intellectuele bovenklasse. Die slimme bovenlaag zag de domme massa als bedreiging — de religieuze ideologie dat god het onderscheid tussen de klassen heeft gewild en dat eenieder zich in dat lot moet schikken verloor zijn invloed — en gebruikte ideeën over (erfelijkheid van verschillen in) intelligentie om die angst vorm te geven. De psychologie ging daar te makkelijk in mee, terwijl ze juist tegengas had moeten geven. Is dat makkelijk achterafpraten, met de kennis van nu? Hoe zit het nu eigenlijk met dat IQ? Omdat daar bibliotheken vol over zijn geschreven, zal ik het hier vragenderwijs uitdiepen (een uitstekende ingang tot de literatuur is de door Robert Sternberg geredigeerde bundel, 2018 'The nature of human intelligence').


!!

----------



G. van Milligen (1878). Vraagbaak voor ouders en voogden. Wolters.


Zeldzame blik op het Nederlandse beroepenveld anno 1878, inclusief scholing (ambachtsscholen bijvoorbeeld), examens, toelatingseisen, benoembaarheidseisen (voor wie lid van de Hooge Raad wil worden bijvoorbeeld), salarisschalen (landmacht infanterie bijvoorbeeld). Een bronnenboek dus eigenlijk. Helaas niet online beschikbaar (via Delpher, via Google Books), terwijl het toch bij de KB beschikbaar moet zijn (was daar ooit een aanwinst).



M. J. Langeveld (1961 7e). Inleiding tot de studie der paedagogische psychologie van de middelbare-schoolleeftijd. Wolters.


Sleutelpublicatie, want tijdsdocument. Veel aandacht voor intelligentie. En voor denkpsychologie. Dit boek is kennelijk door generaties leerkrachten in opleiding bestudeerd.



Joris van Agt en anderen (Red.) (z.d.). Genialiteit. Groniek 108 (geen jaartal vermeld) isbn 9072918053




Sarah Blom (1995). Intellectuele vorming in Nederland en Frankrijk. Een vergelijkend onderzoek naar deelname aan intellectuele vorming in het Franse en het Nederlandse voortgezet onderwijs. Wolters-Noordhoff. isbn 9001090893 open access




Jan Lenders (2005). Van kind tot burger. Basisonderwijs en burgerschap in de negentiende eeuw. p. 7-40 in Joost Augusteijn e.a. (Red.) (2005). Van kind tot burger. Onderwijs en volksopvoeding in Nederland 1780-1920. Leidschrift. Historisch Tijdschrift, 20, #2.




M. E. van Dyck-Lovink (1988). Mammoetwet en arbeidsmarkt. Het geval LHNO. De Lier: Academisch Boeken Centrum.




Jacques van Hoof en Wim van Noort (Red.) (2004). Arbeid, onderwijs & sociale ongelijkheid in de 21ste eeuw. isbn 908506063X




B. C. J. Lievegoed (vz) (1962). De selectie en ontwikkeling der meer begaafden. Een goede doorstroming van begaafdheden naar intellect, technisch vermogen en karakter, een eis van de moderne democratie. Rapport van de 12de studieconferentie, november 1962. Stichting Werkcomité voor Opvoeding tot Democratie. ()




A. M. van der Giezen (1937). De eerste fase van de schoolstrijd in Nederland (1795-1806). Van Gorcum. Delpher en/of dbnl




A. M. van der Giezen (1969). Een halve eeuw Nederlandse onderwijspolitiek 1806-1857. In eigen beheer [zeldzaam stencil, niet online]


`



S. J. C. Freudenthal-Lutter (Red.) (1964). Algehele doorlichting. Anderhalve eeuw kritisch denken over de klassikale school. Een bloemlezing uit de pedagogische pers 1796-1964. Voor de Werkgroep Jena-Plan van de W.V.O. uitgegeven door J. Muusses NV Purmerend.




N. Deen (1969). Een halve eeuw onderwijsresearch in Nederland. Wolters-Noordhoff. (ook als Proefschrift Uva / Mededelingen nr 76 Nutsseminarium)




Iets, betrekkelijk de ontwikkeling van de verstandelijke vermogens der kinderen. 23-46. In Bijdragen betrekkelijk den staat en de verbetering van het schoolwezen in het koningrijk Holland, IX. deel II. stuk (Februarij 1809.) Leiden: D. du Mortier en Zoon.Delpher




J. C. Spitz (1959). De reserve aan hoger intellect in Nederland. Universiteit & Hogeschool, 6, #2, 77-93.



B. A. Prinsen (1935). Intellectmetingen bij kinderen. Bijdrage tot een vergelijkend onderzoek van stad en platteland. proefschrift Utrecht. scan Momentopnamen, lagere school. Bewerking van de Binet-Simon tests gebruikt. Small sample of 199 children tested. Analysis social economic background pp 26-30. Social class mean IQs higher for higher SES.



M. de Vroede en anderen (1973). Bijdragen tot de geschiedenis van het pedagogisch leven in België in de 19de en 20ste eeuw. Zeven delen. pdf's




Bea Ros (2008). ‘Oefenen in de klas, zonder toeters of bellen.’ Anna Bosman is kersvers hoogleraar Dynamiek van leren en ontwikkeling aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Didactief v




Algemene geschiedenis der Nederlanden. 1978.




Ed Schüssler (Red.) (2006). . Weg van de middenschool. Dertig jaar na de start van het middenschoolexperiment. Garant.




Jaap Dronkers (8 maart 2014). Intelligentie en schoolprestaties: primaire en secundaire effecten van ouderlijk milieu. Stuk rood vlees blog




F. van Heek et al. (1968). Het verborgen talent. Milieu, schoolkeuze en schoolgeschiktheid. Boom. isbn 9060093186 besproken door Van Kemenade


Naslag, want een klassieker.



Schoolkinderen uit onderscheiden Nederlandse milieus. Verslag van drie jaren onderzoek en experiment vanwege het Nutsseminarium ten behoeve van het basisonderwijs. Deel I Bodemonderzoek. Deel II Veldbewerking. Groningen: Wolters, 1959. Mededelingen van het Nuttsseminarium voor Pedagogiek aan de universiteit van Amsterdam, No. 62 en 67. Hoofdstuk 5 in deel I door R. Vuyk. Deel I door P. Post (projectleider), R. Vuyk, W. H. Brouwer, M. C. J. Scheffer, G. Boomsma.Deel II door G. Boomsma & P. Post.'97




Anja Vink (2013). Van deze kinderen ga je houden. Een schooljaar in klas 1D van een vmbo. Atlas Contact. isbn 9789045705637 bespreking




Anja Vink (29 augustus 2018): Mijn serie voor Vrij Nederland over de school voor AD over roc Mondriaan is af! Twitter draad met links naar alle afleveringen.




Auke van der Woud (2010). Koninkrijk van sloppen. Achterbuurten en vuil in de negentiende eeuw. Uitgeverij Bert Bakker. isbn 9789035135970 - - 440 blz. gebonden, omslag-->




Harold Bekkering (2018) artikel


Is dit een bijdrage aan eerlijk onderwijs? Ik dacht het niet. Lijkt me een goed discussiethema op de ResearchEd 2019.



Wim Daniëls (2018). De MULO, de carrièreschool voor het 'gewone' volk. Prometheus. isbn 9789044637113




Onderwijsraad (2012). Artikel 23 Grondwet in maatschappelijk perspectief. Nieuwe richtingen aan de vrijheid van onderwijs. Advies. pdf