Deze analyse van het ontwerp van de vragen in de Wetenschapsquiz is een demonstratie die hoort bij Toetsvragen ontwerpen, een herziening-in-uitvoering van Aula 809, in 1983 verschenen als Toetsvragen schrijven. Deze herziening is hier al beschikbaar.
De Wetenschapsquiz is een quiz, geen toets. Toch zal ik de vragen behandelen alsof ze toetsvragen zijn.
Ik ben geen specialist op alle in de vragen aangesneden vakgebieden, toch zal ik ongeremd commentaar geven, daarbij ongetwijfeld een aantal vakinhoudelijke bokken schietend. Doe ik het niet goed, laat dat weten.
Het is niet de bedoeling - anders dan oppervlakkig - de aangesneden onderwerpen wetenschappelijk te behandelen, dat wordt al voortreffelijk gedaan in NRC’s ‘Alledaagse wetenschap’ van Karel Knip.
Vrijwel onveranderd overgenomen uit de pagina over de editie 2007. De ontwerper moet natuurlijk wel weten wat de bedoeling met de toets of quiz is, anders hangt het ontwerpen volkomen in de lucht. In dit geval is het de bedoeling vragen voor een wetenschapsquiz te ontwerpen, en dat is meteen alles dat NWO bereid is over de eigen missie met deze quiz prijs te geven. De ontwerper moet zich dan zelf maar een idee vormen van wat het is dat een vraag passend maakt voor een wetenschapsquiz, en wat niet. Eerlijk gezegd, heb ik de afgelopen jaren niet de indruk gekregen dat indieners van vragen zich hier echt enige zorg over hebben gemaakt.
grondgedachte
Een grondgedachte zou kunnen zijn dat het bij een wetenschapsquiz gaat om het kunnen onderscheiden van argumenten die 'wetenschappelijk' van aard zijn, van argumenten die dat niet zijn, hoewel daarmee niet noodzakelijk onjuist of niet adequaat voor het gegeven casus.
Dit idee is in heel veel vragen van de NWQ te herkennen, overal waar in de keuzealternatieven een argument is vermeld. Of de ontwerpers in al die gevallen zich bewust zijn van deze grondgedachte, dat valt te bezien.
Deze grondgedachte maakt het mogelijk een grote verscheidenheid aan razend interessante vragen te ontwerpen, in iedere moeilijkheidsgraad die men zich maar kan wensen. Een NWQ bevat dan bij voorkeur vragen met een gevarieerde moeilijkheidsgraad, wat noodzakelijk is voor een quiz die een breed publiek aanspreekt.
Er is een interessant verband met de ontwerptheorie voor toetsvragen in het onderwijs. Het inzicht groeit bij tal van betrokkenen dat simpelweg vragen of iets het geval is ja/nee, geen goede manier is om kennis te toetsen en dus ook niet om leerlingen uit te dagen kennis te verwerven. Routine zou moeten zijn om ook te vragen naar het waarom van dat antwoord, van dat ja of nee, of van dat aangestreepte alternatief a., b. of c., te vragen. De crux van dat vraag-en-antwoord spel zit dan in het gegeven waarom. Het is meest het fraaist om de vraag naar het waarom open te houden, maar er is geen principieel bezwaar om goede alternatieven in de vorm van een meerkeuze aan te bieden.
Er zijn tal van soorten van argumenten, waarvan een kleine ondersoort die van de wetenschappelijke argumenten is. Er zijn dus ook tal van contrasten te maken tussen een wetenschappelijk argument, gegeven een bepaald casus, en andere argumenten. Een bijzonder boeiende soort argumenten is die welke voortkomen uit naieve theorieën over de wereld, en inderdaad zijn er nogal wat NWQ-vragen die daar handig gebruik van maken. De wetenschapsgeschiedenis zelf is natuurlijk een rijke bron van mogelijkheden. In onderzoek naar het natuurkundeonderwijs is er een uitgebreide literatuur ontsaatn over de worsteling van leerlingen, studenten en hun docenten met naieve versus wetenschappelijke ideeën. Er zijn argumenten van religieuze aard die met wetenschappelijke gecontrasteerd kunnen worden, zeker wanneer wetenschappers zelf daarmee schermen zoals in maatschappelijke discussies over het creationisme. Ook hier wemelt de wetenschapsgeschiedenis van voorbeelden van strijd tussen beide soorten argumenten: wetenschappelijke en religieuze. Alweer die wetenschapsgeschiedenis: wat wetenschappelijke argumenten zijn, is natuurlijk ook historisch bepaald. In veel gevallen zijn wetenschappelijke argumenten van gisteren, vandaag niet meer geldig. Een prachtige bron van ideeën voor de ontwerper van NWQ-vragen. Dan wil ik nog een onverwacht type niet-wetenschappelijk argument noemen, dat toch in het dagelijks leven veel belangrijker is dan de wetenschappelijke of op zijn minste rationele overweging: dat zijn intuitieve beslissingen zoals experts die op hun eigen vakgebied nemen; of automobilisten in acute noodsituaties; of mensen die verliefd worden; etcetera. Het is een uitdaging om op basis van dat contrast rationeel-intuitief NWQ-vragen te ontwerpen. Het werk van Gerd Gigerenzer kan voorbeelden leveren, maar velen zijn hem voorgegaan in het onderzoeken van de waarde van het intuitieve. We hebben er tegenwoordig zelfs een hoogleraar voor (Nijmegen).
Het is waarschijnlijk mogelijk om een nog algemener formule te vinden over waar het wetenschappelijke over gaat. Onze huidige Westerse samenleving is alleen mogelijk dank zij de wetenschappen, is voor zijn continuïteit daarvan afhankelijk, en loopt er ook enorme risico's mee. Het is dus van enig belang dat iedere bruger en dat maatschappelijke organisaties op goede manieren omgaan met het wetenschappelijke in onze wereld. Wat goede, en wat minder goede manieren zijn, daarover wordt dagelijks in de media bericht. Kijk alleen eens naar de enorme spanning tussen wat politici in feite doen en beslissen, en hoe dat zich verhoudt tot beschikbare en onomstreden wetenschappelijke kennis en inzichten. Of hoe het recht in Nederland verkracht wordt door gezagsdragers die er bepaald middeleeuwse en anti-wetenschappelijke ideeën op nahouden over wat waarheidsvinding is, of daarin op zijn minst grenzeloos naief zijn. Ik ben wel benieuwd of van deze spanningen rond de rol van de wetenschappen in onze samenleving, iets te bespreuren is in de NWQ.
Het bovenstaande is meteen ook een belangrijk kader van waaruit het mogelijk is om de vragen in de NWQ op de kwaliteit van hun ontwerp te beoordelen, voorzover dat uit de vraag zelf is af te leiden.
Een goed uitgangspunt bij het ontwerpen van keuzevragen is dat de stam van de vraag op zichzelf een goede open vraag is. Het is geen doodzonde hiervan af te wijken, maar daar moet dan wel een goede reden voor zijn. Ik heb mijn bril afgezet, en uit een kopie van de quiz alle alternatieven verwijderd. Dat alles nog voordat ik de vragen had gelezen. De volledige lijst, zoals overgenomen van de NWO-website, en na weglaten van de alternatieven, is dan als volgt. Als u de quiz nog niet heeft gemaakt, is het een goed idee eerst eens te proberen deze open vragen te beantwoorden, dat is wat ik voor mijzelf eerst ga doen.
De quiz 2009 is beschikbaar op www.nwo.nl/quiz. De uitzending is 27 december 2009 om 21.00 uur op Nederland 2.
Voor de analyse van het ontwerp van deze quizvragen maak ik vrijelijk gebruik van mijn schema voor ‘Collegiale toetsing van toetsvragen’ hier:
Het gaat om meerkeuzevragen. Een goede manier om die te beoordelen is door eerst de stam van de vraag te beoordelen, dus zonder de aangeboden alternatieven te zien of te kennen.
1: Kan een operazangeres met haar gezang haar eigen gehoor beschadigen?
Zou dit een vraag over fysiologie kunnen zijn? Welke kennis zou de vragensteller dan willen toetsen, over mogelijke oorzaken van gehoorbeschadiging? Als open vraag zou dit dan een prima vraag moeten zijn, mits een toelichting op het antwoord erbij hoort. Zo, hoe dan? Zo nee, waarom eigenlijk niet? Alles lijkt nu van de antwoordalternatieven af te hangen.
2: Er ligt een olietanker in een bak water. Wat gebeurt er met het waterniveau als de tanker olie lekt?
Eerste indruk: idiote vraag, afgezien daarvan: dit zal wel een niveau-vraag zijn: stijgt het waterniveau, of niet. Wat de ontwerper wil weten van de deelnemer is of deze inzicht heeft in de eenvoudige natuurkunde van waterverplaatsing, of iets dergelijks. Dat is schoolstof, maar goed, waarom zou schoolstof niet in een wetenschapsquiz voor kunnen komen? Het lijkt me niet geweldig boeiend.
Het idiote is dat olietankers in bakken water een zeldzaam fenomeen zijn. Ofwel we moeten dan denken aan een model van een olietanker, in een bak water, of een olietanker in een sluis. Sticht niet nodeloos verwarring door dit soort slordigheid.
Vragen ‘wat er gebeurt’ is onhandig ongespecificeerd. Ik begrijp wel dat de alternatieven duidelijk maken wat de bedoeling is, maar beter is om als stam een volledige vraag te nemen, dus zonder een kapstok-frase zoals hier. Het lijkt me evident dat het niveau van de waterspiegel wordt bedoeld, schrijf dat dan ook op. Dat niveau kan gelijk blijven, hoger worden, lager worden. Er is een aanname nodig over de zwaarte van de olie: zinkt deze, of niet? Deze zwaarte is geen gegeven in de vraag, misschien dat de alternatieven er uitsluitsel over geven. Het aardige is dan dat de zwaarte van de olie geen verschil maakt in de gegeven situatie. Een handige deelnemer zou omgekeerd kunnen redeneren: ik weet niets over de zwaarte van de olie, aha, dan zal dat waarschijnlijk geen verschil maken, dan zal het niveau van het water dus wel onveranderd blijven.
3: Wat gebeurt er met de golven op zee als je het zeewater vervangt door een vloeistof die per liter twee keer zo zwaar is?
Eerste indruk: moeten we voor god gaan spelen? Dit is toch een absurde vraagstelling, werkelijk. Afijn, we gaan naar Delft, daar kunnen ze in een laboratorium mooi golven maken. Ook hier weer het betekenisloze ‘Wat gebeurt er’. Beter is om in de vraag aan te geven wat je bedoelt, en dat niet pas uit de antwoordalternatieven te laten blijken.
Dit kan best een aardige vraag zijn. Mijn hunch is dat een tien keer zwaardere vloeistof vrijwel niet meer golft, maar mogelijk tsunami-achtige golven kan produceren door de getijdenwerking. Ik ben benieuwd wat de ontwerper heeft bedoeld.
4: Wat gebeurt er als je op de maan een ballon opblaast en loslaat?
Fantastisch, hoe bedenk je het.
Er is sprake van een vrijwel luchtledig, waarin je een opgeblazen ballon loslaat. Die moet dus wel langzaam naar de bodem zakken (aannemende dat het opblazen is gebeurd door iemand die op de grond staat). Tja, waar gaat dit eigenlijk over?
5: Hoe lang duurt het ongeveer voordat een geheim dat eens per uur alleen door de laatste ingewijden wordt doorverteld aan drie nieuwe personen de wereld rond is?
Een raadsel. Wat een baarlijke nonsens is dit. Het wordt nu toch wel heel erg irritant. Het gaat om een somreeks. Nou, dat is wel geweldig boeiende wetenschap, niet?
Eerst maar eens proberen te ontcijferen wat er staat: met 'de wereld rond' is kennelijk niet een afstand bedoeld, maar wat dan wel? Dat iedereen op aarde het geheim kent? Dan is een veronderstelling nodig over het aantal mensen op aarde, laten we zeggen het aantal mensen dat volwasen is, niet doof, niet dement? 4,5 miljard?
6: Voor welke schaarse grondstof bleek melk in de Tweede Wereldoorlog een alternatief te bieden?
Ik heb geen flauw idee wat de vragensteller bedoelt.
7: Welk wapen had een neanderthaler meestal bij zich?
Eerste indruk: volgens cartoonisten een knots. Neanderthaler is met een hoofdletter. Is dit triviant? Om welk historisch inzicht gaat het hier?
8: Wat gebeurt er met het gewicht van een usb-stick als je er bestanden op zet?
Eerste indruk: weer een raadseltje?
9: Is het doen van push-ups voor lange en korte mensen even moeilijk?
Eerste indruk: dit ziet eruit als weer zo'n vraag waar een leuke context bij is bedacht. Met vage termen en al: wat is ‘moeilijk’ in dit verband? Het probleem is dan: wat mogen we verder allemaal als gelijk veronderstellen? Veel kan dat niet zijn, want het is niet mogelijk om korte en lange mensen voor dit experiment zo uit te zoeken dat al hun andere kenmerken gelijk zijn. Vreemd. Ik kan hier even niets mee, maar ik vermoed dat het de bedoeling van de vragensteller is om de context meteen te vergeten, en er een abstract hefboommodel van te maken. Dan zal het er wel op uitdraaien dat het geen verschil maakt.
10: Hoe spant een spin een draad tussen twee bomen die een stukje uit elkaar staan?
Eerste indruk: heel voorzichtig. In de ene boom beginnen, naar beneden klimmen, naar de andere boom sjouwen, naar boven klauteren. Wachten op wind in de goede richting. Het is natuurlijk wel een aardige vraag: hoe bouwt een spin het begin van zijn web op? Welnu, dat weet ik gewoon niet.
11: Je metselt nieuwe stenen in een bestaande muur van je huis, maar ze zijn iets donkerder dan de oude stenen. Wat kun je het beste doen?
Eerste indruk. Het wordt steeds gekker.
12: Wat gebeurt er als de mond van een stofzuiger wordt afgesloten?
Daar gaan we weer. Deze vraag krijgt pas betekenis als je de aangeboden alternatieven kunt zien. Tenzij het echt gaat om het triviale antwoord dat de slang tot grotere onderdruk wordt gezogen.
13: Hoe zorgt het gif van de Australische tijgerslang ervoor dat je uit veel van je lichaamsopeningen gaat bloeden?
Eerste indruk: ja, het is goed hoor. Hier valt niets zinnigs over te zeggen zonder de alternatieven te kunnen zien. Dat wijst op een slecht ontwerp, of op een triviant-vraag.
14: Wanneer is je verwachte winst bij de Staatsloterij het grootst?
Eerste indruk: Ik speel niet in de Staatsloterij. Wat is dit voor flauwekul?
15: Waar droogt secondelijm het snelst?
Eerste indruk: op een hete kookplaat. Deze quiz is toch wel heel erg hardnekkig in het stellen van mysterieuze vragen waar je de alternatieven bij nodig hebt om te weten waar de vraag eigenlijk over gaat. Dat is echt niet goed, een verkeerde opvatting over ontwerpen van keuzevragen.
Na deze voorbereidende analyse, dan nu de analyse van de volledige keuzevragen.
Eerste indruk: Dit is een heel vreemd rommeltje van alternatieven. Laat ik meteen deze heterogene set alternatieven analyseren, want anders weet ik helemaal niet wat de vragensteller mogelijk wil weten van de deelnemer.
Alternatief b.) is een flauwekul alternatief, althans wat de toelichting op het 'Ja' betreft. Natuurlijk, als deze operazangeres alleen fluistert, zal ze geen oorbeschadiging oplopen. Het zou kunnen dat b.) het juiste alternatief is, maar dan is dit toch wel erg slordig. Alternatief c.) is fantasie. En als het geen fantastisch alternatief is, dan gaat het om triviale kennis, dat past een wetenschapsquiz niet. Dan blijft alternatief 1 alleen over voor de verstandige deelnemer die niets van fysiologie weet. Maar ook a.) is een wonderlijk alternatief: het impliceert dat het geluid dat het oor via het bot bereikt, krachtiger is dan dat wat via de gehoorgang het oor bereikt. Maar dat zou inderdaad de fysiologie van het horen van het eigen stemgeluid kunnen zijn. Logisch volgt daar helemaal niet uit dat een gehoorbeschadiging dan uitgesloten is. Ook dit is op zijn minst heel slordig.
Omdat ik hier strand op een ongelukkig en voor mij onbegrijpelijk ontwerp, kom ik niet toe aan de vraag of de inhoud adequaat is, etcetera. I am at a loss.
In deze quiz is gekozen voor driekeuzevragen. Dat is prima, want een vierde alternatief blijkt vaak een beetje voor spek en bonen mee te doen, terwijl het wel veel tijd kost van zowel de ontwerper als de deelnemers. Dan is het wel jammer dat de quiz nu is beperkt tot vijftien vragen, waar het er tot nu toe twintig waren. Als het bij veel vragen dan ook nog op raden aankomt, blijft er geen aardige quiz meer over.
Eerste indruk: een heldere vraag, homogene alternatievenset, de alternatieven kunnen korter door dat waterniveau in de stam van de vraag op te nemen, er ontbreekt een redengeving. Dat laatste maakt de vraag natuurlijk tamelijk waardeloos, het gaat immers om de juiste beredenering.
Het tekort in deze vraag is dat de vragensteller bij aanstrepen van het juiste alternatief niet weet of dit is gebeurd op basis van het juiste inzicht bij de deelnemer. Een herzien ontwerp moet uitgaan van dat inzicht, respectievelijk het ontbreken ervan; dat kan tot een herziene vraagstelling leiden, of tot alleen een herziene set alternatieven, of tot de vraag om het antwoord te motiveren (dat is bij keuzevragen niet gebruikelijk, maar kan in de onderwijs- en examensituatie natuurlijk prima in de vorm van een ook in te leveren ‘kladblaadje’ met toelichtingen en uitwerkingen).
Eerste indruk. Dit is toch wel heel teleurstellend. Wat wil de ontwerper van de vraag hiermee? Is het de bedoeling een seplletje te spelen met de deelnemers, ze te verleiden tot de gedachte dat alternatief a.) eigenlijk veel te simpel is, zodat het wel een van de twee andere zal zijn?
Ik mag toch aannemen dat dit gaat over het fenomeen 'golven in vloeistoffen,' daar weet ik weinig van behalve dat quizvragen erover bepaald niet zeldzaam zijn.
Een erstige ontwerpfout is toch wel dat de stam van de vraag het heeft over ‘zee’, zodat getijdenwerking direct relevant is. Maar kennelijk volgens de gegeven alternatieven niet.
Uit het eerste alternatief blijkt dat de vraag gaat over een opgeblazen ballon die niet is dichtgebonden, en dan wordt losgelaten. De informatie in de stam van de vraag dekt dus niet de bedoelde vraagstelling, dat is een gebrek.
Wat opvalt is dat de alternatieven weliswaar heel wat tekst bevatten, maar geen verklaring. Die ontbrekende verklaring is dan de achilleshiel in dit ontwerp: je wilt als ontwerper toch weten of de deelnemer het juiste alternatief op de juiste grond heeft gekozen. Of denkt de ontwerper dat je op basis van het juiste antwoord mag concluderen dat de betreffende deelnemer het juiste inzicht heeft?
In deze kleine reeks vragen 1 tot 4 komen een paar dingen steeds terug: het vragen naar wat er gebeurt als, dus een losse flodder als vraagstelling, en achterwege laten van een onderbouwing van het gegeven antwoord, waarbij dat achterwege laten een gemis is omdat de motivering niet in de altrenatieven voorkomt. Wat moeten we hiervan denken? Gaat de ontwerper uit van de filosofie dat wie vaak het goede antwoord weet aan te strepen, meestal ook wel de juiste motivering zou kunnen geven, als daarnaar zou worden gevraagd? Dat is toch interessant, want deze gevolgtrekking is niet zo vanzelfsprekend als het lijkt: het is bij natuurkundevragen een bekend fenomeen dat kandidaten er heel goed in kunnen slagen goede antwoorden te produceren, zonder de onderliggende natuurkunde te hebben begrepen. Dus deze manier van vragen is riskant. Daar komt nog bij dat het niet vragen naar motivatie van de gegeven antwoorden het verkeerde signaal afgeeft: als zou die motivatie er niet toe doen.
Eerste indruk: het is evident de bedoeling van de ontwerper van de vraag dat de deelnemer aan de hand van de gegeven alternatieven nagaat wat het beste antwoord lijkt. Heel irritant is dat deze tijden eerst nog vertaald moeten worden naar het aantal uren, dat lijkt gewoon pesterij, maar blijkt toch een functie te hebben.
Wat kan de bedoeling van de ontwerper zijn? In een poging om het antwoord te beredeneren ben ik verstrikt geraakt in het formuleren van een somreeks (dat was mijn eerste indruk van de opgave: het gaat om een somreeks. Dat is ok wel waar, maar voor een snelle oplossing, gegeven de alternatieven waartussen valt te kiezen, is het handiger om er een machtsfunctie in te zien). Dat is een typische beginnersfout, natuurlijk: ik had te weinig tijd genomen om het probleem even te laten bezinken, en was meteen maar aan het cijferen gegaan. Wat de wijze deelnemer doet is nagaan of dit een variant is op het schaakbord-probleem: de raadgever die zich laat belonen met korrels graan: op ieder volgend veld van een schaakbord twee keer zoveel graankorrels; te beginnen met 1 korrel op veld 1. Dan is zonder verdere poging tot berekenen een goede gok te maken. Wie toch wil berekenen, kan dat doen met een benaderende formule die tot een overschatting leidt, 424. Als dat in de orde van grootte van 10 miljard is, dan is a.) het juiste antwoord. Als je het niet meteen ziet, maak er dan 1612 van.
Bij de alternatieven is de bedoeling van de ontwerper kennelijk om een val op te zetten: het lijkt alsof alternatief b.) een factor twee verschilt van alternatief a.), maar de werkelijkheid is natuurlijk een heel andere (denk aan dat schaakbord: het 32e veld, of het 64e .... ). Ik vind dit geen strikvraag, omdat de deelnemer zich moet realiseren dat een of twee dagen staat voor 24 of 48 uur, niet 24 en 25 uur ..... . Dus wat zich bij eerste indruk liet aanzien als een pesterijtje, is functioneel. Maar goed, de opgave is zonder dat al moeilijk genoeg, de alternatieven hadden dus beter als aantallen uren gegeven kunnen worden.
In de echte versie van de quiz moeten de deelnemers in heel korte tijd een antwoord aanwijzen, en dan is het risico toch dat deze opgave reduceert tot een flauwe grap die met de deelnemers wordt uitgehaald. Mijns inziens moet de ontwerper die de ontwikkeling van machtsfuncties wil toetsen, waarbij de deelnemer een paar seconden tijd heeft om het probleem te begrijpen en op te lossen, een heel ander ontwerp maken. En dan zonder de opgave in de vorm van een idiote context-opgave te gieten, natuurlijk.
Raden is een obstakel bij deze vraag, tenzij blijkt dat ieder alternatief ongeveer eenderde van de stemmen trekt, dan weet je vrij zeker dat iedereen maar wat doet. Bij deze vraag zou je graag willen dat iedereen het kladpapier inlevert, om te kunnen zien hoe het antwoord is beredeneerd, of welke pogingen er zijn gedaan.
Ik kan hier weinig mee. Melk is vet, dus het zal wel de smeerolie zijn. Wat wol hier doet, is mij een raadsel. Is het een grondstof? Trouwens, is smeerolie een grondstof? Wat is eigenlijk een grondstof? Een grondstof is ruw, onbewerkt materiaal met betrekking tot hetgeen eruit vervaardigd kan worden. In deze zin is cement een grondstof voor beton, wol voor een trui, melk voor melkpoeder, en smeerolie zou dan een grondstof moeten zijn voor dingen die smeerolie nodig hebben om te kunnen functioneren. OK.
Voorzover ik nu kan overzien, is dit een wonderlijke vraag, triviant.
Eerste indruk: de alternatieven verschillen in mate van technische ontwikkeling, zeg maar, maar dat staat los van wat de Neanderthaler dagelijks met zich meesjouwt. Gokje: waarschijnlijk kenden ze nog geen pijl en boog.
He is mij een raadsel wat de ontwerper hier wil weten over de historische kennis van de deelnemers.
Eerste indruk: Wil de ontwerper echt weten of de deelnemer beseft dat het bewaren van bestanden in RAM een kwestie is van schakelen van geheugelenelementen (transistoren)? Ik begrijp dit niet echt. De dubbelzinnigheid van wat 'een klein beetje' dan wel mag zijn, helpt niet echt, zeker niet in combinatie met de suggestie in de stam van de vraag dat het gaat om het moment van opslaan zelf, dus niet van het opgeslagen zijn: er is energie voor nodig, de stick wordt iets warmer. Dit is niet goed. Naar mijn gevoel is deze vraag liefdeloos en gemakzuchtig ontworpen, en dat is niet de eerste keer in deze quiz.
Eerste indruk: de eerste twee alternatieven zijn gemakzuchtig, het derde is interessant geformuleerd, dat zal wel het juiste antwoord zijn.
Het probleem met alternatief c.) is natuurlijk dat lichaamsbouw en lengte niet onafhankelijk van elkaar zijn. Ergo: alles dat van lichaamsbouw afhangt, hangt mede van lengte af. Ik kan dit alles niet echt serieus nemen.
Eerste indruk: aan schommelen had ik niet gedacht, dat zal dan wel het goede antwoord zijn. Maar waar gaat dit over, is dit wetenschap? Past dit in een wetenschapsquiz? Let wel: het is een feitelijke vraag, dus een verklaring waarom een spin doet wat hij doet, is niet echt nodig, het feit is het bewijs.
Eerste indruk: met permissie, wat een onzin. Weg ermee.
Ik kan het wel uitleggen waarom deze vraag ondeugdelijk is: alles hangt hier af van de betekenis die de ontwerper aan de vraag en de antwoorden geeft, een betekenis die hij of zij niet laat doorschemeren in de tekst van de vraag en de alternatieven. Te subjectief dus. Totdat het tegendeel aannemelijk is gemaakt. Ik ben benieuwd.
Eerste indruk: het gaat dus om de belasting van de motor. Zeg dat dan ook in de stam van de vraag. Dan kunnen de aangeboden alternatieven meteen korter.
Ook hier weer het probleem dat de redengeving ontbreekt. Het ontwerp van de vraag moet dus anders. Iets met druk voor en achter de schoepen, en hoe zich dat verhoudt tot de weerstand die de motor moet overwinnen. Is dit natuurkundig interessant, dan?
Eerste indruk: deze alternatieven helpen niet echt. Volgens mij zijn dit geen verklaringen voor het gaan bloeden uit vele lichaamsopeningen. Waar gaat dit over? Het quizgehalte wordt steeds hoger, ten koste van het wetenschappelijke gehalte.
Eerste indruk. Ik vind dit een misplaatste vraag, dit gaat over de schreef. Inhoudelijk lijkt het me een onzinnige vraag, of ik moet iets verschrikkelijk verkeerd begrijpen.
Dit gaat me toch wel heel erg tegenstaan. Wordt dit de laatste wetenschapsquiz die ik analyseer?
Deze quiz is toch wel een enorme teleurstelling. Waarom is de quiz zo verklunst? Gaat het alleen nog maar om de media-happening, niet meer om de inhoud? Kom op, NWO.
De uitzending gezien, chaotisch. Ik lopp de vragen even snel langs.
Ben Wilbrink (1983/2006) Toetsvragen schrijven / Toetsvragen ontwerpen. Oorspronkelijke uitgave als Aula 809, het Spectrum pdf 1.4Mb. Herziening in 2006, hoofdstuksgewijs hoofdstuk 1 etc.
Zie Toetsvragen ontwerpen 2006 voor verwijzingen naar de literatuur, voor veel titels zijn daar op het www beschikbare bronnen gegeven.
Zie ook de bespreking van de ontwerpkwaliteit van de vragen in de Nationale Wetenschapsquiz
1994,
1995,
2005,
2006,
2007,
2008.
Zie ook de bespreking van de ontwerpkwaliteit van de vragen in De Grote Geschiedenis Quiz 2006 (site).
En ggq ’07,
ggq ’08, ggq ’09
Zie ook de bespreking van de ontwerpkwaliteit van de vragen in de Nationale Rekentoets 2006, 2007.
Zie ook de bespreking van de ontwerpkwaliteit van enkele vragen in de Cito Eindtoets Basisonderwijs 2009, vanuit de vraag of toetsslimheid de leerling een voordeeltje geeft html.
NWO site met de vragen van de Wetenschapsquiz vanaf 1994.
NWO site met de vragen van de Wetenschapsquiz Junior vanaf 1994.
VPRO site voor de Wetenschapsquiz.
Discussieforum De Nationale Wetenschapsquiz http://wetenschapsquiz.punt.nl/
Physics 2000 site, een site met interactieve natuurkundige experimenten, en met een missie statement.
Wetenschapsforum.nl http://www.wetenschapsforum.nl/
http://www.vpro.nl/programma/nwq/artikelen/25671964/
http://www.benwilbrink.nl/projecten/wetenschapsquiz2009.htm