Afbeelding: Anneke Huisman & Johan Koppenol (1991). Daer compt de Lotery met trommels en trompetten! Loterijen in de Nederlanden tot 1726. Uitgeverij Verloren
Vooraf, bw
Omdat de persoon en het karakter van Ger Klein zo bepalend zijn geweest, zou het goed zijn dit lange interview in zijn geheel te lezen (maar ik moet het toch heel sterk inkorten, de passages over numerus fixus zijn relatief kort; voor de volledige tekt: mail mij), hoewel de passages over de loting voor numerus fixusstudies relatief kort zijn. Maar vergis u niet: "De verdediging van de ongewogen loting, die hij niet door de kamer kreeg, beschouwt Klein als zijn meesterstuk." Klein: "In de memorie van antwoord [https://zoek.officielebekendmakingen.nl/0000201399], een mooi stukje werk met uitvindersachtige elementen, toon ik stap voor stap aan dat er geen toelaatbare criteria bestaan voor een gewogen loting."
Ik heb Ger Klein nooit ontmoet, wel in de 90er jaren nog een opgewekt telefoongesprek met hem gehad. Ger Klein zat als Nieuw Linkser in het bestuur van de PvdA toen Den Uyl zijn eerste kabinet moest formeren. In dat bestuur zat ook Kees Kolthoff, ook Nieuw Links, en hoofd van het Centrum voor Onderzoek van het Wetenschappelijk Onderwijs, aan de Uva (mijn werkplek ook); Kolthoff zou al rap een vrijgevallen plaats in de Tweede Kamer vullen en als woordvoerder optreden in het numerus fuxusdebat.
U ziet, er waren een aantal mensen op het juiste moment op de juiste plaats om ons land te behoeden voor de gekte die onderwijsstelsels overal elders plaagt, en tegenwoordig ook weer ons eigen stelsel: eindeloos selecteren voor het hoger onderwijs. Geld over de balk smijten, zeggen we in Muiden, waar ik in 1975 ging wonen.
O, sorry, geld was niet het argument van Ger Klein, ethiek was dat wel. Eerlijke kansen, daar ging het hem om.
(....)
Als kleine jongen was ik een straatvechtertje. Dat kwam van pas bij bijeenkomsten met studenten en hoogleraren. Heerlijk, dan kon ik er lekker tegenaan. Laat ze maar komen, een judo-achtige benadering.' (....)
Op het departement of voor een zaal met joelende studenten was u zeer overtuigend en kon u vaak met humor de zaak naar uw hand zetten. In de Tweede Kamer was u daarvoor soms te gespannen.
'Klopt,' zegt hij met een langgerekte o. 'Omdat ik daar ondergeschikte was. Ik zag het parlement als hoogste instantie. Dat hebben niet veel bewindslieden. Mijne dames en heren: hier sta ik. Had u wat anders gewild? Zo is de verhouding. Voor mij betekent dat plooibaar zijn,' zegt Klein die niet snel voor een gat te vangen was. Na een nederlaag in de kamer zei hij op een vraag van een tv-verslaggever hoe hij zich voelde: 'Gelijk hebben en het ook nog willen krijgen duidt op gulzigheid.' (....)
De verdediging van de ongewogen loting, die hij niet door de kamer kreeg, beschouwt Klein als zijn meesterstuk. De numerus fixus voor studierichtingen met te weinig plaatsen was ingesteld door De Brauw. Scholieren die met gemiddeld 7,5 of hoger waren geslaagd, werden automatisch toegelaten, alle anderen moesten loten. Daar wilde Klein vanaf, hij wilde een ongewogen loting voor iedereen. 'In de memorie van antwoord [https://zoek.officielebekendmakingen.nl/0000201399], een mooi stukje werk met uitvindersachtige elementen, toon ik stap voor stap aan dat er geen toelaatbare criteria bestaan voor een gewogen loting. Mensen die de cijfers van het middelbaar onderwijs als criterium nemen, moeten zich wel realiseren dat alleen de heel goeien zich kunnen veroorloven zesjes te halen, zoals mijn goeie vriend Cor Haas ooit stelde. Leeftijd is een veel belangrijker criterium dan studieresultaten op de middelbare school. Je haalt onder moeilijke omstandigheden op 17-jarige leeftijd gemiddeld een zeven, maar je wordt beoordeeld naar de resultaten van de zeventjes in het verleden en krijgt daarom een kleinere kans. Je beschadigt individuen en je bevoordeelt andere individuen. Zoals iemand die op 22-jarige leeftijd met gemiddeld 8,5 de middelbare school heeft afgemaakt. Ja, kunst.'
HET GROOTSTE BEZWAAR tegen gewogen loting, waarbij de kans om ingeloot te worden toeneemt naarmate het gemiddelde cijfer op het vwo-examen hoger is, vindt Klein het categoriaal denken. 'We kijken wat de categorie zes en een halven in het ver-leden aan studieprestaties heeft geleverd en daaruit trekken we conclusies voor iedereen met een zes en een half. Als je een beetje individueel denkt - met name u, mevrouw Ginjaar van de VVD - dan moet je hier toch mordicus tegen zijn? Het is een verschrikkelijke vorm van categoriaal denken.'
Hij staat op, kijkt uitdagend en krabt woest achter zijn oor. 'Mevrouw Ginjaar had het er maar over dat ik niet precies wist hoeveel eerstejaarsinschrijvingen er zouden zijn en dat daarom het beleid niet kon. Mevrouw Ginjaar, zei ik, u haalt nauwkeurigheid en betrouwbaarheid door elkaar. Als u morgenochtend onder de douche staat en u vergeet de koudwaterkraan open te draaien, gaat u dan eerst de temperatuur van het water nauwkeurig tot op de derde decimaal meten voordat u tot uw beleid komt, namelijk de koudwaterkraan opendraaien? Of er nou honderd eerstejaars meer of minder zijn maakt geen barst uit voor het beleid. Het beleid is: reduceren.'
Al die argumenten mochten niet helpen. Wat ze in hun kop hebben, krijg je niet in hun achterste,' stelt Klein vast. De automatische toelating wèrd afgeschaft, maar daarvoor in de plaats kwam de gewogen loting waarbij de boven-achten zó veel kans hadden dat het bijna neerkwam op automatische toelating.
http://www.benwilbrink.nl/projecten/loten_nf_Klein_1994.htm