Het ontwerp van de vragen in de
voorronde Nationale Rekentoets 2007
Ben Wilbrink
pdf van deze pagina met daarin de meeste plaatjes
Dit is de tweede editie van de Nationale Rekentoets. Zaterdag 24 november verschijnt de voorronde html waaraan belangstellenden voor deelname aan de echte quiz kunnen deelnemen.
De rekentoets kan nog steeds [juni 2008] op de website van de Volkskrant worden gedaan. Het is een goed idee dat eerst te doen voordat u hierbeneden de kritische analyse van de items doorneemt. Noteer meteen per vraag of en zo ja welke gebreken u ziet of vermoedt.
De uitzending van de 'echte' Nationale Rekentoets 2007 is geweest op de NPS, Nederland 2, 26 december 20:40. Dat was een aardige uitzending, hoewel Joost Prinsen meer aandacht besteedde aan wie op kop liep dan aan de inhoud, en de inhoud vooral gekunsteld was (geen demonstratie van waarom rekenen voor het leven van enig belang is). Tom Verhoeff geeft een transcriptie van de vragen op 26 december, met een analyse. Er is een hoop onbenutte ruimte om van de quiz iets te maken dat echt met rekenen heeft te maken. Maar dit terzijde. De voorronde bestaat uit 20 vragen, gemaakt door het Cito.
Het ontwerp van deze voortoets is, vergeleken met de voorrronde 2006, op een paar punten veranderd.
- Er zijn nu 20 in plaats van 10 vragen, wat een belangrijke maar nog onvoldoende verbetering van de toets is [staat los van het ontwerp van de afzonderlijke vragen, natuurlijk].
-
De rigide vorm om bij iedere vraag ook een plaatje af te drukken is losgelaten.
Ik heb bij mijn annotatie van de voorronde 2006 contact gezocht met het Cito, daar is een korte wisseling van informatie op gevolgd. En dat was het.
Belangrijke tekortkomingen die zijn blijven bestaan.
-
Het is onduidelijk wat de bedoeling van deze toets is, zodat een ijkpunt ontbreekt om het ontwerp van de vragen tegen af te zetten.
Alleen op de website is toegelicht wat het niveau van de vragen is: "Het niveau van de vragen ligt op dat van de 20 procent beste rekenaars in groep acht van de basisschool." Ik weet niet wat dat betekent, want hoeveel van dergelijke vragen maken zij gemiddeld goed? Is dat 100% Dat is onzin. Het is dus minder dan 100%. Hoeveel minder?
-
Het heeft er veel van weg dat de zelf-opgelegde vorm van de meerkeuzevraag de rekentoets in de richting van eenzijdigheid drijft.
-
Nog steeds moet worden geraden als je het antwoord niet weet [anders zou je jezelf benadelen], wat te voorkomen was geweest door een bonus—bijvoorbeeld van 0,25 punt—op een open gelaten vraag te zetten. Een strafpunt voor een 'fout' antwoord komt op hetzelfde neer, maar is lastiger uit te leggen.
zeggen dat een antwoord 'fout' is, veronderstelt te veel over de overwegingen van de leerling, veronderstelt dat onderwijs onfeilbaar is, en is dus een gewoonte die we maar beter kunnen afleren.
-
Wat ook direct opvalt is de rigide vorm van de vierkeuzevraag die overal is gehanteerd, in feite is dat de oude Cito-dogmatiek uit de zestiger-jaren: een goede toetsvraag is een vierkeuzevraag.
-
Een eerste blik op deze 'rekenopgaven' leert dat het allemaal redactiesommen zijn, dat is niet vanzelfsprekend de beste vorm die voor rekenopgaven valt te kiezen (onderzoek van velen, onder andere Lieven Verschaffel in Leuven, laat dat toch op niet mis te verstane wijze zien). Goed ontworpen redactiesommen—dat is een concept dat bestaat—zijn natuurlijk geen bezwaar, het is dus de vraag of onder deze twintig redactiesommen in de voorronde van de nationale Rekentoets goed ontworpen sommen voorkomen.
-
De hoeveelheid taal in deze twintig opgaven is groot. Als deze taal niet glashelder is, zullen deelnemers met Nederlands als tweede taal er een talige dobber aan hebben. En dat is nauwelijks iets dat met een Nationale Rekentoets de bedoeling kan zijn.
Redactiesommen
Voor de analyse van de vragen heb ik hier gekozen voor een thematische benadering: gegeven een thema, welke van de opgaven hebben daar iets mee? Dat levert een hoop herhaling van vragen op. Het alternatief is de bespreking per vraag, wat een meer natuurlijke benadering is, maar dat levert een hoop herhaling van thematische opmerkingen op. Het blijft behelpen, zeker wanneer er zo ontzettend veel mankeert aan de vragen.
Bron afbeeldingen: de afbeeldingen zoals hier getoond, heeft uw browser van de website van de Volkskrant opgehaald, niet van mijn eigen website. Dat is niet gedaan omdat het handig zou zijn, maar om redenen van copyrights.
De Volkskrant heeft de quiz van de website gehaald. Zie de pdf van deze pagina met daarin de meeste plaatjes
Als regel moet bij redactiesommen het rekenen met de kwantitatieve gegevens alleen, niet het juiste antwoord op kunnen leveren: waar is die tekst anders voor? De tekst moet er toe doen, anders geeft dat leerlingen een verkeerd signaal. 'Als regel' omdat zoiets een enkele keer natuurlijk moet kunnen. Ontheffing van die regel alleen wanneer de keuze van het rekenmodel—beredenering van de nodige bewerking op de gegeven getallen—niet triviaal is. Waar dit op neer komt is om geen redactiesommen te gebruiken waar alleen eenvoudige rekenkundige bewerkingen worden getoetst: die horen zonder allerlei onnodige tekst of situaties te worden getoetst. Meer info. In deze voorronde vallen de volgende vragen onder dit hakmes
-
3): 8 ÷ 5 = ?
Meneer Fluiters koopt vijf paar sokken voor 8 euro. Hoeveel kosten die sokken per paar?
-
7): 5880 ÷ 14 = ?
Van een stuk grond van 5880 m2 worden 14 bouwkavels gemaakt. Elk bouwkavel wordt even groot. Hoe groot wordt elk bouwkavel?
-
10): 2000 ÷ 200 = 1500 ÷ ?
Wilco verdient 2000 euro. Hij krijgt 200 euro loonsverhoging. Ron verdient 1500 euro. Hij krijgt in verhouding dezelfde loonsverhoging als Wilco. Hoeveel is dat?
-
13): 756 − 79 − 124 − 517 = ? De vraag is sneller te 'zien' dan het zo uit te rekenen, gegeven de aangeboden alternatieven waarvan er maar één op '6' eindigt, maar gaat het daar ook om? De vraag toetst dat eerste immers niet onderscheidend van het tweede, en het tweede is alleen maar een onzinnige mogelijkheid door het meerkeuzeformat mogelijk gemaakt.
Stemmen voor de schoolraad
Aantal leerlingen dat stemde: 756
Voor partij 'Nieuwe Aanpak': 79
Voor de Milieupartij: 124
Voor de 'Huiswerkvrije School': 517
De rest van de uitgebrachte stemmen was ongeldig. Hoeveel ongeldige stemmen waren dat?
-
15): 4 × 0,75 × 250 = ?
De school houdt een 'koekenactie'. Er zitten vier koeken van 0,75 euro per stuk in één zakje. In totaal verkopen de leerlingen 250 zakjes met koeken. Voor hoeveel geld is dat?
-
17): 40372 − 38796 = ? Ook deze vraag is sneller te 'zien' dan het zo uit te rekenen, etc. (zie bij vraag 13)
Pieter is met de auto op vakantie geweest. Hieronder zie je de kilometerstand van zijn auto voor en na de vakantie. Hoeveel kilometer heeft Pieter in de vakantie gereden?
Op het randje zijn de volgende vragen, sommige duidelijk over de rand, andere mogelijk net voldoende model-matig—dat is als het de vraag is om een rekenmodel op te stellen.
-
1): 10,89 &minus "3/100ste"
Het oude record van Wadoebi op de 100 meter was 10.89 seconden. Hij verbetert zijn record met 3/100ste seconde. Wat is zijn nieuwe record?
-
2): 1/8 + 1/4 + ? = 1
Op 1/8 deel van deze vruchtentaart liggen bessen. Op 1/4 deel liggen perziken. Op welk deel van de taart liggen aardbeien?
-
5): 1 ÷ 200 = ? = ? %
1 op de 200 bezoekers krijgt een prijs. Hoeveel procent is dat?
-
8): 3 × 35998 ± 3 × 36000 = ?
De auto van Edwin is drie jaar oud. De kilometerteller staat op 35998. Edwin rijdt elk jaar ongeveer evenveel kilometer. Hoeveel kilometer rijdt hij dan ongeveer per jaar? Rond af op een duizendtal.
-
19): 600 − 0,90 × 650 = ?
Een Amerikaanse dollar is 90 eurocent waard. John is goedkoper uit dan Jan. Hoeveel euro goedkoper?
(linkerplaatje) Jan staat in AMSTERDAM: Retour Amsterdam - New York = 600 euro (rechterplaatje) John staat in NEW YORK: retour New York - Amsterdam = 650 dollar
Vragen met onzin-gegevens
Wat ook de opvatting over rekenen mag zijn, traditioneel of realistisch, in geen van deze opvattingen is het gepast om rare, gekunstelde, of idiote gegevens in een vraag te schrijven. De volgende vragen zijn op dit punt bedenkelijk:
De afbeeldingen staan niet meer op de website van De Volkskrant. Voor een pdf van deze pagina met daarin de meeste afbeeldingen, zie pdf
-
1): Wadoebi is een fantasienaam, die bovendien niet door iedereen als fantasienaam zal worden gelezen.
Het oude record van Wadoebi op de 100 meter was 10.89 seconden. Hij verbetert zijn record met 3/100ste seconde. Wat is zijn nieuwe record?
Het voordeel van zo'n bedenksel is dat het zoeken op internet vergemakkelijkt: deze vraag komt uit de PPON Periodieke Peiling van het Onderwijsniveau 2004 (groep 8 basisonderwijs) zie Jansen, Van der Schoot, Hemker (2005) Balans [32] van het reken-wiskundeonderwijs aan het einde van de basisschool 4. Cito. pdf
afbeelding taart: http://extra.volkskrant.nl/interactie/rekentoets2007/vraag9.jpg
-
2): Een rare vruchtentaart, heeft oma die gebakken, komt hij van Jamin?
Op 1/8 deel van deze vruchtentaart liggen bessen. Op 1/4 deel liggen perziken. Op welk deel van de taart liggen aardbeien?
afbeelding: http://extra.volkskrant.nl/interactie/rekentoets2007/vraag14.jpg
-
6): Fantasieplaatsen, met een pseudo-landkaartje
Charlotte wil van Lunde naar Dolver via Wintem. Hoeveel kilometer is dat?"
-
10): Een zeldzame loonsverhoging (10%).
afbeelding: http://extra.volkskrant.nl/interactie/rekentoets2007/vraag16.jpg
-
16): Dat hele kubus-idee is niet van deze wereld. Bovendien is het niet mogelijk een kubus langs deze lijnen te zagen (na het eerste stuk gezaagd te hebben, is er geen kubus meer waar je verder in zaagt). Je kunt hem wel tot 18 even grote kubussen verzagen.
Marinus verft alle vlakken van dit blok hout, ook de boven- en de onderkant. Daarna zaagt hij het blok langs alle lijnen om kleine kubussen te krijgen. Hoeveel van deze blokjes zijn aan DRIE kanten geverfd?
afbeelding loketten: http://extra.volkskrant.nl/interactie/rekentoets2007/vraag18.jpg
-
19): De afbeelding laat iets zien dat fysiek onmogelijk is, tenzij als variant op Schroedinger's kat die op twee plaatsen tegelijk aanwezig kon zijn: hetzelfde loket met bediening op duizenden kilometers afstand van elkaar. Ben ik nu flauw, of wie is hier eigenlijk flauw? Gaat dit over rekenen, over precies zijn in je gegevens en wat je ermee doet, of gaat het over iets dat is losgezongen van deze wereld? Ik ben geneigd dit als een grensgevalletje strikvraag te beschouwen.
De regel bij meerkeuzetoetsen is: alle informatie kan relevant zijn, de leerling moet daarom alle informatie goed bestuderen. Deze malle afbeelding kost tijd voordat de leerling zich realiseert dat 'hetzelfde loket' niet hetzelfde loket is, maar twee verschillende loketten voorstelt. Op dat moment voelt zij zich lichtelijk belazerd, veronderstel ik maar. Dat was mijn gevoel in ieder geval wel. Daar komt nog eens bij dat het plaatje louter versiering is: het bevat geen essentiële informatie. Maar dat kan de leerling pas weten nadat ze het plaatje heeft bestudeerd.
Een Amerikaanse dollar is 90 eurocent waard. John is goedkoper uit dan Jan. Hoeveel euro goedkoper?
(linkerplaatje) Jan staat in AMSTERDAM: Retour Amsterdam - New York = 600 euro (rechterplaatje) John staat in NEW YORK: retour New York - Amsterdam = 650 dollar
Vreemde afbeeldingen
Afbeeldingen kunnen functioneel zijn. Maar onhandige afbeeldingen dragen daar niet echt aan bij. Het probleem met slordige afbeeldingen is dat zij het vertrouwen van de leerling in een strakke relatie tussen tekst en afbeelding kunnen aantasten. En dat treft dan weer leerlingen met Nederlands als tweede taal wat harder dan anderen.
afbeelding taart: http://extra.volkskrant.nl/interactie/rekentoets2007/vraag9.jpg
afbeelding afstandstabellen: http://extra.volkskrant.nl/interactie/rekentoets2007/vraag14.jpg
-
6): De afbeelding is geen kaart, maar wat dan wel? Een schema? Waarom de afbeelding zo gemaakt dat de plaatsnamen verticaal komen te staan? Waarom zo'n tabel met dubbele informatie, en ook weer verticale teksten? Zijn dit pogingen om het zo lastig mogelijk te maken om de nodige gegevens af te lezen? Is dat ook de bedoeling van het toegevoegde schema, dat immers geen noodzakelijke informatie bevat? Het geven van het schema dwingt de leerling—die er immers in goed vertrouwen van uit gaat dat gegeven informatie zorgvuldig moet worden bestudeerd—ertoe iets te bestuderen dat vervolgens overbodig blijkt te zijn. Weg vertrouwen? De ontwerper heeft hier gesmokkeld met iets dat de leerling bij deze toets niet mag doen: een kladblaadje gebruiken. Immers, het kaartje is een soort kladblaadje, maar dan van de ontwerper, en niet van de leerling, zodat het voor de leerling een extra hobbel wordt: wat moet ik met het kladblaadje van een ander? Per saldo krijgt de leerling bij deze vraag een bombardement van informatie te verwerken, relevante en irrelevante informatie, en dat heeft op zich niets met rekenvaardigheid te maken.
Charlotte wil van Lunde naar Dolver via Wintem. Hoeveel kilometer is dat?"
afbeelding kavels: http://extra.volkskrant.nl/interactie/rekentoets2007/vraag6.jpg
-
7): Leuk hoor, zo'n huisje getekend op een 'kavel.' Het wonderlijke aan deze afbeelding is dat het huisje niet in de juiste verhouding staat tot de oppervlakte van de kavels. Het is echt een klein huisje, dat toch iets minder dan de helft van een groot kavel vult. Het perspectief waarin het huisje is getekend klopt niet met de perspectiefloze parallellogramvorm van de kavels. De ontwerper van deze vraag heeft gewoon geblunderd. Leerlingen hebben recht op accurate afbeeldingen. De valkuil is natuurlijk deze: er was helemaal geen afbeelding nodig, de ontwerper die dan toch iets gaat fantaseren is niet echt goed bezig.
Van een stuk grond van 5880 m2 worden 14 bouwkavels gemaakt. Elk bouwkavel wordt even groot. Hoe groot wordt elk bouwkavel?
afbeelding: http://extra.volkskrant.nl/interactie/rekentoets2007/vraag20helikopter.jpg
-
9): Wat doet het plaatje hier eigenlijk? De functionaliteit ervan is nul. Dat plaatje is de leerling alleen maar in de weg gelegd: zij heeft een fractie van haar aandacht nodig om het plaatje als irrelevant te beoordelen, dat heeft niets met rekenen te maken.
De helikopter 'Sea View' vliegt 112 minuten boven de kust van Florida. De gemiddelde snelheid is 180 km per uur. Hoeveel kilometer heeft de helikopter ongeveer afgelegd in die 112 minuten?
afbeelding loketten: http://extra.volkskrant.nl/interactie/rekentoets2007/vraag18.jpg
-
19): Schroedinger's kat (hetzelfde loket in New York en Amsterdam), zie hierboven. Niet alleen een werkelijk heel vreemd plaatje, maar ook overbodig bij de gestelde vraag.
Een Amerikaanse dollar is 90 eurocent waard. John is goedkoper uit dan Jan. Hoeveel euro goedkoper?
(linkerplaatje) Jan staat in AMSTERDAM: Retour Amsterdam - New York = 600 euro (rechterplaatje) John staat in NEW YORK: retour New York - Amsterdam = 650 dollar
Lezen van de alternatieven is nodig om te vraag te duiden
Een belangrijk uitgangspunt bij het ontwerpen van keuzevragen is dat de stam van de vraag de volledige vraag is, als het even kan. Daar zijn dan uitzonderingen op, bijvoorbeeld door de aangeboden alternatieven te gebruiken om aan te geven welk soort antwoord wordt bedoeld, dus om aan te geven wat de vraag precies betekent. Dit is eigenlijk alleen dan goed mogelijk wanneer de stam van de vraag echt heel kort is, en de alternatieven dat ook zijn: alleen dan is het risico in de hand te houden dat de vraag zoals gesteld een overzichtelijke en hanteerbare hoeveelheid informatie bevat, en niet meer dan dat. Hoe zit dat nu met de vragen in deze voorronde?
-
3): "Hoeveel kosten die sokken per paar?" is een vraag die een heel scala van antwoorden mogelijk maakt, de leerling moet dus naar de alternatieven kijken om te kunnen weten dat de kosten in euro's worden gevraagd.
Meneer Fluiters koopt vijf paar sokken voor 8 euro. Hoeveel kosten die sokken per paar?
afbeelding grafieken: http://extra.volkskrant.nl/interactie/rekentoets2007/vraag11.jpg
-
4): "In welke maand zijn de meeste boeken verkocht?" spant de kroon in onbepaaldheid. Maart is boekenmaand, geloof ik, het zal maart dan wel zijn. Ah, er staat een afbeelding bij de vraag. Daar moet op gestudeerd worden.
In welke maand zijn in totaal de meeste boeken verkocht?
-
5): "1 op de 100 bezoekers krijgt een prijs. Hoeveel procent is dat?" is een ambigue vraag, waarvoor je naar de alternatieven [5,0% 2,0% 0,2% 0,5%] moet kijken, of terug moet kijken naar het gegeven, om zeker te zijn van wat is bedoeld. Beter: Hoeveel procent van de bezoekers krijgt een prijs?
1 op de 200 bezoekers krijgt een prijs. Hoeveel procent is dat?
afbeelding kavels: http://extra.volkskrant.nl/interactie/rekentoets2007/vraag6.jpg
-
7): "Hoe groot wordt elk bouwkavel?" De leerling moet naar de alternatieven kijken om te ontdekken dat het aantal m2 wordt gevraagd. Is dit flauwe kritiek? De leerling kan toch meteen weten dat die 5880 m2 door 14 moet worden gedeeld? Kijk, dat is nu net het probleem met een slecht ontworpen redactiesom: het mag niet zo zijn dat vaak het voor de hand liggend manipuleren van de getallen in de stam het antwoord al oplevert, dan is het stellen van een redactiesom waanzinnig ondoelmatig en averechtse didactiek.
Van een stuk grond van 5880 m2 worden 14 bouwkavels gemaakt. Elk bouwkavel wordt even groot. Hoe groot wordt elk bouwkavel?
Bekijken van het plaatje is nodig om te vraag te duiden
De stam van de vraag bevat als het even kan de volledige vraag. Het kan zijn dat er meer informatie nodig is om die vraag dan te kunnen beantwoorden, informatie in de vorm van een tabel of een afbeelding bijvoorbeeld. Wanneer in de vraag zelf dat ook wordt aangegeven, is er op zich geen bezwaar tegen. Anders is het wanneer de vraag in de stam alleen te begrijpen is door het plaatje te bestuderen. Dat is geen goed ontwerp, maar het kan soms nodig zijn. Neem dan el de nodige voorzorgen dat het geheel duidelijk en eenduidig is, en geen teveel aan te hanteren informatie oplevert.
afbeelding taart: http://extra.volkskrant.nl/interactie/rekentoets2007/vraag9.jpg
-
2): Het probleem met het ontwerp van deze vraag is dat de leerling moet jongleren met de informatie in de stam van de vraag, in de afbeelding, en in de alternatieven. Jongleren hoort niet tot de rekenkunde. De stam van de vraag zou als volgt beter zijn: "Op het overige deel van de taart liggen aardbeien, hoe groot is dat deel?" Het plaatje is dan niet nodig.
Op 1/8 deel van deze vruchtentaart liggen bessen. Op 1/4 deel liggen perziken. Op welk deel van de taart liggen aardbeien?
afbeelding: http://extra.volkskrant.nl/interactie/rekentoets2007/vraag14.jpg
-
6): "Charlotte wil van Lunde naar Dolver via Wintem. Hoeveel kilometer is dat?" De tabel is nodig om de onzin in de stam te begrijpen.
Charlotte wil van Lunde naar Dolver via Wintem. Hoeveel kilometer is dat?"
Ruimtelijk inzicht???
afbeelding foto: http://extra.volkskrant.nl/interactie/rekentoets2007/vraag15.jpg
Tenminste twee vragen toetsen ruimtelijk inzicht. Ruimtelijk inzicht is niet iets dat op het onderwijsprogramma van welke school dan ook staat, het is een persoonlijk kenmerk waarop leerlingen van elkaar verschillen. Er hoort dus niet op te worden getoetst, punt uit. Psychologisch testen is iets anders, het kan nuttig en nodig zijn de sterke en zwakke kenmerken van leerlingen te kennen. Het gaat om de volgende vragen.
-
11): De foto door Johan gemaakt.
Johan maakt nu een foto. Welke foto is het geworden?
-
16): De geverfde kubus.
afbeelding kubus: http://extra.volkskrant.nl/interactie/rekentoets2007/vraag16.jpg
Marinus verft alle vlakken van dit blok hout, ook de boven- en de onderkant. Daarna zaagt hij het blok langs alle lijnen om kleine kubussen te krijgen. Hoeveel van deze blokjes zijn aan DRIE kanten geverfd?
Onhandigheden en dubbelzinnigheden
Vragen moeten helder en ondubbelzinnig zijn. Daar zijn uitzonderingen op, wanneer het de bedoeling is om uit wartaal conclusies te trekken. Het laatste is niet grappig bedoeld—vragen over afasie kunnen dat karakter hebben&mdash, maar wartaal ontrafelen is zelden een onderwijsdoel. Het autoritaire excuus dat in de 'echte' wereld ook dubbelzinnigheden voorkomen heeft geldingskracht nul in toetssituaties.
Met Nederlands als moedertaal komen de meeste leerlingen wel over de taalkundige hobbels heen, maar dat kan wel eens drastisch anders liggen voor leerlingen die Nederlands als tweede taal spreken. Met rekenvaardigheid hebben deze problemen niets te maken, ze moeten dus absoluut tevoren uit de toets worden gefilterd. Dat lijkt met de vragen in deze voorronde niet helemaal te zijn gelukt. Er mogen best wat onhandigheidjes in een toets voorkomen—notest is perfect—maar deze voorronde toch echt een paar teveel.
afbeelding taart: http://extra.volkskrant.nl/interactie/rekentoets2007/vraag9.jpg
-
2): "Op welk deel van de taart liggen aardbeien?" Bedenk eens welke verschillende soorten antwoorden op zo'n vraag mogelijk zijn, betrek daar ook het plaatje maar bij. Dat zijn ook allemaal goede antwoorden. Is dat de bedoeling? Nee, maar daar heeft de ontwerper voor bedacht dat de aangeboden alternatieven precies aangeven wat met de open vraag eigenlijk is bedoeld. Ik vind het weinig fraai, het is ook een door-en-door inauthentieke manier van toetvragen formuleren.
Op 1/8 deel van deze vruchtentaart liggen bessen. Op 1/4 deel liggen perziken. Op welk deel van de taart liggen aardbeien?
-
3): "Meneer Fluiters koopt vijf paar sokken voor 8 euro." Deze zin kan betekenen dat hij voor die vijf paar samen 8 euro betaalt, maar ook dat ze per paar 8 euro zijn. Natuurlijk, de ontwerper heeft die 8 euro niet als alternatief aangeboden. Maar wat doet de taalkundige dubbelzinnigheid met de leerling die deze vraag leest? Of is taalkundige dubbelzinnigheid een rekenkundige uitdaging? Waarom niet 'voor samen 8 euro' geformuleerd?
Meneer Fluiters koopt vijf paar sokken voor 8 euro. Hoeveel kosten die sokken per paar?
-
3): "Hoeveel kosten die sokken per paar?" Hoeveel wat? Waarom niet 'Hoeveel euro kosten die sokken per paar? Mooi meegenomen is dan dat vier keer het woordje 'euro' in de alternatieven achterwege kan blijven.
afbeelding: http://extra.volkskrant.nl/interactie/rekentoets2007/vraag11.jpg
-
4): "In welke maand zijn in totaal de meeste boeken verkocht?"
Deze vraag komt zomaar uit de blauwe hemel naar beneden vallen. De gemakzuchtige ontwerper denkt dat de leerling aan de tabel al gezien heeft waarover de vraag gaat.
In welke maand zijn in totaal de meeste boeken verkocht?
-
4): Het lijndiagram is werkelijk verschrikkelijk. De labels van de maanden zijn een halve positie naar rechts verschoven. De verticale schaal heeft helemaal geen label, de leerling moet zelf maar bedenken dat het om aantallen verkochte boeken gaat. De lijnen zelf zijn alleen goed van alkaar te onderscheiden door op de kleur te letten, want verder zijn ze alledrie door cirkeltjes aangegeven. Wat moet dat dure Latijnse woord legenda erbij? Is dat ook wereldkennis van achtstegroepers? In de layout in de Volkskrant is het lijndiagram zo geplaatst dat de stam van de vraag de titel van het diagram lijkt te zijn. Dat het om drie soorten boeken gaat moet de leerling maar afleiden uit de 'legenda', wat is er op tegen om dat gewoon in de stam van de vraag te vermelden? Dan is de onhandigheid van de wijze van aangeven wat wat is ook niet meer zo hinderlijk. De titel van het lijndiagram is onjuist of op zijn minst dubbelzinnig en heeft een welwillende lezer nodig. De titel zou moeten zijn 'Maandelijks verkochte boeken per soort' o.i.d. Het lijkt een leuk idee om een lijndiagram over zeven maanden te geven, en in de alternatieven er vier van te laten terugkomen. Het probleem is dat de leerling daar even aandacht voor nodig heeft: waarom deze vier? Wat is er met die andere drie? Die drie extra maanden zijn niet echt nodig om er een pseudo-concreet probleem van te maken, toch?
-
5): "1 op de 200 bezoekers krijgt een prijs." Bezoekers? Van wat? Waar gáát dit over?
1 op de 200 bezoekers krijgt een prijs. Hoeveel procent is dat?
-
afbeelding: http://extra.volkskrant.nl/interactie/rekentoets2007/vraag14.jpg
6): Dit ontwerp deugt werkelijk van geen kant. Tot de kleinere gebreken hoort in ieder geval: het verticaal afdrukken van namen en het vullen van de tabel met redundante gegevens. De tabel en het kaartje samen zijn ook teveel van het goede, een van de twee kan en moet weg (tabel weg, dan afstanden in het kaartje zetten).Charlotte wil van Lunde naar Dolver via Wintem. Hoeveel kilometer is dat?"
-
8): " De auto van Edwin is drie jaar oud. De kilometerteller staat op 35998. Edwin rijdt elk jaar ongeveer evenveel kilometer. Hoeveel kilometer rijdt hij dan ongeveer per jaar? Rond af op een duizendtal." Naar aanleiding van deze tekst even een uitstapje:
'rijdt ongeveer evenveel kilometer' roept even de vraag op of dit niet 'kilometers,' dus meervoud, moet zijn. Van Dale 1976: "het aantal door een voertuig afgelegde kilometers." De ANS (Algemene Nederlandse Spraakkunst, editie 1997) 7.2.4 (p. 438-441) heeft daar nog een knap ingewikkelde uiteenzetting over. Met een onbepaald hoofdtelwoord als 'evenveel' blijven substantieven die een maat aanduiden (behalve maten van tijd), en ook het woord man, gewoonlijk enkelvoudig. Staat er een adjectief voor dan (vrijwel) altijd toch meervoud: zij legden vijf zware kilometers af. Ook het citaat uit de Van Dale behelst een adjectief: 'door een voertuig afgelegde'. De tekst van vraag 8 blijkt in orde. Bij twijfel: ANS biedt uitkomst. Zie ook ANS 20.2.3.1, bijvoorbeeld p. 1144: " Tweemaal twee is vier." U hebt daar waarschijnlijk nooit zo bij stilgestaan, maar echt logisch lijkt dit spraakgebruik dus niet, het zou leerlingen met een zwakke beheersing van het Nederlands kunnen hinderen in het begrijpen van vragen! Wist u hoe de taalkundige aankijkt tegen een zin als "Twee en twee is vier"? Dat is "een vorm van nevenschikking (additieve aaneenschakeling; zie 26.1.1.4)" [p. 1530]. "Deze aaneenschakelingen zijn collectieve nevenschikkingen: de som van de leden is het rekenkundige totaal dat in het naamwoordelijk deel van het gezegde wordt benoemd." De volgende keer dat iemand beweert dat je voor het maken van sommen ook je Nederlands verondersteld wordt te beheersen, vraag je die persoon hoe "Eén en één is twee" taalkundig wordt benoemd.
-
9): De helikopter 'Sea View' vliegt 112 minuten boven de kust van Florida. De gemiddelde snelheid is 180 km per uur. Hoeveel kilometer heeft de helikopter ongeveer afgelegd in die 112 minuten?
Gebruik van weelderig tekst zoals in de stam van deze vraag heet window dressing en is de ontwerper verboden, tenzij het nadrukkelijk functioneel is, wat hier niet het geval is.
-
9): Het woordje 'ongeveer' is misleidend: het juiste antwoord is exact.
-
11): Johan is hier wel heel klein afgebeeld, maar als je goed kijkt zie je Johan echt niet een foto maken. Het plaatje lijdt ook onder window dressing door wat er achter Johan aan landschappelijk schoon is getekend.
Johan maakt nu een foto. Welke foto is het geworden?
-
12): "iedere seconde ergens op de aardbol 4 baby's geboren" is een fraaie dubbelzinnigheid. Baby's komen niet met vier tegelijk op de wereld, zelfs niet bij vierlingen. Die tekst kan beter: 'op aarde' i.p.v. 'ergens op de aardbol'.
In 1985 werden er iedere seconde ergens op de aardbol 4 baby's geboren. Hoeveel baby's zijn dat er per dag?
-
13): Erg geforceerd, die verkiezing. Is dat een gebeurtenis die achtstegroepers kennen? Weten ze wat een ongeldige stem is?
Stemmen voor de schoolraad
Aantal leerlingen dat stemde: 756
Voor partij 'Nieuwe Aanpak': 79
Voor de Milieupartij: 124
Voor de 'Huiswerkvrije School': 517
De rest van de uitgebrachte stemmen was ongeldig. Hoeveel ongeldige stemmen waren dat?
afbeelding: http://extra.volkskrant.nl/interactie/rekentoets2007/vraag13.jpg
-
14): Rode tekst op zwarte achtergrond, foei.
Moeder koopt 300 gram rundergehakt. Hoeveel moet zij betalen?
-
14): Wat is het briljante in dit ontwerp om de prijsinformatie niet in de stam van de vraag te vermelden? Dit is leerling pesterij.
Moeder koopt 300 gram rundergehakt. Hoeveel moet zij betalen?
-
15): De volgorde van aanbieden van de gegevens in de stam van de vraag is niet helder.
De school houdt een 'koekenactie'. Er zitten vier koeken van 0,75 euro per stuk in één zakje. In totaal verkopen de leerlingen 250 zakjes met koeken. Voor hoeveel geld is dat?
afbeelding: http://extra.volkskrant.nl/interactie/rekentoets2007/vraag5.jpg
-
17): De kilometertellerstanden worden in de Volkskrant op een andere manier aangeboden dan op de website. Dat maakt veel verschil voor de moeilijkheid van de vraag.
Pieter is met de auto op vakantie geweest. Hieronder zie je de kilometerstand van zijn auto voor en na de vakantie. Hoeveel kilometer heeft Pieter in de vakantie gereden?
-
17): Het op deze manier onder elkaar plaatsen van de kilometerstanden maakt er mogelijk een strikvraag van, het is de gewone positie waarin je getallen van elkaar af gaat trekken, maar in dit geval dus niet. Zie ook de kritiek op vraag 2 (de recordtijd). Kijk, als je wilt toetsen of leerlingen hun informatie goed kunnen plaatsen voordat ze de rekenkundige bewerking uitvoeren, vraag dáár dan naar.
afbeelding parkeerplaats: http://extra.volkskrant.nl/interactie/rekentoets2007/vraag17.jpg
-
18): "Bram parkeert zijn auto op deze parkeerplaats." Welke parkeerplaats? Bedoeld is kennelijk 'op parkeerplaats Noord.' Formuleer dat dan ook zo, laat leerlingen niet nodeloos zoeken. Nee, dat zoeken heeft niets met rekenvaardigheid te maken.
Bram parkeert zijn auto op deze parkeerplaats. Na hoeveel tijd is de dagkaart voordeliger?
Jaap Dronkers heeft de commissie Dijsselblom voorgehouden dat rekenen tegenwoordig vooral wereldkennis blijkt te zijn (bijvoorbeeld ook in de PISA-toetsen). Jaap scoort voor open doel. [De Volkskrant, 30-11-2007]
-
18): "Na hoeveel tijd is de dagkaart voordeliger" is behoorlijk onbepaald. 'Bij hoeveel uur parkeren gaat de dagkaart voordeliger worden?' is al een stuk beter. Dat sluit ook discussie uit over de juistheid van de antwoorden B, C en D, want die zijn allemaal even waar als antwoord A. Een briljant ontwerp, deze vraag! Moet de leerling gaan vissen naar de bedoeling van de vraagontwerper? Hoe is in dit geval te verdedigen dat A een 'beter' antwoord is dan B, C of D? Dat kan alleen door een beroep te doen op het begrip van de leerling voor de bedoeling van de ontwerper van de vraag, en dat is geen rekenvaardigheid. Is dit spijkers op laag water zoeken? Ik dacht het niet, en bij een onderzoek met hardop denkende leerlingen met nederland als tweede taal zou het best eens zo kunnen zijn dat zij door deze vraagstelling gehandicapped zijn.
-
19): "John is goedkoper uit dan Jan." Die mededeling komt zo uit de blauwe lucht vallen.
Een Amerikaanse dollar is 90 eurocent waard. John is goedkoper uit dan Jan. Hoeveel euro goedkoper?
(linkerplaatje) Jan staat in AMSTERDAM: Retour Amsterdam - New York = 600 euro (rechterplaatje) John staat in NEW YORK: retour New York - Amsterdam = 650 dollar
-
19): "John is goedkoper uit dan Jan." Wat is de bedoeling: is de reis goedkoper voor Jan, of het uitje? Beide interpretaties zijn mogelijk, en zitten elkaar in dit geval niet in de weg, maar waarom een taalkundige dubbelzinnigheid op het pad van de rekenende leerling gelegd?
afbeelding: http://extra.volkskrant.nl/interactie/rekentoets2007/vraag12.jpg
-
20): 'De muur wordt geverfd." O ja? Dan is de verf toch al gekocht? Er is hier geen context waaruit duidelijk is dat deze zin in de toekomstige tijd staat. Er zit een vervelende inconsistentie in de stam van deze vraag. Beter: 'De muur moet worden geverfd." De tweede zin "Voor hoeveel m2 verf is er nodig?" is geen Nederlands, moet zijn: "Voor hoeveel m2 is er verf nodig?" Is dit een zetduiveltje geweest, of is er gewoon helemaal geen controle op de kwaliteit van de vragen geweest?
De muur wordt geverfd. De deur niet. Voor hoeveel m2 verf is er nodig?
Mogelijke strikvragen
Dat is toch interessant: dan vraag je eens een keer van de leerling om eerst goed na te denken en dan pas een antwoord te geven, en dan krijgt de ontwerper ook nog eens het verwijt een strikvraag te stellen.
-
1): Dit is een regelrechte instinker: een record van 10,89 seconden, verbetert met 0,3 seconden, wat is dat nu? Evident opzettelijk heeft de ontwerper hier het woord 'verbetert' gebruikt, zodat alle signalen staan op 'beter,' 'meer', 'plus.' Natuurlijk moet de leerling goed lezen en goed nadenken, maar het nadenken gaat bij deze vraag niet over over de afbeelding van de wereld in getallen, maar over het hebben van de nodige wereldkennis. Wereldkennis hebben is belangrijk, maar is zelf geen rekenvaardigheid. In feite het eerste toetsen en roepen dat het de bedoeling is het tweede te toetsen, is niet geweldig correct.
Het oude record van Wadoebi op de 100 meter was 10.89 seconden. Hij verbetert zijn record met 3/100ste seconde. Wat is zijn nieuwe record?
Wie deze kritische beoordeling misplaatst vindt, leze eens het onderzoek van Verschaffel, Geer en De Corte (2000) over redactiesommen. Het modale rekenonderwijs leert leerlingen onbedoeld om gebruik te maken van hints in de redactiesommen, zoals woorden die al aangeven dat je de gegeven getallen bij elkaar moet optellen. Deze vraag over recordtijd straft de leerling voor de foute didactiek van zijn school.
Scheefheid — bias
Het is van eminent belang dat de vragen een level playing field bieden aan de (bedoelde) deelnemers, zoals jongens zowel als meisjes, leerlingen met Nederlands als tweede taal en leerlingen met een andere culturele achtergrond. Voor het op zicht beoordelen van ontworpen vragen op deze aspecten is kennis van empirisch onderzoek nodig. Ik beperk me hier tot deze algemene opmerking, en ga niet in op mogelijke problemen bij afznderlijke vragen uit deze rekentoets. Ik wil daar nog wel aan toevoegen dat het in het algemeen niet voldoende is om de diagnose van scheefheid louter op technische gronden te doen, met name DIF-analyses, al zijn die heel nuttig om een belangrijke screening te doen na proefafname van de vragen. Ik verwijs voor relevante literatuur naar de bladzijde over redactiesommen hier.
Is dit wat rekenen is? Inzicht in getallen, verhoudingen, hoeveelheden?
Tot slot deze rethorische vraag.
Het ontwerp van de vragen in de
Nationale Rekentoets 2006
Ben Wilbrink
Zie nationalerekentoets2006.htm
Van die webpagina nationalerekentoets2006.htm is het volgende hier nogmaals opgenomen.
Het ontwerpen
Het lijkt er heel erg op dat alles netjes kan worden becijferd, behalve de laatste vragen over ruimtelijk inzicht.
Bij de bespreking van de vragen in de voorronde-rekentoets is al aan de orde geweest dat het nog maar de vraag is of netjes uitrekenen is wat we bedoelen met adequaat kunnen rekenen. Zie ook de wiskunde-pagina html die bij het materiaal voor 'Toetsvragen ontwerpen' hoort.
Dat er over intelligentietestvragen in schooltoetsen nog een robbertje valt te vechten met de bobo's die vinden dat zoiets moet kunnen, heb ik hierboven ook al duidelijk gemaakt. Op zijn minst zou het toch een aardige geste naar de lezers zijn wanneer voor deze fundamentele kwesties wat bronnenmateriaal werd aangereikt. Nu moeten we het doen met de handreiking dat het Freudenthal-Instituut iets heeft met het rekenonderwijs in Nederland. Op naar de website van het instituut dat is genoemd naar echte rekenmeester Hans Freudenthal.
De website van het Cito geeft meer informatie over de reken- en taaltoetsen die het instituut ontwikkelt voor de Pabo's. Zie site. De opgaven van deze toetsen blijven strict geheim, veel te strict wat de rechten van de studenten betreft die toch dikke kans lopen op basis van deze toetsen de Pabo te moeten verlaten (en niet op een andere Pabo terecht te kunnen). "De opgaven voor WISCAT-pabo en Taaltoets-pabo voldoen aan de hoogste kwaliteitseisen en hebben een lange ontwikkelingscyclus. Omdat het financieel noch organisatorisch haalbaar is om jaarlijks de opgavenbank te verversen of te vervangen, moeten de pabo's strenge maatregelen nemen om de geheimhouding van de opgavenbank te waarborgen. Het is bijvoorbeeld studenten niet toegestaan om de gemaakte toets achteraf in te zien en na te bespreken met de docent. Ook mogen de pabo's de toetsen niet als oefentoetsen gebruiken." [http://www.cito.nl/ho/pabo/eind_fr.htm] Met het niet in mogen zien van het gemaakte werk gaat het Cito echt alle perken van redelijkheid te buiten. Meld je bij de Pabo-klachtencommissie, of als die er niet is, bij de burgerlijke rechter, en verlang inzage. Beter is: kraak de toetsen door een georganiseerde inspanning. Dat richt geen schade aan, want die 'hoogste kwaliteitseisen' zijn echt flauwekul. Het ontwerpen van toetsopgaven op dit niveau is een fluitje van een cent. Het is koudwatervrees van het Cito dat de ene toets misschien wel eens wat makkelijker of moeilijker zou kunnen zijn dan de voorgaande: dat zijn ze altijd, that's all in the game.
Wie de powerpoint presentatie ppt ophaalt, ziet geavanceerde toetsafnametechniek. Het Cito heeft een technisch hoogstandje proberen te maken met deze toetsen, door ze geschikt te maken voor computer-afname en bovendien op een adaptieve manier, wat wil zeggen dat de studenten opgaven krijgen die in de buurt van hun tot dan gebleken niveau liggen. De valkuil waar het Cito hier in lijkt te vallen is dat zij zo'n mooie toets inzetten voor onderzoek van de vaardigheid op basis waarvan mogelijk vergaande beslissingen over die student kunnen vallen. Als toetsen daarvoor worden gebruikt, kunnen ze niet geheim worden gehouden. De garantie van geheimhouding bestaat overigens in de praktijk toch al niet: er zullen onvermijdelijk vragen uit deze toetsen gaan circuleren. Alleen de allereerste afname kan gegarandeerd geheim zijn, daarna is de de garantie zoveel waard als de gek ervoor wil geven. Heb geen mededogen voor het Cito, maar voor de studenten voor wie de verdere loopbaan afhangt van dit instrument.
Uit berichten in dezelfde Volkskrant van 4 oktober (Rekentoets horde voor Pabo-leerling html) ontstaat overigens de indruk dat het allemaal zo'n vaart niet loopt, omdat er uiteindelijk nauwelijks of geen (afgelopen jaar: 1 van de 370) studenten zijn die op basis van de rekentoets niet verder mogen aan welke Pabo in Nederland dan ook. Dat is toch vreemd. Een enorme overkill aan Cito-power, en geen consequenties? Het is niet goed te begrijpen wat hier allemaal gebeurt, het zal wel politiek zijn. (Er valt wel meer over te speculeren: 'zo'n toets is nodig als stok achter de deur,' bijvoorbeeld, maar als die stok de facto niet gebruikt wordt, zal dat effect in een paar jaar verdwenen zijn). Maar er is raad: Straetmans en Eggen hebben een fraaie publicatie over deze toetsen en hun constructie in het Tijdschrift voor Hoger Onderwijs, zie hierbeneden.
Gerard J. J. M. Straetmans en T. J. H. M. Eggen (2005). Afrekenen op rekenen: over de rekenvaardigheid van pabo-studenten en de toetsing daarvan. Tijdschrift voor Hoger Onderwijs. pdf
- abstract Wie anderen wil helpen bij de verwerving van kennis en vaardigheden moet zelf voldoende niveau hebben op de betreffende vakgebieden. Bij de lerarenopleidingen voor het basisonderwijs (pabo's) wordt echter al heel lang geconstateerd dat veel instromende studenten dat niveau niet halen. De Minister van Onderwijs wil nu een verplichte toetsing en een daarop gebaseerd bindend studieadvies tijdens het eerste studiejaar van de pabo. Maar wat is eigenlijk voldoende niveau en hoe kun je betrouwbaar en valide meten of studenten daaraan voldoen? In dit artikel worden deze vragen beantwoord voor het vakgebied rekenen/wiskunde.
-
[Ik moet dit artikel nog doornemen, er valt zeker iets over te melden. Globaal gezien gaan de auteurs de vraag over wat rekenvaardigheid is, uit de weg. Ze signaleren wel dat pabo-docenten dat kennelijk ook niet weten. Zou het echt zo zijn dat zij in de valkuil lopen dat iedereen toch wel weet wat het betekent 'te kunnen rekenen.'? Ik ben er wel bang voor: de verdomd korte literatuurlijst bij het artikel refereert niet aan welke primaire bron dan ook voor het concept van rekenvaardigheid. Dan volgen ze een empirische methode: met een berg rekenvragen aan de slag. Zou het werkelijk zo erg zijn?]
João Pedro da Ponte and Olive Chapman (2006). Mathematics teachers' knowledge and practices. In Angel Gutiérrez and Paolo Boero: Handbook of research on the psychology of mathematics education (p. 461-494). Sense Publishers.
- Al die ophef over de zwakke rekenvaardigheid van Pabo-studenten heeft wel een hoog hype-gehalte, hoor! Het thema van onderwijzers en hun tekorten waar het gaat om rekenen, is al sinds jaar en dag in onderzoek. Er bestaat dus een uitvoerige literatuur over.
- Bij het lezen van dit hoofdstuk rijzen de haren je te berge. Dat doet ook de vraag rijzen of een steekproef van onderwijzers op de Pabo-rekentoets wel in staat is te scoren boven de streep die voor aankomende onderwijzers is getrokken. Of onderwerp de docenten die de Pabo-ers bijscholen op hun rekenvaardigheden: hoe doen zij het op die rekenvaardigheidstest?
De beschikbare literatuur is razend interessant, want ze geeft ook belangrijke aanwijzingen voor de ontwerper van toetsvragen: de missers in toetsvragen zijn immers in hoge mate dezelfde die docenten in de eigen onderwijspraktijk kunnen maken. Da Ponte en Chapman geven een recent overzicht van opnderzoek uit de eigen club (Psychology of Mathematics Education, proceedings van jaarlijkse congressen), maar er zijn veel meer van dergelijke overzichten, ook recente, beschikbaar. De questia.com website bevat een rijke bibliotheek van over wiskundeonderwijs die direct online is te raadplegen.
Nieuws
2 oktober 2007. Gerard Reijn verslaat in De Volkskrant (p. 2): Forse uitval hbo door rekentoets pabo.
- Van de hbo-starters 2006 is 38,7 % gestopt met de studie van eerste keuze, een pittige stijging 'geheel verklaard doordat pabo-studenten nu worden getoetst op taal en rekenen.' Doekle Terpstra heeft een brief aan Van Bijsterveldt gestuurd, met het verwijt dat zij achter elkaar ieder voorstel om er iets aan te doen onmiddellijk verwerpt. Het lijkt er sterk op, dat is mijn eigen indruk, dat er een behoorlijk oneerlijke behandeling plaatsvindt van havisten en vooral van mbo-ers: van de eerste groep struikelt 16 % over de rekentoets, wat al een draconisch aantal is, van de tweede zelfs 39%. Dat kan geen enkele samenleving zich veroorloven. Het krantenbericht leert dus dat er werkelijk dus helemaal niets—nada niente nothing—gebeurt om in te grijpen op dit catastrofale probleem.
20 juni 2007. De derde en laatste herkansing voor de nieuwe Pabo-studenten is achter de rug, uiteindelijk zijn er zo'n 2500 studenten, ca 25 % van het totale aantal eerstejaars, die de studie moeten staken. Dat is ongehoord, hier moet toch wel ongeveer alles in beleid, organisatie, onderwijs, toetsontwikkeling en toetsafname dat fout kon gaan, fout zijn gegaan. Per saldo blijkt er ineens een enorme drempel voor het Pabo-onderwijs te liggen. Als dit resultaat blijft staan, wat iedereen verhoede, moeten we vrezen dat de belangstelling voor Pabo-onderwijs drastisch inzakt, met veel meer dan deze 25%.
LSVB Checklist Pabo studenten html
- Zie voor de details de LSVB-site. Hoofdpunten:
-
Niet meer verder mogen studeren is een bindend studieadvies (BSA). Een BSA-regeling moet in het Onderwijs en Examenreglement staan. In die BSA-regeling moet expliciet vermeld staan wat de uitslag op deze rekentoets betekent. De LSVB meldt een aantal Pabo's die hieraan niet voldoen, en dus geen BSA voor een onvoldoende rekentoets mogen afgeven.
- Je had redelijkerwijs tijdig van de regeling op de hoogte moeten kunnen zijn.
- Inzage is pas na april 2007 mogelijk. Bij eerdere toetsen is het niet mogelijk geweest het werk en de beoordeling in te zien. Dan kan er dus op basis van die toetsresultaten geen geldig BSA worden afgegeven.
- Heeft de opleiding zich voldoende ingespannen om je goede voorbereiding op de rekentoets te geven?
- In het OER moet de procedure beschreven staan, bv. dat je halverwege het jaar een waarschuwing krijgt, dat je na het krijgen van een BSA gelegenheid hebt om gehoord te worden. Blijft de opleiding hierin in gebreke, ga dan in beroep. Ik wil aan dit punt nog wel toevoegen dat het OER zelf ook tekort kan schieten, zoals het dit jaar noodzakelijk tekort geschoten is door geen inzage van het rekentoetswerk te regelen.
De LSVB geeft een goede lijst van mogelijke beroepsgronden. Die lijst is bepaald niet volledig, al staan de echte krakers er wel op. Ik zal de eerste week van juli inventariseren welke gronden ik zelf zie, en die in de box hieronder plaatsen.
Als na een derde herkansing op een enkel onderdeel (rekenen) een kwart van alle eerstejaars studenten, zoals gemeld in de landelijke pers, op 'geschiktheidsgronden' van verdere studie aan een Pabo wordt uitgesloten (het gaat hier niet om een tekort aan plaatsen waardoor er een numerus fixus is ingesteld), moet dat aanleiding voldoende zijn voor bestuurders om direct alle op basis hiervan afgegeven BSA-beschikkingen in te trekken. Dan de brandweer en de politie bellen, of de functionaris voor terrorismebestrijding. Ofwel: schrijf een brief aan Ronald Plasterk, Minister van Onderwijs en Wetenschappen, dat dit van de gekke is, en waarom dan. Alle gekheid op een stokje: er ligt hier wel een groot collectief probleem, dat stijgt ver uit boven het belang van een enkele individuele kandidaat die mogelijk unfair is behandeld.
Mogelijke gronden voor beroep
-
Pro memorie: beroepsprocedures zijn in het hoger onderwijs doorgaans goed geregeld, maak er gebruik van. Er is uitgebreide jurisprudentie, hoewel die niet eenvoudig toegankelijk is. Oudere publicaties zijn die van Verpaalen uit de zeventiger jaren, en van Job Cohen (jazeker) Studierechten (Tjeenk Willink) begin tachtiger jaren. Het tijdschrift Examens (van de Nederlandse Vereniging voor Examens, de NVE) heeft een rubriek met jurisprudentie, evenals bij tijd en wijle het tijdschrift Onderzoek van Onderwijs. Onderstaande lijst van mogelijke motieven is niet uitputtend: alles wat tegen jouw rechtsgevoel en dat van mensen in je omgeving ingaat, is een grond om te protesteren.
-
Pro memorie: gronden tegen het BSA als zodanig. Dit is een discussie die al dateert van 1982, art. 24 bis in de wet destijds: 'de schriftelijke raad.' Het blote feit dat een OER de mogelijkheid van een BSA regelt, maakt het BSA niet onaantastbaar, bijvoorbeeld omdat de daarin aangegeven argumenten voor dat BSA niet houdbaar blijken.
-
Formeel: er moet een OER zijn, een Onderwijs en Examenreglement (is dat bv. wel tijdig vastgesteld?).
-
Formeel: een BSA moet in het OER zijn geregeld
-
formeel: als een onvoldoende rekentoets reden voor een BSA is, moet dat in de BSA-regeling staan
-
formeel: dat BSA moet dan wel heel precies zijn over hoe, wat, wanneer etc.
-
Rechtsongelijkheid: Als er nogal wat Pabo's zijn waar geen geldig BSA kan worden afgegeven omdat aan bovenstaande formele vereisten niet is voldaan, ontstaat voor studenten aan andere Pabo's een wel heel ongelijke situatie als zij wel een geldig BSA aan de broek gesmeerd krijgen. Of deze rechtsongelijkheid in een individuele beroepsprocedure een houdbaar argument is, lijkt me onzeker. De ontstane situatie zou evenwel reden kunnen zijn voor de Hogeschoolraad of de Minister om alleen al vanwege deze ongelijkheid actie te ondernemen en al deze BSA's te laten intrekken, voorzover dat binnen hun bevoegdheden of overredingskrachten ligt.
-
Betrokkenen moeten redelijkerwijs in staat zijn geweest zich - tijdig - van alle nodige informatie te voorzien.
-
De opleiding moet een adequaat onderwijstraject hebben aangeboden.
-
Voeg daaraan toe dat voor een bijzondere toets als de per computer afgenomen WISCAT adequate oefengelegenheid moet zijn geweest.
-
Er moet inzage geboden zijn van het gemaakte werk en de beoordeling daarvan, dus ook bij de voorafgaande, niet-finale, toetsgelegenheden.
-
er moet bij iedere toetsuitslag mogelijkheid van beroep bekend zijn gemaakt.
-
Er moet voor een afgegeven BSA een mogelijkheid van beroep zijn geregeld, en in ieder individueel geval nadrukkelijk bekend gemaakt zijn.
-
Ten onrechte fout gerekende antwoorden moet alsnog goed worden gerekend (bepaald niet zeldzaam!) (Onder andere hiervoor is het nodig inzage in het gemaakte werk te hebben, en aantekening van de gestelde vragen te kunnen en dus ook mogen maken).
-
Ten onrechte goed gerekende antwoorden mogen nadat een uitslag is vastgesteld, in beginsel niet alsnog fout worden gerekend.
-
Onmogelijk goed te beantwoorden vragen worden uit de toets verwijderd, en de grens voldoende/onvoldoende aangepast (dit kan in individuele gevallen ongunstig uitpakken! Als dit een al vastgestelde gunstige uitslag in een ongunstige verandert, ga dan in beroep).
-
Als 'herkansingen' mogelijk zijn, wat bij Nederlandse examens een gebruikelijke vorm is, moeten die wel redelijk zijn. Met andere woorden: wanneer een toets een bijzondere vorm heeft die mogelijk bepaalde kandidaten benadeelt, moet bij voorkeur een alternatief geboden worden. Zie bijvoorbeeld wat psychologen hiervoor in hun Richtlijnen voor tests en toetsen hebben afgesproken. Dit punt speelt nadrukkelijk bij de WISCAT, een per computer afgenomen toets. Het is op voorhand bepaald niet vanzelfsprekend dat een ultieme herkansing eveneens een afname van een WISCAT-toets moet zijn. Dat kan bijvoorbeeld een gewone schriftelijke rekentoets zijn, een mondelinge toets, of een te geven proefles rekenen.
-
Het gaat niet aan om een BSA te baseren op een enkele onvoldoende gemaakte toets, of in dit geval een tot driemaal toe onvoldoende gemaakte rekentoets, ongeacht hoe klein het verschil is ten opzichte van een nog juist voldoende score, en ongeacht de prestaties op andere onderdelen van het examen. Dat is een vorm van paarse-krokodil-selectie, bepaald onprofessioneel, niet te onderbouwen met wat voor doelmatigheidsargument dan ook. Er moet altijd de mogelijkheid zijn enig compenserend water bij deze sterke wijn te doen, als de omstandigheden voor een individuele student daarop wijzen. De omstandigheid dat er mogelijk zo'n 2500 studenten zijn die dit treft, mag ook behoorlijk gewicht in de schaal leggen (voorzichtig met de balans, die gaat explosief doorslaan).
-
Als er geen volledige inzage in het eigen werk en de beoordeling daarvan mogelijk is, of de omstandigheden daarvoor zijn in jouw geval bezwaarlijk (het schijnt zo te zijn dat je daarvoor bij het Cito in Arnhem moet zijn, en dan maar afwachten wat zij onder 'inzage' verstaan), ga dan zeker in beroep. Tenslotte mag je jezelf toch wel ervan overtuigen dat de gekregen beoordeling inderdaad die van je eigen werk is? Voor een casus met een verwisseling van examenwerk, waarbij dat alleen bij inzage kon blijken, zie: Annie Kempers en Maarten Heinemann (2005). Niet geslaagd, toch diploma. Een vergissing altijd in het voordeel van de kandidaat? Examens, 2, februari, 23-24.
Robin Gerrits (21 juni 2007). Kwart zakt voor rekentoets van pabo. De Volkskrant, p. 3.
- Een kandidaat uit Maarssen-dorp: "'Ik wil verschrikkelijk graag docent worden, doe alle bijlessen die maar mogelijk zijn.' Ze vindt het daarom vervelend dat ze niet eerder gemaakt toetsen kan inzien [sic]. 'Ik wil leren van wat ik steeds fout doe.' Emma van Opstal van het Cito bevestigt dat de website deze mogelijkheid wel aangeeft, maar dat technische problemen dit in de weg staan. 'Misschien lukt het binnen een paar weken, maar voor de 28ste zal heel moeilijk worden.'"
- Laat daarom alle gezakten in kort geding hun afwijzing aanvechten wegens onrechtmatige daad. Nee, dat is niet het idee van Robin Gerrits, dat is mijn eigen aansporing, b.w.
- Die 18e juni gaat het toetsen voor de 3e gelegenheid door, de berichtgeving over dat kwart dat zakt lijkt dus een tikje voorbarig te zijn. Vreemd.
- Er gaat ook een taaltoets komen. Misschien iets voor de verslaggever: 'een niet eerder gemaakte toets in kunnen zien' is iets anders dan 'een eerder gemaakte toets niet kunnen inzien.'
Op de BON website een compilatie van krantenartikelen over de uitslagen op de Pabo-rekentoets http://www.beteronderwijsnederland.nl/?q=node/2632
Literatuur
Berliner, David (2005). The near impossibility of testing for teacher quality. Journal of Teacher Education, 56, 205-213. pdf
- p. 207: "It should first be noted that successful teaching (evidence of student learning) is not part of the assessment of beginning teachers. So half of what it means to be highly qualified is ignored at the start of one’s career."
- Berliner cites on p. 208; “Passing a multiple-choice test does not ensure that one will be a good teacher—or necessarily even a minimally competent one” (Madaus & Mehrens, 1990, p. 260).
Madaus, G., & Mehrens, W. A. (1990). Conventional tests for licensure. In J. Millman & L. Darling-Hammond (Eds.), The new handbook of teacher evaluation: Assessing elementary and secondary school teachers (pp. 257-277). Newbury Park, CA: Sage.
- Ha, kijk ook eens hier, over beoordeling van docenten in het HO.
- Tenslotte nog een belangrijke actuele overzichtsstudie: D’Agostino, Jerome, & Sonya Powers (2009). Predicting teacher performance with test scores and grade point average: A meta-analysis. American Educational Research Journal, 46, 146-182. Ik kan er weinig mee. Het gaat ook om de specifiek Amerikaanse situatie. Ik vind wel dat de auteurs heel veel aandacht hebben voor deze statistische analyses, en weinig voor vakinhoudelijke en didactische kwaliteiten (waar het uiteindelijk om draait, toch?).
A 2nd Grade Mathematics Item
"[de figuur] shows an item for 2nd graders that is obviously aimed at measuring children's inborn spatial-visualization aptitude.
(...)
But why would a teacher ever want to teach this? Picture a 2nd grade teacher who asks her 8-year-olds to 'Take part, boys and girls, in today's mental box-turning exercises.' Absurd!
Even though it clearly doesn't measure what's taught in school, the item in [de figuur] will spread student's scores. In addition, it looks mathematical. So there it sits in a 2nd grade standardized achievement test, doing its score-spreading thing. I hope you see that this doesn't make the item suitable for judging the quality of schooling."
Popham (2001), p. 69-70. Popham haalt zijn voorbeelden uit Amerikaanse toetsen, en wijzigt ze iets om daar geen problemen met uitgevers mee te krijgen. Hij kan dus niet uit de doeken doen uit welke toets dit item precies afkomstig is.
W. James Popham (2001). The truth about testing. An educator's call to action. Association for Supervision and Curriculum Development ASCD. isbn 0871205238 questia
- Popham is later in zijn loopbaan veel nadruk gaan leggen op kritische analyse van afzonderlijke toetsvragen. Ik noem zijn werk hier maar, en geef er een voorbeeld van, om het mogelijke beeld weg te nemen dat mijn kritische analyses van de Nationale Rekentoetsen vergezocht zijn. Lukt dat?
- p. 66: "If you were to consider one of these items all by itself, you'd likely conclude that it was ideally suited to function on an intelligence test. You'd be right. Indeed, more achievement test items than most people imagine are thinly camouflaged intelligence test items."
Walter Scribner Guiler (1932). Computational errors made by teachers of arithmetic. The Elementary School Journal, 33, 51-58. JSTOR
- "The purpose of the study reported in this article was to discover the nature and extent of computational errors which teachers of arithmetic make in solving examples of types frequently found in life-situations. It seems conceivable that many of the larning difficulties exhibited by pupils might be overcome if the teachers themselves were expert in the abilities which are the implied outcomes of the subjects taught."
- Ik heb helaas geen toegang tot blz. 52 e.v. van dit artikeltje. Heeft iemand het volledige bestand?
W. H. Brouwer, I. C. Van Houte, P. Post en M. C. J. Scheffer (1955). Schoolkinderen uit sociaal zwakke gezinnen. Groningen: Wolters. Mededelingen van het Nutsseminarium voor Paedagogiek aan de Universiteit van Amsterdam.
- Beschrijft onder andere hoe voor de leerlingen van de proefschool de leerstof is ontdaan van overbodigheden en franje, zoals het uit het hoofd leren van de tafels van vermenigvuldiging van 11 tot 20. Leerzaam.
Lieven Verschaffel, Brian Greer and Erik De Corte (2000). Making sense of word problems.. Swets & Zeitlinger.
- Dit boek is niet overal beschikbaar. Daar heb ik het volgende op gevonden: ik bespreek het in een speciale aan redactiesommen gewijde pagina, waar ook andere literatuur van aantekeningen is voorzien: wordproblems.htm. Het boek van Verschaffel, Greer en De Corte somt krachtig op wat de problemen zijn met de redactiesommen zoals die traditioneel in het reken- en wiskundeonderwijs voorkomen, en dus ook in Cito-toetsen. En die problemen zijn niet gering. De meeste komen overigens ook voor in de Nationale Rekentoets, ik zal nog een nieuwe commentaar op de 2006-toets geven nadat ik de wordproblems.htm pagina een vliegende start heb gegeven.
Ben Wilbrink (1983/2006) Toetsvragen schrijven / Toetsvragen ontwerpen. Oorspronkelijke uitgave als Aula 809, het Spectrum pdf 1.4Mb. Herziening in 2006, hoofdstuksgewijs hoofdstuk 1 etc. Zie Toetsvragen ontwerpen 2006 voor verwijzingen naar de literatuur, voor veel titels zijn daar online bronnen gegeven.
Zie ook de bespreking van de ontwerpkwaliteit van de vragen in de Nationale Rekentoets 2006.
Zie ook de bespreking van de ontwerpkwaliteit van de vragen in de Wetenschapsquiz 2006 en 2007.
Zie ook de bespreking van de ontwerpkwaliteit van de vragen in De Grote Geschiedenis Quiz 2006 (site).
links
Jan Karel Lenstra (Vz.) (4 november 2009). Rekenonderwijs op de basisschool. Analyse en sleutels tot verbetering. Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW), Advies KNAW-commissie rekenonderwijs basisschool pdf
- Zie voor enkele annotaties bij dit verdienstelijke overzichtsrapport hier
- Ik noem dit rapport hier, omdat het heel vergaande voorstellen bevat voor de pabo, dus de opleiding van leraren die rekenonderwijs moeten gevan op de basisschool.
Zie ook de (Engelstalige) pagina met becommentarieerde literatuur over rekenen/wiskunde en onderwijs matheducation.htm (internationaal ) en matheducation.dutch.htm (Nederland(s)).
En de daarvan afgesplitste pagina die specifiek over redactiesommen gaat wordproblems.htm.
Een heel bijzondere pagina, waar nog hard aan moet worden getrokken, is die over mogelijke benadeling van leerlingen met Nederlands als tweede taal op de rekenopgaven van toetsen voor het eind van de basisschool eerlijkrekenen.htm
http://www.benwilbrink.nl/projecten/nationalerekentoets2007.htm#Nieuws
thuis
2006 herziene teksten (werk in uitvoering) van Toetsvragen ontwerpen hfdst 1
2
2.6
3
4
5
6
7
8
9