Rekenproject. Theoretisch kader rekendidactiek

Ben Wilbrink

rekenproject thuis
rekendidactiek
    theoretisch kader
    ‘Handboek wiskundedidactiek’




Internationaal




Catherine Sophian (2007). The origins of mathematical knowledge in childhood. Lawrence Erlbaum.


Chapter 8: Implications for mathematics education, pp. 151-170. Ik vertaal enkele passages in dit hoofdstuk. Er moet een waarschuwing bij, die Sophian zelf ook bij herhaling geeft: haar theory is nog niet behoorlijk empirisch beproefd, en zeker de implicaties voor rekendidactiek niet. Wat hebben we hier dan aan? Wel, deze theorie laat zien dat er mogelijk drastisch andere rekendidactieken mogelijk zijn, waaronder didactieken



Patricia D. Mautone & Richard E. Mayer (2007). Cognitive Aids for Guiding Graph Comprehension Journal of Educational Psychology, 99, 640-652. abstract

“This study sought to improve students’ comprehension of scientific graphs by adapting scaffolding techniques used to aid text comprehension. ( .. ) Results are consistent with a cognitive model of graph comprehension.”

Tabellen en grafieken vormen een gewild onderwerp als het gaat om reken- en wiskundeprogramma’s, dus ook examenprogramma’s. Het is waarschijnlijk nog knap lastig om hier een theoretische kader bij te construeren. Daarom is dit onderzoek van Mautone en Mayer een klein geschenkje uit de hemel. Het legt meteen een dwarsverbinding met tekstbegrip, en dat is natuurlijk de allereerste lijn om hier te volgen. Dat is opvallend, nietwaar: dat voor een typisch reken- en wiskundeonderwerp — althans typisch in de reformdidactiek van het constructivisme, van de Freudenthal-groep — aansluiting voor de hand ligt bij een onderwerp geheel buiten rekenen en wiskunde. Maar dat probleem speelt natuurlijk in algemene zin bij contextopgaven in het realistisch rekenen.

[ik parafraseer] De basis is het SOI-model (Mayer, 2003; 1996) voor tekstbegrip: Selecteren - Organiseren - Integreren. [Stap even over de ergernis heen]. De relevante informatie krijgt in het werkgeheugen een samenhangend structuur, geïntegreerd met bestaande kennis het langetermijngeheugen. [dit is simplistisch opgeschreven, maar het is ene goed begin; ik heb de issue van metacognitie buiten deze formulering proberen te houden, maar Mautone en Mayer gebruiken onverbloemd metacognitieve taal: er is iets dat actief structureert en organiseert, de suggestie wekkend dat dat iets anders is dan het werkgeheugen zelf. Afijn, we zien wel; voor een theoretisch kader is dit wel een belangrijke kwestie]. Toegepast op het bergijpen van grafieken, gaat de ‘organisatie’ over functionele verbanden tussen de variabelen [elders heet dat wel analyse, of is dat toch een veel breder begrip?], de ‘integratie’ over verbanden met bestaande kennis [elders heet dat inferentie] wat ‘oorzakelijke mechanismen’ oplevert die het verband verklaren [‘elders’: Toetsvragen ontwerpen 6.2 (analyse) en 6.3 (inferentie). ( .. ) Het cognitieve proces van integreren is dan te meten door het aantal verbindende uitspraken van de persoon, en het proces van organiseren door het aantal oorzakelijke uitspraken.

Deze poging van de auteurs om in een kort paragraafje het model neer te zetten, levert veel vragen en bedenkingen op, maar ik heb er wel vertrouwen in dat dit model deugt. Ik zal dat na moeten kijken


Nationaal


Hans Freudenthal had geen behoefte aan enig theoretisch kader (behalve dat van de wiskunde zelf). Zie onder andere wat Dolly van Eerde daarover kan melden, naar aanleiding van discussies over precies dit onderwerp tussen Freudenthal en Van Parreren.

Dolly van Eerde (2005). Wiskunde en psychologie. De brug en de kloof tussen Freudenthal en Van Parreren. In Freudenthal 100. 55-63. pdf [Uitvoerige annotatie bij dit hoofdstuk: psychologie.htm#Van Eerde 2005



4 november 2012 \ contact ben at at at benwilbrink.nl    

Valid HTML 4.01!   http://www.benwilbrink.nl/projecten/theoretisch_kader.htm