Rekenproject: Promotieonderzoek

Ben Wilbrink


Rekenproject. Over proefschriften rekenonderwijs enz.

Ben Wilbrink

rekenproject thuis
rekendidactiek
    bibliografiebiografie
    relevant empirisch onderzoek
        Hickendorff 2011
        promotieonderzoek
        in Pedagogische Studiënin Educational Studies in Mathematics
        PISA-onderzoekTIMSS-onderzoek
        MORE-onderzoek
    positionering Freudenthal-gr vs overige onderzoekers
rekendidactiek
    bibliografiebiografie
    relevant empirisch onderzoek
        promotieonderzoek
        MORE-onderzoek
    andere rekenactiviteiten in Nederland naast die van de Freudenthal-groep




Over het beoordelen van proefschriften bestaat natuurlijk ook enige literatuur, bijvoorbeeld een themanummer van International Journal of Educational Research met onderzoek over de boordeling van Australische proefschriften. Waar het mij om gaat is evenwel iets anders: de aard en positie van het promotieonderzoek in het netwerk van het realistisch rekenen (en wiskunde), vergeleken met promotieonderzoek dat volgens de academische regels van deze kunst is gedaan. Een uitgangsstelling zou kunnen zijn dat deze specifieke groep promotieonderzoeken van ‘realistische’ huize geen empirisch toetsende onderzoeken zijn, waar ze dat wel had moeten zijn (omdat het geen analytisch onderzoek is). Zou het niet gewoon kunnen gaan om beschrijvend onderzoek? Nee, ik denk dat ik dat kan uitsluiten, omdat ook onder die noemer de eis is dat het beschrijven academisch riskant moet zijn, dus op basis van een deugdelijk theoretisch kader waaruit is afgeleid welke hypothesen het onderzoek gaat toetsen aan de hand van de te verzamelen gegevens. Wanneer een onderzoek alleen maar een kijkoperatie is, wat op zijn minst bij een reeks van deze promotieonderzoeken het geval is, gezien de geformuleerde onderzoekvraagstellingen (zie bv. het door NWO gesubsidieerde promotieonderzoek van Van Nes (2009) hier), dan mag het best onderzoek heten, maar geen wetenschappelijk onderzoek. Dat is ongeveer de demarcatie waar het om gaat. Is dat academische fijnslijperij? Nee, want kijkoperaties in het onderwijs, zonder toetsbaar theoretisch kader, leiden niet tot wetenschappelijke kennis.


Paul Drijvers (Editor) (2004). Classroom-based Research in Mathematics Education. Overview of doctoral research published by the Freudenthal Institute 2001-2004. FI.isbn 907468422X

  1. Introduction - Koeno Gravemeijer 5-8
  2. Jumping ahead - Julie Menne 9-24
  3. Teaching formal mathematics in primary schools - Ronald Keijzer 25-34
  4. If you know what I mean - Corine van den Boer 35-46
  5. Reinvention of early algebra - Barbara van Amerom 47-60
  6. Design research in statistics education - Arthur Bakker 61-82
  7. Learning algebra in a computer algebra environment - Paul Drijvers 83-104
  8. A Gateway to Numeracy - Mieke van Groenestijn 105-122

Louise Morley (2004). Interrogating doctoral assessment (editorial). International Journal of Educational Research, 41, 91-97.

Allyson Holbrook, Sid Bourke, Terence Lovat, Kerry Dally (2004). Investigating PhD thesis examination reports. International Journal of Educational Research, 41, 98-120. abstract

Margaret Kiley & Gerry Mullins (2004). Examiningthe examiners: How inexperienced examiners approach the assessment of research theses. International Journal of Educational Research, 41, 121-135. abstract

Kerry Dally, Allyson Holbrook, Anne Graham, Miranda Lawry (2004). The processes and parameters of Fine Art PhD examination. International Journal of Educational Research, 41, 136-162. abstract

Terence Lovat, Melissa Monfries & KellieMorrison (2004). Ways of knowing and power discourse in doctoral examination. International Journal of Educational Research, 41, 163-177. abstract

Sid Bourke, John Hattie & Lorin Anderson (2004). Predicting examiner recommendations on Ph.D. theses. International Journal of Educational Research, 41, 178-194. abstract

Sandra Schruijer (2013). Venalisme. Over de perverse consequenties van outputfinanciering in het hoger onderwijs. De Psycholoog, juli-augustus, 34-42.

Volgens Sandra Schruijer werkt het huidige systeem van outputfinanciering bij goedkeuring van dissertaties omkoopbaarheid (venalisme) in de hand. Schruijer illustreert dit aan de hand van een eigen ervaring. Een uniek geval of doorstaan er vaker dubieuze manuscripten de academische proeve van bekwaamheid? Willem van der Does, Wouter van Joolingen, Maurits van der Molen en Rolf Zwaan reageren

lead blz. 34. Dit is een artikel in de rubriek Forum



Fred Goffree (2002). Wiskundedidactiek in Nederland. Een halve eeuw onderzoek. Nieuw Archief voor Wiskunde 5/3 nr 3 september, 233-243. pdf

Fred Goffree (2002). Wiskundedidactiek in Nederland. De opbrengst. Nieuw Archief voor Wiskunde 5/3 nr 4 december, 333-345. pdf


Proefschriften rekenonderwijs enz.


H. Mooy (1948). Over de didactiek van de meetkunde benevens benaderingsconstructies van een hoek in gelijke delen.

Het doel is daar het verbeteren van leerprestaties voor meetkunde na te gaan bij leerlingen van het gymnasium in de eerste klasse door zogenaamde leergesprekken. Doordat protokollen zowel over de klassikale lessen als over de leergesprekken geheel ontbreken, is het moeilijk na te gaan of de klassikale les aan de verschillende groepen gegeven dezelfde is geweest.

Van Hiele-Geldof, 1957, blz. 2

Van Hiele-Geldof somt nog meer bezwaren tegen de opzet van Mooij op: zo gaat het om drie klassen, die van verschillende docenten les kregen, en ontbreekt een controlegroep.



D. van Hiele-Geldof (1957). De didaktiek van de meetkunde in de eerste klas van het V.H.M.O. Proefschrift. Ook in handelseditie uitgegeven door de samenwerkende uitgevers: Meulenhoff/Muusses/Erven Noordhoff/Nijgh & Van Ditmar/Struy, Van Mantgem & Van der Does.



P. M. van Hiele (1957). De problematiek van het inzicht gedemonstreerd aan het inzicht van schoolkinderen in meetkunde-leerstof. Proefschrift RU Utrecht. Promotor: H. Freudenthal.

Dit is een vermaard proefschrift, omdat er zo vaak naar is en wordt verwezen. Maar zijn die verwijzingen terecht, of berusten ze op oppervlakkige associaties met het idee van niveaus in leerprocessen?

Pierre van Hiele heeft vele artikelen geschreven over zijn niveaus, o.a.

Voor annotaties bij zijn proefschrift, zie ../literature/hiele.htm#diss en geen_empirisch_onderzoek.htm#Hiele



A. Leen (1961). De ontwikkeling van het rekenonderwijs op de lagere school in de 19e en het begin van de 20ste eeuw. Wolters. Proefschrift Vrije Universiteit.



W. J. Brandenburg (1968). Modernisering van het wiskunde-onderwijs. Wolters-Noordhoff.



Harry Stroomberg (1977). Communale rekendoelen: een empirisch onderzoek naar doelstellingen van het rekenonderwijs. proefschrift. [nog niet gezien] [In het kader van het Innovatieproject Amsterdam is er door Stroomberg R.I.T.P. het nodige opgeschreven over rekenonderwijs en toetsen, in interne notities. Zijn die nu allemaal verdwenen? Zou hij in zijn proefschrift een handzame samenvatting van al dat werk hebben meegenomen?]



Miriam Wolters (1978). Van rekenen naar algebra. Een ontwikkelingspsychologische analyse. R.U. Utrecht proefschrift.

De korte doch heldere discussies die ik met prof. dr. H. Freudenthal heb mogen voeren naar aanleiding van het manuscript hebben mij meer inzicht gegeven in de stokpaardjes van Davydov als het over wiskundige zaken gaat en in de wiskundige kant van het redactierekenen.

p. 9

Op deze wijze is uit oude en recente literatuur, onderzoek en ontelbare gesprekken [o.a. samen met Jo Nelissen, b.w.] een proefschrift ontstaan dat aangeeft in welke richting get rekenonderwijs moet verandreen om algebra-onderwijs te worden.

p. 9

Zie voor citaten uit de samenvatting algebra.htm#Miriam



A. Treffers (1978). Wiskobas doelgericht. Een metode van doelbeschrijving van het wiskundeonderwijs volgens wiskobas.. Instituut voor Ontwikkeling van het Wiskunde Onderwijs. geen isbn



Fred Goffree (1979). Leren onderwijzen met Wiskobas. Onderwijsontwikkelingsonderzoek 'Wiskunde en Didaktiek' op de pedagogische akademie. Proefschrift Rijksuniversiteit Utrecht/IOWO.



J. van Dormolen (1982). Aandachtspunten. De a priori analyse van leerteksten voor wiskunde bij het voortgezet onderwijs. [nog niet gezien]



F. Korthagen (1983). Leren reflecteren als basis van de lerarenopleiding. Een model voor de opleiding van leraren, in het bijzonder wiskundeleraren. [nog niet gezien]



H. Krammer (1984). Leerboek en leraar. Een proces-product-onderzoek in 50 klassen op havo en vwo naar verbanden tussen leerboekkenmerken, onderwijsactiviteiten en leerresultaten voor wiskunde. Proefschrift Technische Hogeschool Twente. Stichting voor Onderzoek van het Onderwijs. SVO-reeks 82.



Anne van Streun (1985). Heuristisch wiskundeonderwijs. Verslag van een onderwijsexperiment. zie hier voor de samenvatting van het proefschrift.

R. A. de Jong (1986). Wiskobas in methoden. Vernieuwing van reken/wiskundemethoden voor het Nederlandse basisonderwijs (1965-1985). Vakgroep Onderzoek Wiskundeonderwijs en Onderwijscomputercentrum, Rijksuniversiteit Utrecht. Proefschrift Rijksuniversiteit Utrecht.



J. de Lange (1987). Mathematics, insight and meaning. Teaching, learning and testing of mathematics for the life and social sciences.

J. M. C. Nelissen (1987). Kinderen leren wiskunde. Een studie over constructie en reflectie in het basisonderwijs. Gorinchem: De Ruiter. [nog niet gezien]

H. W. A. M. Coonen (1987). De opleiding van leraren basisonderwijs. Een studie van ontwikkelingen in de theorie en praktijk van het opleidingsonderwijs. KPC. <



L. Streefland (1988). Realistisch breukenonderwijs. Vakgroep Onderzoek Wiskundeonderwijs en Onderwijscomputercentrum, Rijksuniversiteit Utrecht. Proefschrift Rijksuniversiteit Utrecht.



E. G. Harskamp (1988). Rekenmethoden op de proef gesteld. Proefschrift Rijksuniversiteit Groningen. RION. (Voor annotaties zie projecten/rr_omdraaiing.htm#Harskamp1, projecten/rr_omdraaiing.htm#Harskamp2, projecten/rr_omdraaiing.htm#Harskamp3.



J. van den Brink (1989). Realistisch rekenonderwijs aan jonge kinderen. Vakgroep OW&OC, RU Utrecht.


S. Kemme (1990). Uitleggen van wiskunde. [nog niet gezien]

Rijkje Dekker (1991). Wiskunde leren in kleine heterogene groepen. [nog niet gezien]



=F. S. J. Riemersma (1991). Leren oplossen van wiskundige problemen in het voortgezet onderwijs. Proefschrift Universiteit van Amsterdam. Amsterdam: Stichting Kohnstamm Fonds voor Onderwijsresearch. isbn 9068133063



Gerard van Essen (1991). Heuristics and arithmetic word problems : the effects of instructing heuristic strategies upon the ability of elementary school children to solve arithmetic word problems. Dissertation University of Amsterdam.



M. K. van der Heijden (1993). Consistentie van aanpakgedrag. Een procesdiagnostisch onderzoek naar acht aspecten van hoofdrekenen. ProefschriftLeiden. Handelseditie: Swets & Zeitlinger. pdf van Voorwoord - Inhoud - Samenvatting - 8.Discussie en conclusies - 9.Epiloog, pdf summary



K. Gravemeijer (1994). Developing realistic mathematics education. Freudenthal Institute. isbn 9073346223 (handelseditie)




T. F. W. P. Willemsen (1994). Remediële rekenprogramma’s voor de basisschool: Een effectstudie. Proefschrift Rijksuniversiteit Groningen.




Jacob C. Perrenet (1995). Leren probleemoplossen in het wiskunde-onderwijs: samen of alleen. Onderzoek van wiskunde leren bij 12- tot 16-jarigen. Universiteit van Amsterdam. [nog niet gezien]



M. van den Heuvel-Panhuizen (1996). Assessment and realistic mathematics education. CDβ Press. [online beschikbaar]



H.A.A. van Eerde (1996). Kwantiwijzer. Diagnostiek in rekenwiskundeonderwijs. proefschrift. Zwijsen.



Harriet Johanna Vermeer (1997). Sixth-Grade Studnets’ Mathematical Problem-Solving Behavior: Motivational Variables and Gender Differences. Dissertation Leiden University. pdf 1 Mb



Berend P. Stellingwerf (1997). Learning the rules of the game. Strategies in teaching arithmetic word problem solving. Proefschrift Nijmegen.


Geeft natuurlijk een literatuuroverzicht, waar ik een paar titels uit heb genoteerd. Gericht op leerlingen met leerproblemen. Wat me niet bevalt aan dit onderzoek: ongeveer alles gebruikt woordproblemen (redactierekenen) met Marie die drie appels heeft en Piet die er vier heeft enzovoort en zo verder. Dat soort redactiesommen moet gewoon weg, maar dat is niet de stelling van dit proefschrift. Het kan natuurlijk wel nuttig zijn onderzocht te zien waar leerlingen zelfs bij deze eenvoudige opgaven over struikelen, dat geef ik toe. Het gaat ook niet om redactierekenen als eindstadium, maar juist als stap om leerlingen tot het begrijpen van abstracte sommen te brengen. Ook onderzocht: “het effect van semantische en niet-semantische structuurkenmerken van redactieopgaven” (maar dit verwijst naar onderzoek van De Corte en Verschaffel, daar kan ik het maar beter bij houden)



A. S. Klein (1998). Flexibilization of mental arithmetic strategies on a different knowledge base. The Empty Numberline in a Realistic versus Gradual Program Design. Freudenthal Instituut.



Arnoud Verdwaald (1998). Relational transformations in the process of discourse representation of simple word problems. Dissertation Catholic University of Nijmegen. info


Highly relevant research. [I have seen the dissertation, copied it, I have yet to study it thoroughly; no online version available?]



J. H. F. M. Klep (1998). Arithmeticus. Simulatie van wiskundige bekwaamheid. Computerprogramma’s voor het generatief en adaptief plannen van inzichtelijk oefenen in het reken-wiskundeonderwijs. Zwijsen. Proefschrift.



E. W. A. de Moor (1999). Van vormleer naar realistische meetkunde. Een historisch-didactisch onderzoek van het meetkundeonderwijs aan kinderen van vier tot veertien jaar in Nederland gedurende de negentiende en twintigste eeuw. CD beta Press. Proefschrift Universiteit Utrecht.



Taatgen, N. A. (1999). Learning without limits: from problem solving toward a unified theory of learning. Doctoral Dissertation, University of Groningen, The Netherlands. abstract

B. Zwaneveld (1999). Kennisgrafen in het wiskundeonderwijs. [nog niet gezien]

Annemie Desoete (2001). Off-line metacognition in children with mathematics learning.pdf [Nog niet ingekeken]

J. J. M. Menne (2001). Met sprongen vooruit. Een productief oefenprogramma voor zwakke rekenaars in het getallengebied tot 100 - een onderwijsexperiment. Freudenthal Instituut. isbn 9073346460



Mieke van Groenestijn (2002). A gateway to numeracy. A study of numeracy in adult basic education. CD-β Press.

Carpet tiles are ideal materials for contexts. They cab be used for learning multiplication strategies but also, of course, for learning about areas and perimeters. All kinds of exercises can be done with actual tiles. Carpet tiles are available in diffeent sizes and prices and can often be purchased at local stores, often very cheaply. They are ideal instruction materials to practice learning for doing.

Zomaar een stukje tekst waar mijn oog op viel: blz. 353. De tekst gaat zo nog een eind door. Jazeker, ook nog een plaatje erbij!

En waarom moet het weer zo nodig in onbegrijpelijk Engels? Groenestijn gebruikt zelfs stapels kratten Bavaria als context (blz. 99). Waar zijn we nu helemaal mee bezig?

Van een aantal dissertaties uit de Freudenthal-groep over realistisch reken- en wiskundeonderwijs — Menne, Keijzer, van den Boer, van Ameron, Bakker, Drijvers en Van Groenestijn — zijn samenvattingen bijeengebracht door Koeno Gravemeijer in een boekje waarvan ik niet kan achterhalen wat het precies voorstelt, maar ik heb een versie op www gevonden: html

bewaard als "6 Design Research In Statistics Education"



Evertje Helena Kroesbergen (2002). Mathematics education for low-achieving students. Effects of different instructional principles on multiplication learning. Dissertation Universiteit Utrecht. pdf (niet genoemd in rapport-Lenstra, wel een later onderzoek samen met Van Luit en Maas, 2004, abstract)



Ivanka van Dijk (2002). The learner as designer: Processes and effects of an experimental programme in modelling in primary mathematics education. Proefschrift Vrije Universiteit.



B.A. van Amerom (2002). Reinvention of early algebra. Developmental research on the transition from arithmetic to algebra. Freudenthal Institute. [nog niet gezien]



Pauline Vos (2002). Like an ocean liner changing course: the grade 8 mathematics curriculum in the Netherlands, 1995-2000. Twente University Press. 18 Mb pdf



C.J.E.M. van den Boer (2003). Als je begrijpt wat ik bedoel. Een zoektocht naar verklaringen voor achterblijvende prestaties van allochtone leerlingen in het wiskundeonderwijs. Ook verschenen als proefschrift Utrecht. FI. isbn 9073346541



Bauke F. Milo (2003). Mathematics instruction for special-needs students. Effects of instructional variants in addition and subtraction up to 100. Proefschrit Leiden.



P. H. M. Drijvers (2003). Learning algebra in a computer algebra environment. Universiteit Utrecht. CD-β Press.



R. Keijzer (2003). Teaching formal mathematics in primary education. Fraction learning as mathematising process. Vrije Universiteit van Amsterdam. [wel gezien, eerst het proefschrift van Bruin-Muurling maar eens bestuderen]



Corine J. E. M. van den Boer (2003). Als je begrijpt wat ik bedoel. Een zoektocht naar verklaringen voor achterblijvende prestaties van allochtone leerlingen in het wiskundeonderwijs. CD-β Press. pdf

Dekker, R. (2003). Boekbespreking [Dissertatie P. Vos]. Nieuwe Wiskrant, 22(4), 20.



A. Bakker (2004). Design research in statistics education. On symbolizing and computer tools. Universiteit Utrecht. CD-β Press.



Rudolf Timmermans (2005). Addition and subtraction strategies: assessment and instruction. Proefschrift Radboud Universiteit Nijmegen, 2005. pdf van de samenvatting (Nederlands).



L. M. Doorman (2005). Modelling motion: from trace graphs to instantaneous change. Universiteit Utrecht. CD-β Press. pdf



Joanneke Prenger (2006). Taal telt! Een onderzoek naar de rol van taalvaardigheid en tekstbegrip in het realistisch wiskundeonderwijs. Proefschrift.



Iris van Gulik-Gulikers (2006). Meetkunde opnieuw uitgevonden; een studie naar de waarde en toepassing van de geschiedenis van de meetkunde in het wiskundeonderwijs. Proefschrift.



Sacha la Bastide-van Gemert (2006). “Elke positieve actie begint met critiek” Hans Freudenthal en de didactiek van de wiskunde. Proefschrift Groningen pdf



Monique Pijls (2007?). Collaborative mathematical investigation with the computer: learning materials and teacher help. proefschrift.



Kees Buijs (2008). Leren vermenigvuldigen met meercijferige getallen. Proefschrift. download pdf



Willy Oonk (2009). Theory-enriched practical knowledge in mathematics teacher education. Proefschrift Universiteit Leiden. ICLON isbn 9789080472297 (cd-rom met bijlagen) (promotoren: Verloop en Gravemeijer). pdf



Fenna Tinia van Nes (2009). Young Children’ Spatial Structuring Ability and Emerging Number Sense. Proefschrift Utrecht. FI. Promotoren: J. de Lange & E. H. F. de Haan. Co-promotoren: L. M. Doorman, H. A. A. van Eerde & J. Nelissen. (Met Nederlandse samenvatting)

G. Bruin-Muurling (2010). The development of proficiency in the fraction domain. Affordances and constraints in the curriculum. Technische Universiteit Eindhoven. abstract [de volledige tekst is (nog?) niet online beschikbaar]


Angeliki Kolovou (2011). Mathematical Problem Solving in Primary School. Proefschrift Universiteit Utrecht. Fisme. isbn 9789073346727 pdf

Sanne van der Ven (7 juli 2011). The structure of executive functions and relations with early math learning. Universiteit Utrecht. Igitur, pdf

Ik heb de Nederlandse samenvatting gelezen: dit lijkt mij een degelijk onderzoek, deugdelijk theoretisch kader. Het onderzoek vindt plaats met leerlingen in groep drie en vier, die rekenonderwijs krijgen van realistische snit. Het onderzoek zegt dus ook iets over dat realistiche rekenonderwijs, maar dat gebeurt als een zijlijn, en ik heb de indruk dat Van der Ven wijselijk geen uitspraken doet die voor de Freudenthal-groep provocerend zouden kunnen zijn. Ik ben werkelijk heel benieuwd naar dit onderzoek, en zal op korte termijn de volledige tekst moeten bestuderen.

Marian Hickendorff (25 oktober 2011). Explanatory latent variable modeling of mathematical ability in primary school. Crossing the border between psychometrics and psychology. Proefschrift Universiteit Leiden, eigen uitgave. download


Het proefschrift is grotendeels een bundeling van verschenen en aangeboden artikelen. Vooral die laatste categorie wekt mijn nieuwsgierigheid. De eerste categorie: het zijn artikelen in top-tijdschriften, compact geschreven, hartstikke relevant voor de rekendiscussie. N.a.v. de 2009-publicatie in Psychometrika hebben Treffers en Van den Heuvel-Panhuizen gereageerd, waarop Marian en haar co-auteurs een dupliek schreven. Marian kreeg eerder al de promovendi-prijs.



Christian Bokhove (12 december 2011). Use of ICT for acquiring, practicing and assessing algebraic expertise. Proefschrift Universiteit Utrecht. pdf van het hele proefschrift hier ophalen [NB: de foute formules op p. 98 en 144 (wortel u moet wortel nu zijn) zijn opgenomen in de errata]


Voor uitvoerige aantekeningen bij dit proefschrift: zie benwilbrink.nl/literature/bokhove2011.htm.



Irene van Stiphout (15-12-2011). The development of algebraic proficiency. Technische Universiteit Eindhoven. pdf



Jean-Marie Kraemer (20-12-2011). Oplossingsmethoden voor aftrekken tot 100. Technische Universiteit Eindhoven. pdf

  • CV: onderwijzer (1968), studie onderwijskunde Leiden, medewerker van Grandia in Rotterdam (daar ontmoet hij Gravemeijer), medewerker Cito (o.a. PPON medio groep 5)



    Gerrit Roorda (9-3-2012). Ontwikkeling in verandering. Ontwikkeling van wiskundige bekwaamheid van leerlingen met betrekking tot het concept afgeleide. Rijksuniversiteit Groningen.


    Roorda is wiskundige, leraar wiskunde geweest, en lerarenopleider nu. Het proefschrift is een soort micro-onderzoek naar het leren en kunnen toepassen van het begrip afgeleide. Mijn hoop is dat het geen stuurloos ontwikkelingsonderzoek is, een hoop die is gebaseerd op zijn hoofdstuk 2, het theoretisch kader. Ik kom daar weliswaar zaken tegen die ik herken uit werk van Van Streun en die op mij wonderlijk en irrelevant overkomen, maar Roorda heeft zich mogelijk breed genoeg georiënteerd in de psychologie. Ik ben dus wel benieuwd, maar ja, het is een fors proefschrift en zal dus enige leestijd vergen. Ik ben ook benieuwd naar de uitwerking van wat nu ‘wiskundige bekwaamheid’ is.



    Jos Tolboom (2012). The potential of a classroom network to support teacher feedback. A study in statistics education. Proefschrift Rijksuniversiteit Groningen. pdf



    Greet Peters (einddatum: 2012). Het gebruik van de indirecte optelstrategie door kinderen. Katholieke Universiteit Leuven web



    S. Abrantes Garcez Palha (2013). Shift-problem lessons: Fostering mathematical reasoning in regular classrooms. Proefschrift FMG UvA. hoofdstuk 1 en 5 online



    Tinne Dewolf (einddatum: 2014). Upper elementary school children’s realistic considerations when solving mathematical application problems. Katholieke Universiteit Leuven. web

    Empirisch onderzoek zoals dat veertig jaar geleden door het IOWO gedaan had moeten worden. Ik heb hier hoge verwachtingen van. In de korte beschrijving van Dewolf geeft de eerste zin de bite van dit onderzoek weer.

    Research shows that primary school pupils tend to exclude realistic considerations when solving mathematical word problems. The purpose of my PhD is to examine the beliefs and expectations of pupils (and teachers) when they solve mathematical word problems in the mathematics class. I will also examine which interventions increase pupils’ realistic considerations (e.g., presenting word problems in a different context, accompanying problems with illustrations)



    Helen C. Reed (30 juni 2014). Mathematical Thinking, Learning and Performance. Insights and Interventions for Primary and Secondary Education. Vrije Universiteit. isbn 9789462591868 http://dare.ubvu.vu.nl/handle/1871/51328.



    Magda Praet (9 juli 2014). Driving Forces behind Arithmetic: The Evolution from Kindergarten to Grade 2. Proefschrift Universiteit Gent.



    Iro Xenidou-Dervou (12 januari 2015). Setting the foundations for math achievement. Working memory, nonsymbolic and numerosity processing. Dissertation, Free University of Amsterdam. parts available online



    Anton J. H. Boonen (2015). Comprehend, visualize & calculate. Solving mathematical word problems in contemporary math education. Amsterdam: Vrije Universiteit.


    Ik heb ergens al aantekeneningen erbij gemaakt. Aan de orde is in dit onderzoek of voorgelegde contextopgaven van een nieuw type zijn, of niet; dat is een interessant onderscheid, hoe gaat Boonen daar dan mee om? Zijn concrete voorbeelden lijden onder de typische kwalen van contextopgaven: ze zijn dubbelzinnig; dat hoeft niet van invloed te zijn op zijn onderzoek, maar ja, waarom niet in het proefschrift helder aangegeven wat er niet deugt aan de opgaven die zijn voorgelegd aan proefpersonen?



    Marije Fagginger Auer (2016). Solving multiplication and division problems. Latent variable modeling of students' solution strategies and performance. Dissertation Leiden University. isbn 9789462993433 partly open access [Supervisor: W.J. Heiser Co-Supervisor: C.M. van Putten, M. Hickendorff, A. A. B&eacte;guin]



    Annotaties



    Treffers (1978). Wiskobas doelgericht. Een metode van doelbeschrijving van het wiskundeonderwijs volgens wiskobas.



    A. Treffers (1978). Wiskobas doelgericht. Een metode van doelbeschrijving van het wiskundeonderwijs volgens wiskobas.. Instituut voor Ontwikkeling van het Wiskunde Onderwijs.


    Een promovendus die het eigen promotieonderzoek zo te kijk zet als Treffers hier op p. 219 doet, is een zeldzaamheid. In al zijn naïviteit eigenlijk ook wel eerlijk. Maar het begin — het voorwoord — is wel heel onthutsend:

    Dit is voor een academisch proefschrift toch wel een heel opmerkelijke stellingname: het geeft een instituutsopvatting over rekenonderwijs. Het is dus noch een onderzoek, noch een persoonlijke prestatie. Of zou Treffers dit gewoon iets ongelukkig hebben geformuleerd? Nee, op bladzijde twee is er opnieuw een stevige uitspraak dat het gaat om een instituutsopvatting over rekenonderwijs, met daarbij de bekentenis dat het werk over doelbeschrijvingen opvattingen weergeeft.


    En inderdaad, in dit proefschrift is er voortsurend sprake van wiskundeonderwijs, waar rekenonderwijs is bedoeld. Dat draagt aan de leesbaarheid van de tekst niet bij. Zo zijn de iowo-medewerkers in ‘de exploratiefase’ druk met het lezen van wiskundeboeken. Waarschijnlijk zijn dat boeken over rekenonderwijs??

    Hoofdstuk1 is inleiding, zoals over wiskobas. Het is een verhaal dat niet op enig theoretisch kader aansluit. Op bladzijde 18 nog maar eens: “In het vervolg van deze publikatie zl het door wiskobas voorgestane wiskundeonderwijs uitgebreid toegelicht worden.” Dit is geen proefschrift, maar een pamflet ter promotie van ongetoetste Utrechtse ideeën over rekenonderwijs. Ik hecht eraan om rekenonderwijs rekenonderwijs te blijven noemen.


    Het gebruik van uitgebreide contexten zoals ‘gulliver’ (wiskundewerk I) is verre van vanzelfsprekend. Ze zijn ongetwijfeld in de praktijk van proefscholen uitgeprobeerd en ontwikkeld, maar dat is op geen enkele manier een onderbouwing van didactisch nut en noodzaak van deze contexten. Ik ben dus benieuwd wat Treffers op dit punt heeft te melden, al weet ik al dat er geen empirisch onderzoek is gedaan naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van dit didactisch rekeninstrumentarium. Treffers legt uit (blz. 19) voor ‘gulliver’ “na de eksploratie in de wiskundig gkleurde realiteit vindt een terugkoppeling naar de realiteit van alledag plaats. Zo leidt het onderwijs in het geval van ‘gulliver’ naar biologische en fysische vraagstukken.” Voor leerlingen in groep zes! Ik had daar toch graag een klein maar glashelder toetsend onderzoek op gezien, geen ontwikkelingsonderzoek.


    Ik mis in dit inleidende hoofdstuk een verwijzing naar een serieuze rekendidactiek, juist in deze beginjaren van wiskobas, zoals Goffree, A. A. Hiddink & J. M. Dijkshoorn (1970), maar ook de wiskundedidactiek van Wansink (1966, 1967, 1970) is aan de aandacht van Treffers ontsnapt.


    De sectie 1.3 wiskobas in vierstromenland, positioneert wiskobas ten opzichte van vier stromingen in het rekenonderwijs, zoals dor Treffers benoemd: de empirische, de strukturele, de aritmetische en richting, en het vigerende rekenonderwijs. Treffers houdt van het maken van categorieën, ik zal daar geduld mee moeten hebben. Maar de behandeling van een en ander is oppervlakkig, en zo kan het gebrueren dat wiskobas van iedere stroming wel dingen meeneemt. Maar zo kan dat toch niet, en dat vindt Treffers ook: de volgende sectie 1.4 behandelt de innovatie van wiskobas.


    Treffers begint dan met de innovatiestrategie van wiskobas uit te sluiten van zijn behandeling, omdat deze strategie elders al is beschreven: Curriculum deveopment. A strategy. p. 351-362 in Educational Studies in Mathematics, 1976, vol. 7 (3), themanummer Five years IOWO. On H. Freudenthal’s retirement from the directorship of IOWO.

    Treffers herhaalt deze boodschap talloze malen, maar dat maakt de boodschap natuurlijk niet overtuigender. Want dit wiskobas is, wat ‘Gulliver’ betreft, bedoeld voor groep zes, en de leerkrachten die voor groep zes staan. Hoe denkt Treffers dat de leraren in het basisonderwijs in staat zijn om dit onderwijs te geven? Ik begrijp daar eigenlijk alleen van dat leerkrachten die enthousiast hebben meegewerkt met het wiskobas-team of in het wiskobas-team, gedacht moeten hebben dat zij dit zelf in ieder geval wel aankonden. En dat zij kennelijk niet het levensgrote probleem op zagen doemen dat al die aandacht voor wiskundig bezig zijn — op menselijke wijze — ten koste gaat van tijd om zich basale rekenvaardigheden eigen te maken, precies de vaardighedn die nodig zijn om straks het wiskundeonderwijs in het vo te kunnen volgen.


    Dan komt de crux van de Inleiding: 1.5 probleemstelling. Ik zal het zo kort mogelijk aangeven. Het probleem dat Treffers zegt te onderzoeken, is hoe doelstellingen voor wiskobas te formuleren zoda ze begrijpelijk zijn voor wie geen kennis heeft van of affiniteit tot het rekenen zoals wiskobas dat voorstaat.

    Ik heb hier een vreemd gevoel bij. Het is toch niet de bedoeling van Treffers om de wereld bewust te misleiden over wiskobas? Tegenover het probleem dat Treffers gaat oplossen, stel ik mijn probleem: is Treffers uit op misleiding? Misleiding is: de zaken bewust mooier voorstellen dan ze zijn, bijvoorbeeld door de kosten of negatieve neveneffecten buiten beeld te houden. Is deze achterdocht terecht? Wie deze sectie 1.5 leest, kan niet aan de indruk ontkomen dat het de Freudenthal-groep niet is te doen om beter rekenonderwijs, maar om een heel ander rekenonderwijs, dat onder via een overtuigende doelformulering aan de man moet worden gebracht. Dat is geen wetenschappelijke attitude van de Freudenthal-groep, as ik het zo mag zeggen (ik verwijs hier naar het citaat uit de rede van HF bij zijn eredoctoraat aan de UvA, over de attitude van onderwijzers die rekenlessen geven).

    Treffers komt met tal van varianten, is hier hardop aan het nadenken, wat het er allemaal niet duidelijker op maakt. In ieder gaval wil hij iets heel ongebruikelijks met doelstellingen doen, en hij denkt daarmee aan het internationale onderzoek rond doelstellingen een belangrijke bijdrage te kunnen leveren.

    Nu waren de zestiger en zeventiger jaren de tijd van planning, ook in het onderwijs, en van doelenformuleringen. Ondertussen weten we dat papier geduldig is, de praktijk weerbarstig, en dat het formuleren van doelstellingen een ingewikkelde omweg naar goed onderwijs is. Maar dat is niet de reden waarom dit proefschrift anno 2011 nog steeds van belang is, want dat belang is dat het op belangrijke punten laat zien wat de startpositie is van de Freudenthal-groep waar het gaat om realistisch rekenonderwijs. Dat laatste heet bij Treffers in 1978 dus nog ‘wiskundeonderwijs’.

    Aan het eind van dit hoofdstuk beschrijft Treffers de probleemstelling nog eens opnieuw:

    Waarom heeft niemand deze megalomane onderneming al in de zeventiger jaren afgestopt?

    Het inleidende hoofdstuk heeft geleid tot een probleemstelling voor het onderzoek, of eigenlijk de beschrijving, van Treffers. Maar dat is gebeurd zonder via een verhaal over wiskobas en ander rekenonderwijs, niet in de vorm van een behoorlijk theoretisch kader. Dat is toch wel problematisch voor een proefschrift dat geen empirisch onderzoek behelst, maar een beschrijving van wiskobas wil geven in de vorm van doelstellingen.


    Hoofdstuk 2 gaat over uitgangspunten van wiskobas. Dit zijn dan wel uitgangspunten die achteraf zijn bedacht. Het moesten er acht zijn dus het zijn er ook acht. Wat is dit voor wetenschap die Treffers bedrijft?

    Kortom: we vinden in dit hoodstuk acht ideetjes van Treffers. Ik zal ze dan maar kort proberen op te sommen, en er verder zo weinig mogelijk woorden aan vuil maken.

    En zo kan ik er nog wel meer bedenken. Laten we zien hoe Treffers die invult.


    aktiviteit

    Maar dat kan natuurlijk niet. Ofwel er zijn geen observaties nodig, of ze zijn wel nodig, en dat moet dat behoorlijk worden uitgevoerd en gerapporteerd; ook hoe de observaties zijn geselecteerd, bijvoorbeeld. Zo losjes als hier gebeurt, is onaanvaardbaar. Maar ja, dit is ontwikkelingsonderzoek, nietwaar?


    Literatuur bij bespreking Treffers 1978


    F. Goffree, A. A. Hiddink & J. M. Dijkshoorn (1970). Rekenen en didactiek. Wolters-Noordhoff. vierde druk. zie rekendidactiek.htm


    Joh. H. Wansink (1966, 1967, 1970). Didactische oriëntatie voor wiskundeleraren. Drie delen J. B. Wolters. zie rekendidactiek.htm





    Willemsen (1994). Remediële rekenprogramma’s voor de basisschool: Een effectstudie.



    T. F. W. P. Willemsen (1994). Remediële rekenprogramma’s voor de basisschool: Een effectstudie. Proefschrift RU Groningen.

    Eerdere publicaties:

    Dit proefschrift is inhoudelijk voor mij van belang, omdat het voortdurend betrokken is op het gedachtengoed van de Freudenthal-groep, in contrast ook tot dat van andere theoretici op rekengebied (vooral Resnick). Willemsen gaat iets te makkelijk mee met dat realistisch denken, alsof het zou gaan om een theorie die een behoorlijke empirische basis heeft (bv. de vele verwijzingen naar deel 2, de Proeve, van Treffers en De Moor, 1990).

    Het gaat om empirisch onderzoek in de ware zin van het woord, dat is mooi. Het gaat om zwakke rekenaars en hun misvattingen en problemen met optellen en aftrekken: heel overzichtelijk dus, en uitstekend geschikt om contrasterende theorieën over rekenonderwijs tegen elkaar te toetsen.

    Ik heb een scan gemaakt van dit proefschrift: wie dat wil hebben: mail mij. (8 stevige bestanden)

    Leerkrachten rapporteren dat ongeveer 17% van de leerlingen uit het basisonderwijs met rekenproblemen kampen. Dit percentage wordt zowel voor de lagere als de hogere leerjaren genoemd (Span, Abbring & Meijer, 1985; Wijnstra, 1988; Harskamp & Willemsen, 1991).

    blz.1


    eigen oplossingsmethoden: algoritmen.htm

    blz. 1


    Willemsen begint zijn proefschrift bepaald minder gelukkig, door zich mee te laten slepen door claims uit publicaties uit de Freudenthal-groep. Ik geef een paar voorbeelden. Als Willemsen dan, ondanks deze vooringenomenheid, in zijn onderzoek de tekorten van de realistische rekendidactiek boven water kan krijgen, is die vooringenomenheid in zekere zin heel funcitoneel gweest. Ik ben benieuwd.

    Het rekenonderwijs bestaat vaak uit het demonstreren van standaardoplossingsprocedures, die de leerlingen nadoen. De standaardoplossingsprocedures worden nauwelijks inzichtelijk gemaakt voor de leerlingen.Bij een fout in de uitvoering van een procedure wordt een deel van de procedure nog eens herhaald onder het motto ‘niet zo, maar zo’. Door dit zware accent op het voordoen en nadoen van standaardoplossingsprocedures kunnen de verschillende leerstappen van de leergang i het rekenonderwijs elkaar snel opvolgen, waardoor de leerling al met een volgende leerstap aan de gang gaat terwijl de vorige leerstappen nog niet worden beheerst.

    Willemsen, 1994, blz. 2

    Het is mij niet duidelijk wat Willemsen hier beweert: vat hij samen wat hij vindt in de literatuur? Hij noemt: Nelissen, 1977; Van Eerde & Verhoef, 1978; Vedder & Koster, 1983; Treffers & De Moor, 1990. Willemsen laat zich hier makkelijk op sleeptouw nemen door de ronkende publicaties van de Freudenthal-groep:

    Op basis van nieuwe vakinhoudelijke en vakdidactische inzichten zijn in de tachtiger jaren een aantal moderne reeknmethoden verschenen. Deze methoden zijn gebaseerd op de realistische rekendidactiek, waarbij veel nadruk wordt gelegd op voor kinderen interessante thema’s en waarbij oplossingsstrategoeën van leerlingen een centrale plaats innemen.

    Willemsen, 1994, blz. 2

    Willemsen ziet in 1994 niet dat de realistische rekendidactiek een ideëele rekendidactiek is, die een behoorlijke wetenschappelijke/empirische basis mist. Erger nog: de mislukking is tevoren al weggeredeneerd:

    Men kan stellen dat leerkrachten, ondanks het feit dat er op school een realistische rekenmethode aanwezig is, toch tamelijk mechanistisch werken.

    Willemsen, 1994, blz. 3

    Dat kan Willemsen dan wel stellen, maar ik heb die stelling nog nimmer onderbouwd gezien met empirisch bewijs.

    blz.

    blz.




    17 juli 2016 \ contact ben at at at benwilbrink.nl    

    Valid HTML 4.01!   http://www.benwilbrink.nl/projecten/promotieonderzoek.htm http://goo.gl/hudlgr