On Dutch secondary education

Ben Wilbrink

In preparation of the november 23 session at the Stedelijk Gymnasium Leiden 2010


Preparation time proved too short to do the Sternberg paper as well as this paper on Dutch secondary education. Some claims have been formulated, though. The Dutch education system, in international perspective, is a rather peculiar one: it is highly selective, highly vocational, shows very high achievements in PISA and TIMSS thanks to outstanding results of our vmbo (pre-vocational secondary education), shows rather low results of its higher education.


Claim 1. Selectivity The Dutch educational system is characterized by determination at 11+ as well as at 18+.

Eyridice zittenblijven vo

zittenblijven vo



Claim 1a. At 11+ the ‘Citotoets’ is important, it is rather like a test of (analytical) intelligence.

Claim 2. Possibly as a consequence of the selectivity at 11+ as well as at 18+ Dutch secondary school students score extremely high in international studies such as TIMSS, and is the level of Dutch higher education in international comparisons disappointingly low.




Op weg naar de ontwikkeling van een aantal samenhangende stellingen in het Engels, neem ik de omweg om eerst ongehinderd door taalproblemen het lastige onderwerp in een aantal stellingen in het Nederlands te vangen (vergelijk de stellingen voor een presentatie op 18 november in Zuid Limburg, rond: toelating HO).


Stelling 1. Sorteren Het Nederlandse stelsel is vooral bepaald door de determinatie op 11+ en op 18+.

Claim 1. Selectivity The Dutch educational system is characterized by determination at 11+ as well as at 18+.

Eyridice

Eurydice/Eurostat (2009), Key data on education in Europe 2009, Brussels: European Commission. pdf

Christina Wikström (2006). Education and assessment in Sweden. Assessment in Education, 13, 113-128. pdf


Wes Holleman heeft al laten zien dat er op twaalfjarige leeftijd een belangrijke beslissing valt in de schoolloopbanen van Nederlandse leerlingen: wordt het de beroepskolom, of de algemeen vormende kolom? Het kan niet anders, of bij een zo vroege determinatie vallen er veel spaanders: Onderwijsinspectie (2007): “Uit het onderzoek blijkt dat één op de vier leerlingen in het derde leerjaar van het voortgezet onderwijs niet meer op het niveau van zijn of haar advies zit.” pdf (Of dit ernstig is of niet, hangt ervan af hoe de Inspectie oordeel bij het grote aantal ‘grensgevallen’; zie het rapport voor de details). Eenmaal in de beroepskolom is het moeilijk om nog de overstap naar de algemene kolom te maken. Bijvoorbeeld de overstap van vmbo-t naar havo is lastig, te lastig ook bezien naar de afspraken die op regeringsniveau daar ooit over zijn gemaakt.

Binnen de AVO-kolom zijn er nog onderscheiden kolommen: havo - vwo- gymnasium. Het hangt van af van de scholen die meerdere van deze kolommen in huis hebben, wanneer precies de ‘definitieve’ determinatie plaatsvindt. Voor categorale gymnasia is dat altijd meteen na het basisonderwijs, en hangt mede af van beschikbaarheid van plaatsen. (zie hier [the page also presents an English summary of the use of lottery methods in the Dutch secondary schools admissions situation]


De eindexamens VO zijn een belangrijk markeringspunt omdat zij 1) bepalend zijn voor het niveau van het voorafgaande onderwijs, en 2) mede bepalend zijn voor de mogelijkheden om in het HO door te studeren. Belangrijk is dat in het HO er weliswaar enige uitval is en vooral veel omzwaaien naar andere opleidingen dan die van eerste keuze, maar dat het bij redelijke inzet altijd mogelijk is om de gekozen opleiding goed af te sluiten. Met andere woorden: er is in het HO wel sprake van enige selectiviteit, maar die wordt overschaduwd door het sorteerproces in het VO. Ik zeg dit nog maar eens met nadruk, omdat ook ministeriële commissies, zoals de ">commissie-Veerman, zich daar niet altijd even scherp bewust van zijn en dan overgaan tot het doen van voorstellen voor verbetering van doelmatigheid en kwaliteit zonder die voortijdige scheiding van beroepskolom en algemene kolom daar goed bij te betrekken.

Het aandeel van kandidaten met Latijn en/of Grieks in de eindexamens vwo is in 2005 26% (1998: 22%), van de 29.091, resp. 29.884 kandidaten

Sociaal en Cultureel Rapport (2006). Investeren in vermogen. SCP. Hfdst. 3 Investeren in getalenteerde jeugd. pdf van hele boek


Stelling 1a. Op 11+ is de Citotoets van belang, eigenlijk is dit een toets op (analytische) intelligentie.


Claim 1a. At 11+ the ‘Citotoets’ is important, it is rather like a test of (analytical) intelligence.


Uit de eindtoets 2010 heeft het Cito 20 vragen vrijgegeven (download 'Eindtoets voor ouders'): voorbeeldtoets 2010

De Citotoets is bedoeld als prestatietoets, maar functioneert waarschijnlijk vooral als intelligentietest. Het Cito heeft ook een intelligentietest voor 11+ in de aanbieding. Ik ben heel benieuwd naar de test- en toetsresultaten van scholen die beide afnemen: de samenhang tussen de scores op test en toets moet hoog zijn. Informeel heb ik wel gehoord dat deze rond .8 kan liggen, dat ligt in de orde van grootte van test-hertest samenhangen, wat er op wijst dat test en toets tot op die hoogte inwisselbaar zijn voor elkaar.

Sternberg — 'Admissions' (Ch. 1) — wijst op de grote overeenkomst van tests zoals de SAT met tests op algemene intelligentie. Hij verwijst naar:
M. C. Frey & D. K. Detterman (2004). Scholastic assessment or g? The relationship between the scholastic assessment test and general cognitive ability. Psychological Science, 15, 373-378. pdf

Nog een verwijzing naar de sessie 'Sternberg', over denkstijlen: merk op dat de Cito Eindtoets Basisonderwijs uitsluitend uit meerkeuzevragen bestaat. Dat is unfair, het bevoordeelt sommigen, en benadeelt anderen. Dus bij deze zo ontzettend belangrijke determinatie op 11+ speelt denkstijl al een rol die het niet zou mogen hebben, want de eenzijdigheid van de Eindtoets is ook eenzijdigheid in denkstijl.

De selectie naar de beroepskolom of de algemene kolom gebeurt op 11+ waarschijnlijk in hoge mate op basis van intelligentieverschillen. In de sessie over Sternberg komt aan de orde dat het bij de Citotoets vooral gaat om analytische intelligentie, zodat creatieve en praktische intelligentie geen kans krijgen om zich te manifesteren en zo de keuze van VO te beïnvloeden, evenmin als de vierde categorie van intelligentie: wijsheid. Of een 11+ leerling al wijs kan zijn laat ik hier in het midden. De eenzijdige vorm van meerkeuzevragen versterkt deze eenzijdige nadruk op analytische intelligentie ook nog eens.

Internationaal gezien is de Nederlandse situatie op 11+ knap extreem in zijn scheiding tussen beroepskolom en algemene kolom. Er zijn dan ook intiatieven en ontwikkelingen om de ongewenste effecten van deze vroege determinatie te ondervangen, zoals opschuiven van deze beslissing naar een later tijdstip (13+), of betere overstapmogelijkheden.


Binariteit: hbo relatief groot

Het binaire karakter van het Nederlandse hoger onderwijs [HBO - WO] is niet uniek. Ook België, Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Ierland, Litouwen, Oostenrijk, Portugal en Zwitserland hebben een binair systeem. Uniek is wel dat de hbo-sector in Nederland relatief groot is met 65% van de ho-studenten. In de meeste andere binaire systemen is dat 5% (Frankrijk) tot 46% (Finland) (. . .). Binnen- en buitenlandse experts ervaren de ‘binariteit’ als zodanig niet als problematisch. Maar de verkokering binnen het Nederlandse onderwijsbestel vinden zij wel beknellend. ‘Early tracking’ dwingt jonge mensen al op 11- of 12-jarige leeftijd voor een loopbaan in het vo te kiezen en eenmaal gekozen zit men daaraan vast. Doordat het vmbo, havo en vwo een verschillende duur hebben, is ook de duur van de bachelor in het hbo (4 jaar) en in het wo (3 jaar) verschillend. De meeste andere landen hebben een meer eenvormig vo-systeem waar leerlingen verschillende vakken op verschillende niveaus kunnen volgen en zo makkelijker hun talenten kunnen tonen (Eurydice, 2010 pdf). In Angelsaksische en Scandinavische landen lopen programma’s met een meer professioneel en een meer algemeen vormend karakter parallel en kunnen studenten onderdelen van beide stromingen met elkaar combineren. Een dergelijk systeem voorziet de Onderwijsraad (2010) op termijn ook voor Nederland.

Uit 2.6 in Commissie-Veerman (april 2010). Differentiëren in drievoud omwille van kwaliteit en verscheidenheid in het hoger onderwijs. Advies van de Commissie Toekomstbestendig Hoger Onderwijs Stelsel. OCW. pdf

Eurydice/Eurostat (2009), Key data on education in Europe 2009, Brussels: European Commission. pdf

Onderwijsraad (2010), Vroeg of laat, Den Haag, Onderwijsraad. pdf


zittenblijven vo

zittenblijven vo


Figure legend (left)


Figure legend (right) third year secondary education


Dutch schools as sorters: grade retention (flunking grades) in Dutch secondary schools: see the Figure.

Referentieraming 2009 Education Department pdf De eindexamens vwo markeren het einde van het drastische sorteerproces in het Nederlandse stelsel. De geslaagden kunnen op hun lauweren rusten, een opleiding in het hoger onderwijs kiezen, en deze op hun gemak afmaken.


Stelling 2. Ongetwijfeld mede als gevolg van de selectiviteit aan begin en eind van het vo slaat Nederland een modderfiguur wat het HO betreft, maar prestereert Nederland uitstekend wat de 15-jarigen aangaat.


Claim 2. Possibly as a consequence of the selectivity at 11+ as well as at 18+ Dutch secondary school students score extremely high in international studies such as TIMSS, and is the level of Dutch higher education in international comparisons disappointingly low.




May 12, 2012 \ contact ben apenstaartje benwilbrink.nl

Valid HTML 4.01!   http://www.benwilbrink.nl/publicaties/10DutchsecondarySocrates.htm