fK. Posthumus (1959). Overlading, " target='_blank'>scan
zittenblijven - bevorderen
een jaartje overdoen
leerstofjaarklassensysteem
Übergangsauslese
grade retention - promotion - nonpromotion
failure in grade
flunking grades
the graded school vs the nongraded school
tracking
ability grouping
“Van een min of meer vrijblijvend centrum voor algemeen maatschappelijke vorming en een betrekkelijk autonoom socialiseringsmilieu werd de school steeds meer tot een van hogerhand gestuurd opvoedingsapparaat, waar kennis en deugd zich in harmonische interaktie dienden te ontwikkelen. Optimalisering van die funktie vereiste en leidde tegen het eind van de 18e eeuw ook tot standaardisering van onderwijsinhoud en curriculum en normalisering van de leerlingenstroom door geleidelijke konformering van de leeftijds- aan de schoolklassen, met als niet onbelangrijk nevenverschijnsel van die nieuwe onderwijstechnologie de schepping van een groeiend aantal ‘zittenblijvers’, ‘uitvallers’ of zelfs ‘onaangepasten’.”
Willem Frijhoff (1983). Van onderwijs naar opvoedend onderwijs. Ontwikkelingslijnen van opvoeding en onderwijs in Noord-Nederland in de achttiende eeuw. In Werkgroep Achttiende Eeuw (1983). Onderwijs & opvoeding in de achttiende eeuw (3-39). APA Holland University Press. p. 28
Het geheim van het zittenblijven is dat het waanzinnig ondoelmatig is en dat direct betrokkenen dat niet kunnen zien, de zittenblijvers niet, maar ook de docenten die zo besluiten niet (ook al hebben zij er slapeloze nachten van).
Waarom is dat zo?
Oké, het zittenblijven hoort bij het type onderwijs, het klassikale, dat we samen met onze genen hebben geërfd van vele, vele generaties voorgangers. Het beoordelen van leerlingen is het instrument van dat zittenblijven en dat onderwijs. In de middeleeuwen was dat open en bloot beloning en straf. Preciezer: in de middeleeuwen ging het om straffen, in de late middeleeuwen door het humanisme vervangen door belonen van de beste prestaties (in vergelijking met die van anderen in de groep). Buitengewoon fascinerend, weinig beschreven. Ik heb dat laatste dus zelf gedaan, in een uitvoerig van noten voorziene Nederlandse versie die ongepubliceerd is gebleven html, en een kortere in het Engels gepubliceerde versie html.
De grote historische lijn is misschien ongeveer als volgt. In de welvarende Lage Landen neemt het onderwijs in de 13e en 14e eeuw een grote vlucht, er zijn scholen met enorme aantallen leerlingen en weinig leraren. Zo ook de school van Joan Cele in Zwolle, op het hoogtepunt rond 900 leerlingen uit dit deel van Europa. Joan heeft een groepenstelsel met bijbehorende curriculaire indeling ontwikkeld, dat model heeft gestaan voor het onderwijs aan de universiteit van Parijs, dat van de Jezuïeten, en vervolgens bijna alle onderwijs in Europa. Leerlingen werden bevorderd van groep naar groep, halfjaarlijks, zodra ze de betreffende stof goed in hun mars hadden. Die groepen waren gebaseerd op kennis en kunde, niet op leeftijd: leeftijden konden enorm uiteenlopen. Moderne staten varieerden daarop, op het spoor gezet door Comenius, die de practice en drill van Prins Maurits ook op het onderwijs wilde toepassen. De behoefte aan bureaucratische controle en goedkoop onderwijs liet zich wonderwel met die ideeën van Comenius verenigen: ziedaar het leerstofjaarklassensysteem met jaarlijkse bevorderingen en al, dus ook met zittenblijven. Wat een ongelooflijk scenario, uitgesmeerd over vele eeuwen, en naadloos tot in onze huidige scholen overgeleverd. Wat een mogelijkheden om te ontsporen, wat een macht van traditie. Natuurlijk, er zijn legio details en bijzonderheden, en rechtvaardigingen-achteraf van het systeem. Maar de geschiedenis kent ook een stroom van denkers die gewaarschuwd hebben tegen de uitwassen, of zelfs tegen het karakter van deze manier van onderwijs aanbieden. De humanisten waren de eersten om ten strijde te trekken tegen de praktijk van het straffen als pedagogisch hulpmiddel, maar het is toch voor iedereen zonder protetische hulpmiddelen helder te zien dat in het zittenblijven dat element van bestraffing nog steeds aanwezig is. Maar ook het humanistische stelsel van uitdelen van prijzen kende zijn donkere kanten, altijd ook als zodanig in het verleden herkend: waar enkelen telkens in de prijzen weten te vallen, zijn er velen die weten dat nooit te zullen bereiken. Het humanistische onderwijs was een kweekvijver van ongemotiveerdheid, juist door hun systeem om te motiveren. Ook die trekken zijn in het huidige onderwijs eenvoudig te herkennen. Het zijn precies de dingen waartegen mensen als Doornbos (Geboortemaand en studiesucces; Opstaan tegen het zittenblijven) een werkzaam leven lang strijden. Daarvan wil ik in deze verzamelpagina ook de voorbeelden geven. Bedenk in ieder geval dat het verleden verpletterend drukt op de huidige onderwijspraktijk, en dat alleen al om die reden er geen makkelijke oplossingen zullen zijn. In ieder geval niet binnen een enkele kabinetsperiode. Daar waarschuwt ook Doornbos voor, evenals, onafhankelijk van wat er in Nederland speelt, ook Amerikaanse onderzoekers zoals Lorrie Shepard. Voor een ingang tot de literatuur over deze onderwijsgeschiedenis, zie mijn genoemde publicaties.
Ben Wilbrink (1995). Leren waarderen: de geschiedenis. Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut (concept). (SVO project 94707) html (versie met uitvoerig notenapparaat 480k html
Ben Wilbrink (1997). Assessment in historical perspective. Studies in Educational Evaluation, 23, 31-48. html
Ben Wilbrink (1991). Huiswerkbeleid, wat vinden ouders ervan? tekst uitgesproken op de ouderavond van het Bonaventuracollege, oktober 1991.
Ik hoef niet uit te leggen wat zittenblijven is, en toch is het niet eenvoudig om deze praktijk in een inzichtelijk wiskundig model te vatten, gezien de enorme literatuur over het zittenblijven en het gebrek aan goede modellering van het verschijnsel. Toch kan het, met een paar handige veronderstellingen.
Er is sprake van een leerstofjaarklassensysteem. Zittenblijven betekent dat de leerling het laatste jaar opnieuw doet, al dan niet met bijzondere begeleiding.
Aan het eind van het schooljaar wordt voor ieder van de leerlingen besloten of de leerling doorgaat naar het volgende schooljaar, of het laatste jaar nog eens moet doen.
Harde normen voor overgaan of zittenblijven zijn er niet, op zijn best zijn deze beslissingen intuïtief gebaseerd op collectieve ervaring van docenten, op zijn slechtst zijn het louter vergelijkende beslissingen in de zin van de Wetmatigheid van Posthumus (zie hierbeneden).
Voor iedere leerling vormen de schoolresultaten de basis voor de beslissing.
Linksom of rechtsom moet er in die schoolresultaten dan een grens worden getrokken waarboven de leerling door mag gaan, waarbeneden de leerling het jaar moet overdoen.
Welnu, dan is het gezochte model eenvoudig dat wat in de literatuur bekend staat als optimale grensscorebepaling. Een juiste uitwerking van dat model levert nog wel enige discussie op, want de literatuur is daar niet eenduidig over. Ik heb in mijn 1980a en 1980b de onenigheid uiteengezet en een correct model gepresenteerd. Uit dat model is het perfect duidelijk dat het jaar extra een aanzienlijke extra winst moet opleveren, wil het een 'betere' beslissing zijn dan (gewoon, of met enige extra ondersteuning) doorgaan naar het volgende jaar. In de genoemde artikelen wordt het model toegepast op het overdoen van tentamens, maar dat is geen wezenlijk andere situatie dan het overdoen van een schooljaar.
Achteraf gezien zouden de theoretici van de optimale grensscorebepaling er goed aan hebben gedaan eens hun licht op te steken bij het onderzoek van het zittenblijven. Dat zou ze op het vermoeden gebracht kunnen hebben dat mogelijk de meeste vormen van overdoen of herkansen in het onderwijs ondoelmatig zijn, en dus optimale grensscorebepaling een bijkans onmogelijke oefening (omdat de 'optimale' grensscore 'links' uit beeld verdwijnt: optimaal is iedereen over laten gaan).
Dat empirische onderzoek van het zittenblijven levert, als het degelijk gebeurt, de gegevens om zo'n grensscoremodel op toe te passen. En dergelijk onderzoek is er voldoende gedaan: daarvoor is geen grensscoremodel nodig, maar alleen een deugdelijk ontwerp voor empirisch effectonderzoek. Het gaat in beginsel altijd om de vergelijking van leerlingen die zijn blijven zitten, met in alle opzichten vergelijkbare leerlingen die niet zijn blijven zitten (bijv. in een experiment, op een school met een ander systeem, of door toevallige omstandigheden). Wie doen het dan na verloop van tijd beter, zitten beter in hun vel, etcetera? Ook als de uitkomsten geen verschil zouden aangeven, blijft er nog het verpletterende gegeven dat de ene groep wel een jaar extra 'kwijt' is. Dat is het springende punt. Hierbeneden tal van vermeldingen van dit type onderzoek, of meta-analyses over onderzoeken van dit type.
In de literatuur zoals hierbeneden besproken zal nog blijken dat het leerstofjaarklassensysteem zèlf de belangrijkste oorzaak van de zittenblijfellende is. Dat suggereert dat een model zoals dat voor optimale grensscorebepaling hopeloos tekortschiet, want het punt is juist dat een oplossing pas binnen bereik komt door buiten het huidige systeem van de jaarklassen te treden. Hoe dat ook zij, als een goed grensscore-model kan helpen om te demonstreren dat het binnen het jaarklassenstelsel lastig of vrijwel onmogelijk is om met zittenblijven 'winst' te behalen, dan doet dat het zittenblijven toch al de das om? Of zou het zo niet werken? Luisteren we in het onderwijsveld wel goed naar (empirische) argumenten? De onderzoekliteratuur suggereert ten sterkste dat het laatste niet het geval is.
Ben Wilbrink (1980). Optimale kriterium gerefereerde grensskores zijn eenvoudig te vinden. Tijdschrift voor Onderwijsresearch, 5, 49-62. html - origineel: (online beschikbaar)
Ben Wilbrink (1980). Enkele radicale oplossingen voor kriterium gerefereerde grensskores. Tijdschrift voor Onderwijsresearch, 5, 112-125. html; origineel: (online beschikbaar)
K. Posthumus (1940). Middelbaar onderwijs en schifting. De Gids, 104 deel 2, 24-42. integraal op dbnl.nl
Aantal Bevorderd Afgewezen % Bev. % Afgew. 1930 31422 24016 7406 76,4 23,6 1931 32371 24936 7435 77,0 23,0 1932 33531 25639 7892 76,5 23,5 1933 35848 26886 8962 75,0 25,0 1934 38158 28874 9284 75,7 24,3 1935 39585 29897 9688 75,5 24,5 1936 41135 31358 9777 76,2 23,8
data uit publicaties van of verstrekt door het CBS
F. van Eeden.
K. Posthumus (1958). Rendement en beoordelingsgewoonten. Universiteit & Hogeschool, 4, 156-161.
K. Posthumus (1959). Overlading, rendement en studieduur. U&H 5, nr 6, juli 1959. Geen kopie? p. 341: ""In de jaren 1930 to en met 1937 werd van de leerlingen van de tweede klasse der hogere burgerscholen met vijfjarige cursus 75,4 pct bevorderd naar de derde klasse. In 1937 werd echter het aantal vakken in die klasse vermeerder met een (natuurkunde). Het percentage bevorderde leerlingen daalde in 1938 tot de laagste sinds 1930 waargenomen waarde (73,4 %). Aan het einde van het schooljaar 1938-1939 was het echter weer tot 74,6 pct. gestegen, hetzij door vermindering van de 'eisen' voor de andere vakken, hetzij door verandering van het k'kritisch aantal onvoldoenden'."
K. Posthumus (1960). Bespiegeling over 'Mislukking en vertraging van de studie', U&H 6, nr 5, maart 1960. Geen kopie? "Het lopend beoordelingsapparaat werkt zo, dat één kwart der beoordeelden niet de geschiktheid bezit om aan de eisen en maatstaven te voldoen, dat een tweede kwart er aan kan voldoen, en dat de helft er aan voldoet." [p. 386] (Dit is de stelling van Posthumus waaraan Drion (1960) de kwalificatie 'wet' heeft gegeven [geciteerd in Begeer, p. 23] Begeer, p. 23: "Posthumus kwam tot deze stelling naar aanleiding van conclusies uit het verslag van het bekende Delfte onderzoek []. In hetzelfde artikel vermeldt Posthumus dat ook bij het middelbaar onderwijs dit verschijnsel van een indeling in kwarten optreedt. Op pag. 387 vinden wij:" Posthumus, 1960, p. 387: "Generatiestatistieken van de scholen voor middelbaar en voorbereidend hoger onderwijs tonen vergelijkbaar beeld. Het massale beoordelingsapparaat, dat maatschappelijk waardevolle diploma's uitreikt, geeft bij iedere beoordeling 25% uitval: ziehier opnieuw de definitie door de 'gemiddelde beoordelaar' van 'voldoende vorderingen' door de beoordeelde groep. De uitkomst van vijf of zes jaarlijkse beoordelingen is opnieuw, dat 1/4 in nominale tijd de eindstreep bereikt, 1/4 met vertraging van een of meer jaren, terwijl de helft het niet haalt."
H. Drion (1960). Examensysteem, studierendement en studieduur - op jacht naar denkfouten. U&H 6, nr 7, juli 1960.
K. Posthumus (1960). Jacht op de jager. U&H 7, nr 1, oktober 1960. [Posthumus reageert hier uitgebreid op Drion 1960, zie hierboven] [Nergens online een bestand te vinden, ik heb een hardcopy bak ex sel] p. 13: "In de jaren 1930-1960 vond een groot aantal veranderingen in de schoolwereld plaats: pedagogisch-didactische opleiding der leraren; verandering van de betekenis van het cijfer 5 in 'bijna voldoende'; invoering van nieuwe onderwijsprogramma's, urentabellen, onderwijsmethoden en leerboeken; beperking en detaillering van examenprogramma's; vernieuwing van selectiemethoden bij toelating; snelle groei en verschuiving in de sociologische structuur van de schoolbevolking; toeneming van het gemiddelde aantal leerlingen per klasseafdeling; verandering van de mentaliteit van de 'jeugd van tegenwoordig'. Het nationale percentage 'ongeschikten' bleef gelijk."
Geert Driessen, Bianca Leest, Lia Mulder, Tineke Paas, Twan Verrijt (2014). Zittenblijven in het Nederlandse basisonderwijs: een probleem? ITS, Radboud Universiteit Nijmegen pdf
Janneke Huizenga en Geertje Damstra (juni 2016). Doorstroom van kleuters. Is het kind klaar voor groep 3, of is groep 3 klaar voor het kind? Deze brochure is geschreven door Janneke Huizenga en Geertje Damstra van Oberon in samenwerking met Lia Mulder en Bianca Leest van het ITS en Annemiek Veen en Iris Bollen van het Kohnstamm Instituut. De brochure werd gemaakt in opdracht van het ministerie van OCW en de PO-Raad. pdf ophalen
Themanummer over zittenblijven Pedagogische Studiën, 2013, 90 #5. archief PS
W. Thorbecke (Red.) (1876). Over de regeling van het hooger onderwijs door mr. J. R. Thorbecke, uit zijne redevoeringen en aanteekeningen bijeenverzameld door mr. W. Thorbecke. Martinus Nijhoff.
blz. 87
Hans Kuyper & Greetje van der Werf (14-6-2012). Excellente leerlingen in het voortgezet onderwijs. Schoolloopbanen, risicofactoren en keuzen. GION. ophalen
Wij hebben de stellige indruk dat het rendementsverlies van vrij veel ‘excellente’ leerlingen vermijdbaar is. Ze blijven als het ware onnodig zitten, of stromen onnodig af naar een lager type onderwijs, doordat ze bij een bepaalde overgang een mindere periode doormaken, wellicht mede door het gebrek aan structuur waaraan zij net als veel andere leerlingen op deze leeftijd behoefte hebben. Aangezien de ‘excellente’ leerlingen “veel in reserve” hebben, zou het niet onredelijk zijn hen — onder begeleiding — de kans te bieden hun achterstand in te halen. Bijna 50 jaar geleden pleitte De Groot (1966) in ‘Vijfen en zessen’ voor perioden van selectievrij onderwijs. Dat vereist eerder een omslag in het denken over, dan een aanpassing van de structuur van het voortgezet onderwijs.
blz. 91
Lees bovenstaand citaat ook als volgt: dat zelfs excellente leerlingen (onderzocht zijn drie groepen excellente leerlingen [die elkaar overlappen]: de 10% excellente/subexcellente leerlingen op de Eindtoets Basisonderwijs, op een entreetoets in het tweede jaar, op de NIO intelligentietest in het derde jaar) in onthutsend aantal blijven zitten, is een stevige aanwijzing dat heel dat zittenblijven niet deugt.
Marja van Bijsterveldt beantwoordt kamervraag van Çelik (PvdA) (2 april 2012)) pdf
Kloosterman, Rianne and de Graaf, Paul M. (2010) 'Non-promotion or enrolment in a lower track? The influence of social background on choices in secondary education for three cohorts of Dutch pupils', Oxford Review of Education, 36: 3, 363 - 384 ophalen
Baukje Bijma (). Zittenblijven zinvol? Over de effecten van zittenblijven op cognitief gebied. Kennisconstructie en Praktijkonderzoek. pdf
W. H. Brouwer (1951). Is het probleem van het 'zitten blijven' onoplosbaar? Paedagogische Studiën, 28 (online beschikbaar), herdrukt in (1974). Paedagogische Studiën, 51, 28-46. (online beschikbaar) Ook uitgebracht als: W. H. Brouwer (1951). Selectie en schoolsucces. Mededelingen van het Nutsseminarium. No. 50. Gedeeltelijk overdr. uit: Paedagogische studiën ; jrg. 28 (1957), no. 2. 91 p.
In 1930 kwamen 4062 leerlingen voor het eerst in de eerste klas van de 5 jarige H.B.S.-B. [Nota Bene: dit zijn voor het toelatingsexamen geslaagde leerlingen: een eerste selectie van ca. 20% heeft dan al plaatsgevonden. Brouwer noemt voor 1930 geen getallen; in 1928 leggen 5992 leerlingen een toelatingsexamen af, waarop 1203 leerlingen worden afgewenzen. b.w.] Van elke 1000 gingen er in 1931 over naar de 2de klas van de zelfde of een andere H.B.S.-B 658. Met voldoende rapport vertrokken naar een ander type school voor V.H.M.O. 13 en verlieten er 20 het V.H.M.O. Voldoende prestaties leverden dus 691 leerlingen. De resterende 309 moesten doubleren op de eigen school of op en andere, of verlieten het V.H.M.O.
Van de 1000 werden er dus 309, dat is 31%, uitgeschift. En nu de 658, die overgingen. Die waren door een fijnere zeef gehaald, voor de tweede maal geselecteerd [de eerste maal was bij het toelatingsexamen, b.w.], niet in een brugklasse, maar door de leraren der H.B.S. in een vol jaar arbeid op hun school.
Van de 658 gingen er het volgend jaar 468 naar de derde klas, 171 doubleerden of vertrokken met een onvoldoende rapport;er werden dus uitgeschift 26% van de 658. De extra uitgeselecteerde groep bracht het er dus niet veel beter af dan de groep, die alleen geselecteerd was met het toelatingsexamen to de eerste klas.
De 468 die in 1932 zonder doubleren in de 3de kwamen en die dus na het toelatingsexamen nog twee maal uitgezeefd waren, bereikten niet allen zonder verder oponthoud de vierde kla. Slechts 335 slaagden daarin; 104 van de 468 kregen onvoldoende rapporten en moesten of van school of doubleren. 104, dat is 22% van de 468.
Van de 335, die n 1933 zonder doubleren de 4de klas bereikten waren er 242, die zonder struikelen in de 5de klas kwamen; 93 moesten wegens onvoldoende vorderingen de 4de klas overdoen of van school gaan. 93, dat is bijna 28% van de 335. Achtereenvolgens moest van de kleiner worden groepen van het steeds fijner geselecteerde materiaal dus 31%, 26%, 22% en 28% doubleren.
Van de 242, die de 5de klas zonder doubleren bereikten, kregen er dan 211 zonder te worden afgewezen het einddiploma. Ten slotte werd dus nog een 31/242 der groep of 13% afgewezen.
(..)
Wat kan men met een proefklas meer bereiken dan met een proefjaar in een H.B.S. klas? Welnu, van de 658 leerlingen, die voor deze proef slaagden, behaalden er slechts 211 zonder doubleren het einddiploma; dat is 32%; verder verlieten vóór de 4de klas 48 zonder onvoldoende vorderingen het V.H.M.O; dat is 7%. De rest moest doubleren.
1974, p. 28-29
W. H. Brouwer (1951). Selectie en schoolsucces. Mededelingen van het Nutsseminarium voor Paedagogiek aan de Universiteit van Amsterdam ; No. 50. Deel A is een overdruk uit: Paedagogische studiën ; jrg. 28 (19**), no. 2. [NB: Ped. St. is nu free access]
naar de tweede klas 67,7%, de derde 48,3%, de vierde 35,1%, de vijfde 25,7% en dat slechts ruim 1/5e deel zonder doubleren het einddiploma behaalde."
p. 30: "In het begin heb ik reeds laten zien, dat de door een jaar H.B.S.-werk in de eerste H.B.S. klas zelf geselecteerde groep het volgend jaar toch weer 26% zittenblijvers heeft. Wat verwacht men dan van een brugklas of een proefklas of experimenteerklas, of hoe ze verder heten mogen. De selectie treft de schuld niet van het grote, vaste percentage zittenblijvers."
p. 30: "Het enige middel ter bestrijding van het zittenblijven in een klas, zou zijn de afschaffing van de klasse, die allen hetzelfde wil leren in dezelfde tijd."
H. W. F. Stellwag, (1955). Selectie en selectiemethoden. Een inleidende studie in het aansluitingsvraagstuk L.O. en V.H.M.O. Wolters.
E. P. Fournier (1960). Een bijdrage tot de psychologische benadering van het zittenblijversprobleem op de lagere school. Groningen: Wolters.
A. W. Haenen (1969). Enkele opmerkingen omtrent de problematiek rondom het zittenblijven. Paedagogische Studiën, 46, 532-557. (online beschikbaar)
J. G. Le Large, (1970). Het zittenblijversprobleem. Paedagogische Studiën, 47, 217-229. online beschikbaar
Doornbos, K. Doornbos (1969). Opstaan tegen het zittenblijven. Stichting voor Onderzoek van het Onderwijs (SVO) / Staatsuitgeverij.
Doornbos, K. (1985). Naar een macro-educatieve analyse van het zittenblijven en verwante expulsiefenomenen in het Nederlandse schoolwezen. In A. Wald: Een jaartje over doen. Verslag van het SVO-symposium over zittenblijven in het voortgezet onderwijs. Den Haag: SVO (Stichting voor Onderzoek van het Onderwijs). 35-68
Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen (1975). De ontwikkeling van het zittenblijven. De doorstroming en het rendement sinds de invoering van de W.V.O. (een eerste oriëntatie). Den Haag: Staatsuitgeverij.
Alfred Wald (1985). Een jaartje overdoen. Verslag van het SVO-symposium over zittenblijven in het voortgezet onderwijs. Den Haag: SVO. Lisse: Swets & Zeitlinger. isbn 9064720606
Doornbos, K. (1985). Naar een macro-educatieve analyse van het zittenblijven en verwante expulsiefenomenen in het Nederlandse schoolwezen. In Wald (1985, 35-68).
Jan Bos (1984). Blijven zitten met zittenblijven? Den Haag: SVO.
K. Doornbos (1997). Gastvrij herbergzaam basisonderwijs. In Van Dyck, M. (Red.) (1997). Toegankelijkheid van het Nederlandse onderwijs. Studies (p. 371-91). Den Haag: Onderwijsraad.
Justus Tenax (1964). Nog maar eens rustig een jaartje overdoen. Pedagogische Studiën, 41, 492-542. (online beschikbaar) [Gymnasium: van de voor Latijn zeer slecht presterende leerlingen in het eerste jaar haalt eigenlijk niemand (goed) de eindstreep. Inclusief een beschouwing over misstanden rond eindexamens klassieke talen]
M. J. M. Voeten en Th. Boland (1990). Analyse van bijzondere gebeurtenissen in schoolloopbanen: kansen op zittenblijven. Tijdschrift voor Onderwijsresearch,, 15, 73-88. (online beschikbaar)
Boete voor zittenblijven. NRC Handelsblad 10 oktober 1991.
Tweede fase voortgezet onderwijs: Vervolgnota 27 mei 1992. Signalementen (SDU, 2 juli 1992)
W. K. B. Hofstee (1994). Back to basics? Bespreking van: Zicht op kwaliteit. Evaluatie van het basisonderwijs. Eindrapport. Pedagogische Studiën, 71, 140-142. (online beschikbaar)
Beatrijs de Fraine (1997). Geboortemaand en schoolloopbaan. Literatuurstudie en verkennend onderzoek. Katholieke Universiteit Leuven. Begeleider: J. van Damme. pdf
G. J. Reezigt & H. Guldemond (1998). Zittenblijven: startsein voor nog meer problemen. Didaktief & School, nr 1. februari, 28-29. (Over het rapport ‘Schoolloopbanen van vertraagde leerlingen’, GION; rapport is niet meer beschikbaar in 2022?).
G. J. Reezigt, H. Guldemond en A. A. Ros (1994). Zittenblijven in de eerste fase van het voortgezet onderwijs. Groningen: GION. SVO-projectnr 92040 rapportage.
Onderzoek gebaseerd op gegevens uit de grote cohortstudie VOCL in het voortgezet onderwijs.
Documentaire samenvatting "Zittenblijven in de leerjaren 1, 2 en 3 van het voortgezet onderwijs komt frequent voor. Jaarlijks blijft gemiddeld 8% van de leerlingen in deze leerjaren zitten en aan het eind van het derde leerjaar is 22% van de leerlingen blijven zitten, soms zelfs al twee keer. Op scholen voor MAVO en scholen voor VWO is het percentage zittenblijvers relatief hoog (11%). Lage prestaties en een negatieve houding ten opzichte van de school voorspellen het zittenblijven het beste. Ook de sekse van leerlingen speelt een rol: jongens blijven vaker zitten. Na het zittenblijven lopen leerlingen hun achterstand in prestaties in, maar hun houding ten opzichte van de school wordt negatiever.
Scholen verschillen in hun percentage zittenblijven, maar deze verschillen kunnen niet goed verklaard worden door klas- en schoolkenmerken. Waarschijnlijk zijn het vooral de beslissingsregels in verband met zittenblijven (die scholen individueel bepalen) die uiteindelijk voor de verschillen verantwoordelijk zijn."
G. J. Reezigt en A. W. M. Knuver (1995). Zittenblijven in het basisonderwijs. Pedagogische Studiën, 72, 114-132.
Vernieuwing (1996), 55 #1. Themanummer zittenblijven. Gerry Reezigt: Een hardnekkig fenomeen in het onderwijs.
Vernieuwing (1996), 55 #1. Themanummer zittenblijven. Els Schram: Zittenblijven bij Montessori en Jenaplan.
Vernieuwing (1996), 55 #1. Themanummer zittenblijven. Jan Mars: 'Het onderwijs is nog dezelfde schudzeef als in de jaren 50.'
G. J. Reezigt en A. W. M. Knuver (1995). Zittenblijven in het basisonderwijs. Pedagogische Studiën, 72, 114-132. (online beschikbaar)
Didaktief themanummer Zittenblijven: december 1994, 24.
M. P. C. van der Werf, G. J. Reezigt en H. Guldemond (1996). Zittenblijven in het basisonderwijs: omvang, effecten en relaties met leerling- en schoolkenmerken. Groningen: GION, Rijksuniversiteit Groningen. Onderzoek in opdracht van het Ministerie van OCenW. [Ik heb dit rapport in bezit, als het goed is; het lijkt niet online beschikbaar te zijn]
Kees van der Wolf en Ewoud Roede (Red.) (1997). Opstaan voor onderwijsverbetering. Wolters Noordhoff.
Ben Wilbrink (1997). Terugblik op toegankelijkheid: Meritocratie in perspectief. in Van Dyck, M. (Red.) (1997). Toegankelijkheid van het Nederlandse onderwijs. Studies (p. 341-384). Den Haag: Onderwijsraad. html
J. H. L. Oud en M. M. B. Oud-de Glas, (1991). Helpt zittenblijven op de basisschool? Onderzoek levert geen argumenten op voor afschaffen van zittenblijven. Didaktief, september, 23-25.
Peter van der Kley (1983). Zeg na, jij! Over regels, patronen, beurten, selektie en reproduktie in het lager onderwijs. Proefschrift Katholieke Universiteit Nijmegen. Muusses. isbn 9023172000
Freudenthal-Lutter, S.J.C. (Red.) (Purmerend: Muusses, 1964). Algehele doorlichting. Anderhalve eeuw kritisch denken over de klassikale school. Een bloemlezing uit de pedagogische pers 1796-1964. Voor de Werkgroep Jena-Plan van de W.V.O. uitgegeven door J. Muusses NV Purmerend. POW: V-b-3 /4. Interessante bronnen die zij noemt (en eruit citeert) o.a.: Valks, J.A. (1925). Klassikaal en individueel volksonderwijs. Diss. UvA. Kohnstammn, Ph. (1931). De betekenis der school voor de geestelijke volksgezondheid. Mededelingen van het Nutsseminarium voor Pedagogiek aan de UvA). Groningen-Den Haag. Frommberger, H. (1958). Das Sitzenbleiberproblem. Dortmund: Crüwell. Goodlad, J.I. (1962). Individual differences and vertical organization of the school. NSSE-Yearbook 1962, part I, 209-238. U. of Chicago Press.
Monika Palowski ; Sebastian Boller ; Marlene Müller (2013). Oberstufe aus Schülersicht : Klassenwiederholung und individuelle Förderung in der Sekundarstufe II. Springer [als eBook in KB] info en
Andrew J. Martin (2011). Holding back and holding behind: grade retention and students’ non-academic and academic outcomes. British Educational Research Journal, 37, 739-763. abstract
Wei Wu, Stephen G. West & Jan N. Hughes (2010). Effect of grade retention in first grade on psychosocial outcomes. Journal of Educational Psychology, 102, 135-152. abstract
Randall D. Penfield (2010). Test-based grade retention. Does it stand up to professional standards for fair and appropriate test use? Educational Researcher, 39, 110-119. html
Dossier: Redoublement. Le sujet qui divise. Le Monde de l’éducation, Octobre 2003, 24-43. [Niet online beschikbaar, ik houd de hardcopy dan maar]
Le verdict sans appel des chercheurs: inefficace et cher
Les géographies du redoublement
Redoubler l’efforts
Parents entre refus et résignation face à l’échec
Un ‘outil’ modérément défendu par les enseignants
Une pratique très hétérogè en Europe et dans le monde
Refaire son CP, ou passer en CEI?
Soutien scolaire, individualisation . . . des alternatives existent
Le redoublant est une personne
Kathleen Girault, Noémie Guilbot, Marion Jovelin & Delphine Renault (2008). Le redoublement à l’école primaire. pdf
Ellen M. Tomchin & James C. Impara (1992). Unraveling teachers' beliefs about grade retention. American Educational Research Journal, 29, 199-223. pdf
Mary Lee Smith & Lorrie A. Shepard (1988). Kindergarten readiness and retention: A qualitative study of teachers’ beliefs and practices. American Educational Research Journal, 25, 307-333. pdf
Peterson S. E., DeGracie J. S., Ayabe C. R. (1987). A longitudinal study of the effects of retention/promotion on academic achievement. American Educational Research Journal, 24, 107-118. pdf
Gregg B. Jackson (1975). The research evidence on the effects of grade retention. Review of Educational Research, 45, 613-635. pdf
LeAddele Phelps, Nancy Dowdell, Frank G. Rizzo, Peni Ehrlich, Felicia Wilczenski (1992). Five to ten years after placement: The long-term efficacy of retention and pre-grade transition. Journal of Psychoeducational Assessment, 10, 116-123. pdf
Melissa Roderick & Jenny Nagaoka (2005). Retention under Chicago’s high-stakes testing program: Helpful, harmful, or harmless? Educational Evaluation and Policy Analysis, 27, 309-340. pdf
F. Paulsen (1885/1921). Geschichte des gelehrten Unterrichts auf den deutschen Schulen und Universitäten vom Ausgang des Mittelalters bis zur Gegenwart. Berlin/Leipzig. online
Goodlad, J.I., & Anderson, R.H. (1963/1973/1987). The nongraded elementary school. New York: Harcourt, Brace, Jovanovich. [UB Leiden (1973 editie)]
A. Yates (Ed.) (1966). Grouping in education. A report sponsored by the Unesco Institute for Education, Hamburg. New York: Wiley. Stockholm: Almqvust & Wiksell,
The nongraded elementary school, the authors believe, frees each child, whatever his ability, to move forward in his learning (which, of course, is the central problem related to organization) as rapidly and as smoothly as possible. Besides providing ease in learning, the authors believe such structure is in harmony with the child's social and emotional well-being.
The authors hasten to poit out that automatic promotion by itself does not solve the basic problem - to provide learning and satisfactory pupil adjustment under an atmosphere which is free from tension both for the child and the teacher. Instruction, they assert, must not be ruled by the demands of structure; rather, organization exists for instruction.
The elimination of grades is only the beginning; it merely opens the door to instructional possibilities that must be accounted for and dealt with in their own right.
The thesis is presented that one of the most inhibiting forces in children's [sic] lives is the traditional graded organization and that the full impact of the graded system usually makes itself felt at the level of reporting.
Adequate reporting can lead to children and their parents having a far better understanding of themselves. The discovery of one's own potential, not based on dubious grade standards, can be an exciting experience which is more likely to occur when teachers are unfettered in their teaching and evaluation by grade-mindedness.
Karlheinz Ingenkamp (1968). Untersuchungen zur Übergangsauslese. Weinheim: Beltz.
C. Thomas Holmes and Kenneth M. Matthews (1984). The effects of nonpromotion on elementary and junior high school pupils: a meta-analysis. Review of Educational Research, 54, 225-236.
H. van Dijk en C. A. Mandemakers (1985). Secondary education and social mobility at the turn of the century. History of Education, 14, 199-226.
Lorrie A. Shepard & Mary Lee Smith (Eds.) (1989). Flunking grades: research and policies on retention. London: The Falmer Press. isbn 1850003394
K. Tj. Bos, A. M. Ruijters en A. J. Visscher (1990). Truancy, drop-out, class repeating and their relation with school characteristics. Educational Research, 32, 175-185.
J. H. L. Oud en M. M. B. Oud-de Glas, (1991). Helpt zittenblijven op de basisschool? Onderzoek levert geen argumenten op voor afschaffen van zittenblijven. Didaktief, september, 23-25.
Roberto Gutiérrez and Robert E. Slavin (1992). Achievement effects of the nongraded elementary school: a best evidence synthesis. Review of Educational Research, 62, 333-376.
Samuel J. Meisels and Fong-Ruey Liaw (1993). Failure in grade: do retained students catch up? Journal of Educational Research, 87, 69-77.
Panayota Mantzicopoulos and Delmont Morrison (1992). Kindergarten Retention: Academic and Behavioral Outcomes Through the End of Second Grade. American Educational Research Journal, 29, 182-198. abstract at Jstor.
Anne McGill-Franzen and Richard L. Allington (1993). Flunk'em or get them classified: the contamination of primary grade accountability data. Educational Researcher, 2, #1, 19-22. preview
Simon Veenman (1995). Cognitive and non-cognitive effects of multigrade and multi-age classes; a best-evidence synthesis. Review of Educational Research, 65, 319-381.
Melissa Roderick (1994). Grade retention and school dropout: investigating the association. American Educational Research journal, 31, 729-760.
Shane R. Jimerson, Phillip Ferguson2, Angela D. Whipple, Gabrielle E. Anderson & Michael J. Dalton (2002). Exploring the Association Between Grade Retention and Dropout: A Longitudinal Study Examining Socio-Emotional, Behavioral, and Achievement Characteristics of Retained Students. The California School Psychologist, Vol. 7, pp. 51-62, 2002 pdf
Mary Lee Smith (2004). Retaining students in grade: Consequences for Florida. Policy brief. pdf
Margaret Beebe-Frankenberger, Kathleen M. Bocian, Donald L. MacMillan & Frank M. Gresham (2004). Sorting Second-Grade Students: Differentiating Those Retained From Those Promoted. Journal of Educational Psychology, 96, 204-215. abstract
Lawrence A. Kurdek & Ronald J. Sinclair (2001). Predicting Reading and Mathematics Achievement in Fourth-GradeChildren From Kindergarten Readiness Scores. Journal of Educational Psychology, 93, 451-455. abstract Casas, F. R., & Meaghan, D. E. (1996). A study of repeated courses among secondary students in Ontario. Journal of Educational Research, 90, 116-127. preview
Alexander, K. L., Entwisle, D. R., & Dauber, S. L. (1994). On the success of failure: a reassessment of the effects of retention in the primary grades. Cambridge University Press. Besproken in American Journal of Sociology 1995, p. 1129-1131. Waarschijnlijk een nogal sociologisch getint onderzoek: een cohort van 775 leerlingen die in 1982 de primary grade binnenkwamen in Baltimore public schools; gevolgd tot 1990.
Anne McGill-Franzen and Richard L. Allington (1993). Flunk’em or get them classified: the contamination of primary grade accountability data. Educational Researcher, 2, #1, 19-22. Jstor preview
S. J. Nijdam, mmv. J. Algera en W. Brinkkemper (z.j.). zittenbijven. Samsom.
Zittenblijven: Statistische en andere kwakkels. Onderwijskrant, 171 oktober/november/december 2014. pdf
Daniel van Vuuren & Karen van der Wiel (2015). Zittenblijven in het primair en voortgezet onderwijs. Een inventarisatie van de voor- en nadelen. CPB Policy Brief 2015/01 pdf ophalen
Dit lijkt me op het eerste gezicht vooral nuttig voor zicht op de individuele en maatschappelijke kosten van dat zittenblijven. De uitvoerige literatuurlijst overlapt niet met het literatuurbestand op deze webpagina, op een enkele uitzondering na. Zoals dan gebeurt, met publicaties op naam van het CPB: er is zeer, zeer uitgebreide aandacht voor in de dagbladen van zaterdag 17 januari. Aandacht voor dat zittenblijven is prima, natuurlijk, kan nooit genoeg. Nu nog dat rapport zelf doornemen: kloppen die analyses vanuit economisch perspectief nog steeds vanuit ook andere perspectieven (psychologie, onderwijsresearch)?
Zittenblijven: Statistische en andere kwakkels Onderwijskrant 171 pdf
Inspectie (februari 2015). Zittenblijven in het voortgezet onderwijs.
Wim Groot & Hessel Oosterbeek (1990). Does it pay to take the shortest way? Incidence and labor market consequences of class repetitions, dropping out an inefficient routing in education. UvA/FEE Research Memorandum 9013. Zie proefschrift Hessel.
Procesevaluatie lentescholen Effectonderzoek lente- en zomerscholen 2016. Februari 2017 Dr. Carla Haelermans Dr. Joris Ghysels Drs. Mélanie Monfrance Dr. Iryna Rud Prof. dr. Wim Groot. Top Institute for Evidence-based Education Research (TIER) Universiteit Maastricht pdf
B. NN (1880). Overgangsexamens. De Schoolbode, Tijdschrift voor Onderwijs en Opvoeding, 250 scan
Claire Boonstra en anderen (5 april) #Onderwijsvraag 20: Waarom jaarklassen? BNR
Chiharu S. Allen, Qi Chen, Victor L. Willson, and Jan N. Hughes (2009). Quality of Research Design Moderates Effects of Grade Retention on Achievement: A Meta-analytic, Multi-level Analysis. Educ Eval Policy Anal. 2009 Nov 1; 31(4): 480-499. doi: 10.3102/0162373709352239 open access
Michèle Belot & Vincent Vandenberghe (2014). Evaluating the ‘threat’ effects of grade repetition: exploiting the 2001 reform by the French-Speaking Community of Belgium. Education Economics, 22 issue 1 [paywalled] abstract
Ivo Arnold (2016). Resitting or compensating a failed examination: does it a ect subsequent results? ASSESSMENT & EVALUATION IN HIGHER EDUCATION, 2016 http://dx.doi.org/10.1080/02602938.2016.1233520 open
A. van der Leij: Zittenblijven 'revisited,' blz. 163-184 in: Kees van der Wolf & Ewoud Roede (Red.) (1997). Opstaan voor onderwijsverbetering. Wolters Noordhoff. isbn 9001975410
Allen, C. S., Chen, Q., Willson, V. L., & Hughes, J. N. (2009). Quality of research design moderates effects of grade retention on achievement: A meta-analytic, multilevel analysis. Educational Evaluation and Policy Analysis, 31, 480- 499. doi:10.3102/0162373709352239 abstract
Joep Bakker (1984). De leerkracht en de slechte leerling. Een studie naar inhoudelijke en structurele aspecten van de oordeelsvorming van leerkrachten. Proefschrift Nijmegen. Promotoren: Dumont en Albinskiopen
Willem Van den Broeck & Eva Staels (2020). Grade Retention in Primary School has Robust and Long-term Positive Effects on Academic Performance and Psychosocial Well-being. How to Avoid Model Dependence and Selection-bias in Grade Retention Research. preprint
from the abstract
Chiharu S. Allen, Qi Chen, Victor L. Willson and Jan N. Hughes (2009). Quality of Research Design Moderates Effects of Grade Retention on Achievement: A Meta-Analytic, Multilevel Analysis Educational Evaluation and Policy Analysis, 31, 480-429. 10.3102/0162373709352239 abstract
Grade retention and academic self-concept: A multilevel analysis of the effects of schools’ retention composition. Timo Van Canegem, Mieke Van Houtte, Jannick Demanet, First published: 17 April 2021 British Educational Research Journal https://doi.org/10.1002/berj.3729 abstract
A. D. de Groot (1966). Overgangsbeslissingen in het V.H.M.O. Pedagigische Studiën, 436-444. open
Timo Van Canegem, Mieke Van Houtteand Jannick Demanet (2022). It’s a hard-knock life for us: a multilevel analysis on the association between grade retention and being bullied in 25 countries Research Papers in Education abstract
http://www.benwilbrink.nl/literature/zittenblijven.htm#PS_2013