HUISWERKBELEID, WAT VINDEN OUDERS ERVAN ?

Ben Wilbrink

tekst uitgesproken op de ouderavond van het Bonaventuracollege, oktober 1991

inleiding


In de studiegids van het Bona vindt u vijf bladzijden die zijn gewijd aan de regels voor bevordering. Of onze oogappel straks overgaat hangt af van de cijfers voor overhoringen en proefwerken. En zoals u weet worden overhoringen en proefwerken thuis voorbereid, en dat is dus het belangrijkste deel van het huiswerk. Of huiswerk goed is gemaakt blijkt uit de behaalde cijfers. Vanuit deze gezichtshoek wil ik dan ook samen met u naar het huiswerk kijken, en dan vooral wat wijzelf, als ouders, en wat docenten kunnen doen om dat huiswerk behoorlijk gedaan te krijgen. Ik heb daarbij in gedachten de situatie waarin een leerling al enige onvoldoendes heeft geboekt, en de overgang naar de volgende klas niet vanzelfsprekend meer is: in die situatie moet er iets gedaan worden, en de vraag is wat en hoe. Het is een denkbeeldige situatie, natuurlijk zult u die zelf niet meemaken, maar denkt u dan mee met tenminste de helft van de andere hier aanwezige ouders die er zeker wèl mee te maken krijgen. Ik zal betogen dat ouders zich vooral niet met het huiswerk moeten bemoeien, en docenten vooral des te meer. Dat ligt ook voor de hand voor een betoog vanuit de oudergeleding, niet waar. Ik zal afronden met de conclusie dat leerlingen en ouders recht hebben op die inspanning van docenten, en dat ouders dus ook mogen vragen wat docenten concreet hebben ondernomen in al die gevallen waar de leerling onvoldoende cijfers kreeg, en dus de hulp van de docent nodig had om weer op een behoorlijk niveau terug te komen.

een boete op zittenblijven


Wallage en Ritzen zijn van plan een boete te heffen op zittenblijven. Ik vind dat een fantastisch idee. De voorgaande staatssecretaris van Onderwijs, Mevrouw Ginjaar-Maas, heeft in 1985 tijdens een congres over het zittenblijven met 150 schoolleiders het volgende gezegd. "De elf/twaalf-jarige brugklassers die met een zekere spanning in augustus uw school binenstappen gaan geen relatie met een systeem aan. Zij leggen hun lot in de handen van de school, in uw handen dus, in het vertrouwen dat de school hen zal helpen om hun bestemming te bereiken. Ik vraag om organisatievormen voor instructie en voor leerlingbegeleiding te ontwikkelen, te beproeven en in te voeren, die op schoolniveau en op leergroepniveau ertoe kunnen leiden dat zittenblijven niet meer nodig is, dan wel zoveel mogelijk kan worden vermeden." Einde citaat. Wallage en Ritzen pakken dat op, kennelijk onder het motto dat af en toe een gele kaart de school prikkelt tot extra inspanningen. Zo'n boete is nog niet zo'n gek idee?

Tot mijn verbazing echter wil staatssecretaris Jacques Wallage niet de school beboeten, maar de ouders van de leerling. Wallage denkt dus dat ouders nalatig zijn geweest wanneer hun kind blijft zitten. Ik zie niet in wat ouders anders kunnen nalaten dan als surrogaat-docent hun kinderen bij het maken van het huiswerk te helpen. Heeft Wallage gelijk, wordt dat van ons als ouders verwacht, en kunnen we dat op een behoorlijke manier doen?
[Het boete-op-zittenblijven plan is inmiddels ingetrokken, na kritiek vanuit de Tweede Kamer]

huiswerkbeleid wanneer het er op aan komt


Het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen heeft een paar jaar geleden onderzoek laten doen naar het huiswerkbeleid van middelbare scholen (van der Sanden, 1989). Het resultaat van dat onderzoek viel niet mee. Er zijn geen inspirerende voorbeelden gevonden van scholen die echt goed huiswerkbeleid hebben. Wel interessant is de houding van de ouders: in Duitsland bemoeien zij zich sterk met het maken van het huiswerk, in Nederland vragen ouders hun kinderen wel eens belangstellend of het huiswerk al 'af' is, maar bemoeien zij zich er verder niet mee. Ik neig ertoe dat een prima opvatting te vinden, zo moeten we dat ook houden, maar ik kom er straks nog op terug.

De manier waarop ik nu met u naar huiswerk en huiswerkbeleid wil kijken is de volgende. Huiswerk maken is niet vrijblijvend, er zijn situaties waarin het er echt op aankomt omdat na een aantal onvoldoende cijfers deze met extra inspanning moeten worden opgehaald. Onze kinderen met wat teveel rode cijfers komen in een crisissituatie waar juist een goed huiswerkbeleid als vangnet moet functioneren. Ik wil het huiswerkbeleid bespreken vanuit de ontdekking dat uw kind meer onvoldoende cijfers haalt dan goed is voor een leuke overgang naar het volgende leerjaar. Er moet dus iets gebeuren, want blijven afwachten lijkt niet vanzelf tot verbetering te leiden. Gesprekken met de mentor en met een enkele docent maken u niet echt veel wijzer, het probleem lijkt dus te zijn dat er gewoon harder en beter moet worden gewerkt. De school doet niets bijzonders, in ieder geval niets waarvan u op de hoogte bent, dus u moet zelf actie ondernemen. Het ligt dan voor de hand niet meer alleen te vragen of het huiswerk al 'af' is, maar dat huiswerk ook te controleren en en erbij te helpen, misschien ook uw kind bijlessen te laten geven. Iedereen kent dit soort situatie, zoal niet uit eigen ervaring, dan wel uit die van de buren en van familie.
Helpen en controleren klinkt aardig, maar hoe gaat dat in de praktijk? U moet waarschijnlijk eerst veel moeite doen erachter te komen wat het huiswerk precies is, op welke manier je de stof moet doorwerken en moet kennen. De methode Engels verschilt van de methode Frans, in ieder geval zijn al die methoden te ingewikkeld om uw kind er echt goed bij te kunnen begeleiden. Ouders zijn geen docenten, en ouders die zelf wèl docent zijn worden om die reden door zoon of dochter in de puberteitsjaren nog niet meteen als huiswerkbegeleider geaccepteerd. Wanneer u het niet zo makkelijk opgeeft en u vastbijt in dat huiswerk, dan kunt u ontdekken dat het huiswerk lang niet altijd goed en duidelijk wordt opgegeven. Vaak is het gissen welk soort vragen er in een komend proefwerk zullen zitten. Is het proefwerk nagekeken, en u ziet het werk terug, dan kan dat leiden tot de verzuchting: had ik geweten dat het om dìt soort vragen gaat, dan zou er best een voldoende uit zijn gekomen. U bent het soms ook hartgrondig oneens met de manier waarop de docent het rode potlood hanteert: waarom zou bij het benoemen van lichaamsonderdelen het woord 'poepgat' niet, en 'anus' wel goed zijn; waarom wordt dezelfde vergissing meerdere keren als fout meegeteld, waarom worden kleine onnauwkeurigheden soms even fout gerekend als grote misvattingen, waarom worden in het werkstuk aardrijkskunde fouten tegen het Nederlands meegerekend? Enzovoort en zo verder.

Er is dus een probleem dat veel ouders direct treft, en waaraan docenten eenvoudig iets zouden kunnen doen: ze kunnen voor ons op papier zetten wat er voor het eerstvolgende proefwerk of overhoring precies van de leerling wordt verwacht. Maar staat dat niet in het groene boekje 'Hoe maak je huiswerk?' Nee, daar staan nuttige tips in voor het leren, maar er wordt niet uitgelegd hoe de docent gaat toetsen wat het resultaat van dat leerwerk is. Ik heb al van een docent gehoord dat het heel lastig zal zijn voor de ouders op te schrijven op welke wijze de leerling die kennis moet tonen. Mijn eerste reactie daarop was: als dat echt zo lastig, is het misschien juist hard nodig dat het eens op schrift wordt gesteld, waarschijnlijk weten veel leerlingen dan ook niet goed wat er van ze wordt verwacht. Zit uw kind voor een bepaald vak in de gevarenzone, en moet er voor een proefwerk voor dat vak worden geleerd, dan lijkt het voor de hand te liggen de docent te bellen en te vragen wat precies de eisen voor dat proefwerk zijn, welk soort vragen er gesteld zullen worden, welke onderwerpen vooral van belang zijn en welke minder. Een docent kan op deze redelijke vragen moeilijk het antwoord weigeren, en u kunt uw dan kind helpen bij het huiswerk.
Toch is dit op de huid zitten van uw kind en van de docent niet de juiste weg. Ouders zijn geen assistenten van de docent, ouders moeten de docent ook niet voor de voeten gaan lopen, en ze moeten hun kinderen niet achtervolgen met controle op het huiswerk waar zij niet weten wat er eigenlijk te controleren valt. Het is zeker nodig dat leerlingen precies weten wat er van ze wordt verwacht, maar het is niet de taak van de docent om ook de ouders daarin te onderwijzen.

Dit brengt mij tot de voorlopige conclusie dat wat ouders van het huiswerkbeleid van de school mogen verwachten is dat het voorkòmt dat ouders zich actief met het huiswerk gaan bemoeien. Wanneer ouders zien dat er iets niet goed gaat, moeten zij met dat probleem bij de docent of bij de mentor terecht kunnen, zodat zij niet de behoefte krijgen zelf te gaan dokteren aan die huiswerkproblemen.

de kern van het huiswerkbeleid


Ik heb mijn betoog toegespitst op onvoldoende cijfers, dus op het oordeel van de docent dat het huiswerk niet goed is gemaakt. Een onvoldoende cijfer is een signaal dat er iets aan de hand is, dat de leerling niet goed met het huiswerk omgaat, of bepaalde dingen verkeerd heeft geleerd, of niet had begrepen wat de bedoeling van de docent was. Met zo'n signaal moet de docent iets doen, dat moet de kern van ieder huiswerkbeleid zijn. Het is bij uitstek de taak van de docent om in te grijpen op het moment dat de leerling leerproblemen heeft.
De praktische uitwerking van dit principe kunnen we rustig overlaten aan de docenten. Docenten overleggen met elkaar wanneer dezelfde leerling in meerdere vakken moeilijkheden met het leren heeft, de mentor kan daarin het initiatief nemen. Binnen de vaksecties is er uitwisseling over didactische methoden en technieken die het goed doen. De schoolleiding kan stimuleren door gelegenheid tot nascholing te geven.
Dit klinkt allemaal mooi en aardig, maar is dit niet speculeren op de goede wil van docenten, en hebben ze die goede wil niet altijd al gehad? Ik denk dat het huiswerkbeleid niet uit goede voornemens moet bestaan, ook al is het maar dit éne voornemen om bij iedere onvoldoende prestatie meteen gerichte actie te ondernemen. Ik wil dit voornemen daarom koppelen aan het leerlingenstatuut, en het als recht van de leerling vastleggen.

huiswerk en leerlingenstatuut


Het leerlingenstatuut is een nieuwigheid waar u nog niet mee vertrouwd bent, want het statuut is voor het Bona nog in de maak. Waarschijnlijk krijgt het volgende schooljaar iedere leerling het dan vastgestelde statuut mee naar huis. Het leerlingenstatuut regelt de rechten en plichten van de leerlingen. Het meest wezenlijke recht van de leerling is het recht op een behoorlijke professionele inspanning van de docent. De docent kan geen goede leerresultaten garanderen, maar doet wel al het mogelijke om deze te bereiken. De leerling mag dus van de docent verwachten dat deze zich inspant om drempels en blokkades op te ruimen die zich bij het leren voordoen. Die leerproblemen blijken glashelder op het moment dat de docent zelf onvoldoendes gaat uitdelen. In het leerlingenstatuut kan onder het kopje 'huiswerk' een artikel worden opgenomen waarin staat dat de docent bij een onvoldoende cijfer voor een overhoring of proefwerk onderzoekt wat de oorzaak van het onvoldoende resultaat van deze leerling is, het nodige doet om deze oorzaak te verhelpen. De docent houdt aantekening van deze onderzoekjes en acties, en op dezelfde manier als de leerling het recht heeft gemaakte proefwerken en de beoordeling daarvan in te zien, is in het artikel vast te leggen dat leerling en ouders deze aantekeningen kunnen inzien.

Dit is een kort artikel, maar meer regels zijn niet nodig omdat de docent in iedere situatie naar eigen inzicht en naar beste vermogen moet kunnen handelen, niet gebonden aan gedetailleerde voorschriften. We kunnen het volste vertrouwen hebben dat docenten deze uitdagende didactische taak goed uitvoeren, maar dat vertrouwen moet uiteindelijk wèl berusten op verantwoording die de school daarover kan afleggen. Vandaar de verplichting tot het bijhouden van aantekeningen over wat samen met de leerling is gedaan om er achter te komen waarom er een onvoldoende is behaald, en hoe dat een volgende keer is te verbeteren. Deze aantekeningen zijn van wezenlijk belang voor een goede begeleiding van de leerling, en ook voor de mentor die voor de moeilijke opgave staat de ervaringen te verzamelen die verschillende docenten met dezelfde leerling hebben. Belangrijke beslissingen, zoals het niet bevorderen van een leerling, moeten onderbouwd zijn met een dossier van deze aantekeningen waaruit blijkt dat de school zich naar redelijkheid heeft ingespannen om de leerling tot behoorlijke prestaties te brengen.

Erg verrassend klinkt dit voorstel niet. Het lijkt er zelfs of dat de school altijd al heeft gewerkt volgens dit principe. Maar dat is een verkeerde inschatting. Wanneer u kijkt naar de tekst in het huiswerkboekje van het Bona, dan spreekt daaruit de opvatting dat de leerling degene is met de inspanningsverplichting. Het is de leerling die de goede studiemethoden moet gebruiken, het is de leerling die het huiswerk moet nakijken op gemaakte fouten, het is de leerling die naar de mentor moet stappen wanneer er problemen zijn, en die er dan samen met de mentor achter moet zien te komen waarom er een slecht rapport ligt. Het is ook pas het rapport dat als een kritisch moment wordt gezien, terwijl er dan al enkele maanden verloren kunnen zijn gegaan omdat op zich eenvoudige problemen niet tijdig zijn gesignaleerd en opgelost. De strekking van het gedane voorstel is nu meteen een stuk duidelijker. Want de strekking van dat voorstel is dat het juist de heilige didactische taak van de docent is om leerproblemen te signaleren en op te lossen, die problemen bovendien tijdig te signaleren en niet pas wanneer er al onherstelbare schade is ontstaan.

practische tips voor ouders


De ouderraad heeft mij op het hart gedrukt een praktisch betoog te houden. Het zou mooi zijn wanneer dat betoog tot een aantal praktische tips voor ouders zou leiden. Welnu, als ik mijn verhaal samenvat in de vorm van praktische tips, dan zijn dat de volgende twee: Allereerst, probeer niet uw kind te begeleiden en te controleren op de inhoud van het huiswerk, maar houd het bij belangstelling, en bij de zorg voor een goede werkomgeving. En de tweede: u mag er vanuit gaan dat docenten zèlf contact met u opnemen wanneer dat nodig is. Spreek docenten aan op hun taak uit te zoeken waarom uw kind onvoldoende resultaten boekt en op hun taak om daarover professioneel advies te geven. Vraag op tafeltjesavonden naar het verslag wat de docenten concreet hebben gedaan nadat uw kind in hun ogen onvoldoende prestaties had geleverd.
Nog even kort het voorstel: de docent signaleert problemen, in ieder geval is iedere onvoldoende een probleem, de docent zoekt naar de reden voor die onvoldoende, en onderneemt actie, en maakt daar aantekening van. Wordt dit voorstel in het leerlingenstatuut opgenomen, dan kan de leerling ook zèlf de vinger opsteken en vragen om die ondersteuning, mocht de docent even met iets anders bezig zijn geweest.

Enige literatuur

Het Tijdschrift voor Leerlingbegeleiding heeft het augustusnummer 1992 geheel gewijd aan huiswerkbeleid.

Bläcker, T., N. Mertens, & K. Stokking (1991). (T)huiswerkvrij onderwijs in Den Haag. Didaktief, maart 1991, 9-11. De gemeente Den Haag heeft over dit onderzoek twee rapporten en een gemeentelijke beleidsnota gepubliceerd.

Deen, N., R. Fiddelaers-Jasoers, H. Hermans, & W. Krijger (Redactie) (1986, losbladig). Handboek leerlingbegeleiding. De Nederlandse Vereniging van Leerlingbegeleiders (NVvL). Alphen aan den Rijn: Samsom H.D. Tjeenk Willink.

Deen, N., L.F.W. de Klerk, P.R.J. Simons, & J.G.G. Zuylen (1989). Huiswerkdidactiek. In Deen en anderen, Handboek leerlingbegeleiding.

Ginjaar-Maas, N. 1985). Openingstoespraak SVO-Symposium over zittenblijven in het voortgezet onderwijs. In Wald, A. (Redactie). Een jaartje overdoen. Den Haag: SVO. Amsterdam: Swets & Zeitlinger.

Groot, A.D. de (1966). Vijven en zessen. Groningen: Wolters Noordhoff.

Informatiemap over huiswerkbeleid samengesteld door het Instituut voor Onderzoek van het Onderwijs (SVO) in Den Haag, gratis te verkrijgen (tel. 070-3469679, afdeling Voorlichting). Daarin o.a. de volgende artikelen: N. Neuwahl & P. van den Bogaart (1986). Huiswerkproblemen: wat kun je eraan doen? Leids onderzoekers bestudeerden huiswerk. A. Reints & Th. Stoverinck (1989). Huiswerk: bron van blijvende zorg. Schoolboeken bieden leerlingen te weinig hulp. E. Roede Zelfstandigheid motiveert. Verantwoordelijkheid, zelfstandigheid en motivatie van leerlingen.

Sanders, L. (1990). Huiswerk maken: makkelijker dan je denkt. Tips voor scholieren. Nijkerk: Intro.

Sanders, L. (1990). Helpen met huiswerk. Tips voor leraren en ouders. Nijkerk: Intro.
Sanden, J.M.M. van der (Redactie) (1989). Huiswerk en huiswerkbeleid. Amsterdam: Swets & Zeitlinger.

Snelders, H., & van der Zon, G. (redactie) Hoe maak je huiswerk? Adviezen aan onze leerlingen van de brugklassen voor het maen van hun huiswerk. Leiden: Bonaventuracollege.

Wald, A. (Redactie) (1985). Een jaartje overdoen. Verslag van het SVO-Symposium over zittenblijven in het voortgezet onderwijs. Lisse: Swets & Zeitlinger.

30-10-91, enkele toevoegingen:

Over de wijze waarop scholen studieresultaten naar ouders kunnen rapporteren:

Jones, R.L., & Bray, E. (1986). Assessment. From principles to action. London: Macmillan. Ch. 10: Reports to parents. Verwijst naar 'the first major study in this critical area': B. Goacher & M. Reid (1983). School reports to parents. NFER/Nelson.

Hall, G. (1989). Records of achievement. Issues and practice. London: Kogan Page.



Voorstel Huiswerkbeleid

voor de vergadering van de Ouderraad op 30 oktober 1992



De leerling heeft recht op een behoorlijke professionele inspanning van de docent (artikel 7 van het leerlingenstatuut). De docent kan geen goede leerresultaten garanderen, maar doet wel al het mogelijke om deze te bereiken. De leerling mag dus van de docent verwachten dat deze zich inspant om drempels en blokkades op te ruimen die zich bij het leren voordoen. Die leerproblemen blijken glashelder op het moment dat de docent zelf onvoldoendes gaat uitdelen. In het leerlingenstatuut kan bij de herziening voor 1 september 1994 plaatsvindt onder het kopje 'huiswerk' een artikel worden opgenomen waarin staat dat de docent bij een onvoldoende cijfer voor een overhoring of proefwerk onderzoekt wat de oorzaak van het onvoldoende resultaat van deze leerling is, het nodige doet om deze oorzaak te verhelpen. De docent houdt aantekening van deze onderzoekjes en acties, en op dezelfde manier als de leerling het recht heeft gemaakte proefwerken en de beoordeling daarvan in te zien, is in het artikel vast te leggen dat leerling en ouders deze aantekeningen kunnen inzien.

De strekking van dit voorstel is dat het de didactische taak van de docent is om leerproblemen te signaleren en op te lossen, die problemen bovendien tijdig te signaleren en niet pas wanneer er al onherstelbare schade is ontstaan. Dit is een kort voorstel, maar meer regelgeving is niet nodig omdat de docent in iedere situatie naar eigen inzicht en naar beste vermogen moet kunnen handelen, niet gebonden aan gedetailleerde voorschriften. Over de uitvoering van deze didactische taak moet de school verantwoording kunnen afleggen. Vandaar de verplichting tot het bijhouden van aantekeningen over wat samen met de leerling is gedaan om er achter te komen waarom er een onvoldoende is behaald, en hoe dat een volgende keer is te verbeteren. Deze aantekeningen zijn van wezenlijk belang voor een goede begeleiding van de leerling, en ook voor de mentor die voor de moeilijke opgave staat de ervaringen te verzamelen die verschillende docenten met dezelfde leerling hebben. Belangrijke beslissingen, zoals het niet bevorderen van een leerling, moeten onderbouwd zijn met een dossier van deze aantekeningen waaruit blijkt dat de school zich naar redelijkheid heeft ingespannen om de leerling tot behoorlijke prestaties te brengen.
Zie voor verdere toelichting op dit voorstel de bijgesloten tekst van de voordracht over huiswerkbeleid op de ouderavond 1991.

Het voorgestelde extra artikel voor het leerlingenstatuut volgt weliswaar direct uit het huidige artikel 7, maar de toevoeging van dit artikel schept voor alle betrokkenen meer duidelijkheid. Vooruitlopend op opname in het statuut kan het bestuur resp. de schoolleiding een en ander als expliciet beleid overnemen, waartoe zij door de Ouderraad, in vergadering bijeen op 30 oktober 1992, wordt uitgenodigd.

practische tips voor ouders

De ouderraad heeft mij op het hart gedrukt een praktisch betoog te houden. Het zou mooi zijn wanneer dat betoog tot een aantal praktische tips voor ouders zou leiden. Welnu, als ik mijn verhaal samenvat in de vorm van praktische tips, dan zijn dat de volgende twee: Allereerst, probeer niet uw kind te begeleiden en te controleren op de inhoud van het huiswerk, maar houd het bij belangstelling, en bij de zorg voor een goede werkomgeving. En de tweede: u mag er vanuit gaan dat docenten zèlf contact met u opnemen wanneer dat nodig is. Spreek docenten aan op hun taak uit te zoeken waarom uw kind onvoldoende resultaten boekt en op hun taak om daarover professioneel advies te geven. Vraag op tafeltjesavonden naar het verslag wat de docenten concreet hebben gedaan nadat uw kind in hun ogen onvoldoende prestaties had geleverd.
Nog even kort het voorstel: de docent signaleert problemen, in ieder geval is iedere onvoldoende een probleem, de docent zoekt naar de reden voor die onvoldoende, en onderneemt actie, en maakt daar aantekening van. Wordt dit voorstel in het leerlingenstatuut opgenomen, dan kan de leerling ook zèlf de vinger opsteken en vragen om die ondersteuning, mocht de docent even met iets anders bezig zijn geweest.

Overige Literatuur


AFT/NCME/NEA (1990). Standards for teacher competence in educational assessment of students. Educational Measurement: Issues and Practice, winter, 30-32. (American Federation of Teachers National Council on Measurement in Education; National Educational Association).

Cohen, M.J. (1981). Studierechten in het wetenschappelijk onderwijs. Zwolle: Tjeenk Willink

Compernolle, T. (1987). Stress op de middelbare school. Amersfoort: ACCO.

Deen, N., R. Fiddelaers-Jasoers, H. Hermans, & W. Krijger (Redactie) (1986, losbladig). Handboek leerlingbegeleiding. De Nederlandse Vereniging van Leerlingbegeleiders (NVvL). Alphen aan den Rijn: Samsom H.D. Tjeenk Willink.

Deen, N., L.F.W. de Klerk, P.R.J. Simons, & J.G.G. Zuylen (1989). Huiswerkdidactiek. In Deen en anderen, Handboek leerlingbegeleiding.

Doornbos, K. (1969). Opstaan tegen het zittenblijven. Den Haag: Staatsuitgeverij.

Doornbos, K. (1985). Naar een macro-educatieve analyse van het zittenblijven en vewante expulsiepatronen in het Nederlandse schoolwezen. In A. Wald (Redactie). Een jaartje overdoen. Verslag van het SVO-Symposium over zittenblijven in het voortgezet onderwijs. Lisse: Swets & Zeitlinger, 35- 67. (Zie in het bijzonder de Toelichting, p 64-67)

Elshout-Mohr, M., M.M. van Daalen-Kapteijns, & J.E. Baltzer (1990). Zelfstandig studeren in het Hoger Beroeps-Onderwijs. Amsterdam: Stichting Centrum voor Onderwijsonderzoek (SCO).

Ginjaar-Maas, N. 1985). Openingstoespraak SVO-Symposium over zittenblijven in het voortgezet onderwijs. In Wald, A. (Redactie). Een jaartje overdoen. Den Haag: SVO. Amsterdam: Swets & Zeitlinger.

Groot, A.D. de (1966). Vijven en zessen. Groningen: Wolters Noordhoff.

Hermans, H., T. Bergen, & R. Eijssen (1991) (1975). Minder faalangst, meer verantwoordelijkheid. Amsterdam: Swets & Zeitlinger.

Nicolaï, P. (1990). Beginselen van behoorlijk bestuur. Deventer: Kluwer.

NIP (1988). Richtlijnen voor ontwikkeling en gebruik van psychologische tests en studietoetsen. Amsterdam: Nederlands Instituut van Psychologen (NIP). Hoofdstuk 8: Toetsgebruik in het onderwijs.

Posthumus, P. Middelbaar onderwijs en schifting. De Gids, 1940, 104 deel 2, 24-42. integraal op dbnl.nl

Wald, A. (Redactie) (1985). Een jaartje overdoen. Verslag van het SVO-Symposium over zittenblijven in het voortgezet onderwijs. Lisse: Swets & Zeitlinger.



Nabeschouwing




Ook


Teja Bodewes (18 december 2009). Reactie op deze webpagina. Op de website van BON, in deze draad, met mijn antwoord:



R. de Jong, K.J. Westerhof & B.P.M. Creemers (2000): Homework and Student Math Achievement in Junior High Schools, Educational Research and Evaluation: An International Journal on Theory and Practice, 6:2, 130-157. abstract: abstract



Erika A. Patall, Harris Cooper & Jorgianne Civey Robinson (2008). Parent involvement in homework: A research synthesis. Review of Educational Research, 78, 1039-1101. abstract Ik kwam huiswerk als onderwerp van onderzoek tegen bij de 800 of 900+ meta-analyses van John Hattie. Ik zal dat nog nakijken. Ondertussen bij de buren Erika A. Patall, Harris Cooper & Jorgianne Civey Robinson (2008). Parent involvement in homework: A research synthesis. Review of Educational Research, volume 78, 1039-1101. http://rer.sagepub.com/content/78/4/1039.abstract Eigen huiswerk, als ouder, in het vwo, 1991: http://goo.gl/UW2Os



Bijdrage Linkedin PO Netwerk 11 april 2011

Houd er toch mee op. Met dat huiswerk dan. Dat zou John Hattie zeggen. John Hattie (2009). Visible Learning. A synthesis of over 800 meta-analyses relating to achievement. Routledge. (pp 234-236) “It is also clear, yet again, it is the differences in the teachers that make the difference in student learning. Homework in which there is no active involvement by the teacher does not contribute to student learning, and likewise the use, or not, of technologies (such as distance learning) does not show major effects on learning if there is no teacher involvement.”


Je kunt dit natuurlijk op twee manieren lezen: ophouden met dat huiswerk, of dat huiswerk zo vormgeven dat er actieve bemoeienis van een vakleraar is.


Het is toch wel opmerkelijk dat positivo John Hattie op dit punt tot een negatief oordeel komt. Het is de moeite waard om verder na te gaan hoe dit zit. Wat John Hattie er in deze twee bladzijden over zegt, komt mij als onderwijspsycholoog heel waarschijnlijk voor. Ik zal dat dus eerst maar delen, en later nog eens kijken naar het achterliggende onderzoek waar Hattie zich op baseert.


“The positive effects of homework were negatively related to the duration of the homework treatment (...). Shorter is better, but, for elementary students, Cooper, Lindsay, Nye, and Greathouse (1998) estimated a correlation of near zero (d = -.004) between time spent on homework and achievement.”


Hattie:


“My reading of Cooper’s results [Cooper, Jackson, Nye, and Lindsay, 2001, b.w.] suggests that more task-oriented homework had higher effects than did deep learning and problem solving homework. It is likely that this interaction is because of the importance of the teaching cycle to ensure appropriate learning, feedback, and monitoring (especially for deeper learning), whereas rehearsal of basic skills (surface knowledge) can be undertaken with minimal teacher supervision.”


“[Trautwein, Köller, Schmitz and Baumert (2002)] found that a lot of homework and a lack of monitoring seem to indicate an ineffective teaching method.They warned against homework that undermined a student’s motivation and that led to the student internalizing incorrect routines, and they favored short, frequent homework tha was closely monitored by the teachers. It would probably be more effective to construct these opportunities nder the gaze of a teacher, in the school.Teaching does matter when it comes to students’ learning.’


“For too many students, homework reinforces that they cannot learn by themselves, and that they cannot do the schoolwork. For these students, homework can ndermine motivation, internalize incorrect routines and strategie, and reinforce less effective study habits, especially for elementary students.”


“It is important to note, however, that prescribing homework does not help students develop time management skills—there is no evidence this occurs. High school teachers are more likely to assign homework related to learning subject matter, and the effects are highest, whatever the subject, when homework involves rote learning, practice, or rehearsal of subject matter.”


De boodschap is helder. Hattie geeft antwoord op een aantal issues die hierboven [de discussie in PO Netwerk] zijn genoemd.




‘Ouders, help je kinderen vooral niet met rekenen’
Door Frederik Smit gestarte discussie in het PO Netwerk (Linkedin) op zijn publieke stelling (De Volkskrant 1 december 2011): ‘Ouders, help je kinderen vooral niet met rekenen’


De discussie als dialoog tussen Frederik Smit en mij heeft als uitkomst dat Ook Frederik de stelling onderschrijft dat ouders zich wèl met het rekenen van hun kinderen moeten bemoeien, al zal dat in sommige situaties met de nodige zorgvuldigheid moeten gebeuren. Ik zal enkele van mijn eigen bijdragen hierbeneden plaatsen, omdat de linkedin-discussie moeilijk is te vinden.

Frederik,


Bang dat ouders het wiskundig talent van hun kroost in de kiem gaan smoren?


Hoe komt het toch dat de goeroes in de Freudenthal-groep denken dat rekenen tegenwoordig geen rekenen meer zou zijn, maar wiskundig denken?


Opmerkelijk boekje van Liping Ma is in 2010 opnieuw uitgebracht, met een uitvoerige studie hoe het boekje door BEIDE partijen in de Amerikaanse rekenoorlog is omarmd.


(1999/2010) Knowing and teaching elementary mathematics. Teachers' understanding of fundamental mathematics in China and the United States. Routledge. Anniversay Edition. Een waarschijnlijk illegale digitale versie is te lezen op:


http://www.scribd.com/doc/55359191/Liping-Ma-Knowing-and-Teaching-Elementary-Mathematics-Teachers-Understanding-of-Fundamental-Mathematics-in-China-and-the-United-States


Ouders, help vooral de kinderen met hun rekenen. Tot de filosofie van de realistisch rekenaars hoort dat de leerlingen wiskundig leren denken. Welnu, de standaardalgoritmen zijn bij uitstek wiskundig verantwoord. En ze zijn altijd toepasbaar, en lang niet zo moeilijk als alle flauwekul met kolomrekenen en happend delen. Als de leerkrachten op hun achterste benen gaan staan, wijs ze daar dan fijntjes op. Lees Liping Ma, of bijna even goed: lees de uitvoerige bespreking van het boekje van Liping Ma:


http://stuff.mit.edu:8001/afs/athena/course/6/6.969/OldFiles/www/readings/ma-review.pdf


Voor goede informatie om de strijd aan te gaan: Stichting Goed Rekenonderwijs. http://www.goedrekenonderwijs.nl/


Als de school al is overgestapt op de nieuwe methode ‘Reken zeker’ (Noordhoff), dan heeft die school de problemen prima begrepen, en ernaar gehandeld. ‘Reken zeker’ is de eerste rekenmethode die niet op het gedachtengoed van de realistisch rekenaars van het Freudenthal-Instituut is gestoeld. Zie de site van de Stichting Goed Rekenonderwijs http://www.goedrekenonderwijs.nl/ .

En dan nog dit.


De meeste rekenmethoden die nu met nieuwe edities uitkomen, hebben daar de ergste realistische flauwekul uit geschrapt, en geven meer aandacht aan de basale rekenvaardigheden. Het hele veld is dus al druk bezig om bij reken-zinnen te komen.

Frederik,


De ommekeer komt net op tijd: Over een jaar of tien kunnen de basisscholieren hun ouders, die realistisch rekenonderwijs hebben gehad, bijspijkeren in rekenvaardigheid.


Dat ouders te horen krijgen dat ze hun kinderen vooral niet moeten helpen met rekenen, is natuurlijk een helder signaal dat er iets helemaal is ontspoord in het rekenonderwijs. Het is nog steeds zo dat 2 + 2 = 4, en alles wat daar verder uit volgt. Dat sommige leerkrachten dat verborgen weten te houden door hun rekenonderwijs vooral leuk te maken en dus te overladen met van alles en nog wat dat niets met rekenen heeft te maken, en daar nog mee wegkomen ook omdat het Freudenthal Instituut dat afdekt en OCW dat allemaal heeft toegelaten, is een nationale schande, een parlementaire enquête waard.


Het is komisch om te zien hoe sommige realisten nu ineens stellen de basale rekenvaardigheden van belang, en reparatieprogramma’s optuigen, zoals ZOEFI. Nee, natuurlijk geen excuus voor eerder decennia lang het omgekeerde beweerd te hebben.


Je merkt, ik ben ongelooflijk kwaad. Een hele generatie kinderen heeft geen behoorlijk rekenonderwijs gehad. Als ze dan tenminste nog met wiskundig inzicht van de basisschool waren gekomen, volgens de bedoeling van Freudenthal en de zijnen, zou ik er nog vrede mee hebben gehad. Maar dat is natuurlijk niet zo, al kunnen ze de intelligentietests van TIMSS en PISA (en de Cito Eindtoets Basisonderwijs, maar die gaat nu veranderen, hopelijk ten goede) goed maken. Wie niet kan rekenen, heeft natuurlijk evenmin enig wiskundig inzicht.


Nu de referentieniveaus rekenen (commissie-Meijerink) nog meegeven met de vuilnisman, want die zijn in 2007 onder bepalende realistische invloed (Anne van Streun, Monica Weijers, Truus Dekker) tot stand gekomen, en door een terzake onkundig OCW tot wet verheven. Sluit het ITS zich aan bij het gevecht voor herstel van kwaliteit in het rekenonderwijs?

Frederik,


Je laat me wel zoeken.


Adri Menheere & Edith Hooge (2010). Ouderbetrokkenheid in het onderwijs. Een literatuurstudie naar de betekenis van Ouderbetrokkenheid voor de schoolse ontwikkeling van kinderen. Hogeschool van Amsterdam. Kenniscentrum Onderwijs en Opvoeding.


http://www.kenniscentrumonderwijsopvoeding.hva.nl/content/kenniscentrum/documenten/pdf/edith/ouderbetrokkenheid.pdf
Dit verwijst o.a. naar


Patall, E.A., Cooper, H., Robinson, J.C. (2008). Parental Involvement in Homework: A Research Synthesis. Review of Educational Research, 78(4), 1039-1101.

abstract: http://rer.sagepub.com/content/78/4/1039.abstract


Cooper, H., Lindsay, J.J. & Nye, B. (2000). Homework in the home: How student, family and parenting-style differences relate to the homework process. Contemporary Educational Psychology, 25, 464-487.
http://liweicool.wikispaces.com/file/view/Cooper_Harris 




Deslandes, R. (2009). International Perspectives on Student Outcomes and Homework: family-school-community parternships. London: Taylor & Francis.
 
http://www.routledge.com/books/details/9780415479509/ 




Het artikel van Patall heb ik kunnen ophalen. Het boek van Deslandes heb ik niet tot mijn beschikking, maar het zegt waarschijnlijk niets wat relevant is voor de discussie die je aanzwengelt met je advies aan ouders.


De verwijzing naar je eigen werk, Smit e.a. 2008, heb ik niet kunnen vinden (waar verwijs je naar, welk rapport uit 2008, of is het een artikel???


Menheere en Hooge rust op de engelstalige artikelen, met onderzoek buiten Nederland. Ik voorspel je dat niets uit die publicaties je advies tot onthouding rechtvaardigt.


Een grappig stuk over huiswerkbeleid, uit mijn tijd in een ouderraad
http://www.benwilbrink.nl/publicaties/91huiswerkbeleidbonaventuracollege.htm

Helemaal mee eens.



Ook zonder de leraar op het rekenonderwijs aan te spreken — niet iedereen is zo assertief — kunnen ouders van de informatie op http://www.goedrekenonderwijs.nl/rekenhulp/ gebruikmaken. Doe dat samen met andere ouders, en de leraar neemt dan hopelijk contact op met de ouders.


Ik wijs nog op een rapport van de Onderwijsinspectie maart 2011: onderzoek op scholen leert dat veel scholen naast hun realistische rekenmethode ondersteunend leermateriaal van niet-realistische snit inkopen om extra aandacht aan basale rekenvaardigheden te kunnen schenken. Zie ook http://beteronderwijsnederland.nl/node/7520http://www.onderwijsinspectie.nl/binaries/content/assets/Actueel_publicaties/2011/Automatiseren_basisbewerkingen_rekenen_en_wiskunde.pdf

Frederik,


Over je voorgaande post ‘Wat is de impact ... ’. Ongezien de inhoud van de publicaties die je noemt, denk ik dat de grote lijn die je aangeeft, correct is.


Het probleem waar onderzoekers antwoord op moeten zien te vinden: zijn de samenhangen die worden gevonden, ook Oorzakelijke samenhangen, en zo ja wat is een goede verklaring daarvoor?


Mijn vermoeden is dat de buitenlandse literatuur die vindt dat huiswerkbemoeienis met rekenen samengaat lagere rekenprestaties, de oorzakelijke samenhangen niet in de knip heeft gekregen. Immers, juist lagere prestaties maken extra aandacht nodig, ook van ouders. Hoe groter de brand, des te meer brandweerlieden hebben zich erbij verzameld.


Dat doet me denken dat remedial teachers een helder antwoord zullen hebben op de stelling dat ouders zich maar beter wél met het rekenhuiswerk van hun kinderen kunnen bemoeien. http://www.rekencentrale.nl/

“Beste Ben, Ik ben het helemaal met je eens. Ik vond het een waar genoegen om kennis te nemen van je buitengewoon scherpzinnige inzichten. Laten we contact houden! 
Hartelijke groeten, Frederik”
Pieter,


Het punt in de door Frederik Smit aangegane discussie blijkt juist te zijn dat verschillende rekenmethoden niet gelijkwaardig zijn. De methoden die op realistische leest zijn geschoeid, en leerkrachten die op de pabo in die geest zijn gevormd, leveren resultaten die in de PPON (Peridodieke peilingen van het onderwijs in Nederland) ondermaats zijn gebleken op de belangrijkste rekenvaardigheden, dus ook op de rekenvaardigheden die het fundament zijn voor het latere wiskundeonderwijs.


Nog in de tachtiger jaren was de opvatting binnen de Freudenthal-groep dat uiteraard de standaard-rekenalgoritmen het doel van het rekenonderwijs zijn, en dat de weg daarnaartoe die van het begeleid zelf uitvinden zou moeten zijn. Niet alle leerlingen zullen komen tot beheersing van die standaardalgoritmen, maar zij zouden wel in staat zijn een staartdeling uit te voeren met de hapmethode/kolomrekenen.


Bij de PPON 2004 bleken maar heel weinig leerlingen uit zichzelf het standaard-algoritme voor de staartdeling te gebruiken, en werden er idioot veel fouten gemaakt, althans veel meer dan in de voorafgaande peilingen (vanaf eind tachtiger jaren). Tegenwoordig weten zelfs aankomende wiskundestudenten niet altijd wat het standaardalgoritme voor de staartdeling is, of hoe je een deling door een breuk moet uitvoeren. Niet alleen ontbreekt de kennis van de procedure, maar ook ontbreekt het inzicht op basis waarvan de procedure rap opnieuw kan worden uitgevonden. 
In de recente decennia hebben extreme standpunten in de Freudenthal-groep over standaardalgoritmen (weg ermee) en cijferen (daar hebben we rekenmachines voor) het op realistische leest gebaseerde rekenonderwijs gedegradeerd tot sectarisch rekenonderwijs, dat helaas door de politiek is verankerd in wet- en regelgeving (kerndoelen, referentieniveaus).


Mijns inziens gaat het dus niet om gelijkwaardige rekenmethoden waartussen ‘spraakverwarring’ kan bestaan, maar om op realistische leest geschoeide rekenmethoden die leerlingen een handicap voor hun verdere rekenleven bezorgen. Dat de rekenmachine een pleister op die wonde legt, mag waar zijn, maar de wond blijft.


Dat scholen en uitgevers steeds beter inzien wat er schort aan de realistische rekenmethoden, en die tekortkomingen willen repareren, is een belangrijke ontwikkeling, waar ook de Freudenthal-groep wel in meegaat, zij het heel voorzichtig en schoorvoetend. Ik wens de Freudenthal-groep meer moed toe, moed om door te pakken, in het belang van miljoenen kinderen (ik herhaal deze hartekreet van Alan Schoenfeld).

“Discussianten, hartelijk bedankt voor jullie bijdragen!


Ik vond het adembenemende discussie. Ben en Karin bedankt voor de informatiestroom over dit boeiende onderwerp. En Anneke bedankt voor je kritische vragen.


Rekenen is een vak en leerlingen zijn gebaat bij een didactisch verantwoorde, stapsgewijze opbouw van het rekenonderwijs.


Neem als ouder contact op met de leraar als het niet optimaal gaat.


Maak als leraar en ouder gebruik van de website van de stichting ‘Goed Rekenonderwijs’. Deze stichting wil het rekenen van leerlingen verbeteren door de ontwikkeling en verspreiding van deugdelijk lesmateriaal: http://www.goedrekenonderwijs.nl/rekenhulp/


Of neem eens een kijkje op de website http://www.rekencentrale.nl


Zie ook het artikel: Huiswerk steed minder thuiswerk. http://www.frederiksmit.nl/docs/Huiswerk_steeds_minder_thuiswerk.pdf”

Frederik,


En bedankt dat je de discussie over je stelling hebt willen openen!

Volstrekt juist dat rekenonderwijs door deskundigen gegeven moet worden. 
Maar dat is precies het springende punt van de hele discussie, ook de publieke discussie van de laatste jaren: die deskundigheid is evident afwezig in veel rekenmethoden en in de opleiding van veel jonge leerkrachten.


Vandaar dat ouders kunnen ervaren dat de rekenproblemen van hun kinderen als sneeuw voor de zon kunnen verdwijnen wanneer ze de standaardalgoritmen gebruiken.


Het risico is dat ouders aanlopen tegen leerkrachten die niet accepteren dat leerlingen goede rekenmethoden gebruiken. Volg dan het advies van Frederik Smit: ga in gesprek, haal informatie bij de Stichting Goed Rekenonderwijs.

Een demonstratiefilmpje op


http://www.ambrasoft.nl/school/schoolpakket1011/rekenquiz-ism-cito


Veel flauwekul, en een klein beetje rekenen. De Paul de Leeuw-rekenshow, zeg maar. Terrible. Dit is inderdaad één van de grote problemen in ‘realistisch’ geïnspireerd rekenonderwijs: het kost moeite om in al die opgeleukte drukte te ontdekken waar de som zit. Ook bij ZOEFI (Marjolein Kool http://www.fi.uu.nl/zoefi/leraar24.html = http://www.fi.uu.nl/zoefi/Voorbeeldlesjes/voorbeeld.php?zoef=8122 ) is dit het geval, terwijl het toch gaat om inoefenen van basale vaardigheden.


De boodschap die dit ‘rekenonderwijs’ overbrengt, is de verkeerde boodschap, en bevat bovendien heel weinig rekenen. Het is verspilling van de kostbare tijd van leerlingen. Wanneer de makers de flauwekul schrappen, blijft er mogelijk iets nuttigs over.

“Jeroen,


Ik ben het met je eens. Maar nood breekt wet.


Ouders, zo kan het niet langer. Neem het heft in eigen handen. Geef uw kind zelfvertrouwen door het te leren rekenen volgens beproefde methodes. Dit kan zo:


(1) Bekijk de presentatie "Waarom Daan en Sanne niet kunnen rekenen" van hoogleraar wiskunde Jan vd de Craats.

(2) Koop het Basisboek rekenen van Jan van de Craat en Rob Bosch (30 euro). De rekenboeken van Getal en Ruimte (deel 1 t/m 3) zijn ook goed.

(3) Oefenen, oefenen.


Karin den Heijer, lerares wiskunde aan een gymnasium ”

“Ingezonden brief emeritus hoogleraar Adri Treffers in de Volkskrant n.a.v. mijn uitspraak: ''Ouders, help je kinderen vooral niet met rekenen''. Zie: http://lnkd.in/TCJBGn”
Een strategische tekst van Treffers. Hij stelt: Het ligt zeker niet aan het FI, integendeel, het FI heeft er juist alles aan gedaan om negatieve ontwikkelingen in de samenleving af te wenden. Lees mijn ‘Het rekentheater’ (dat heb ik gedaan: lezenswaardig, maar ook ontstellend: mede vanwege dat boekje heb ik mij vol op het rekenen gestort). Wat het rekenonderwijs betreft, dan. Zie de recente stijging van de prestaties!


Het Cito durfde van die peiling (een andere dan de PPON-peiling, overigens) niet te zeggen dat het laat zien dat de rekenprestaties weer vooruit gaan. Het effect is weliswaar significant, maar klein, en zou best een tijdelijke oorzaak kunnen hebben.


Natuurlijk zijn er heel veel redenen waarom het de laatste decennia met het rekenonderwijs bergafwaarts is gegaan. Ik heb er in 2008 een opsomming van bedacht, rond het rekencongres van BON. Sindsdien ben ik er wel achter dat met stip op de eerste plaats van de oorzaken van het falend rekendonderwijs moet staan: de falende rekendidactiek. Daar hoort dus ook bij: het falende onderwijs van de pabo’s, waar werd opgeleid aan de hand van de rekendidactiek van Fred Goffree.


Treffers draait zijn lezers een rad voor ogen. Ergens moet hij weten dat hij de zaak beduvelt: de rekendeskundigheid is juist uit het basisonderwijs verdwenen, of onderdrukt door het monopolie van op realistische leest geschoeide rekenmethoden (waaraan nu een eind lijkt gekomen). Over de ‘deskundigheid’ van Treffers zelf, waar het rekendidactiek betreft, zie mijn http://www.benwilbrink.nl/literature/treffers.htm



Ulrich Trautwein & Oliver Lüdtke (2007). Students’ Self-Reported Effort and Time on Homework in Six School Subjects: Between-Students Differences and Within-Student Variation. Journal of Educational Psychology, 99, 432-444. abstract


20 oktober 2012 \ contact ben apenstaartje benwilbrink.nl

Valid HTML 4.01!   http://www.benwilbrink.nl/publicaties/91huiswerkbeleidbonaventuracollege.htm


kort: http://goo.gl/UW2Os